Deel 44: Een wereld voor Owen

Met een zucht van opluchting liet ik me op een warme namiddag op een tuinstoel op het terras zakken. Ik was dodelijk vermoeid, maar het zwaarste werk zat er op. Ik keek om me heen en voelde me redelijk tevreden. Het was allemaal niet precies zoals ik het me had voorgesteld, het leek hier niet op de Peak, maar de rustige omgeving van dit Zwitsers aandoende bergdorpje was een redelijk alternatief. Ook het huis was veel groter en luxer dan ik oorspronkelijk in gedachten had, maar het was passender. Een soort compromis tussen de blokhutten die mijn vader bewoonde en het luxueuze landshuis van mijn moeder en stiefvader. De staf aan personeel was maar net voldoende wist ik, maar het zou voldoen. Alle bedienden waren stuk voor stuk betrouwbaar en tegen hun taak opgewassen en dat was het belangrijkste. De huishoudster, Margareth, kwam aanlopen met een dienblad met daarop de middagthee en een schaal rozijnenmuffins. Ze zette het blad naast me neer en schonk thee voor me in.
“Dank je,” zei ik en stond moeizaam op met de bedoeling een boek te gaan pakken. Het verwonderde me hoe het werken met Patroon me weer had uitgeput. Het was niet de eerste keer dat ik een wereld gemanipuleerd had, maar deze keer was het zwaarder geweest dan de vorige. Waarschijnlijk had de Staf van de Vrouwe - die ik daar had en daar ook gelaten omdat deze daar hoorde te zijn – mijn werk toen lichter gemaakt.
“Gaat U toch zitten, mevrouw,” zei Margareth. “U zou beter moeten weten dan de hele dag te gaan paardrijden met dit weer. En dat in Uw toestand.”
“Mijn toestand?” vroeg ik een beetje verbaasd. Natuurlijk wist ik waar ze op doelde, maar ik had mijn geheim met helemaal niemand gedeeld. Dus hoe wist ze dat?
“Ik heb er zelf twee gehad mevrouw,” zei ze. “Twee kinderen, twee keer zwanger. Ik kan echt wel een zwangere vrouw herkennen.”
“Oh zo,” zei ik. “Hoe dan ook, ik wil alleen maar een boek pakken. Ik ben alleen maar zwanger, niet kreupel. Die vermoeidheid komt van het paardrijden, nergens anders door.”
Ze fronste haar wenkbrauwen en keek me scherp aan.
“Ik wil me nergens mee bemoeien, mevrouw, maar ik maak me toch een beetje zorgen. U gedraagt zich alsof er niets aan de hand is, maar het is verschrikkelijk belangrijk om op tijd Uw rust te nemen. Zowel in Uw eigen belang als in dat van het kind.”
“Dank je voor je bezorgdheid,” zei ik vriendelijk, “ maar het is gewoon een heel natuurlijk fenomeen waar heel veel vrouwen vroeg of laat mee te maken krijgen.”
Ze aarzelde even, het leek erop of ze nog wat wilde zeggen. Toen mompelde ze een excuus en liep weg. Ik haalde een leesboek op uit de bescheiden bibliotheek – deze was ik vast van plan om flink uit te breiden en keerde terug naar de tuin om lekker een poos te lezen onder het genot van veel thee. Het eerste uur ging dat best goed, daarna dwaalden mijn gedachten weg van het leesboek en legde ik het uiteindelijk naast me neer. Ik had het druk gehad de afgelopen paar maanden. Het manipuleren van een wereld zodat deze naar je zin is, is niet gemakkelijk. En om dan ook nog de tijd voorbij te laten vliegen – ten opzichte van Amber dan. Het was lastig geweest. Het afschermen voor Patroon vond ik ook moeilijk om te doen en ik was blij dat het zwaarste werk voorbij was. Maar toch… ik besefte dat ik me alleen voelde. Oh, in deze Schaduw had ik natuurlijk de nodige contacten met een paar gegoede families. Contacten die ik had gelegd ten bate van mijn zoon, niet vanwege mezelf. Als het aan mij had gelegen, had ik hem inderdaad gebaard in een blokhut en hem daar opgevoed. Maar ik moest ook aan zijn welzijn denken.
Deze contacten waren echter maar oppervlakkig. Alle contacten met mijn familie moest ik echter afhouden en zonodig blokkeren en ik had geen idee hoe lang dat voor mij zou moeten duren. Er was helemaal niemand met wie ik iets van mijn gevoelens zou kunnen delen, er was niemand aan wie ik mijn zoon zou kunnen laten zien.
Ik wist inmiddels zeker dat ik zwanger was. Niet alleen waren mijn maandelijkse bloedingen achterwege gebleven, ook had ik gemerkt dat er een bobbel in mijn buik voelbaar was. Hoewel ik aan de ene kant opgelucht was dat alles in dit opzicht goed was gegaan, vervulde het me tegelijkertijd met angst. Het was niet niks waar ik aan begonnen was, hoe bewust ik dat dan ook had gedaan. Deze wereld, al die veiligheid die ik al had opgeworpen en nog moest verfijnen, was wellicht niet voldoende om de veiligheid van dit kind te waarborgen. Ik moest toegeven dat ik het eigenlijk niet allemaal even goed kon overzien. Zwanger zijn en het kind krijgen was een begin. En dan? Hij moest dan ook nog in leven gehouden worden en zo goed mogelijk opgroeien. Zou dat ooit mogelijk zijn voor een Amberkind? Zelf had ik een redelijk normale jeugd gehad, voor zover ik wist. Maar ook had mijn vader wel eens laten vallen dat hij maatregelen had moeten treffen ten bate van mijn veiligheid. Ik dacht aan Julian en voelde me nog wat onzekerder worden. Er zou een moment komen dat ik hem zou moeten vertellen van het kind. Ik had even zitten spelen met het idee om hem niets te zeggen en gewoon de confrontatie over een aantal jaar af te wachten. Maar ik wist meteen dat ik hem dat niet wilde aandoen. Niet dat hij er op die manier achter kwam dat hij een kleinkind had of, nog erger, dat hij het via via zou vernemen. En vooral niet dat hij er dan pas achter zou komen wie de vader van het kind was.
Ik zuchtte even diep. Dat was nu net het probleem. En Amberkind is al niet veilig, een Chaoskind zo mogelijk nog minder. Dit kind was het allebei. Onwillekeurig legde ik mijn handen op mijn nog platte buik als om hem te beschermen tegen de boze wereld van buitenaf. En toen ineens, zonder waarschuwing vooraf, voelde ik een aantal zachte tikken tegen mijn hand. Mijn zoon had voor het eerst laten merken dat hij er was! Op slag voelde ik me minder vermoeid. Ergens achter in mijn hoofd voelde ik de kriebelige aandrang van een troefcontact. Ik had er eigenlijk niet over gedacht of Troef nog zou werken en ik schrok ervan. Ik besloot het te negeren, waar ik me ook weer ongemakkelijk over voelde. Stel dat het belangrijk was geweest?
Vanaf toen voelde ik de beweginkjes iedere dag. Het was een fantastisch intieme ervaring, Als een geheim dat mijn zoon en ik deelden. Het liefst had ik me helemaal terug getrokken om alleen nog maar met hem en voor hem bezig te zijn, maar ik probeerde een zo goed mogelijk evenwicht te vinden. Niet alleen bezig zijn met het bestuderen van boeken over zwangerschap, maar ook gaan jagen met Fillipien en Boudicca. Niet alleen een babykamer inrichten, maar me ook bezig houden met het weekmenu. Niet alleen urenlang gaan tuttelen met babykleertjes, maar ook mijn sociale verplichtingen nakomen. Zoals iedere twee weken gaan dineren met een familie in de buurt.

Na een paar maanden was mijn zwangerschap geen geheim meer. Ik had de aankondiging gedaan bij een diner met een aantal families in de omgeving. Dit omdat ik die ochtend had gemerkt dat ik een aantal jurken met geen mogelijkheid meer dicht kreeg, mijn buik was inmiddels aardig gaan groeien. Vlak nadat ik na de soep had opgemerkt dat ik een baby verwachtte, voelde ik alweer een poging tot contact opkomen. Weer verdrong ik het, maar het was wat moeilijker, alsof de persoon aan de andere kant flink aan het aandringen was. Uiteindelijk ebde het weer weg. Ik voelde wat zachte schopjes in mijn buik, iets wat me steeds opnieuw met verwondering vervulde. Ik keek om me heen en zag de verbaasde gezichten. Hoewel ik in hun beleving hier al lang woonde, als laatste erfgenaam van Muirgheall, hadden ze dit niet verwacht. En ik wist meteen waar het probleem zat, men had nog nooit gezien dat er een man in mijn leven was. Ook die had ik erbij kunnen manipuleren, maar dat ging me gewoon veel te ver.
“Goh, dat is een hele verrassing,” merkte Laureana op.
“Ja,” vielen een paar anderen haar bij. “Hoe eh…”
ik zweeg. Al meerdere malen had ik wat geworsteld met het vader verhaal en uiteindelijk bedacht dat ik dat stukje maar op zijn beloop zou laten.
“Maar wat ontzettend leuk!” riep Matthias en hief zijn glas. “Op de gezondheid van het kind en de moeder!” Er werd met hem mee geproost, zij het niet door iedereen even overtuigend.
“Geweldig kind,” riep Maria, de vrouw van Matthias. “En wanneer gaan we nu kennis maken met je man?”
“Ik ben niet getrouwd,” zei ik rustig.
“Zeur dat kind toch niet zo aan haar hoofd,” mopperde Matthias tegen zijn vrouw. “Ze moet leven zoals zij dat wil.”
Maria haalde haar schouders op.
“Dat is wel sneu voor het kind,” zei ze tegen mij. “Of is zijn vader gesneuveld daar ergens in de Nieuwe Wereld?”
“Nee,” zei ik. “Zijn vader leeft. En verder wil ik daar niets over zeggen.”
Maria kneep haar ogen samen en keek me onderzoekend aan.
“Zo, echtelijke onenigheid dus?”
“Ze zegt toch niet getrouwd te zijn,” viel Laureana in. Er werden nog meer vragen gesteld, allen met de bedoeling om achter de identiteit van de vader te komen. Ik zweeg echter volkomen over diens rol.
“Wanneer verwacht je het?” vroeg Emma, de dochter van graaf Sempron me wat bedeesd.
“Oktober,” zei ik. Ik ben dol op de herfst. Ieder jaargetijde heeft wat, maar de herfst met haar mooie kleuren en haar wisselvallige weer, vind ik echt geweldig. Het leek me een mooie periode om een kind te krijgen, dus ik had de tijd dusdanig aangepast dat het nu begin Juni was.
“Och arme, dan moet je de hele zomer door met zo’n pakket,” zei een andere vrouw meelevend. Ik lachte en praatte wat mee. De hele maaltijd werd, tot ergernis van de meeste mannen, gevuld met praat over baby’s.

Die avond werd er alweer een poging gedaan tot troefcontact. Ook deze keer wist ik het te negeren, maar het verontrustte me wat. ’s Nachts had ik een hele heldere droom waarin ik mijn baby kreeg. Een prachtige, perfecte baby met donkere haartjes, een dochter. Ik werd er wakker van en voelde aan mijn buik, waarin de baby nog veilig verborgen zat. Zou het kunnen zijn dat ik een meisje zou krijgen? Ik zette de gedachte van me af en viel weer in slaap.
Die droom was echter de eerste van vele. Soms dat de baby geboren werd, soms dat ik ermee aan het tuttelen was, maar in alle gevallen een meisje. Ik begon aan het idee te wennen dat ik een meisje zou krijgen, iets dat ik aan de ene kant heel leuk vond – ik wilde heel graag een dochter hebben – maar dat me aan de andere kant verschrikte – zou dat betekenen dat ik tenminste twee kinderen van Mandor zou gaan krijgen? Soms, heel soms als ik mezelf toestond, dacht ik terug aan onze tijd samen. Niet alleen aan die ene speciale nacht, maar ook aan de tijd waarin we met elkaar optrokken om die magiersschool op te starten. Ik moest ergens in mezelf toegeven dat ik meer om hem gaf dan ik zelf wilde weten. Het kon niet, het mocht niet. Hij als Chaosiet, ik als Amberiet, wij waren niet bedoeld om samen te zijn. Hij wist niets van mijn zwangerschap, toch zou ik hem na de geboorte van het kind moeten inlichten. Nog minder als bij mijn vader wilde ik dat hij er plotseling mee geconfronteerd zou worden. En ik had het gevoel dat dit Chaoskind hem nodig zou gaan hebben. Mits Mandor zou willen natuurlijk. Dat soort gedachten hield me wel eens wakker ‘s nachts. Ook mijn eigen schuldgevoel was daar debet aan, hoe ik het ook wendde of keerde, ik had hem er min of meer ingeluisd.

“Ik denk dat het een meisje is,” zei ik bij één van de volgende etentjes. Maria lachte hard, zoals alles luid aan haar was.
“Laat me niet lachen. Dit is een jongen, dat is gewoon duidelijk!” De anderen vielen haar bij.
“Heb je eigenlijk al een vroedvrouw geregeld?” vroeg Laureana.
“Ik denk niet dat dat nodig zal zijn,” zei ik. Ik had flink wat boeken bestudeerd nu en besloten dat zo’n bevalling zou gaan zoals het moest gaan, daar zou in principe geen hulp bij nodig zijn.
“Dat is heel belangrijk hoor,” riep Maria verschrikt. “Weet je wat er allemaal mis kan gaan? Niet om je te beledigen ofzo, maar je bent er helemaal niet op gebouwd om kinderen te krijgen! En wat voor ervaring heb je nu in kinderverzorging?”
“Niets,” antwoordde ik naar waarheid. “Maar dat zal ik vanzelf wel leren.”
De dames praatten druk onderling, ze waren erg begaan met het lot van mijn kind, dat toch wel wat beters verdiende. Uiteindelijk werden ze het eens, vanwege mijn bouw zou ik zeker twee vroedvrouwen nodig gaan hebben en verder zouden er een aantal buurvrouwen aanwezig zijn om me te steunen en me te instrueren met de beginselen van kinderverzorging. Ik haalde mijn schouders hierover op en begon zelf aan het kind haar toekomst te werken. Er moest geld op vastgezet gaan worden. Mocht het vreselijk mis gaan, dan zou ik haar niet uit het kindertehuis hoeven halen na lange tijd van afwezigheid. Ik regelde zelfs al haar hele educatieve programma en leraren. Alles voor het geval er iets met mij mocht gebeuren. Deze voorbereidingen deden me er steeds meer van overtuigen dat ik Mandor toch moest gaan betrekken, ik kon toch niet het enige levenslijntje van het kind zijn. Bovendien had ik geen enkel verstand van mogelijk gevaar dat van de Hoven van Chaos zou kunnen komen.
Verder liet ik door een fotograaf een aantal keer foto’s maken van mezelf met dikke buik. Deze foto’s vormden het begin van een fotoalbum dat ik aanlegde over de baby. Ik kocht toestel om zelf plaatjes te kunnen schieten en regelde ook alvast dat er iedere week een fotograaf zou gaan komen om de ontwikkeling van het kind vast te leggen. Ook dit was gevaarlijk, dat besefte ik heel goed. Maar tegelijkertijd wilde ik iets maken om zelf eens in terug te zien en ook voor het geval Mandor geïnteresseerd zou zijn.
Ergens in de tweede week van oktober werden er meerdere pogingen gedaan om me via troef te bereiken. Ik wist ze allemaal te negeren, maar het maakte me zenuwachtig. Er zou een moment komen dat ik het door zou laten komen en wat dan?
Tegen het einde van die week begonnen de eerste weeën. Niet erg krachtig, zeker niet pijnlijk. Toch waarschuwde ik voor de zekerheid de huishoudster, die haar man erop uitstuurde om de hulpploeg van vrouwen op de trommelen. Deze waren er binnen een uur, toen de weeën inmiddels bijna onafgebroken door mijn lijf raasden. De vroedvrouwen begonnen me met bezorgde gezichten te onderzoeken en wilden dat ik ging liggen.
“Echt niet,” zei ik. “Het bevalt me zo goed.” Ik stond met mijn armen geleund op de vensterbank en volgde het kleurenspel van de dwarrelende bladeren, soms opgeblazen door de krachtige wind. Een mooie dag om een kind te krijgen.
“Het kan nog heel lang gaan duren,” waarschuwde een van de vroedvrouwen me. “Je kunt beter uitrusten voor het geval het echte werk gaat beginnen.”
Ik glimlachte. Ik had me genoeg ingelezen om te beseffen dat het echte werk al begonnen was en ik voelde me nog steeds uitstekend. Er leek binnenin iets te knappen, ik voelde hoe er vocht afstroomde. Tegelijkertijd zakte het kind en merkte ik dat het naar buiten zou komen. Ik zei helemaal niets, ik was helemaal geconcentreerd op mijn lichaam en gaf bij iedere wee die nu kwam een beetje mee. Achter me hoorde ik iemand opmerken dat dit gedoemd was te mislukken, ik was veel te dun. Iemand anders dweilde het vruchtwater bij mijn voeten weg. Het duurde niet lang voordat ik voelde dat het kind geboren zou worden. Nu waarschuwde ik wel: “De baby komt nu.”
Eén van de vroedvrouwen tilde haastig mijn rok op en ze was net op tijd om het kind op te vangen dat in een vloeiende beweging naar buiten gleed. Ik draaide me haastig om, ik wilde mijn kind zien dat vastgepakt werd door vreemde handen. Ik hoorde wat kreetjes die me als muziek in de oren klonken.
“Geef de baby aan mij,” zei ik.
“Wat een ongeduld,” zei de vroedvrouw scherp. “Eerst kijk ik altijd of het kind wel in orde is.”
“Dat is het,” zei ik. Al eerder was bij me opgekomen dat dit kindje mogelijk niet helemaal menselijk zou zijn en ik wilde niet dat anderen zich daarmee bemoeiden.
Met een boze trek op haar gezicht gaf de vroedvrouw me de baby aan. Ik voelde me vreselijk onhandig toen ik hem voor het eerst in mijn armen nam, ik had een stevige jongen gekregen. De baby maakte wat zachte geluidjes, keek me recht aan en zijn mondje vertrok zich in een voorzichtige glimlach. Ik lachte terug, streelde hem en sprak hem zachtjes en sussend toe. Intussen onderzocht ik hem nauwkeurig. Er was helemaal niets vreemds aan hem te zien. Gewoon een baby met in zijn gezicht zeer duidelijke trekken van zijn vader. Blauwe ogen en zwarte haartjes.
“Hij is perfect,” zei ik met enige verwondering.
“We zeiden toch dat het een jongen zou zijn,” riep Maria. “Hoe gaat hij heten?”
“Owen,” zei ik beslist. Voor een meisje was ik er nog niet helemaal uit geweest hoe ze zou gaan heten, dus in dat opzicht was het maar goed dat dit een jongen was. En hij was prachtig. Ik voelde, toen ik daar zo met hem in mijn armen zat, een oergevoel over me heen komen, heel diep. Dit was mijn zoon en ik zou hem gaan beschermen.
Niet veel later werd ook de placenta geboren, en mocht ik de navelstreng doorsnijden.
“Dat is een werkje dat we anders door de vader laten doen,” zei een vroedvrouw. “Maar die schittert door afwezigheid heb ik gehoord?”
“Hij heeft een goede vader,” zei ik strak, “en verder wil ik er niets over zeggen.” Beide vroedvrouwen leken wat uit hun humeur, zouden ze het zo erg vinden dat dit een bevalling was geweest die gewoon soepel verlopen was? Het was me erg meegevallen, ik was in situaties geweest dat ik veel meer pijn had ervaren. Van tevoren had ik genoeg horrorverhalen over bevallen gelezen en gehoord en waarschijnlijk was het voor mijn moeder indertijd moeilijker geweest.
Ik werd gesommeerd om in bed plaats te nemen. Het leek me wat overdreven, aan de andere kant was dat een zeer goede gelegenheid om helemaal aan mijn zoon te kunnen wennen. Het jochie zelf protesteerde wat toen hij uit mijn armen werd gehaald om schoongemaakt en aangekleed te worden.
“Dat wil hij niet,” zei ik. “Bovendien wil dat ook zelf doen.” Het kind werd opnieuw mijn armen gelegd, hij was op slag stil en glimlachte weer naar me.
“Stuipjes,” oordeelde één van de vroedvrouwen. De andere knikte instemmend.
“Nee hoor, hij lacht echt,” zei Maria beslist. “En hij lijkt zijn moeder al te kennen.”
“Belachelijk gewoon,” zei de vroedvrouw. “Kinderen lachen pas na een week of zes. Echt stuipjes. En U moet het kind nu overlaten aan een deskundig persoon en gaan liggen.”
De vrouw werkte me op de zenuwen, net als haar collega.
“Jullie kunnen nu naar de keuken gaan,” zei ik stijfjes tegen ze, “en daar iets te eten en te drinken krijgen. Vraag tevens of de rentmeester jullie je loon uitbetaald.” Beide dames sputterden tegen, maar gingen toch.
“Zo, beter kwijt dan rijk,” zei Maria net iets te luid. “Ze zijn heel bekwaam, maar waren hier dus helemaal niet nodig. Wij gaan je de komende dagen helpen.”
Ik keek de groep van vrouwen rond. Het waren er vijf, dat vond ik eerlijk gezegd toch wat veel.
“Misschien is het een idee dat twee van jullie dat doen? Per toerbeurt?” stelde ik voor.
“Ik vind dat een goed idee,” zei Laureana. “Zes vrouwen op één kind is echt veel te onrustig.” Ze maakten onderling wat afspraken, intussen liep ik met mijn zoon naar de aankleedtafel en begon hem wat onhandig wat schoon te vegen. Hij was zo verschrikkelijk klein en breekbaar en ik voelde me heel onervaren. Laureana kwam erbij staan en gaf me aanwijzingen over luiers en kleding. Met haar hulp kleedde ik zo goed en kwaad als het ging Owen voor het eerst aan. Al die tijd bleef het jongetje me vol vertrouwen aankijken en lachte zo nu en dan naar me.
“Een heel vrolijk kind,” zei Maria die er ook bij kwam staan. “Ongelooflijk trouwens, hij lijkt je echt te zien. Ik heb wel eens gehoord dat baby’s vlak na hun geboorte bijna niets zien.” Owen draaide zijn hoofd naar haar stemgeluid en keek haar even ernstig aan. Daarna keek hij weer naar mij en lachte nogmaals.
Niet veel later nam ik toch plaats in mijn bed, omringd door kussens en met mijn zoon in mijn armen. Het deed me goed, die rust, blijkbaar had de geboorte toch meer van me gevergd dan ik eerder dacht. De huidhoudster vloog af en aan met hapjes en drankjes, haar twee dochters gluurden om het hoekje van de deur en werden weg gejaagd door hun moeder.
Hoewel het een stel leuke meiden waren, had ik even geen behoefte aan hun belangstelling, want ik was begonnen met het voor de eerste keer voeden van mijn kind. Het jochie was geweldig, als vanzelf draaide hij zijn hoofdje naar de tepel en hapte gretig toe. Even later lag hij heftig te zuigen, zijn blauwe ogen op mijn gezicht gericht. Het voelde zo goed, zo intiem…

Na de voeding zei ik tegen Margareth dat haar dochters konden komen kijken. Owen was inmiddels in slaap gevallen op mijn arm. De meisjes kwam schuchter naderbij.
“Oh, wat een schatje!” fluisterde Nina.
Ik glimlachte naar haar.
“Je kunt gewoon praten hoor, je hoeft niet extra zachtjes te doen.”
Katia haalde van achter haar rug een groene, zelfgebreide beer tevoorschijn.
“Voor de baby!” zei ze opgetogen. Ik bewonderde de beer, ze vertelde deze helemaal zelf te hebben gemaakt en deze pas de vorige dag af te hebben gekregen. Net op tijd dus.

Ach, die beer… Owen heeft deze nog steeds. Ik zou willen zeggen dat dit zijn lievelingsknuffel is, maar dat is niet waar. In feite speelt hij er eigenlijk nooit mee. Toch zal deze knuffel nooit weggedaan worden, het is voor mij een zoete herinnering aan die tijd. Katia, Nina, hun moeder… ze leven al lang niet meer. Maar de beer is er, een stille getuige van hun bestaan ooit.

Natuurlijk moest ik vreselijk wennen aan het bestaan als moeder. Owen was een gemakkelijke en rustige baby, toch eiste zijn verzorging meer tijd dan ik me ooit voor mogelijk had gehouden. Ik had ook niet verwacht dat ik zo veel met het kind bezig zou zijn. Ik verloor hem niet uit het oog, waar ik was, was hij ook. Het bedje dat op de kinderkamer stond, werd niet gebruikt. Zijn eerste paar dagen sliep hij bij mij in bed, daarna liet ik zijn wieg naast mijn bed zetten, waar hij een enkele keer ’s nachts in sliep. Verder had ik hem altijd bij me. Ik moest er niet aan denken dat iemand hem iets aan zou doen, dat ik hem zelfs zou kunnen verliezen. Ik begon me af te vragen hoe veilig het op deze wereld was voor ons, ik maakte me zorgen over de ontwikkeling van een Chaoskindje. Owen leek erg stabiel, er was geen enkele verandering opgetreden, maar was dit wel normaal?

Een tiental dagen na de geboorte voelde ik me sterk genoeg om de confrontatie met de vader aan te gaan. Owen was tevreden in slaap gevallen na een voeding en ik had hem in een dekentje in één van de grote stoelen gelegd van de salon. Zelf ging ik zodanig staan dat het kind niet opviel en zocht ik in mijn deck de troef van Mandor. Hij was in één van de bovenste kaarten. Was het dan zo kort geleden geweest dat ik hem troefde met de vraag om te komen helpen in de toren?
Terwijl de zenuwen me door de keel gierden, pakte ik deze kaart er tussenuit en stak de andere kaarten weg. Ik concentreerde me, de contouren van de tekening vervaagden vrijwel onmiddellijk en ik keek in het gezicht van Mandor, die zowel opgelucht als blij leek te zijn om me te zien.
“Morwenna! Hoe is het er mee?”
Ik vroeg me ineens af of hij wellicht de persoon was die me eerder had geprobeerd te troeven. Maar die vraag wilde ik bewaren voor later.
“Naar omstandigheden redelijk,” zei ik terwijl ik mijn best deed om mijn emoties te beheersen. “Heb je tijd om door te komen? Ik heb iets belangrijks te bespreken en wil dat niet over troef doen.”
“Natuurlijk heb ik tijd. Even wat dingen regelen hier, dan troef ik je terug.” Hij verbrak het contact, op de achtergrond had ik gezien dat hij in een leslokaal in de toren was. Het tijdsverschil in aanmerking genomen, schatte ik dat het mogelijk een halve dag, misschien langer, zou duren eer hij weer contact zou zoeken. Daarom was ik ook bijzonder verrast dat er binnen een paar minuten al getroefd werd. Ietwat voorzichtig nam ik het contact aan, gelukkig bleek het Mandor te zijn, die zijn hand uitstak. Ik greep deze en haalde hem door. Hij zag er, zoals altijd, perfect gekleed uit in een driedelig donkergrijs maatkostuum. Daaronder had hij een spierwit overhemd aan en hij droeg een grijsblauwe stropdas. Zijn witblonde lange haar had hij naar achteren gebonden in een staart. Hij glimlachte.
“Prettig je te zien,” zei hij warm. “Je ziet er goed uit.”
“Dank je,” zei ik nerveus. “Ik wilde je spreken omdat… eh… misschien dat ik je beter eerst iets kan laten zien.”
Ik liep van hem vandaan naar de stoel toe, waarin Owen lag te slapen en tilde het bundeltje op. Ik wilde me omdraaien en naar hem toelopen, maar hij stond al naast me.
“Ach…” zei hij. Ik keek naar zijn gezicht dat een ontroerde trek had gekregen, terwijl hij staarde naar het kind.
“Dit is je zoon,” zei ik aarzelend.
Hij knikte, stak zijn armen uit.
“Ik wil hem graag even vasthouden,” zei hij. Ik legde Owen in zijn armen, die meteen wakker werd. Hij keek zijn vader recht aan en vertrok zijn gezichtje onmiddellijk in een vriendelijke lach. Ik was toch wat verbaasd, hij had nog naar niemand anders gelachen dan naar mij. Zou hij aanvoelen met zijn vader te maken te hebben?
Mandor hield het jochie wat onhandig vast, terwijl hij zich voorzichtig op de stoel liet zakken, waarin de baby eerder had liggen slapen. Ik ging tegenover hem zitten en bestudeerde vader en zoon die elkaar aandachtig aan het bekijken waren. Mandor leek niet echt verwonderd te zijn dat hij nu vader was, zou het al eerder in hem opgekomen zijn dat die ene nacht mogelijke gevolgen zou hebben?
“Wist je al dat dit zou gebeuren toen je die nacht naar mijn kamer kwam?” vroeg hij ineens en keek me doordringend aan.
“Ja, eigenlijk wel,” zei ik. “Ik heb je toen verteld dat ik daar was vanwege het Oerpatroon. Dat ik datgene koos dat voor mij het beste zou zijn.”
“Ik herinner me dat,” zei hij.
“Wat ik je toen niet vertelde is dat ik na het lopen van het Patroon bij het middelpunt een jongeman tegenkwam. Slank, donker haar, blauwe ogen, bekende trekken. Aardig, was blij me te zien. Hij was verbaasd dat ik hem niet herkende, mijn eigen zoon. Toen ik hem vroeg naar zijn vader, was hij zo mogelijk nog verbaasder. Ik kende jou al tenslotte en jij was zijn vader.” Ik zweeg bewust over wat hij nog meer had gezegd, voegde er alleen aan toe dat ik de indruk had dat de jongen in moeilijkheden zat.
Als Mandor verbaasd was over dit gebeuren, liet hij het niet merken. Hij knikte alleen.
“Het Oerpatroon heeft je dus iets laten zien. Dat kan. De Logrus laat ook wel eens dingen zien.”
Ik keek hem vragend aan, maar hij zei verder niets. In plaats daarvan vestigde hij zijn aandacht weer op de jongen die nog steeds zijn blik aandachtig op hem had gericht.
“Het is een mooi kind,” zei hij zacht. “Maar waarom heb je het me niet gewoon verteld?”
“Had ik misschien moeten doen,” zei ik schuldbewust. “Ik wilde echter niet dat jij je op de één of andere manier verplicht zou gaan voelen. Mogelijk was ik ook bang dat je ‘nee’ zou zeggen en wat dan? Ik vond de jongen aardig en ik wilde dat kind gewoon hebben!”
Mandor keek weer op toen hij antwoordde.
“Je denkt dus dat ik het niet begrepen zou hebben?” Er lag iets van teleurstelling in zijn stem en ik voelde me daardoor wat ongemakkelijk.
“Ik weet het niet,” zei ik timide. “Ik weet niet of dat het was. Zo goed ken ik je niet. Ik besloot in ieder geval om het te doen zoals ik gedaan heb. En heb er geen spijt van. Zeker niet van die ene nacht.”
Hij glimlachte even, intussen streelde hij het kind zachtjes over een wangetje.
“Toch heb je uiteindelijk besloten om me in te lichten,” concludeerde hij.
“Ja. Om meerdere redenen. Ik wil dat Owen weet wie zijn vader is en ik wil niet dat jij pas iets over hem te weten komt als hij volwassen is. Ik kan het begrijpen als je dit allemaal niet zit zitten, tenslotte zal het voor jou ook verantwoordelijkheden meebrengen als je hem wilt kennen. Dus als je dat niet wilt, dan heb ik liever dat je nu meteen gaat, dan is dat duidelijk.”
Hij knikte weer en staarde opnieuw een poos naar Owen. Daarna keek hij me met een ernstig gezicht aan.
“Voor zijn veiligheid is het wellicht beter als ik me niet met hem bemoei. Maar ik kan niet net doen of ik niets met hem te maken heb. Dus ik wil de verantwoordelijkheid graag met je delen. Je hebt hem Owen genoemd begrijp ik?”
“Die naam kwam bij me op toen ik de jongen ontmoette op het Oerpatroon. Tijdens de zwangerschap bleef die naam hangen en ik vind het bij hem passen.”
“Daar ben ik het mee eens. Mag ik hem ook een naam geven?”
“Uiteraard,” ze ik verrast. “Heb je iets in gedachten dan?”
“Draco,” zei hij ietwat verlegen. “Dat is de naam die bij mij opkwam zodra ik hem zag. Owen Draco wordt het dan. Als je het er mee eens bent tenminste.”
Ik keek naar de baby in zijn armen die naar mijn idee ontzettend zijn best aan het doen was om zijn vaders genegenheid te winnen. Hoewel Mandor zich wat afstandelijk naar het kind toe gedroeg, had ik het idee dat de jongen nu al een speciaal plaatsje bij hem had ingenomen. Owen Draco. Kind van zijn moeder en van zijn vader. Het was een prima naam en een prima combinatie.
“Interessant wel,” zei hij na een lange stilte. “Een kind van jou en mij samen.”
“Daar ben ik het mee eens. Er zijn wat dingen die ik eigenlijk wil weten. Ik heb geen ervaring met kinderen en al helemaal niet met eh… kinderen van Chaosieten.”
“Demonen, bedoel je,” zei hij rustig. “Je hoeft er niet omheen te praten.”
“Oh. Goed dan. Wat kan ik verwachten? Hij is geboren zoals hij nu is, in mensvorm dus en ik heb geen enkele verandering gezien.”
“Dat kan. Jouw genen en die van je vader zijn sterk in hem vertegenwoordigd. Ik vind dat niet vreemd.”
“Maar hij zal zich toch niet helemaal ontwikkelen als een willekeurig ander kind toch? Of zie ik dat verkeerd? Ik weet al dat hij hoogbegaafd zal zijn, maar wat kan ik meer verwachten bij het kind van een demoon?” Het was raar om hem zo te noemen, ik voelde me er niet prettig bij. Mandor leek er echter helemaal niet om te geven.
“Het kan zijn dat hij zich toch plotseling eens veranderd,” zei hij nadenkend. “Ook moet je niet gek kijken als hij zijn oren spitst of als hij soms tanden blijkt te hebben die er niet horen te zijn. Als hij ijzer- of kalkgebrek heeft, kan het zijn dat hij bestek en servies eet, maar dat zal zeldzaam zijn.”
“Oh,” zei ik verbijsterd. “Hoe moet ik dan reageren?”
Hij haalde zijn schouders op.
“Dat moet je dan maar zien,” zei hij. “In Chaos worden kinderen vaak tot de orde getikt bij zomaar veranderen, ik heb echter liever niet dat je Owen pijn doet. Probeer hem dan af te leiden of gewoon streng te zijn. Je kunt me altijd om hulp vragen uiteraard.” Hij keek om zich heen de salon door.
“Waar ben je ergens?” vroeg hij. “En het lijkt erop dat de tijd hier ook erg snel gaat, klopt dat?” Heel even vroeg ik me af waar de tijd nog meer snel zou gaan, maar vergat dat vrijwel meteen weer.
“We zitten hier in een wereld ver weg. Een heel eind reizen over de Zwarte Weg.”
Zijn wenkbrauwen schoten omhoog.
“Je bent over de Zwarte Weg gegaan? Dat kan levensgevaarlijk zijn!”
“Erop gezet door de Spin,” zei ik. “Op deze manier zou ik in ieder geval niet te volgen zijn door middel van Patroon. Niemand weet van Owen, jij bent de enige nu. De tijd hier ging al vrij snel, maar heb nog ik verder aangepast.” Ik aarzelde even, zei het toen toch. “Over enkele weken in Amber tijd moet ik naar Dark End. Het leek me beter daar niet heen te gaan met een kind in mijn buik.”
“Je bent echt van plan om dat door te zetten?” Hij keek opnieuw naar Owen die er maar geen genoeg van kreeg om hem aan te blijven kijken. “Hij lijkt me een vrolijk kind.”
“Dat is hij ook. Toen ik hem ontmoette op het Patroon had ik de indruk dat hij blij was met ons als ouders. Ook dat hij ons regelmatig zag, dat we een goede band hadden met hem. Dat was een reden extra om hem te laten komen.” Owen draaide zijn hoofd mijn richting uit, zocht met zijn ogen naar mijn gezicht en lachte breed. Daarna keek hij weer terug naar zijn vader die ook op een blijde lacht werd vergast. Mandor liet ineens iets van zijn afstandelijkheid varen en drukte een kus op het voorhoofd van zijn zoon.
“Ik vind dat van die tijd geen probleem,” verklaarde hij toen. “Ik heb eigenlijk het liefst dat hij zo snel mogelijk volwassen wordt ten opzichte van Amber en het regerende gedeelte van de Hoven. Hoe ouder hij is, hoe sterker hij zal zijn. Maar zoals het nu is, lijkt het wat erg snel te gaan. Het is vervelend om, als je een paar weken weg bent, erachter te komen dat je zoon een aantal jaren ouder is geworden in die tijd.”
“Ik snap het. Ik kan het wat aanpassen, zoiets als vijf keer zo snel. Of is dat nog te veel?”
Hij schudde zijn hoofd.
“Dat lijkt me prima. Verder zal kan ik een kindermeisje regelen, een goeie. Ik laat een Ty’iga zal bezit nemen van een ander lichaam, ik zal haar echter aan dat lichaam binden. Rondzwervende Ty’iga’s zijn waardeloos. Ze zal op die manier heel goed zorg kunnen dragen voor de bescherming van Owen en hem ook nog verzorgen. Een Ty’iga is een soort demoon,” legde hij me uit toen hij mijn vragende gezicht zag, “dat geen eigen lichaam heeft. Bij je moeder heb ik er ook één geplaatst, deze zal echter beter zijn.”
“Er gaat dus een demoon zorgen voor mijn zoon?” vroeg ik onthutst.
“Je zoon is zelf een halve demoon,” zei hij streng. “En verder, heb je geen bedje voor hem ofzo, dat hij in een stoel moet slapen?”
“Natuurlijk wel,” zei ik verontwaardigd. “Het is alleen zo’n gedoe om dat steeds mee te slepen en ik heb hem de hele dag bij me. Ik ben nog van plan om zoiets als een reiswieg aan te schaffen.” Ik had het nog niet gezegd of hij stak zijn hand uit en hield even later een reiswieg bij de hengsels. Intussen keek hij heel bezorgd.
“Logrus werkt hier bijzonder gemakkelijk. Té gemakkelijk.”
“Dat zou kunnen. Ik heb het hier erg bewerkt met Patroon, vooral afgeschermd tegen Patroon. Misschien dat Logrus daardoor beter werkt?”
“Hmm. Daar moet ik nog iets op verzinnen dan. Hier is je wieg.”
Ik pakte een prachtige reiswieg met ecrukleurige bekleding aan. Compleet met matrasje, dekje en een kap.
“Dank je,” zei ik en zette de wieg naast me neer.
“Wat ga je je vader eigenlijk vertellen?” vroeg hij.
“Ik wil hem binnenkort inlichten,” zei ik met een zucht. “Ik denk echter niet dat hij er erg blij mee zal zijn.”
“Van alle Amberieten… Luister Morwenna, ik zal me niet kunnen verbergen voor hem en als het op een confrontatie aankomt, zal ik me moeten verdedigen.”
“Dat begrijp ik. Misschien dat het helpt als ik hem uitleg hoe ik ertoe gekomen ben. Ik zal jou in ieder geval vrijpleiten van alle schuld.”
Hij lachte ineens.
“Dat zal helpen! Ik héb schuld, hoe je het ook wendt of keert. Het lijkt me het beste dat jij hem opzoekt en vlak voordat je hem in gaat lichten, mij even doorhaalt. Je hoeft daar niet alleen voor te staan.”
“Dank je,” zei ik gemeend.
“Ik zal het Dara in ieder geval niet vertellen.”
Owen was wat onrustig aan het worden in zijn armen en Mandor stond op om hem aan mij te geven.
“Hij lekt,” zei hij enigszins verbaasd. Onwillekeurig moest ik lachen. Deze immer formele man die eigenlijk nooit uit de plooi kwam, uitgezonderd die ene nacht, stond daar met vlekken op zijn kleding vanwege de natte broek van zijn zoon.
“Hij heeft een schone broek nodig,” zei ik. Mandor keek toe hoe ik de baby verschoonde en daarna aan de borst legde. Tijdens het voeden viel Owen in slaap en legde ik hem voor het eerst in zijn nieuwe reiswieg.

No comments: