Wat heb ik te maken met Caine?

Er was niets veranderd in de eetkamer toen ik weer binnen kwam. Mandor zat voor zich uit te staren en Owen was rustig aan het spelen met een kiepwagen die vol geladen was met pluimvee. Ik negeerde mijn aanstaande, die mijn aanwezigheid toch niet opmerkte en liep naar onze zoon.
“Ga je mee, Owen?” vroeg ik. “Dan gaan we wat anders doen.”
“Wat doen?” vroeg hij en graaide zijn dinosaurus van de grond terwijl hij opstond.
“Iets maken,” beloofde ik.
“Maken,” knikte hij en stak zijn handje uit. We gingen naar de speelkamer, waar ik de kist tevoorschijn haalde met de resten van zijn treinbaan die hij tijdens zijn woedeaanval had vernield. Ik ging erbij op de grond zitten, Owen kwam er nieuwsgierig bij zitten en keek in de kist.
“Is kapot!” was zijn conclusie.
“Het is kapot en nu gaan we het maken. Weet je nog wel hoe dat gaat? Dat je iets kunt maken door te bedenken hoe het moet zijn?”
“Jahaa,” zei hij en keek toe hoe ik een wagonnetje uit de doos haalde. Ik concentreerde me, ik wilde het blijvend maken. Het duurde even voor het wagonnetje weer heel was. Owen pakte het aan en bekeek het van alle kanten. Vervolgens zette hij het zorgvuldig neer, graaide in de kist en gaf me een ander treinstel aan.
“Is kapot!” Hij keek me afwachtend aan. Ik glimlachte naar hem en ook dit treinstel conjuurde ik heel. Het ging wat gemakkelijker dan de eerste. Dit wagonnetje werd netjes naast het andere gezet en Owen gaf me het volgende aan.
“Jij kunt het ook maken,” zei ik en gaf het wagonnetje terug. Hij schudde zijn hoofdje.
“Neehee, is kapot! Hier!” en duwde het weer terug in mijn hand. Natuurlijk maakte ik deze ook, dat ging nog wat eenvoudiger dan de eerste twee en pakte snel een gebroken locomotiefje. Ik duwde het Owen in zijn handen, die wat verbouwereerd keek.
“Ga maar maken,” zei ik. “Jij kunt dat wel.”
“Jij doen,” zei hij, “is kapot!”
Natuurlijk maakte ik deze ook weer en had moeite mijn lachen te houden toen ik zag hoe hij razendsnel een ander kapot onderdeel uit de kist haalde en het me aangaf, voordat ik op de gedachte zou komen om het hem weer te laten maken. Ik liet het maar zo, het was mijn bedoeling om Owen spelenderwijs wat verder te oefenen in conjuration, het moest voor hem vooral leuk blijven.
Met ieder treinstel ging het conjuren steeds eenvoudiger en het duurde niet lang voor de gehele trein was gemaakt. Toen was ik er ook even doorheen, voor dat moment miste ik de kracht om de rails en de stationnetjes ook te maken, hoe jammer Owen dat ook vond.
“Misschien kan jij dat doen,” zei ik tegen hem. “Dan kun je de trein op de rails laten rijden.”
Hij knikte en koppelde de treinstellen zorgvuldig aan elkaar. Vervolgens ging hij op de grond met de trein rijden, en maakte alle bijbehorende geluiden.
Er werd op de deur geklopt en ik liep er naar toe. Het was de kokkin die wilde weten of er veranderingen waren in het weekmenu nu meneer weer thuis was.
“Geen veranderingen, alleen wat extra uiteraard,” zei ik. “En graag wijn bij het eten.”
Ze mompelde iets en liep weer weg. Ik keerde terug naar mijn zoon, die zijn trein nu aan het rijden was op een complete rails, zelfs de stationnetjes, bomen en dieren ontbraken niet. De gebroken rails lag nog steeds in de kist echter en een incompleet stationnetje slingerde ergens op de grond.
Even staarde ik verbluft naar het tafereeltje, intussen voelde ik mijn hart zwellen van trots. Hij kon het echt! Hij was het helemaal niet verleerd. Ik zei echter niets om Owen niet uit zijn concentratie te halen, het was geweldig om hem zo te zien spelen.
Na een poosje was hij uitgespeeld en verdween tot zijn grote teleurstelling de hele baan. Ik knuffelde het jochie en verzekerde hem ervan dat hij een prachtige treinbaan had gemaakt. Hij straalde!

Het waren een aantal rare dagen. Mandor was thuis, maar niet aanwezig. Ik deed nog steeds precies hetzelfde als toen hij er niet was, behalve dat ik iedere dag een tijdje uittrok om met Owen wat te conjuren. Het kind was inderdaad een natuurtalent en razend intelligent. Hoewel zijn praten nog niet echt goed was, begreep hij vrijwel alles dat gezegd werd. Het aantal puzzels dat hij tegelijkertijd legde, verhoogde hij naar drie, maar leek dat saai te gaan vinden. We waren begonnen met tekenen en dat leek hij voor het moment wel leuk te vinden en kon daar ook uiterst geconcentreerd mee bezig zijn. De speciale dikke kleuterpotloden liet hij links liggen, zijn voorkeur ging uit naar fijne potloden en viltstiften. Er werden harkerige poppetjes getekend, die steeds meer detail kregen, ook verschenen er dieren en treinen op het papier.
Iedere nacht sliepen Mandor en ik gezamenlijk in ons bed. Inderdaad slapen. Meer gebeurde er niet. Omdat ik nog steeds slecht sliep merkte ik dat hij regelmatig wakker was ’s nachts en dan voor zich uit lag te staren. En iedere keer voelde hij dan koud aan. Gelukkig leek hij er geen last van te hebben als ik hem probeerde op te warmen met mijn lichaam.
Natuurlijk miste ik de intimiteit en de seks. Maar seks hebben met iemand die zich gedraagt als een zombie was niet bepaald een opwindend vooruitzicht. En ik had geduld, putte hoop uit het feit dat hij geen enkele nacht zijn eigen vertrekken opzocht.
Elke ochtend waren Mandor en Owen vroeg op en al verzorgd en aangekleed eer ik het bed uitwam. Dat was niet veranderd, het was iets dat Mandor uit gewoonte deed. Ik merkte dat Owen af en toe bevreemd opkeek naar zijn vader en hem, net als ik, met rust liet.
Natuurlijk hadden we wel zo onze gesprekken tijdens de gezamenlijke maaltijden. Met hoogdravende onderwerpen zoals het weer, het eten en de kleur van de gordijnen.

Gedurende die dagen, tijdens het spel van Owen of wanneer hij op bed lag, was ik begonnen aan een speciaal project. Ik wilde een persoonlijke gift maken voor Mandor om hem te geven als we getrouwd zouden zijn. Of het nu een verstandshuwelijk zou blijken of niet, ik vond het belangrijk om iets persoonlijks voor hem te maken. Tijdens de eenzame nachten van de afgelopen maanden was het idee in mijn hoofd gerijpt. Het zou een boek gaan worden dat mij eigen was en het moest tevens iets zijn dat hem individueel aan zou spreken. Met grote zorg maakte ik een lijst van onderwerpen waar ik over wilde schrijven. Gedeeltes uit gedichten die me aanspraken. Beschrijven waarom ik dat zo bijzonder vond. En, als dit van belang was, ook iets over de dichter.
Zo kwam er een stukje in dat ik vond in een reisverslag van mezelf vroeger over de bouw van piramiden. Ook weer voorzien van commentaar, vooral omdat ik daar een conclusie had getrokken toentertijd, die inmiddels geheel achterhaald was.
Ik zocht naar pakkende foto’s en vond er één in een stapeltje waarvan ik eerder dacht dat ze waren vernietigd in de Schaduwstorm die Mandor had veroorzaakt. Het waren foto’s die ik had laten maken tijdens mijn zwangerschap en die ik bij nader inzien niet in één van de albums had geplakt omdat ik het een beetje raar vond zo mezelf zo te zien.
De betreffende foto was een paar dagen voor de bevalling gemaakt. Ik hield mijn handen op mijn buik op een manier alsof ik het kind daarbinnen wilde beschermen. Maar het was vooral de uitdrukking op mijn gezicht die me trof. Eén van hoop, onzekerheid, blijdschap en angst tegelijkertijd. Na heel lang aarzelen besloot ik deze in het boek te plakken en dacht nog veel langer na over de begeleidende tekst. Uiteindelijk schreef ik kort en sober iets over mijn gevoelens toentertijd, die daar aardig weerspiegeld waren op mijn gezicht.
Mijn zwangerschap was iets dat ik alleen had doorgemaakt. Dat was een bewuste keuze geweest. Toen dacht ik dat het goed was zo, nu wist ik beter. Ik had dat zo niet moeten doen, niet Mandor pas moeten confronteren met Owen toen deze er al was, zelfs al een naam had. Gedane zaken nemen geen keer, maar leveren alleen gevoelens van spijt op. Die eenzame tijd toen… het had anders kunnen zijn. Ook daarover schreef ik een paar woorden.
Tevens wilde ik gaan schrijven over de hype van mijn geboorteschaduw en –tijd waar het spoken, demonen en geesten betrof. Over voodoo en ouija borden, ik had het idee dat dit hem aan zou spreken. Iets over de bloederige oorlog tegen de boeren, waar ik genoeg over gehoord en gelezen had. Zelfs over martelwerktuigen, die tegelijkertijd zowel verschrikkelijk waren als iets fascinerends hadden. Maar ook over de woeste en ruige natuur van de Peak, over bepaalde monumenten, over typische personages. Het belangrijkste was dat het onderwerpen zouden zijn die mij intrigeerden en waarvan ik vrijwel zeker was dat ze hem ook interesseerden.
Alles werd geschreven op handgeschept duur papier, om het te binden zou ik op zoek gaan naar een omslag van speciaal leer. Het zou een waar project worden, niet van belang voor de rest van de mensheid, maar wel voor mij.
Maar soms, na alweer zo’n dag van stilzwijgen, vroeg ik me af waarom ik dit allemaal deed…

Op een middag waren Owen en ik een piramidecomplex aan het bouwen van kapla. Uiteraard kwamen we blokjes tekort en Owen conjuurde er enthousiast een aantal bij. Precies op dat moment kwam Mandor de speelkamer binnen.
“Hallo Morwenna,” zei hij.
Ik keek hem vorsend aan. Hij lachte naar me en leek me voor het eerst sinds lange tijd echt te zien.
“Fijn dat je er bent,” zei ik terughoudend.
Hij kwam bij ons zitten, streelde me over mijn haar en keek belangstellend naar de bouwwerken.
“Kijk pappa!” riep Owen en wees op de net geconjuurde blokken. Vervolgens begon hij ze toe te voegen aan zijn werk.
“Dat conjuren gaat goed hè,” zei Mandor tegen mij en keek vol trots naar Owen.
“Hij doet het uitstekend,” beaamde ik en vertelde hem wat hij allemaal had gedaan op dat gebied. “Hij doet het één keer per dag, vaker kan hij niet en dat weet hij zelf ook heel goed. Hij wordt er moe van.”
“Natuurlijk,” zei Mandor. “Hij is uiteraard nog steeds een klein kind. Maar dit is al fantastisch!”
Ik leunde wat tegen hem aan, hij sloeg een arm om me heen en drukte een kus in mijn haar.
“Het spijt me dat ik geestelijk afwezig ben geweest,” zei hij. “Je had zo niet veel aan me. Als ik verkeerde dingen heb gezegd…”
“Is al goed,” viel ik hem in de rede. “Je was ergens mee bezig toch?” Intussen verbaasde ik me over mezelf. Kon ik alles zo gemakkelijk vergeten dan? Zelfs dat hij me een slechte moeder vond? Dat hij me echt gekwetst had met die opmerking? Of wilde ik hem gewoon geen excuses horen maken?
“Ik heb een wraakdemoon opgeroepen. Dat is een hele moeilijke om te controleren en ik moest me daarop blijven concentreren.”
“Mary Ann zei al zoiets. Ook dat het mis kon gaan.”
“Wie? Oh ja, het kindermeisje. Natuurlijk ging het niet mis. Ik had deze op iemand afgestuurd als waarschuwing. Het was niet de bedoeling dat hij Brand zou vermoorden, al zou ik er geen enkel probleem mee hebben gehad als dit wel gebeurd was. Brand heeft hem uiteindelijk weg gekregen, maar het heeft hem veel moeite gekost,” zei Mandor met een boosaardige grijns.
Inderdaad Brand dus. Mandors wraak was direct geweest en had dodelijk kunnen zijn. Ik vroeg me af in hoeverre Brand de boodschap nu had begrepen of dat hij zichzelf alleen maar zielig en onbegrepen zou vinden omdat iedereen zich tegen hem keerde, zelfs Mandor Sawall. Ook gaf dit hele gebeuren aan hoe ontzettend gevaarlijk Mandor was als je hem tegen je kreeg.
Ik zuchtte, waarschijnlijk was het hiermee niet afgelopen. Op korte termijn moest ik zelf de confrontatie met mijn oom aan om hem te zeggen dat ik niet ging meewerken aan zijn plan. Ook zou ik hem duidelijk moeten maken dat ik bezoeken van zijn kant niet op prijs stelde. De manier van Mandor was eigenlijk veel gerichter, maar ik was niet heel goed in dergelijke vormen van wraak nemen. Ik moest nog veel leren, heel veel.
“Heb je zelf schade ondervonden van het oproepen van die demoon?” vroeg ik bezorgd.
“Nee, niet echt. Ik zei al dat het soort erg vervelend is om onder controle te houden en daarom heel gevaarlijk, zeker voor hun prooi. Ze zijn echter ook heel onbetrouwbaar, typische Chaoswezens.
Hoe is het met jou?”
“Goed wel,” glimlachte ik.
“Als je wilt, kun je nu gaan…”
“Ik wil niet. Ik moet wel, maar ik wil nog een paar dagen hier blijven.”
“Dat vind ik leuk, daar heb ik geen bezwaren tegen,” zei hij. Owen liet zich ineens tegen hem aanvallen en sloeg zijn armen om hem heen.
“Pappa thuis!” zei hij opgetogen.

De dagen die volgden waren als vanouds. We deden dingen samen, maar ook alleen. De maaltijden waren gezellig, de wijn vloeide rijkelijk. We bedreven op onstuimige wijze de liefde. Soms bekeek ik mezelf ’s morgens vroeg in de spiegel, het was onvoorstelbaar dat die blauwe plekken, krassen en beten door maar één persoon waren toegebracht. In het algemeen trok dat allemaal in de loop van dezelfde dag weer weg. Bij Mandor waren de plekken in het algemeen sneller weg, al had ik soms het idee dat hij er wat langer last van had dan ik. Er was in ieder geval niets te zien aan hem. Meestal niet dan.
Op een ochtend zaten we aan het ontbijt, hij zoals altijd keurig in het pak. Er was niets op zijn uiterlijk aan te merken, er was niets waaruit je zou kunnen opmaken dat we die nacht ruige seks hadden gehad en maar weinig geslapen. Totdat ik de plek in zijn hals zag. Ik staarde er gefascineerd naar. Het was een bijtwond, toegebracht door mij en deze was net zichtbaar boven de kraag van zijn overhemd. In de eerste instantie voelde ik wat schaamte over het feit dat ik hem zo te pakken had gehad, toen kon ik er wel de humor van inzien en begreep ook ineens waarom bij hem normaal gesproken alle uiterlijke beschadigingen altijd zo snel weg waren. Ik grinnikte hardop.
“Is er iets?” vroeg hij.
“Kijk straks even in de spiegel,” adviseerde ik hem.
“Mijn excuses,” mompelde hij, schoof zijn stoel naar achteren en liep de eetkamer uit. Niet veel later kwam hij terug, ging weer zitten en bood me koffie aan. De plek was als sneeuw voor de zon verdwenen. Het heeft zo zijn voordelen om van vorm te kunnen veranderen.

Het was tijdens die dagen dat ik tot het besef kwam dat het altijd zo zou gaan, zelfs als we getrouwd waren. Eén van ons weg, de ander thuis. Soms zouden we tegelijkertijd weg moeten en soms zouden we tegelijkertijd thuis zijn. Er zou echter een verschil zijn: nu leefden we in het geheim samen, als we getrouwd waren zou het openlijk zijn. We zouden volop aandacht krijgen en veel verplichtingen hebben omdat we een ‘politiek’ huwelijk gingen sluiten. Deze stiekemheid had echt voordelen. Wellicht was het een idee om deze plaats aan te houden als onze escape. Dat zou betekenen dat we meerdere huizen zouden hebben, maar het zou goed zijn om een plek te hebben waar we ongestoord samen konden zijn.
Eén van de redenen dat ik naar buiten moest, was omdat ik van Deirdre wilde weten wat ik verwachten kon. Ik had de uitnodiging gezien, het was behoorlijk officieel aan het worden. Ik maakte me geen illusies, ik zou aan bepaalde verwachtingen en verplichtingen moeten gaan voldoen.
Ook had ik hulp nodig van iemand die onze vesting en Owen kon afschermen tegen Brand, het liefst zou ik die blokkade weg laten halen.
Ach, er waren zoveel dingen die ik wilde doen. Niet alles had evenveel haast natuurlijk en ik kon tussendoor eventueel naar huis.

Uiteraard stelde ik mijn vertrek iets verder uit dan dat ik eerst van plan was. Reden was Owen, ik had me aan dat kind gehecht. Dat mag misschien wat vreemd lijken en het was zeker niet zo dat ik voorheen niet van hem hield, maar onze band was sterker geworden. De tijd die we met ons tweeën hadden doorgebracht was bijzonder geweest en ook nodig. Hij hing nog steeds erg aan Mandor, toch merkte ik dat zijn gehechtheid aan mij ook sterker was geworden. Was dit wat Mandor ook voelde? Dat hij daarom steeds weer vroeg naar Owen tijdens al onze troefcontacten? Ik miste hem in feite al voordat ik weg was, heftiger dan ooit tevoren.
Als ik terugkwam, zou ik hem laten beginnen met de valkentraining. Ik had het gevoel dat hij daaraan toe was, hoe jong hij ook was. Mandor vond het allemaal minder, vooral toen ik het idee opperde om ook een pony voor hem aan te schaffen.
“Al die beesten, dat is nergens voor nodig,” zei hij gepikeerd.
“Hij houdt van beesten en kan ermee omgaan. Sterker nog, de valken en mijn paard mogen hem ook. Zeer uitzonderlijk, ook al is hij maar voor de helft Chaosiet,” gaf ik ten antwoord. “En waarom zou ik die eigenschap dan niet stimuleren.”
Ik wachtte niet met weggaan tot Owen op bed lag. Hij was er dus gewoon bij toen ik Boudicca rijklaar maakte en Fillipien riep. Deze keer had ik voor de zekerheid ook wat nettere kleding ingepakt dan alleen reiskleding. De Spikard had ik aan een zilveren ketting om mijn nek gehangen.
Terwijl Mandor op een gepaste afstand van de dieren toe stond te kijken, volgde Owen me op de voet, aaide de benen van Boudicca die dat gewoon toeliet en wilde nog even op het paard zitten. Toen knuffelde ik hem stevig ten afscheid.
“Mamma niet weg!” riep hij en sloeg zijn armen om me heen. Het was een moeilijk moment voor ons beiden. Na nog wat extra knuffels gaf ik hem aan Mandor, die ik tegelijk een flinke omhelzing gaf. Hij kuste me uitgebreid terug,
“Zou je me zo nu en dan willen troeven? Ik zal dat ook doen,” zei hij en keek me strak aan.
“Dat heb ik eerder van je gehoord,” zei ik lachend. “Toen we net die magiërsschool hadden opgestart en ik wegging.”
“Weet ik. Ik zei het toen met dezelfde intentie als nu. Ik zie en spreek je graag. Had je dat toen door?”
“Ik wist toen al dat je het niet zei uit puur zakelijke overwegingen,” glimlachte ik. “Maar ik wist al eerder dat er meer speelde.”
Hij trok zijn wenkbrauwen op.
“Hoe dan?”
“Ik merkte het aan een aantal dingen. Het meest duidelijk waren echter een tweetal opmerkingen van jou. Eerst zei je meteen dat ik je absoluut niets verschuldigd was en dat je me altijd zou helpen. Maar de weggever was vooral dat je Despil niet in het project wilde betrekken.”
“Hmm. Gelukkig was het wederzijds. Dat merkte ik toen ook,” grijnsde hij.
Nu was het mijn beurt om verbaasd te zijn.
“Oh ja? Hoe dat zo?”
“Het feit dat je het voor me opnam tegen Sand, toen deze aangaf niet blij te zijn met een Chaosiet in de toren. Je zei doodleuk dat dat jouw zaak was en dat tegen iemand als zij! Maar vooral dat je het er meteen mee eens was dat Despil er niets te zoeken had.” Hij zweeg even en had een wat peinzende uitdrukking op zijn gezicht. Hij streelde Owen over zijn hoofdje en keek me toen weer aan.
“Na die periode is alles in een stroomversnelling geraakt tussen ons. We hebben elkaar toen nooit tussendoor getroefd, je verscheen gewoon in mijn slaapkamer.” Hij kuste me opnieuw, er lag een intense blik in zijn blauwe ogen.
“Ik moet weg,” zei ik. “Al zou ik liever blijven.”
Hij grinnikte en we kusten elkaar nogmaals. Daarna nog een laatste knuffel voor Owen, toen steeg ik op mijn paard en reed weg, het gehuil van Owen klonk lang na in mijn oren.

Via de zwarte weg reed ik Arden in. Ik twijfelde even tussen Julian troeven of eerst een eindje door te rijden. Ik reed door, Julian was nogal geneigd om me tegen te komen als ik me in Arden vertoonde.
En zo ging het ook, eerst hoorde ik het enthousiaste geblaf van de honden en even later zag ik ze kwispelstaartend aan komen rennen, gevolgd door Julian te paard.
Ik steeg af, begroette eerst alle honden één voor één die elkaar verdrongen om mijn aandacht te krijgen. Toen pas begroette ik mijn vader met een omhelzing, die als vanouds daar wat terughoudend op reageerde.
“Hoe is het?”
“Goed, voor zover dat kan uiteraard,” glimlachte hij. “Je bent thuis geweest?”
“Een poosje. Ook om Mandor af te lossen. Hoe is het momenteel met de pesterijen van jonge Chaosieten?”
“Een stuk minder. Er zitten er nu een aantal in de bak in Amber. Blijkbaar schrikt dat de anderen wat af. Waar was je heen op weg?”
“Amber. Maar je mag me uitnodigen voor het eten.” Ik schrok zelf van mijn brutaliteit. “Ik bedoel, als je daar tijd voor hebt uiteraard.”
Hij lachte breed.
“Eten met jou? Natuurlijk heb ik daar tijd voor. Ik heb alleen het eten voor vanavond nog niet geschoten, vind je het wat om te gaan jagen?”
“Lijkt me leuk,” zei ik zekerder dan dat ik me voelde. Het was lang geleden dat ik voor het laatst had gejaagd.
“Hert of zwijn?”
“Doe maar hert.”
“Kun je omgaan met pijl en boog?”
“Ik heb wel eens een kleine kruisboog gebruikt.”
Hij fronste zijn wenkbrauwen.
“Je bedoelt dat je een dergelijk wapen niet hebt?”
“Niet zoiets. Alleen een zwaard.”
Hij gaf me zijn boog aan en een koker die half gevuld was met pijlen en liet zien hoe ik de boog moest spannen. Het was een lichte boog, desondanks vond ik het spannen wat moeilijk en zwaar. Toen ik de techniek eenmaal doorhad, gingen we op jacht. Al snel hadden de valken een hert in het vizier, deze werd opgejaagd door de honden. En nog eens en nog eens, ik schoot een paar keer mis, voordat ik het hert wist te raken. Het was wel meteen dood.
Mijn vader grinnikte, liep op het hert toe en drapeerde het over zijn paard.
“Je bent aardig roestig,” merkte hij droog op en hij ging me voor naar de dichtstbijzijnde blokhut. Hij begon buiten het hert te villen, terwijl ik de paarden en de honden verzorgde.
Daarna gingen we naar binnen, alwaar het hert geprepareerd werd voor het aan het spit ging.
“Eigenlijk ben ik niet heel erg gewend aan zelf op mijn eten te jagen,” bekende ik. “Meestal komt het wild kant en klaar bereid op mijn bord terecht.”
“Ik weet het. Fijne dame, fijne manieren natuurlijk. Alles werd altijd voor je gedaan, ik kan het je niet helemaal kwalijk nemen. Maar ik wil nog altijd een keer een poos met je optrekken, die uitnodiging geldt natuurlijk nog steeds.”
“En ik wil er nog steeds graag gebruik van maken, het lijkt me echt leuk.”
“Mij ook. Ik zie er naar uit. Als je zoon wat groter is, wil ik dat ook graag met hem gaan doen.”
“Ik denk dat het goed voor hem is. Ik wil hem laten beginnen om zelf zijn valk te gaan trainen.”
“Waarom ben je er niet aan begonnen dan?”
“Ik vind hem jong. Maar zijn ontwikkeling is bijna niet meer bij te benen. Hij is nu 20 maanden en is al uitgekeken op heel veel van zijn speelgoed en dat is toch echt wel uitdagend materiaal.”
Hij knikte nadenkend.
“Ik vermoedde al dat dit zou gebeuren, Owen is inderdaad erg pienter. Je zou hem elfenspeelgoed kunnen geven.”
“Wat moet ik me daarbij voorstellen?”
“Elfen maken speelgoed dat uitdaagt op het geestelijke vlak. Ideaal voor intelligente kinderen. Je kunt denken aan knikkers waar datgene in verschijnt wat hij denkt en doet. Ze hebben puzzels met bewegende plaatjes.”
“Dat zal hij leuk vinden, hij is dol op puzzelen, maar het is een beetje sneu om te zien hoe hij een aantal puzzels door elkaar gooit voordat hij ze gaat maken, omdat het anders te saai is. Waar zou ik dat speelgoed kunnen krijgen?”
“Mogelijk in Amber-stad. Er zijn Gouden Cirkellanden waar elfen wonen. En je bent toch eens in dat land geweest waarvan je tante koningin is?”
“Corrilane. Ja, daar wonen ook elfen. Misschien moet ik daar weer eens naar toe gaan.”

We hadden een uitgebreide maaltijd. Behalve het wildbraad waren er ook gebakken aardappeltjes, worteltjes, salade en brood. We aten en af en toe spraken we wat. Ergens halverwege voelde ik een poging tot troefcontact, dat ik aannam.
“Morwenna, eindelijk ben je te bereiken,” zei Ronardo.
“Mijn excuses dat ik onbereikbaar was. Goed dat je troeft trouwens, ik wil je toch even spreken.”
“Hmm, ik wilde jou ook iets vragen.”
“Ronardo, ik bespreek bepaalde dingen liever niet over troef.”
“Ik kan je doorhalen. Ik ben bezig met een Amblerash project.”
“Lijkt me niet handig. Heb je een troef van die plaats? Dan kun je naar mij toe komen.”
“Heb ik nog niet, maar kan ik wel regelen.”
We spraken af dat ik hem later terug zou troeven, het contact werd verbroken en ik vertelde Julian door wie ik was getroefd. Daarna ging het gesprek verder over boeken die we beiden hadden gelezen.
Terwijl we de afwas stonden te doen, werd ik weer getroefd. Opnieuw was het Ronardo, hij stond klaar om doorgehaald te worden. Ik aarzelde even, ik had mijn vader niet gezegd dat ik mijn neef persoonlijk wilde spreken. Maar om nu weer het contact te verbreken om dat kort te sluiten vond ik wat veel gedoe, dus greep ik zijn uitgestoken handschoen.

Ronardo droeg altijd wanneer ik hem zag zijn handschoenen. Eentje had hij enkele jaren geleden uit de Abyss gevist, ik wist niet hoe hij aan de andere kwam. Die dingen waren vergroeit met zijn handen ofzo, hij had eens gezegd ze niet meer uit te kunnen trekken, dat wilde hij trouwens ook niet. Ik vond het toch een raar gezicht. Maar hij had het niet van vreemd, zijn moeder droeg eigenlijk ook altijd handschoenen.

“Je hebt me niet verteld dat je gezelschap had,” zei mijn neef verontwaardigd toen hij Julian zag.
“Je hebt me niet verteld dat je hem zou doorhalen,” zei mijn vader, terwijl hij een pan begon te boenen.
Ik droogde de rest van het bestek af, terwijl ik Julian uit probeerde te leggen dat ik daar de kans niet voor had gekregen. Ronardo keek toe hoe we de laatste hand legden aan de afwas. Mijn vader gooide het afwaswater weg en maakte het aanrecht schoon, ik zette alle pannen en borden in de kasten.
“Dan laat ik jullie jongelingen maar even alleen,” zei mijn vader cynisch, droogde zijn handen en liep de deur uit.
“Nou, gezellig!” was de mening van mijn neef. Ik zuchtte even, vroeg me toch af wat hij tegen mijn vader had. Ik leunde tegen het aanrecht aan en keek naar mijn neef. Hoewel hij wel wat trekken van Fiona had, leek hij niet sprekend op haar. Bruine ogen en blond haar, een wat smal gezicht en een lenig postuur. Afgezien van die handschoenen, was hij verder netjes gekleed in een blauwe broek en een donkergrijs overhemd.
“Ik heb iets voor je nagevraagd,” zei ik.
Hij staarde me verbaasd aan.
“Wat dan?”
Ik voelde me wat kregel worden. De laatste keer dat ik hem sprak zat hij te zeuren dat zowel Mandor als Fiona hem niets wilden vertellen de mogelijke vader van zijn zus, nu wist hij nergens meer van!
“Je vroeg je af of de broer van Mandor de vader kon zijn van je zuster,” legde ik geduldig uit.
“Oh ja, dat. Zou jij dat uitzoeken dan?”
“Nee. Maar ik heb dus vragen aan Mandor gesteld. Je zus is geen dochter van hem, dat is onmogelijk. Het zou kunnen dat ze van zijn vader is of van zijn broer, maar hij heeft daar nooit iets over gehoord. Als ze van zijn broer Ernest is, moet Fiona erg jong zijn geweest toen ze haar dochter kreeg.”
“Hoe weet je dat?”
“Dat weet ik niet, dat zei Mandor. Zijn broer is al heel lang dood. Een uitstekend magiër, combineerde dat met Logrus. Was verwikkeld in allerlei duistere zaakjes, een gevaarlijk iemand. Had een eigen wereld waarin hij iedereen terroriseerde. Leek inderdaad wel wat op Mandor. Ernest had veel vijanden, veel ruzie. Hij had één vijand in het bijzonder. Het is onbekend of deze achter zijn dood zit. Hij werd ergens op een Schaduw opgewacht en is toen te pakken genomen en gedood.
Mandor kende hem niet goed, hij groeide toen nog op.”
“Interessant. Het sluit wel aan op wat ze zei, haar vader zou ‘de Duistere Prins’ zijn.”
“Kan. Zo heb ik hem niet horen noemen. Heb je wat aan de informatie?”
“Weet ik niet,” zei hij zuchtend. “Fiona laat er niets over los.”
Ik haalde mijn schouders op en bedacht ineens dat het raar overkwam om hier zo in de keuken te blijven staan en hem niet eens iets te drinken aan te bieden.
“Wat wil je drinken?” vroeg ik.
“Rode wijn,” zei hij. Ik vroeg me af waar ik dat zou kunnen vinden. Gelukkig kwam op dat moment Julian weer binnen.
“Staan jullie daar nog steeds? En waarom heb je hem niets te drinken aangeboden Morwenna?”
“Niet aan gedacht. En ik weet niet waar het staat.”
Hij schudde zijn hoofd, mompelde iets over opvoeding, nodigde Ronardo uit om bij de grote tafel te gaan zitten en pakte zelf ook een stoel, zijn laarzen legde hij op een andere stoel. Ik zag dat Ronardo heel even zijn neus optrok. Wat had hij toch tegen Julian?!
“In de wijnkelder,” zei Julian vriendelijk. “En glazen staan in de kast.”
Nadat ik de Bayles had ingeschonken, ging ik ook aan tafel zitten. Tegelijkertijd voelde ik een vaag gekriebel in mijn achterhoofd, dat moet Rhexenor of Julia zijn.
“Morwenna, eindelijk ben je te bereiken!” zei mijn neef opgewekt.
Ik glimlachte. Blijkbaar begon mijn afwezigheid toch wat opvallend te worden.
“Hoe bevalt je straf?” vroeg ik.
“Hartstikke gaaf! Veel schieten, met mechs en ruimteschepen. Ze hebben wat problemen met een power source, dus ik heb te maken met allerlei verschillende soorten mechs.”
“Oh. Dat klinkt inderdaad leuk,” zei ik, al had ik niet het flauwste idee wat een mech was.
“Ik ben nu echter even thuis en je moeder vraagt of ze je een keer zou kunnen zien.”
“Ze zit nog bij jullie dan?”
“Het lijkt je vader in ieder geval goed te bevallen.” Hij aarzelde even. “Eigenlijk heeft je moeder al eerder naar je gevraagd, maar toen ben ik het een beetje vergeten door te geven.”
Hij grijnsde breed, vrolijk als altijd.
“Ik kan je nu meteen doorhalen,” stelde hij voor.
“Ik heb nu even iets anders,” zei ik. “Ik troef je zo snel mogelijk terug.”
Ik verbrak het contact en dacht even na. Mijn moeder die tot twee keer toe naar me had gevraagd? Goed, ze zaten inmiddels al enige tijd in Antioch, een maand of wat schatte ik zo. Als het dringend was geweest had Rhexenor het wel gezegd. Toch moest ik zo snel mogelijk naar haar toe. Nog voor het Patroon en Deirdre.
Mijn vader keek me vragend aan, ik legde kort uit waarom Rhexenor had getroefd.
“Het kan belangrijk zijn,” zei mijn vader.
“Ik weet het. Ik zal dit dan niet te lang maken,” en keerde me naar Ronardo.
“Er waren echter nog wat dingen waarover ik je wilde spreken,” zei ik. “Ik ben wat meer te weten gekomen over de verbanning van de Old Ones. Er schijnt een hoop gebakkelei geweest te zijn over hoe ze te verbannen, Daardoor waren ze bijna te laat en zijn ze mogelijk niet ver genoeg verbannen. Er zijn een aantal machtige figuren die dat hebben gedaan, onder andere Oberon.”
“En Osiris Amblerash,” zei Julian.
“Die wist ik niet. Een derde persoon is dan de grootvader van Gramble Sawall geweest.”
“Ehm.. die bedoelde ik ook,” zei mijn vader. “Het was Osiris Sawall.”
Apart, zo’n Egyptische naam in de familie Sawall. Zou dat verklaren waarom Gramble zoveel kennis leek te hebben van Egyptologie?
“Van wie heb je dat gehoord?” vroeg Ronardo wantrouwend.
“Iolanthe Hendrake. Dat was ten tijde van haar jonge jaren zogezegd.”
“Dat is een demoon,” zei hij met een vies gezicht. “Hoe kan ze dat weten?”
“Een enge demoon ook nog,” zei Julian met een uitgestreken gezicht. “Maar het kan erger, Mandor Sawall is pas een engerd.”
“Je mag van hem vinden wat je wilt,” zei ik wat gepikeerd. “Engerds zitten er trouwens ook in de Amberfamilie.” Ik keek Ronardo weer aan.
“Misschien zou ik je hulp kunnen gebruiken als troefexpert. Stel je voor, je hebt een wereld die geheel afgesloten is. Voor Troef, Patroon en Logrus. Ook zijn er nog een aantal magische beschermingen aangebracht door een goede tovenaar. Desondanks komt er toch een ongewenst persoon die wereld binnen, bevriest iedereen die daar aanwezig is op één persoon na, en brengt bij die persoon een blokkade aan. Wat is er tegen zo’n iemand te doen?”
Mijn vader zat me scherp op te nemen, ik had hem nog niet verteld van het gebeuren in Gormenghast. Zo op het oog leek hij onbewogen, maar ik zag hoe hij met zijn handen de leuningen van zijn stoel zo stevig omknelde dat zijn knokkels wit waren.
Ronardo dronk eerst een paar slokken wijn alvorens te antwoorden.
“Wat ik ertegen zou doen? Eric zich ermee laten bemoeien.”
Alweer een man. Dat was eigenlijk mijn bedoeling niet. Mijn kind werd uitsluitend door mannen afgeschermd. Oh ja, Eric zou een goeie zijn, toch zou ik graag wat vrouwelijke inbreng hebben.
“Kun je specifieker zijn? Door wie is het afgeschermd?” vroeg hij.
“Julian, Mandor, Despil en mij.”
Hij trok zijn wenkbrauwen op,
“Dat zijn geen van allen troefexperts.”
“Mandor is wel een goeie met troef. Tekent ook speciale,” zei ik.
Hij dacht even na.
“Ben jij wel eens in die wereld?”
“Ja.”
“Ik heb je inderdaad niet kunnen bereiken eerder. Dus blijkbaar heeft hij dat toch goed afgeschermd. Ik raadt je Eric aan.”
“Kun jij niets? Of Fiona?”
“Mijn moeder? Dat is een ongelooflijke bemoeial,” zei hij boos. “Laat die er maar buiten. Je moest eens weten wat ze tegen mij aan heeft zitten zeuren de laatste tijd.”
“Ze is je moeder, ze zal zich zorgen over je maken,” zei Julian kort.
“Belachelijk. Ze behandelt me als een klein kind.”
“Zo zijn ouders, Ronardo. Mijn vader bemoeit zich ook met mij,” zei ik. “Ik heb er geen moeite mee.”
“Hoe bedoel je? Hij laat zich in met jouw zaken en jij vindt dat goed?”
“Ik zit niet in Morwenna’s zaken, al weet ik daar meer van dan ik wil weten,” zei Julian.
Ik voelde me schuldig, ik had hem niet zo moeten betrekken in dit hele gedoe. En het werd alleen maar erger.
“Hoe dat zo?” vroeg Ronardo nieuwsgierig,
Julian ging daar niet op in, maar kwam terug op Fiona.
“Ik heb tegen haar gezegd dat ze op je moest letten. Je was er slecht aan toe en ik had de indruk dat ze het niet zo in de gaten had. Ze was woedend op mij,” zei hij met een schouderophaal. “Je kunt het natuurlijk als bemoeienis zien, ik zie het als bezorgdheid. En je mag als ouder bezorgd zijn om je kind. Kinderen zijn kostbaar, zeker als je Amberiet bent. Ik maak me zorgen om Morwenna, al gaat het nu wat beter. Ze kwam terug als een soort wandelend lijk van Dark End, ze viel zelfs van haar paard af. En ja, toen heb ik ingegrepen.”
“Viel je van je paard?” vroeg Ronardo met een grijns op zijn gezicht.
“Laten we het daar nu niet over hebben,” zei ik, toch wat beschaamd. “Mijn vader heeft wel gelijk, Dark End is me niet in de koude kleren gaan zitten. Ik slaap nog steeds slecht ’s nachts. Iedere nacht.”
“Vreemd. Daar heb ik bijna nooit last van,” zei mijn neef. Eerder had ook Rhexenor gezegd dat hij geen problemen had met zijn nachtrust en ook William had iets dergelijks opgemerkt. William had dat schild, Rhexenor de Feniks. Maar hoe zat dat met Ronardo? En waarom had ik er als enige nog steeds last van?
“Morwenna,” zei mijn vader toen rustig, “wil je uitleggen wat er precies is gebeurd in Gormenghast? Die paar opmerkingen die je net maakte stellen me niet bepaald gerust.”
Ik keek hem aan terwijl ik vertelde van Brand, die zich naar binnen had getroefd en hoe ik daar alles had aangetroffen. Ik vertelde alleen nog niet over Owen. Ik zag dat hij zich verschrikkelijk kwaad maakte. Ik had hem eerder boos gezien, deze ingehouden stille woede was echter nieuw voor me. Hij schreeuwde niet, leek uiterlijk heel kalm. Veel te kalm.
“Hoe kan hij zijn eed breken?” vroeg hij strak.
“Ik zei dat hij het maar moest vertellen, hij zou me anders blijven volgen. Ik denk alleen dat ik er nog steeds niet vanaf ben.”
“Het kan gewoon niet. Ik heb hem laten zweren dat hij het je niet zou vertellen. Hij heeft eromheen gewerkt, hij heeft vals gespeeld. Ik heb hem duidelijk gezegd bij jou uit de buurt te blijven.”
“Waarom hebben jullie die wereld dan zo afgeschermd?” vroeg Ronardo.
Ik keek hem een poosje bedachtzaam aan, voor ik antwoordde.
“Er is daar iets belangrijks, iets dat heel kostbaar is. Mandor en ik hebben een kind. Dit mag uiteraard niet algemeen bekend worden.”
Hij keek me met open mond aan, zei een poosje niets.
“Dus ondanks alle beschermingen komt Brand binnen, weet zelfs Mandor uit te schakelen, legt een blokkade aan bij mijn kleinzoon en breekt zijn eed,” vatte Julian het hele gebeuren kort samen. “Haal toch Eric hier maar bij. Hij weet hoe Brand is, heeft een bloedhekel aan hem en is de enige die iets tegen hem kan doen. Wat deed Brand eigenlijk bij jullie thuis?”
“Hij zei dat hij het kind wilde zien. Hij heeft een zoon van ons ontmoet in de toekomst en die zat hem dwars. Ik denk dat hij met die blokkade, het schijnt een soort trigger te zijn, iets wil voorkomen.”
Ik vertelde niet over de Spikard, niet waar Ronardo bij was. Ik ging hem niet alles aan zijn neus hangen. Wel zei ik dat Iolanthe Brand ook al tegen was gekomen in haar tijd.
“Op een bepaalde manier reist hij dus door tijd. Dat was ooit mogelijk,” zei Julian. Ik zag dat hij nog steeds verschrikkelijk kwaad was en zich ontzettend inhield. Ronardo had echter niets in de gaten. Ik keerde me naar hem.
“Je zei dat je me iets wilde vragen. Wat precies?”
“Bij Amblerash hebben ze een probleem. Ze hebben iemand nodig om te ondervragen, maar krijgen Mandor niet bereikt. Dus als jij hem wilt vragen om binnenkort contact met me op te nemen? Liefst zo spoedig mogelijk eigenlijk.”
“Dat kan, een moment,” zei ik, stond op en liep naar buiten. Daar haalde ik de troef van Mandor tevoorschijn en concentreerde me. Ik keek al snel in het glimlachende gezicht van mijn geliefde. Hij zat op een stoel in de speelkamer een boek te lezen.
“Je kunt echt niet lang zonder me hè?” concludeerde hij tevreden.
“Klopt. Maar ik troef je later om wat uitgebreider te praten. Nu heb ik een vraag van Ronardo voor je: of je binnenkort met hem contact wil opnemen. Ze schijnen je ondervragingstalent nodig te hebben bij Amblerash.”
“Dat zal best,” lachte hij kort. “Maar dat is goed.”
“Alles goed met Owen?” kon ik niet nalaten te vragen.
Zijn lach werd breder.
“Dus daarvoor troefde je eigenlijk,” zei hij plagend. “Hij heeft zich uiteindelijk over je weggaan heen kunnen zetten en is de rest van de dag zijn eigen gang gegaan. We hebben net gegeten en straks gaat hij naar bed.”
We verbraken het contact met de belofte over en weer om binnenkort wat langer te praten en ik ging weer naar binnen. Het zag er naar uit dat er tijdens mijn korte afwezigheid geen woord gewisseld was tussen mijn vader en mijn neef. Ik zei tegen Ronardo dat het in orde was, schonk nog eens wijn in voor iedereen en ging weer zitten.
“Ik wil dat je Eric erbij haalt,” zei mijn vader streng.
“Nu?”
“Ja. Dat gebeuren zit me niet lekker, daar moet zo snel mogelijk ingegrepen gaan worden. Brand lijkt geen grenzen te kennen. Hij klooit niet alleen met jou, maar ook met Owen. Een volgende keer verzint hij weer wat anders.” Dit alles zei hij uiterst bedaard, hij was echter spinnijdig.
Mijn oom had zich niet alleen de woede van Mandor op de hals gehaald, maar ook die van Julian. En al eerder van Gramble Sawall. Hoe sterk en onaantastbaar Brand ook leek, hier zou hij wel eens een zware dobber aan kunnen hebben.
Ronardo keek wat verwonderd van de één na de ander en leek niet helemaal in de gaten te hebben wat er zich onder water afspeelde. En hoe kon het ook anders, ik had mijn neef niets verteld over een aantal eerdere aanvaringen met Brand, en maar summier iets over waarom ik hem had geholpen om Jasra te vinden.
Ik zocht de troef van Eric uit en concentreerde me op de kaart. Op de troef stond hij afgebeeld met een vriendelijke glimlach. De contouren vervaagden en ik keek in het ernstige, wat sombere gezicht van deze oom. Heel even vroeg ik me af of hij altijd zo was geweest, of dat het dood zijn veel invloed had gehad op zijn manier van doen.
“Morwenna.”
Altijd prettig als je herkend wordt. Ik twijfelde of ik de formele manier zou kiezen of juist familiair zou doen. Uiteindelijk werd het iets ertussenin.
“Een goedenavond Eric. Ik heb een probleem dat nogal dringend lijkt te zijn. Zou je me kunnen en willen helpen?”
“Vast iets dat niet over troef besproken kan worden?”
“Liever niet. Zou je door kunnen komen? Ik bedoel, wat is handig voor je? Ik ben nu bij Julian.”
“Weet hij dat ik leef?”
“Dat heb ik hem verteld.”
Hij fronste zijn zwarte wenkbrauwen en keek me doordringend aan. Ik keek strak terug en gaf geen verdere uitleg. Toen knikte hij.
“Ik kom eraan.”
Hij verbrak het contact en nog geen minuut later stond hij al naast me. Net zo eng als Brand, realiseerde ik me. Waarschijnlijk inderdaad veel beter met troef dan Fiona.
Hij begroette allereerst mijn vader, die hem niet bepaald uitnodigend aankeek. Ik had een idee waarom. Behalve dat hij mijn eerdere slechte conditie voor een groot deel Eric verweet, werd het met een vierde persoon erbij erg vol. Zelf moest ik me ook over een bepaalde weerzin heen zetten, tenslotte had ik zelf Ronardo en Eric erbij gehaald.
“De geruchten rond je dood waren overdreven?” informeerde mijn vader.
“Nee. Ik was echt dood,” zei Eric kort. “Leuk je weer te zien trouwens, we moeten binnenkort eens praten samen. Over het verleden en de toekomst.”
Julian knikte.
“We zullen zeer zeker eens moeten praten,” zei hij langzaam. “Over meerdere dingen.”
Daarna begroette Eric Ronardo, die hij blijkbaar kort geleden nog had gesproken. Ik haalde een nieuwe fles Bayles uit de kelder en bood Eric ook wijn aan. Julian haalde zijn voeten van de stoel af en zei Eric te gaan zitten.
Ik bekeek deze oom eens goed, zoals hij daar zat, met het glas wijn in de hand. Hij was groter en steviger dan mijn vader. Zijn haar was diepzwart, zo zwart dat er een blauwige glans overheen leek te liggen. Helderblauwe ogen, dezelfde kleur als Julian. Hij straalde een bepaalde autoriteit uit, een bepaalde macht. Toch was het niet van het opdringerige soort, zoals ik me herinnerde van Oberon toen ik deze ontmoette in Tir-na n’Oght. Onwillekeurig rilde ik even en dronk haastig een paar slokken wijn. Daarna vertelde ik het verhaal over Brand opnieuw, nu aan Eric. Ook deze keer liet ik de Sawall Spikard weg. Eric luisterde zwijgend. Er verscheen een frons op zijn gezicht toen hij zich realiseerde dat ik iets met Mandor Sawall had, die frons werd dieper toen het kind ter sprake kwam. Ik wist dat mijn vader een hekel had aan Chaosieten, maar deze had mijn zoon er nog nooit op aangekeken. Nu wist ik ineens zeker dat er mensen waren die dit wel zouden doen. Eric haatte Chaosieten en zo te merken ook de mengvormen. Al eerder had ik inderdaad gezien dat hij wat problemen had met Rhexenor, wiens bloed er toch ook voor had gezorgd dat Eric nu bij ons aan tafel zat. Maar ik was toen te zwak om ten volle te kunnen beseffen welke consequenties dat zou kunnen hebben.
“Mandor Sawall!” Eric spoog de woorden zowat uit zodra ik klaar was met mijn verhaal. “Van alle Chaosieten kies je voor Mandor Sawall! Dat is helemaal geen beste keus, hoe kom je erbij!”
Ik trok mijn psychische schild weer op. Eric kon zeggen wat hij wilde, hij kon me niet kwetsen. Ik had inderdaad keuzes gemaakt die bij de familie niet goed zouden vallen, maar het waren weloverwogen beslissingen geweest.
“Heeft hij je verkracht?!”
Hoe durfde hij! Inwendig maakte ik me toch kwaad, hoe durfde hij zoiets te suggereren! Mandor, die me nog nooit met een vinger had aangeraakt tegen mijn zin!
“Natuurlijk niet,” zei ik strak. Ik zorgde ervoor dat mijn woede niet van mijn gezicht af te lezen was.
“Het samengaan met Chaosieten zou sowieso strafbaar gesteld moeten worden!” raasde hij door en keek naar Julian die er stoïcijns bijzat.
“En jij! Je vindt dat allemaal zomaar goed?!”
“Ik had niet veel keus,” zei Julian met een zweem van humor. “Ze vroegen me niet om mijn mening.”
Eric staarde hem even met open mond aan en schudde zijn hoofd. Toen verlegde hij zijn aandacht weer naar mij.
“Je bent niet wijs! Sawall is één van de meest misselijke families uit Chaos! En dat is al heel lang zo. Je hebt niet alleen te maken met die Mandor, maar ook nog met die vreselijke Gramble en zijn vader!
Ongelooflijk dat Gramble daar nu op de troon zit, samen met dat mens met haar bastaardzoons. Morwenna, dit is zelfs politiek gezien geen geweldige zet van je.”
“Misschien niet, maar de feiten liggen nu eenmaal zo,” zei ik rustiger dan dat ik me voelde. Die opmerking over de vader van Gramble onthield ik om later vragen over te stellen, maar niet aan Eric.
“Ik ben niet van plan om ergens op terug te komen,” voegde ik er voor alle duidelijkheid nog aan toe.
“Die koppigheid komt bij jou vandaan,” zei Eric tegen Julian, die zijn schouders ophaalde.
“En ik weet dat mijn persoonlijke mening helemaal niet zal tellen in jullie ogen. Ik heb sinds ik terug ben inderdaad gemerkt dat bepaalde ongeschreven regels van vroeger achterhaald zijn. Dat het zelfs mogelijk is dat een zuster van mijn het aanlegt met een Chaosiet tijdens de oorlog en dat daar geen represailles op zijn gekomen! Maar zij ging tenminste niet verder dan dat, ze is geen openlijke relatie met hem begonnen. Ik had al zo mijn bedenkingen tegen dat politieke huwelijk. Nu weet ik wat erachter zit en dat maakt de zaak alleen maar erger!”
Er werd een tijd niets gezegd, ik schonk nog eens een nieuwe ronde wijn, alleen Ronardo sloeg af. Hij leek een beetje beduusd te zijn door al dat getier van mijn oom. Ik glimlachte tegen hem, hij kon ook niet weten dat ik dit soort dingen allemaal al eens had meegemaakt en aangehoord. En ik vermoedde dat het met Eric niet voorbij zou zijn, er waren meer familieleden die er zo over zouden denken, of ze nu wel of niet van de achtergrond zouden weten. Ik vroeg me af of Mandor dit allemaal had beseft voordat hij de plannen voor ons huwelijk in werking zetten. Waarschijnlijk wel. En in Chaos was het allemaal niet veel beter.
‘Hierbij hebben we het genoegen om U uit te nodigen op het verlovingsfeest van Morwenna van Amber en Mandor Sawall, die in het belang van de wapenstilstand voornemens zijn elkaar te huwen.’ Ha! Het mocht wat! Voor de meeste mensen zou het genoegen bestaan uit elkaar de hersens inslaan!

Uiteindelijk was Eric wat bedaard en begon hij vragen te stellen.
“Hoe komt Brand aan de macht om in jullie wereld te kunnen komen? Je zei immers dat deze was afgeschermd tegen Jurt.”
“Dat heeft Despil gedaan, Jurt heeft ons al eens bezocht op een andere goed afgeschermde wereld.”
Ronardo schoot in de lach, verder was er niemand die meelachte. Toch kom ik me op zich de humor ervan wel inzien, we hadden een wereld rondom een klein kind volledig dicht getimmerd en ondanks dat kregen bepaalde lieden het toch voor elkaar om daar simpel doorheen te breken.
“Brand heeft een bad genomen in het bassin van de Keep of Four Worlds,” legde ik uit. “Dat geeft een levende troefmacht. Jurt komt er ook op die manier aan, maar deze is er per ongeluk ingevallen.”
“De Keep is dus nog niet vernietigd? Hmm, vervelend. Dat stond nog op mijn lijstje. Een heel gevaarlijke plaats. Ik ben niet aan de vernietiging toe gekomen, vanwege de oorlog had ik er geen tijd voor en ik had ook nog rekening te houden met een andere lastige broer.
Uit wat je vertelt hebt, kan ik opmaken dat Brand zich bezig houdt met tijdreizen, geklooi met patroon en dat gecombineerd heeft met die macht van de Keep. Tijdreizen was trouwens vroeger mogelijk, nu is dat afgeschaft ofzo.”
“Op dat punt wil ik je nog wel een keer verder inlichten,” zei ik. “Er is inderdaad iets gebeurd.”
Eric keek me recht aan.
“In hoeverre heb jij te maken met Caine?” vroeg hij.
Ik was verbaasd over de vraag.
“Niet zoveel, dacht ik.”
“We hebben hem gered, daarom liggen we goed,” mengde Ronardo zich in het gesprek.
“Dat klopt,” zei Eric, “maar over jou, Morwenna, mag er geen kwaad woord gezegd worden.”
Ik was met stomheid geslagen. Natuurlijk had ik wel eens gemerkt dat ik bij deze oom vrij goed lag, maar niet gemerkt dat ik specialer zou zijn dan mijn neven.
“Misschien een keer iets gezegd dat goed viel,” zei ik weifelend, want ik kon me niet voorstellen wat dat dan precies geweest moest zijn.”
“Waarschijnlijk kun je in jouw geval Caine beter met je mee hebben dan tegen je. En dan doel ik niet alleen op dat voorgenomen huwelijk,” vond Eric. “Om terug te komen op jouw probleem: je wilt mijn hulp om de boel verder af te schermen?”
“Als het mogelijk is?”
“Zo machtig is die macht van hem ook weer niet,” mompelde hij.
“Eventueel wil ik ook graag die blokkade weg hebben bij mijn zoon,” zei ik. “Maar dat heeft minder haast.”
Hij knikte.
“Dat kan ik tegelijkertijd ook regelen. Wie weten er nog meer van jou, Mandor en je zoon?”
“Mijn vader, Ronardo, Caine, Benedict, Gramble en Despil,” somde ik op.
Eric fronste alweer.
“Dat zijn er nogal wat.”
“Ga je Rhexenor en William ook nog inlichten?” vroeg Ronardo.
“Rhexenor waarschijnlijk wel. William niet, diens ideeën zijn nogal uitgesproken. Ach, je was erbij toen hij ze spuide.”
Ronardo knikte begrijpend.
“Goed,” zei Eric. “Ik zal dat voor je doen. Komt eigenlijk wel zo goed uit, ik heb Mandors hulp nodig om in een andere wereld een beveiliging te maken tegen Logrus.”
“Wil je dat ik hem voor je troef?”
“Nee,” zei hij verschrikt, “laat maar even. Ik wil me voorbereiden. Zodra jij op het punt staat om daar weer heen te gaan, neem dan contact met me op. Ik snap trouwens nog steeds niet wat je in die persoon ziet.”
“Je bent een tijd lang weg geweest,” zei Julian rustig. “Er zal veel voor je veranderd zijn.”
“Klopt,” zei Eric en liet zich nog eens inschenken. Inmiddels stond de derde fles Bayles op tafel, alleen Ronardo dronk niet meer mee.
“Het laatste wat ik me herinner van voor mijn dood is dat mijn broer ineens de veldslag kwam redden. Dat dacht ik toen tenminste. Ik weet nu dat het eigenlijk was om Amber over te nemen, maar ons aantrof in de grote slag om Paleis Amber en besloot om mee te helpen.”
“Het was inderdaad verbazend, die plotselinge hulp,” zei Julian. “Zeer welkom echter.”
“Enige tijd daarna is Pa verdwenen.”
“Daar heeft niemand spijt van, al ben ik bang dat hij niet dood is.”
“Misschien dat mijn broer ermee te maken heeft,” zei Eric peinzend. “Maar daar zal ik mogelijk nooit achter komen. In ieder geval woedde er tegelijkertijd een grote slag, legers van beide kanten en beiden stonden er slecht voor. Het Oerpatroon werd gerepareerd en tegelijkertijd maakte Corwin een eigen Patroon. Deirdre en Brand vielen in de Abyss, een plotselinge wapenstilstand en Random die koning werd.”
Julian grinnikte.
“Het was komisch, ik vond die stunt wel leuk. En niemand die hem het koningschap betwistte.”
“Je bedoeld dat het een grap was?”
“Natuurlijk. Nep-eenhoorn, nep-edelsteen. Alleen Corwin trapte erin.”
Zowel Eric als Ronardo keken lichtelijk verbaasd. Julian had dit me al eerder verteld, het moest een kostelijk moment zijn geweest.”
“Hij zal het inderdaad gedaan hebben om mijn broer voor de gek te houden,” zei Eric bedachtzaam. “Waarom heb je niet ingegrepen?”
“Vond ik niet nodig. Ik hoefde geen koning te zijn.”
“In ieder geval hebben we nu dus een wapenstilstand met Chaos en te maken met Gramble Sawall en Dara Hendrake die het koningshuis vormen daar. Heel vreemd. En dan ineens al die jongelingen die plotseling opduiken.”
“Dat is zo vreemd niet.”
“Het heeft met Oberon te maken. Ik heb mijn kinderen ook voor hem weg gehouden. Niet dat het veel uitmaakte, hij vond ze toch vaak.”
Julian knikte instemmend, ik herinnerde me wat hij had verteld over mijn zus.
“Wat wilde hij met ze?” vroeg ik.
“Dat is me nooit helemaal duidelijk geworden,” zei Eric. “Hij had voor iedereen zijn eigen plannen en wie niet in het plan paste, verdween. Ik vermoed dat hij er ook vermoord heeft, maar ik heb geen bewijs. Het vervelende is dat je nooit weet of hij terug komt.
En nu hebben we Deirdre op de troon.”
“Ze is niet de keus waar de familie achter staat,” zei Julian. “Maar er is niemand anders die wil, dus zit ze daar.”
“Waarom heeft ze het eigenlijk gedaan?”
“Rhexenor vertelde eens dat ze het gedaan heeft om hem op de troon te helpen. Hij schijnt ooit tegen haar gezegd te hebben dat hem dat leuk leek,” zei ik.
Julian en Eric keken elkaar met een veelbetekenende blik aan.
“Dat verklaart wel iets,” zei Eric. “Caine had het erover dat ik het koningschap moest overnemen, maar ik heb mijn bedenkingen. Als mijn zus koningin is, houdt Corwin zich tenminste rustig. Als ik koning zou worden, zou de competitie weer van voor af aan beginnen. Mijn broer kan echt een zeikerd zijn, hij is drammerig, wantrouwig en vervelend. Oberon zag hem als de ideale opvolger.”
“Vanwege die eigenschappen?” vroeg ik met ongeloof.
“Natuurlijk niet. Corwin is gemakkelijk te manipuleren. Hij gelooft echt alles. Llewella zou een goede koningin zijn, maar die is met geen tien paarden op de troon te krijgen.”
“Ze vindt paarden niet leuk,” zei Julian met een glimlach. Ik grijnsde ook. Eric keek even verward, toen trok hij weer een ernstig gezicht.
“Misschien kun je Deirdre laten zitten en haar adviseren,” bedacht ik. “Wellicht accepteert Corwin dat wel.”
“Ze maakt er een puinhoop van.”
“Het is niet zo’n gek idee van mijn dochter,” zei Julian. “Op de achtergrond kun je meer invloed uitoefenen.”
“Hmm. Ik kan haar natuurlijk eens opzoeken…”
“Dat kun je doen.”
Weer werd er een poosje gezwegen, er werd wat gedronken en opnieuw geschonken. Alleen Ronardo sloeg steeds opnieuw af.
“Hoe is het nu met jou, Eric?” vroeg ik. “Je ziet er in ieder geval een stuk beter uit dan eerder, dus ik neem aan dat alles naar wens is gegaan.”
Hij keek verrast bij deze vraag en antwoordde bijna vriendelijk.
“Op zich is alles gegaan zoals het moest gaan, een beetje op het nippertje, maar goed. Ik ben me nu op de hoogte aan het stellen van de huidige omstandigheden. Random heeft dus Brand uit de Abyss gehaald. Corwin, Flora en jullie hadden er iets mee te maken.”
“Niet direct met Brand, dat was later en daar waren we niet bij, zelfs niet van op de hoogte. Maar we hebben eerder op verzoek van Random in de Abyss gevist.” In het kort vertelde ik Eric hoe het allemaal in zijn werk was gegaan, hij luisterde aandachtig.
“Dus de Feniks is terug. En als ik het goed heb, gebeurde dat op het moment dat jij viste.”
“Moyra was aan het vissen, maar snapte de techniek niet. Ik heb het haar alleen voorgedaan en had toen de Feniks aan de haak. Ik was helemaal niet van plan om mee te gaan hengelen.”
“In dit geval telt de intentie niet. Jij stond daar met die hengel.”
Ik slikte. Natuurlijk was het waar. Het was echt mijn bedoeling niet om te gaan vissen, maar ik kon dat domme geklungel van die griet niet langer aanzien. En dat was in feite zeer bepalend geweest voor alle gebeurtenissen vanaf toen. Als de Feniks niet was opgevist, was Deirdre ook niet terug gekomen. Natuurlijk was het iets dat mij was overkomen, ik heb inderdaad de onhebbelijkheid om precies op het verkeerde moment belangrijke gebeurtenissen voor de toekomst te bepalen. Wat was oorzaak geweest en wat gevolg?
“Ik heb verder niets met de Feniks,” vond ik het nodig te zeggen.
Zowel Eric als Julian keken me zwijgend aan.
“Hoe dan ook, nu die Feniks weer terug is, kunnen de invloed van zowel Patroon als Logrus achteruit zijn gegaan. Ik heb gemerkt dat de invloed van beiden op Schaduwen steeds minder aan het worden is. Alleen op Schaduwen waar geen leven is zijn de invloeden sterker. Er zal een tegenreactie van zowel de Eenhoorn als het Serpent komen. De Feniks is niet voor niets eerder weggewerkt. Dat is nogal een bemoeial.”
“Ik kan proberen meer uit te vinden,” zei ik nadenkend. “Ik moet nog steeds Patroon lopen, sinds Dark End al. Misschien dat ik dan wat wijzer wordt.”
“Ben je een beetje goed met Patroon?”
“Redelijk.”
“Ze is heel ver in Patroon,” zei Julian.
“Dan kom je mogelijk iets aan de weet. Misschien ook niet.”
Eric sloeg een volgende ronde wijn af, hij zei dat hij weer eens moest gaan.
“Tenzij je nog vragen hebt.”
“Meerdere. Maar nu stel ik er eentje,” zei ik. “Wat kun je me vertellen over Lorrayne?”
“Waarom wil je dat weten?”
“Ik heb het vermoeden dat ze mijn overgrootmoeder is.”
“Hoe kom je daar zo bij?”
“Uit betrouwbare bron vernomen. Ik wil daar verder niet op ingaan.”
“Ik weet er heel weinig van. Het was een zaakje van Oberon. Ik vermoed dat hij ooit een dame tegen is gekomen ooit, ik heb geen idee hoe dat is gebeurd. Dat was ergens voor, tijdens of nadat hij met mijn moeder ging. Hij is haar daarna nog een paar keer tegengekomen. Daaruit zijn twee kinderen voortgekomen, waarvan de oudste waarschijnlijk Caine is en de jongste een meisje, Lorrayne.”
Ik was even beduusd. Meteen begreep ik ook waarom Caine een soort voorkeur voor mij had, ik was dus blijkbaar een nakomeling van zijn volle zuster.
“Ik vind het leuk om dingen uit te zoeken,” legde Eric uit. “En ik vroeg me af waar Caine vandaan kwam. De vrouw in kwestie heette of heet Dulcimea van Tir-na n’Oght.”
“Daar woont toch niemand,” zei ik verbaasd.
Eric haalde zijn schouders op.
“Wie zal het zeggen. Niemand weet hoe oud de kinderen zijn en waar ze zijn geboren.”
“Caine zei dat ze tussen Flora en Julian kwam.”
Voor het eerst tijdens dit gesprek lachte Eric.
“Dat zal hij vast gezegd hebben. Alsof het ook maar iets uitmaakt. Van Caine weet ik eigenlijk heel weinig, hij is erg goed in het zich onbereikbaar maken voor iedereen. Van Lorrayne weet ik ook weinig, behalve dat zij zich vrij veel heeft bemoeid met Amber. En op zijn beurt heeft Oberon zich met haar bemoeid.”
“Er is me verteld dat ze is omgekomen tijdens een experiment. Ze had een unieke eigenschap waarbij oorzaak en gevolg omgedraaid kon worden.”
“Dat kan zijn. Er zijn de gekste dingen gebeurd binnen de familie. Ze staat nergens genoemd, dat maakt het heel lastig om dingen over haar te vinden. Ze heeft de Spiegelzaal gemaakt.”
Ik zweeg en dacht na. Lastig om dingen te vinden? Binnen Amber wel ja. Maar daarbuiten? Ik dacht aan de familietombe. En aan mijn erfenis, het huis in Brighton. Het werd tijd dat ik mijn eigen roots uit ging zoeken.
Ronardo, die lange tijd had gezwegen, nam plotseling ook deel aan het gesprek.
“Benedict had het enige tijd geleden over Lorrayne,” zei hij. “Dat was toen ik bij hem een training volgde.”
“Wat zei hij?” vroeg ik nieuwsgierig.
“Niet zo heel veel. Hij zei dat zijn zus Lorrayne lastig werd en daarom geschrapt door Oberon. Ze was gespecialiseerd in mensen manipuleren, ze had iets met spiegels en mensen. Ze zou de spiegelzaal in Amber gemaakt hebben en een fascinatie hebben gehad met Tir-na n’Oght en Rebma. Ze zou volgens Oberon een vijand van Amber zijn geworden. Eén van de redenen dat ze moest verdwijnen was dat ze iets begon met Chaos.”
“Klinkt als Oberon,” zei Eric en Julian knikte. Intussen buitelden mijn gedachten door elkaar. Dit was ineens een aardig compleet stukje dat ik te horen kreeg over mijn overgrootmoeder. Ik dacht aan mijn moeder, die ook verschrikkelijk goed was in mensen manipuleren. En nog iets, waar zowel mijn moeder als mijn broer last van hadden. Iets wat al eerder in me opgekomen was, maar met deze mededeling werd bevestigd.
“Dat betekent inderdaad dat ik via mijn moeders lijn niet alleen van Amber, maar ook van Chaos afstam,” zei ik kalm.
“Wat bedoel je? Dat je gedeeltelijk Chaosbloed in je hebt?” vroeg mijn vader geschrokken.
“Mijn moeder en ook in mindere mate mijn broer hebben de schurft aan dieren. De mijne wel te verstaan. Die van jou dus eigenlijk,” zei ik tegen hem. “Zoals vrijwel alle Chaosieten.”
“Dus je denkt dat Lorrayne een minnaar had in Chaos?” zei Eric verbijsterd. “Misschien bedoelde Benedict iets heel anders.”
“Zeker niet,” zei ik. “Ik weet dit eigenlijk al langer, ik heb meerdere redenen om aan te nemen dat dit het geval is. Zo ben ik eens een Barimen tegen gekomen die me onder andere wist te vertellen dat ik Chaosbloed in me had. En de Chaosiet van Lorrayne was niet zomaar een minnaar, er zijn zeker twee dochters uit voortgekomen. Mijn oma had een volle zuster, Lenore.”
De mannen keken elkaar verbluft aan, geen van hen wist nog wat te zeggen. Mijn vader bekeek me onderzoekend alsof hij probeerde demonische kenmerken bij me te ontdekken.
“Je zou het Caine eens moeten vragen,” zei Eric aarzelend. “De naam Lorrayne hoor je niet zoveel, er zou toch iets terug te vinden moeten zijn over haar.”
“Ik vind het toch raar,” zei Ronardo. “Als dit allemaal waar is, dan zou je moeder toch machten moeten hebben?”
“Dat hoeft niet,” dacht ik. “Vermoedelijk latent aanwezig. In feite weet ze niets over haar afstamming en ze heeft totaal geen begeleiding gehad. Ik weet uit eigen ervaring dat je dan geneigd bent om aan alle vreemde dingen een logische verklaring te geven. Ook weet ik dat er binnen haar familie heel veel mensen vroegtijdig zijn gestorven en ik vraag me af in hoeverre dat een natuurlijke oorzaak had. Het is heel goed mogelijk dat er flink wat blokkades zijn aangebracht bij haar om diverse redenen.”
Als dat laatste trouwens waar was, zou dat zeer waarschijnlijk de oorzaak kunnen zijn van haar regelmatig terugkerende migraine. Lopen van Patroon zou blokkades kunnen opheffen, het was echter de vraag of mijn moeder wel Patroon zou kunnen lopen. En ook of het wenselijk was dat deze blokkades, indien ze die had, werden weggehaald.
Eric stond op.
“Ik moet nu echt gaan,” zei hij. “Bedankt voor de gastvrijheid.”
Julian knikte alleen en Eric verdween net zo plotseling als hij hier binnen was gekomen.
“Ik ga ook,” zei Ronardo.
“Bedankt voor je komst en je input,” zei ik. “Ik hoop je te zien op het verlovingsfeest.”
Hij aarzelde.
“Als ik dan niets anders te doen heb, kom ik,” zei hij. “Maar ik hou niet van feesten en heb geen uitnodiging gehad. Mijn moeder echter wel.”
“De post is waarschijnlijk traag,” zei ik. “Zelf heb ik een uitnodiging gezien, het is ergens binnenkort.”
“Ik zie wel” zei mijn neef vaag, pakte een troef en was weg. Mijn vader schonk nog een keer voor ons in. We zaten een poos zwijgend te nippen van onze wijn. Ik probeerde alles te verwerken wat ik had gehoord en er kwam een nieuw plan in me op. In plaats van het Patroon in Amber, kon ik beter het Patroon in Tir-na-n’Oght gaan lopen. Zou de komende nacht helder zijn?

No comments: