Belegering van de Keep of Four Worlds

Ondanks het feit dat ik me beter zou moeten voelen – tenslotte werd mijn lichaam niet langer bewoond door een magische parasiet – voelde ik me mogelijk nog niet helemaal goed. Er moest een verklaring zijn voor het feit dat ik nog steeds stond te overwegen wat te doen, toen de anderen alweer terugkeerden van hun vechtpartij tegen de ondoden. Ze waren bijna enthousiast te noemen, blijkbaar was het gevecht goed verlopen. Er werd gepraat over ondoden en over necromanciers die gedood waren door een onzichtbaar wezen.
Gelukkig voor hen was er een nieuwe aanval van zombies, waar ze fanatiek op afstormden. Ik sprak mezelf streng toe en concentreerde me op de fontein, die enige tijd geleden gerepareerd was door William. Mijn blik gleed verder, er was hier veel veranderd. De ruïne was aardig herbouwd. Ik deed een paar stappen naar achteren om het geheel goed in me op te nemen. Het gebouw was er één met een heleboel kamers, rondom de fontein gebouwd, een grote cirkel met daarin het regenboogachtige effect van de vier elementen: water, aarde, de vlammen van vuur, de luchtbellen van lucht. Machtig en fascinerend, niet iets waar ik veel controle over zou kunnen hebben. Ook wist ik zeker dat de fontein niet de bron was van de legers. Ik bekeek het gebouw nog eens, het leek het meest op een groot fort, compleet met kantelen. Ik klom trappen tot ik op het hoogste punt stond. Een koude wind blies stevig, Fillipien vroeg en kreeg toestemming om wat te gaan jagen. Intussen keek ik alle richtingen uit, zoekend naar veranderingen in de omgeving. Tenslotte had ik een band met deze plaats en zou ik het moeten weten als er verstoringen waren. Door middel van concentratie en nauwkeurige waarneming vond ik er inderdaad vijf, in de vorm van magische poorten. Twee in het zuiden, waarvandaan de zombies steeds kwamen en een drietal in het noorden, waar ook de kampvuren van de ‘menselijke’ legers te zien waren.
Ik pakte mijn troevendeck uit mijn zak en begon deze te doorzoeken tot ik die van William had gevonden. Het was een rare gewaarwording, terwijl ik naar de afbeelding van mijn achterneef keek, zag ik waar hij mee bezig was. Hij was druk aan het studeren, bezig magische rijmpjes op te zeggen. Bijna werktuigelijk wilde ik de kaart wegstoppen omdat ik hem niet wilde storen. Ik bedacht me echter, normaal wist ik echt niet of iemand druk was als ik hem troefde. Dus ik waagde het er toch maar op en concentreerde me op de kaart.
William stopte met murmelen, nam het contact aan en keek blij verrast. Ik vertelde niet dat ik hem in feite al even had staan bespieden. Hemel, als dit een effect was van deze keep, was het maar het beste dat daar niet te veel mensen van wisten!
“Stoor ik?” vroeg ik toch even.
“Helemaal niet! Ik ben juist blij je te zien. Hoe is het?”
“Redelijk. Luister, heb je even tijd? Ik wil je ten eerste sowieso even spreken, maar ook omdat er problemen zijn in de keep.”
“Oh, ik vond het al vreemd dat ik steeds maar niets hoorde van jou en de andere twee… nou ja, ik had Julia ook gezegd dat ik aan het studeren was, dus misschien daarom.”
Hmm, blijkbaar had hij wel contact gehad met Julia sinds Dark End. Dat was goed.
“Ze worden belegerd hier, ik zie nu dat er magische poorten zijn. Misschien dat je hier kunt komen om wat mee te helpen uitzoeken?”
“Ik kan wel tijd maken. Ik studeer trouwens samen met Ronardo, zal ik hem vragen mee te komen?”
“Goed, wellicht kan hij ook wat toevoegen.”
Zonder verder woord verbrak William abrupt de verbinding, het dreunde zowat na in mijn hoofd. Die vent was waanzinnig sterk! Ik verwonderde me wat over Ronardo die blijkbaar magie aan het studeren was gegaan, was hij het niet die me bij iedere gelegenheid vertelde geen verstand te hebben van magie?
Weer zocht ik in mijn troevendeck tot ik Julia had gevonden. Zo te zien was ze niet meegegaan met de laatste gevechtsronde, maar bij de fontein iets aan het doen, ik kon niet zien wat. Het contact was er vrijwel onmiddellijk, met haar donkerbruine ogen keek ze me vragend aan.
“Julia, ik heb net William getroefd, hij komt dadelijk ook even kijken.”
“Oh ja, ik was helemaal vergeten hem te troeven. Toen ik hem de laatste keer zag, zei hij dat hij ging studeren. En intussen zat jij bij die rechtszaak in Chaos… ik denk dat ik wat laat was met jou inlichten over de gebeurtenissen hier.”
“Maakt niet uit,” zei ik. “Zou je naar boven kunnen komen?”
Ze stak een hand uit, ik greep deze en trok haar door. Toen ze naast me stond, wreef ze even over haar hand, ik had er even niet aan gedacht dat ze geen Amberiet, noch Chaosiet was, dus dat ik wat voorzichtiger moest zijn.
“Mijn excuses,” zei ik.
“Geeft niet,” zei ze, “dat gebeurt voortdurend.”
Ik werd getroefd en haalde William en Ronardo door. Ondanks dat het donker was, kon ik zien dat ze er beiden veel beter uitzagen dan de laatste keer dat ik ze zag. Zouden ze mogelijk niet geïnfecteerd zijn geweest? Dan zouden geen dispell nodig hebben en hoefde ik ook niets te zeggen over de parasiet.
Ik wees de anderen waar de poorten waren.
“Oh, magische poorten,” zei Julia. “Dat wisten we al.”
“Leuk,” zei ik geërgerd. “Toen ik ernaar vroeg, wisten jullie nergens van. Dus ik heb voor niets daarna staan zoeken, bedoel je?”
Ze keek me wrevelig aan.
“We hadden wel iets anders aan ons hoofd dan dat uit te gaan leggen.”
Ik slikte de boze woorden die in me opkwamen weer in. Gedane zaken namen geen keer, ik was nalatig geweest en er was slecht gecommuniceerd.
Ik keek weer naar het zuiden.
“Er is daar net een poort verdwenen,” zei ik en meteen daarna voelde ik weer die verstoring. “dat was de tweede,” voegde ik er aan toe. Ik draaide me naar het noorden, waar de drie poorten nog steeds actief leken te zijn.
“De anderen komen weer terug van de zombiejacht,” meldde Julia. “Hopelijk weten zij meer.”
We lieten ons doorhalen door Jurt en er werden begroetingen uitgewisseld. Rhexenor vertelde dat hij iemand aan het achtervolgen was totdat deze ergens doorheen stapte, volgens Jurt een poort was. Op het moment dat zij erachteraan wilden, verdween deze.
Jurt zorgde voor wat te eten en te drinken, degenen die trek hadden, sloegen aan het bikken. Intussen werd er wat over de afgelopen gebeurtenissen gepraat, maar veel meer nieuws kreeg ik niet te horen. Julia en Jurt wisten niet precies wanneer de legers hun opwachting maakten en ook niet wie ons, of één van ons, vijandelijk gezind zou kunnen zijn én wist van de keep. De enigen buiten ons zouden Martin, Merlijn en Mandor zijn. En Brand natuurlijk.
Iolanthe liep weg en kwam even later terug met een bewusteloze soldaat in haar armen.
“Misschien dat jullie zo meer informatie kunnen verkrijgen,” zei ze. Ik bekeek de man eens goed. Gewoon een typische soldaat met soldatenkapsel. Jaar of 40 oud. Het meest opvallende vond ik zijn grijze uniform, waar een afbeelding op te zien was van een leeuw die een eenhoorn opvrat.
“Iemand van Dalt,” zei ik. Ronardo knikte, hij had het ook herkend.
“Alle soldaten dragen dat uniform,” zei Iolanthe. “Dalt is toch een oom van jullie? Lijkt mij een familiezaak toe.”
“Ik weet het niet,” zei ik aarzelend. “waarom zou Dalt hier aanvallen? Maar daar is vast achter te komen.” Ik keek naar Ronardo die van ons de beste contacten had met Dalt en deze knikte.
Rhexenor werd onrustig nu het eten op was en er geen aanval meer kwam.
“Ik ga,” zei hij en verdween. Niet door middel van troef, maar van iets anders.
Jurt grijnsde en haalde een mand met belegde broodjes tevoorschijn.
Onderwijl vertelde ik aan Ronardo en William wat meer over de achtergrond van de keep en de macht van de fontein. Dat Brand zijn levende troefmacht hiervandaan had, net als Jurt, hoewel dat per ongeluk was geweest. Over Jasra, die haar oude leermeester had gedood en die later werd aangepakt door Mandor, Merlijn en Martin.
“Zou één van hen erachter zitten?” vroeg Ronardo.
“Huh, Martin is niet zo’n goede magiër,” zei Julia honend, “en de poorten zijn hier neergezet door middel van magie. En trouwens ook verdwenen op die manier. Ze zijn gemakkelijk te dispellen.” Ze keek opzij naar William. “Sorry dat ik je niet eerder troefde, maar je zei dat je ging studeren. Ik hoop dat je niet snel terug moet.”
“Oh nee, ze doen wel even zonder ons,” verzekerde William haar. Ik vroeg me af of ik ten berde moest brengen dat de tijd in de keep veel langzamer ging dan elders, maar hield het voor me. Hij was hier eerder geweest, dus waarschijnlijk was hem dat bekend.
“Ik denk trouwens dat die ondoden maar tijdelijk zijn uitgeschakeld,” merkte Jurt met volle mond op.
“Wie werken er met legers van ondoden?” vroeg ik, “en zou mogelijk belang hebben bij de keep?”
“Mandor,” zei Jurt.
Ik voelde ineens een steek van gemis en verlangen naar mijn geliefde en gaf niet direct antwoord.
“Dit heeft hij niet georganiseerd,” zei ik uiteindelijk.
“Of Merlijn, Despil… zoveel van de Hoven,” zei Julia.
“Hoelang speelt dit dan ongeveer?” vroeg ik.
“Een week of wat in Ambertijd. Jij bent steeds maar niet te bereiken geweest.”
“Je had mij toch kunnen troeven,” zei William een beetje verongelijkt. “Me iets kunnen laten weten.” Julia wisselde even een snelle blik uit met Jurt voordat ze antwoordde.
“Je zei dat je het druk had. Bovendien wilden we jullie niet meteen na Dark End lastig gaan vallen. Maar het begint tamelijk onhoudbaar te worden. Overdag vallen de soldaten aan, ’s nachts de zombies. Het is maar goed dat Jasra verbannen is, dat sluit tenminste uit dat zij hierachter zit.”
Ik schoof onrustig wat heen en weer en besloot open kaart te spelen.
“Jasra is niet meer verbannen,” zei ik. “Maar als ze hierachter zit, dan heeft iemand zijn woord niet gehouden.”
“Hoe kan ze niet meer verbannen zijn? En hoe weet jij dat?” vroeg Ronardo scherp. Ik keek hem strak aan.
“Omdat ik Brand heb geholpen daar een einde aan te maken. Ik heb hem verzocht om haar weg te houden van de familie.”
Julia, Jurt, Ronardo en ook William zaten me met een uitdrukking van afschuw op hun gezicht te bekijken. Iolanthe keek licht geïnteresseerd.
“Waarom heb je dat gedaan?”
“Laten we zeggen dat Brand me heeft gechanteerd en me ergens plaatste waar ik niet meer uit kon komen. Ik had geen keus.”
“Dat zal Julian vast leuk van je hebben gevonden,” zei Ronardo snerend.
“Hij weet ervan,” zei ik kort en had geen zin om hem te vertellen dat mijn vader hierover helemaal niet boos was geweest.
“Wat heb je daarvoor in ruil gekregen?” ging mijn neef door met de ondervraging.
Ik dacht even na voordat ik antwoord gaf. Eigenlijk zou ik, als een rechtgeaarde Amberiet, moeten zeggen dat hem dat niets aan ging en dat zou hij nog begrijpen ook. Toch vertelde ik het hem.
“Niets. Hij wilde informatie geven, ik heb gezegd dat ik er niets voor wilde hebben.”
Naast afschuw was er nu ook verbazing te lezen op de gezichten van de anderen.
“Onbegrijpelijk,” mompelde Ronardo. Uit zijn zak haalde hij zijn troevendeck en zocht er eentje tussenuit. Hij concentreerde zich een poosje, knikte toen en stak het deck weer weg.
“Dalt haalt me zo direct even door,” zei hij.
“Mooi, een familieaangelegenheid,” zei Iolanthe. Ze stond op en knikte naar ons.
“Als jullie me niet meer nodig hebben, zal ik weer gaan.”
“Heel erg bedankt voor je hulp,” zei ik.
“Troef me als je vragen hebt,” zei ze. Daarop keerde ze zich naar de anderen.
“Voor alle duidelijkheid: ik ben Iolanthe Hendrake en erg oud, als heb ik een flinke winterslaap gehad. Ik kom uit de tijd van Benedict.”
“Wie zijn je ouders?” vroeg Ronardo.
“Dat gaat je niets aan. Ik weet dat het bij de Amberfamilie als belangrijk wordt gezien, wie je ouders zijn enzo, maar bij ons in de Hoven is het anders.”
Ronardo keek geërgerd, Iolanthe deed alsof ze dat niet zag.
“Onlangs heb ik troeven van mezelf laten maken. Ik zal je er eentje geven – mits je wel een troef wilt hebben van iemand wier ouders je niet kent.” Ik kon een lach niet onderdrukken.
“Ik wil wel een troef,” zei Ronardo stroef.
Ze gaf er één aan mijn neven en aan Julia.
“Als je vragen hebt over de Feniks, stel ze.” Ze verdween vervolgens door middel van troef.
“Bij Chaosieten is het inderdaad niet belangrijk wie de ouders zijn,” legde Julia uit. “Misschien wil Iolanthe niet aan haar ouders herinnerd worden.”
“Stom,” vond Ronardo. “Zo wilde Mandor niets over zijn broer vertellen.”
Ik was verbijsterd. Waarom maakte mijn neef zich daar druk over?
“Mandors broer is dood, vermoord,” zei ik scherp. “Daar valt verder niets over te vertellen.”
“Misschien zie je Mandor binnenkort,” zei Julia, “dan kun je hem eens naar die poorten en legers vragen.”
Ik keek haar peinzend aan. Wat wist ze nu helemaal? Of dacht ze te weten?
“Ik zou dat kunnen doen,” zei ik voorzichtig.
Ronardo keek ons één voor één aan en zei: “Ik heb een zus die niet weet wie haar vader is. Maar aan de beschrijving te horen lijkt deze nogal veel op Mandor, vast zijn broer ofzo.”
Hee, dat was interessant. Ronardo die een zus bleek te hebben, Fiona een dochter. En blijkbaar moest de vader gezocht worden in de familie Sawall? Hoe compleet was die beschrijving eigenlijk?
“Dus je moeder is met de broer van Mandor gegaan?” vroeg Julia. Ronardo knikte. Ik begon me af te vragen hoeveel van deze informatie nu juist was en hoeveel Ronardo inmiddels zelf bedacht had.
“Dat is niet iets waar je zomaar mee te koop loopt,” zei Julia.
“Mijn moeder wil niet zeggen wie haar vader is,” zei Ronardo verongelijkt.
“Ik vind het interessant, als dit waar is,” bracht ik in het midden. “Weet je of je zus zelf kinderen heeft, of volle broers heeft?”
Ronardo keek me met verbazing aan.
“Hoezo? Is dat dan belangrijk?” vroeg hij. Ik aarzelde. Dit was een gelegenheid om iets te vertellen over mijn zoon die gezien werd als troonopvolger. Maar er waren teveel mensen aanwezig. Ik wist zeker dat mijn geheim veilig zou zijn bij bijvoorbeeld Julia en Ronardo, maar Jurt? Niet voor niets was er ontzettend veel moeite gedaan om een blokkade bij hem te plaatsen. Of William? Ik bekeek mijn strenge neef eens goed. Ik geloofde zonder meer dat hij te vertrouwen zou zijn, maar hij had bijzonder uitgelezen meningen over goed en kwaad, over Amber versus Chaos. Ik was bang dat hij mijn zoon zou afrekenen op zijn afkomst en dat wilde ik niet. Dus ik zweeg over dat stukje.
“Het is de bedoeling dat ik een huwelijk aanga met Mandor Sawall,” legde ik uit. “Hij is de troonopvolger, ook al heeft hij afstand gedaan. Dat betekent dat, in geval we kinderen krijgen, deze in de lijn komen voor troonopvolging. Voor zover nu bekend is, is Mandor de enige zoon van Gramble Sawall, zelfs het enige kind. Mocht het echter zo zijn dat Mandors broer in leven zijnde nakomelingen heeft, komen die in principe vóór onze kinderen, mits deze nazaten erkend zijn. Nu weet ik dat opvolging binnen de Sawall familie via de mannelijke lijn gaat, dus waarschijnlijk valt je zus – mits ze inderdaad een ‘dochter van’ is – daarbuiten.”
Ik zag dat Jurt een beetje bedrukt keek, ik begreep alleen niet helemaal waarom. Iets wat ik gezegd had, leek hem dwars te zitten.
“Is je zus erkend?” vroeg Julia.
“Ik geloof het niet,” zei Ronardo. Jurt schraapte zijn keel.
“Merlijn is de oudste,” zei hij. “Die komt het eerst in aanmerking. En dan Despil.”
Ik probeerde niet te meewarig te kijken. Maar ik wist nu dat deze twee niet echt in de plannen van Gramble voorkwamen.
“Mandor is het meest serieus,” voegde hij er zacht aan toe. “Maar die wil niet.”
“En jij dan?” vroeg William.
Jurt schrok even.
“Oh nee, ik kom niet in aanmerking,” zei hij heel beslist.
“Gramble Sawall zelf was in zijn jongere jaren ook erg interessant heb ik horen vertellen,” zei Julia peinzend. “Het kan natuurlijk zijn dat ze een dochter van hem is. Geen wonder dat je moeder dat dan niet wil vertellen.”
Ik dacht na. Het zóu natuurlijk kunnen. Maar toch?
“Is mogelijk,” zei ik, “hoewel Mandor zegt dat al zijn zussen zijn vermoord. Trouwens ook een heleboel neven en nichten. Haar vader zou natuurlijk ook een neef kunnen zijn, maar zo blijven we speculeren. Hoe heet je zus eigenlijk?”
“Sandra,” zei Ronardo. “Rood haar, klein, lijkt vrij veel op Fiona.”
Verder wilde hij niets meer over haar vertellen, niet waar ze zich mee bezig hield of waar ze woonde, hij was weer helemaal dicht geklapt. In plaats daarvan begon hij over de huwelijksplannen.
“Wat vindt je vader daar eigenlijk van?” Dat was iets wat de anderen ook wilden weten.
“Hij steunt me,” zei ik. Ze keken me ongelovig aan.
“Hoe kan hij je daar nu in steunen? Hij is de demonenjager van de Amberfamilie!”
“Toch doet hij dat.”
“Waarom keurt hij dat goed?”
“Omdat ik hem heb gezegd dat ik dat wil. Natuurlijk hebben we daar wat woorden over gehad, maar hij begrijpt waarom ik dat doe.”
“Hij begrijpt dat je een verstandshuwelijk aangaat?” vroeg Julia met onbegrip.
“Soms moet je wel,” zei Ronardo. “Als je kind iemand kiest van de andere partij, dan heb je dat maar te pikken. Zelfs Julian.”
Hij heeft iets tegen mijn vader. Echt!
“Een zoon of dochter van mij zou nooit met een Chaosiet gaan,” zei William beslist. “Dat gaat niet, dat gebeurt niet. Maar ik begrijp je wel, Morwenna.”
“Je begrijpt me? Hoezo?”
“Ik heb het eerder aan je gemerkt, jij bent gefascineerd door evil.” Ik slikte even. Dat was nogal een waarneming, waar had hij die op gebaseerd?
“Ja, je bent gefascineerd daardoor en doordat je je nu met zo’n evil demoon gaat verbinden, zul je het evil van nabij mee kunnen maken en leren kennen. Vanuit de kennis kun je het Kwade gaan bestrijden. Ik moet zeggen dat ik het bijzonder opofferingsgezind van je vind, dat je een huwelijk met iemand die door en door evil is, aangaat voor Amber.”
Zo, daar kon ik het mee doen. Wat moest ik daar nu op zeggen! Intussen vond ik al dat gepraat over Mandor en ons huwelijk helemaal niet prettig, ik kon me niet herinneren hem eerder zo verschrikkelijk gemist te hebben.
“En haar vader,” ging William belerend verder tegen de anderen, “is een goed voorbeeld voor ons allemaal. Die weet hoe het eigenlijk hoort. Hij gaat niet tegen het plan in, in plaats daarvan steunt hij het, omdat hij weet dat dit alleen maar ten goede zal komen voor Amber en de Eenhoorn.”
Oh, wat zal deze achterneef geschokt zijn als hij erachter komt dat we al een poosje samenleven en zelfs een kind hebben. En dat dit alles helemaal niets te maken heeft met Amber, Chaos of wat dan ook, maar alles met een egoïstische liefde.
“Ik ga met Jurt,” zei Julia terwijl ze William strak aankeek, “en hij is een Chaosiet.”
Jurt glimlachte en knikte. Ik ging verzitten op mijn stoel, bij dat de aandacht een beetje van mij was afgeleid.
“Ja, ik kan datt goed begrijpen in jouw geval. Dat komt omdat ook jij het Goede voorstaat, men zegt niet voor niets dat je een afgezant bent van de Goden. Ook zie ik dat er voor Jurt nog hoop is, met jouw hulp kan hij op het goede pad komen.”
Aha, voor Jurt was er nog hoop, voor Mandor blijkbaar niet meer. Tja…
Ronardo was al het geklets een beetje moe en vroeg Julia naar een troef van Jasra.
“Wat moet je daarmee?” vroeg ze onwillig.
“Kijken. Is interessant hier.”
“Je krijgt die niet. Ik wil geen slapende honden wakker maken, als je begrijpt wat ik bedoel.”
Dit alles had aanleiding kunnen zijn tot een nieuwe discussie, als Ronardo niet ineens verdwenen was door middel van troef.
Ik maakte van de gelegenheid gebruik om op te staan en wat te wandelen in de omgeving. Buiten het zicht van Julia en Jurt, pakte ik mijn troevendeck en legde de kaart van Mandor bovenop. Gelukkig zag ik niet waar hij mee bezig was, hij was goed afgeschermd. Ik raakte de troef met mijn wijsvinger aan, volgde even de lijnen van zijn mond. Ik miste hem en had alleen maar een troef waar ik af en toe eens naar kon kijken. Ik miste Owen en van hem had ik helemaal niets bij me. Ik zuchtte even diep, vermande mezelf en zocht in mijn deck de troef van mijn vader op. De afgelopen tijd had ik heel veel contact met hem gehad, realiseerde ik me. Waren we dan eindelijk in staat om een goede band op te bouwen? Was dat wat we gewonnen hadden dankzij Dark End?
Ik zag dat mijn vader met een ernstige trek op zijn gezicht door Arden reed en voelde dat hij het druk had. Desondanks zocht ik contact. Hij stopte Morgenstern en zijn gezicht verhelderde ogenblikkelijk.
“Sorry dat ik niet eerder troefde,” zei ik, aan het tijdsverloop in de keep denkend, “maar de rechtszaak is ten einde. Ik ben nu een onderhandeling in de keep aan het afwachten.” Ik vertelde hoe het was afgelopen en waarom ik nu in de keep was. Hij knikte.
“Fijn om van jou de details te horen. Dat het goed was gegaan wist ik al. Daarstraks heb ik dat neefje van je gesproken… nou ja, moeten helpen.” Zijn gezicht stond geërgerd.
“Waarom dat?” vroeg ik.
Hij haalde zijn schouders op en zuchtte.
“Hij had een kruidendokter nodig voor zijn zieke vrouw. Dacht blijkbaar dat hij de treehugger van de familie erbij moest halen, de druïde.”
“Leuk dat hij aan je denkt. Druïde dus. Ik kan me je helemaal voorstellen in het midden van Stonehenge met een snoeimes,” grijnsde ik. Hij verstrakte en keek me onderzoekend aan.
“Dat was een grapje,” stelde ik hem gerust.
“Dat hoop ik dan maar.” Hij glimlachte weer. “Hoe dan ook, ik heb het druk genoeg en geen behoefte aan dat gezeur erbij. Ik heb dus extra stug gedaan, hopelijk valt hij de volgende keer iemand anders lastig. Alsof dat niet genoeg was, vond hij het ook nog nodig om me door te halen terwijl je moeder naast hem bleek te staan.”
Oei, dat was bijzonder ongelukkig geweest van Rhexenor. Dacht deze neef ooit na voordat hij iets deed?
“Dat spijt me,” zei ik.
“Het is niet jouw schuld. Maar zo plaatste hij ons allebei in een wat ongemakkelijke positie en hij had het niet eens in de gaten. Maar goed, nu jij. Heb je in de Hoven alles kunnen doen wat je van plan was?”
“Ja, ik denk het wel. Interessante gesprekken gehad… ik wil graag iets met je bespreken, maar niet over de troef. Als het je nu uitkomt tenminste, je zei net dat je het druk had…”
“Voor jou heb ik altijd tijd,” zei hij rustig. “Maar jij bent nu toch met iets bezig?”
Ik haalde mijn schouders op.
“Ze kunnen wel even zonder me. Wat ik je wil vertellen is belangrijk voor me.”
“Goed,” zei hij, “ik haal je door.” Hij stapte van zijn paard af en stak een hand uit. Ik greep deze en stond in Arden. Mijn vader pakte ook mijn andere hand en bekeek me van top tot teen.
“Je ziet er goed uit, veel beter dan de vorige keren,” zei hij verheugd en trok me even tegen zich aan ter begroeting.
“Jij ziet eruit alsof je aan het werk bent,” zei ik. Julian was gekleed in zijn witte harnas, zwaard aan zijn zijde. Ik liep even naar Morgenstern, klopte deze tegen de flanken en keerde me weer naar mijn vader.
“Hoe is het met jou? Alles goed?”
Hij knikte langzaam en lachte breed, op een manier alsof hij meer wist dan ik. De vorige keer dat hij me troefde, had hij ook zo gedaan, wat was er aan de hand?
We stonden aan de voet van een heuvel, waarop een ruïne was te zien, een toren temidden van een ring van stenen. Fascinerend, maar daarvoor was ik niet hier.
Julian had inmiddels een fles wijn en een paar kroezen uit een zadeltas gehaald en nodigde me om naast hem te komen zitten op een omgevallen boomstam. Ik dronk een paar slokken van de frisse, licht zoete rode wijn.
“Het bleek dat ik geïnfecteerd was door een magische parasiet, vermoedelijk overgehouden van Dark End. Deze hield het herstel van het bloedverlies tegen.”
Hij vroeg me om er alles over te vertellen en dat deed ik, ook dat de parasiet inmiddels weg was gehaald. Toen keek hij me scherp aan.
“Je bent niet alleen bloed kwijt geraakt aan dat altaar, hè?”
Ik draaide er niet omheen. Hij is mijn vader en hij had recht om te weten wat er aan de hand was.
“Dat was Eric,” zei ik. “Je weet dat zijn geest is meegegaan om ons naar Dark End te leiden. Ik heb je ook verteld dat we daar allemaal een soort van onmogelijke vraag moesten stellen om weg te komen. Eric heeft gevraagd hoe hij weer levend kon worden…” meer kon ik niet vertellen, het was of mijn tong aan mijn gehemelte was gekleefd. Julian nam me vorsend op.
“Hmm, Eric dus…”
Ik zag dat hij zijn troevendek pakte en de kaart van Caine ertussenuit haalde. Hij concentreerde zich een poosje, ik zag een wat boze frons tussen zijn wenkbrauwen komen en toen keek hij ineens tevreden. Hij stak de kaart tussen de andere en stak het deck weer weg. Hij stond op en liep wat heen en weer.
“Eric leeft dus. Ik had het kunnen weten. Caine ontkende het trouwens. Hij ontkende het zo stellig dat ik wist dat hij loog. Ik denk dat hij achter dat hele plan zit om Eric weer terug te krijgen. Kun je me meer vertellen?”
De blokkade leek weg te zijn. Ik kon vertellen dat Eric ons bloed tijdelijk nodig had gehad, tot dat van zijn eigen kind beschikbaar was. Bij ieder woord dat ik zei, leek Julian bozer te worden.
“Ik denk niet dat Eric veel keus had,” probeerde ik hem te verdedigen.
“Vast niet, maar hij tapt er wel mijn dochter voor leeg,” zei hij nijdig. “En vindt het dan niet nodig om te controleren of alles wel goed is gegaan, terwijl het meer dan duidelijk is dat het helemaal niet goed is gegaan. Hij heeft je laten gaan terwijl je allesbehalve gezond was, je had wel dood kunnen zijn! En ook Caine stel ik hiervoor verantwoordelijk, die twee zijn nog niet klaar met mij. Wat denken ze wel!” raasde hij door.
Ik glimlachte flauwtjes, ik had mijn vader maar zelden zo boos gezien.
“En dan mag ik Caine waarschijnlijk nog dankbaar zijn dat hij niet op het idee kwam om de geest van Oberon mee te sturen! Nou ja, eigenlijk denk ik dat hiermee een ander raadsel is opgelost.”
“En dat is?”
Hij kwam weer naast me zitten en schonk nog eens wijn in.
“Je weet de plaats waar dat beeld staat? Om de doorgang naar die wereld van de Dwalers te bewaken? Daar staat sinds kort een tweede beeld. Bleys en Ronardo zijn naar die wereld gegaan om te controleren of techniek daar zou werken. Dat was inderdaad het geval, want er stond een soort van doomsday machine.”
Hij keek opzij naar mij. “Jij bent daar toch ook geweest, met Jurt? Toen stond dat er toch niet?”
“Nee,” zei ik verbaasd, “er was helemaal niets.”
“De machine stond op scherp, ze hoefden deze alleen maar aan te zetten om die wereld te kunnen vernietigen. Bleys en ik maakten ons grote zorgen, we waren bang dat Oberon verantwoordelijk was voor het beeld en de machine, al is het inderdaad iets meer Erics stijl. Maar aangezien we niet beter wisten dan dat hij dood was…”
“Dus je bedoelt dat ik me niet meer druk hoef te maken om die wereld? Dat is prettig om te horen, kan ik dat van mijn lijstje schrappen.”
“Ik denk dat je inderdaad genoeg andere zaken aan je hoofd hebt. Waarom ga je niet je eigen dingen doen, in plaats van je bezig te houden met dat gedoe in de keep? Dat houdt alleen maar op.”
“Er is iets bijgekomen,” zei ik, “en daarover wilde ik eigenlijk met je praten.”
Hij keek me onderzoekend aan, maar zei verder niets.
“Ik heb een gesprek met Gramble Sawall gehad,” zei ik. “Hij had daar zelf om gevraagd. Tijdens dat gesprek zijn er wat interessante zaken naar boven gekomen, bij deze wil ik je daar iets van vertellen.”
“De vader van Mandor? Die seniele oude man?”
Ik had hem eerder gezegd dat Gramble volgens Mandor niet seniel en oud was. Ik kleedde toch mijn antwoord voorzichtig in, voor hem moest daar genoeg uit op te maken zijn.
“Laat ik zeggen dat hij een heldere dag had,” zei ik terwijl ik hem strak aankeek.
“Hmm,” zei hij peinzend.
“Hij heeft mijn familiebanden uitgezocht, die via mijn moeders lijn dan.”
“Waar was dat voor nodig? Waar bemoeit hij zich eigenlijk mee!” zei mijn vader ontstemd.
“Ik ga trouwen met zijn zoon, die eigenlijk de troonopvolger is. Hij wilde weten wat voor vlees hij in de kuip heeft, uit wat voor nest zijn aanstaande schoondochter komt.” Nu was ik het die opstond en op en neer liep.
“En blijkbaar viel het hem allemaal niet tegen, hij heeft me al geaccepteerd als lid van de familie.”
De verwondering was duidelijk van mijn vaders gezicht te lezen.
“Gramble Sawall is iemand die heel veel weet en uitzoekt. Iemand om rekening mee te houden. Voor wat mijn moeder betreft: je weet dat je een zus hebt gehad die Lorrayne heette?”
Hij keek wat verward, schokschouderde even.
“Ik denk de naam ooit gehoord te hebben. Meer weet ik niet.”
“Caine kwam met die naam. Kwam tussen jou en Flora in. Caine zei dat ze iets had met Oerpatroon en dat haar lot tragisch was.” Ik zweeg even omdat een gedachte zich aan me opdrong. De kleine dame die ik had ontmoet op het Oerpatroon, vlak na de ontmoeting met mijn zoon. Ik had toen aangenomen dat zij de Patroongeest was. Nu dacht ik iets anders. Zou het mogelijk zijn dat zij Lorrayne was? Of een manifestatie van haar?
“Lorrayne had een Gave, heel gevaarlijk in Amber en de Hoven. Uniek ook. Het kunnen manipuleren van gebeurtenissen in die zin dat bijvoorbeeld oorzaak en gevolg omgedraaid worden.”
“Dat is niet zo uniek,” zei Julian. “Oberon had dat ook.”
“Weet ik. Maar als ik het goed begrijp niet zo dominant als Lorrayne dat had. Ze was dus interessant genoeg voor Oberon om experimenten mee te doen. Bij één van die experimenten, waar ze niet vrijwillig aan meewerkte, is ze omgekomen.”
“Er zijn meer Amberieten die achteraf niet zo dood zijn,” zei Julian.
“Klopt,” zei ik met een zucht. “Er is nog veel dat ik moet uitzoeken. Maar mijn moeder, Aildith, is een kleindochter of achterkleindochter van Lorrayne. Het is niet bekend wat er is gebeurd met het kind van Lorrayne. Van mijn moeder weet ik alleen dat ze zowat de enige is die over is uit haar familie, maar die verhalen zijn erg vaag.”
Mijn vader was ook opgestaan en kwam voor me staan. Hij greep me vast bij de schouders en keek me diep in de ogen.
“Morwenna! Ik hoop dat het goed tot je doordringt dat dit hele belangrijke en vertrouwelijke informatie is. Heel erg gevaarlijk voor alle betrokkenen!”
“Dat weet ik. Denk niet dat ik het aan iedereen ga vertellen. Maar ik dacht dat je het wilde weten.”
“Natuurlijk wil ik dat. Ik denk dat het ook heel belangrijk is dat we dit met je moeder bespreken. Vroeg of laat komen hier problemen van.” Hij liet me weer los. “Allemensen, dit is heftig,” verzuchtte hij en verzonk in gedachten. Intussen bekeek ik de ruïne nog eens goed. De toren leek van een soort metaal te zijn. Verder straalde er niets af, geen macht ofzo.
“Het verklaart heel veel voor me,” zei mijn vader toen. “Over de tijd waarin ik je moeder ontmoette. Hoeveel informatie heb ik je daarover gegeven?”
“Weinig,” zei ik. “Je wilde met je broers praten, maar die waren er niet meer. En je vond haar aantrekkelijk. Ook haar verhalen rondom die tijd zijn erg vaag.”
“Ik kan er niet meer van maken. Alleen dat… ik kan het me ook niet meer zo goed herinneren. Het is net of ik haar eerder heb ontmoet dan dat ik op weg ging naar mijn broers.”
“Ik weet niet wat er gebeurd is, het klinkt of er met iedereen op de één of andere manier is gemanipuleerd. Met jou, met mijn moeder en ook met je broers,” zei ik verbitterd. “Het klopt gewoon niet. Mijn hele bestaan klopt niet.”
De zucht die hij slaakte leek van heel diep te komen en hij keek me vorsend aan.
“Ik vraag me af waarom jouw moeder en ik gekoppeld moesten worden. Wiens plan dat eigenlijk is.”
“Ik heb een vermoeden wie dat is geweest, maar als er op zo’n manier wordt geklooid, is dat zelfs maar zeer de vraag. En waarom? Geen idee, behalve dat die kruising mogelijk een interessante nakomeling zou opleveren. Of dat er een soort van broedproject in de planning stond voor die nazaat weer. Misschien alles in de hoop dat er een kind gecreëerd zou worden met die gave.”
“Kan. Heb jij wel eens het gevoel gehad dat je gemakkelijk op plaatsen komt die anders moeilijk te bereiken zijn?”
“Niet echt,” zei ik. Maar intussen bekroop me vaag het gevoel dat dit wel eens gebeurd was. Misschien niet altijd even gemakkelijk, maar ik was meerdere malen ergens geweest waar niet iedereen kwam. Alleen had ik altijd gedacht dat dit samen hing met Patroon of andere toevalligheden.
“Hoe bedoel je dat precies?”
Hij aarzelde heel lang voordat hij het uit begon te leggen.
“Ik heb me wel eens afgevraagd of het aan mij ligt of aan Arden. Toch is het heel typisch als je kunt bepalen waar je moet zijn, op welk tijdstip en dat je ook die volgorde kunt bepalen.”
Ik kreeg het er koud van. Zijn samengaan met mijn moeder was absoluut zeker geen toeval geweest, iemand had geprobeerd om bepaalde genen bij elkaar te brengen. Wat zou dit voor gevolgen kunnen hebben voor mij en voor mijn kinderen? Welke gevolgen had dit al gehad?
“Ik weet niet of ik dat zo kan,” zei ik. “Maar misschien is het een kwestie van ervaring opdoen. Toch heb ik iets dergelijks wel meegemaakt, al dacht ik dat het door gebruik van Patroon kwam. Als je dat kunt, is het dan mogelijk om tot de oorsprong van dingen terug te kunnen gaan?”
“Dat ook,” zei hij rustig.
“Dan denk ik dat ik daar misschien iets van heb. Maar ik ga weer terug, ik vind het heel prettig dat ik dit alles met je kon bespreken. Verder zal ik binnenkort aan mijn moeder vragen of ze met ons wil praten.”
“Dat zal mogelijk ook wat onduidelijkheden voor haar oplossen.”

We namen afscheid en ik ging weer naar de keep, waar mijn afwezigheid niet was opgevallen. Net toen ik terugkwam werd ik getroefd door Ronardo, die Dalt en Rinaldo met zich meebracht.
Jurt was enthousiast en zorgde voor meer wijn en brood. We gingen met zijn allen rondom een tafel zitten in één van de zalen.
“Vertel me waarom jouw legers hier zijn,” zei ik tegen Dalt.
“Ho eens even, het zijn de mijne,” interrumpeerde Rinaldo.
“Eigenlijk zijn het de mijne,” zei Dalt tegen hem. “Jij hebt ze alleen maar gehuurd.”
“Ik heb er anders goed voor betaald,” zei Rinaldo. “Ze hadden toch niets te doen nu dat gedoe met Eregnor is opgelost.”
“Het blijven mijn legers. Je hebt ze gehuurd, niet gekocht. Ik zorg voor hun training…” ze argumenteerden net zolang door, tot Ronardo ingreep met de opmerking dat ze nu maar tot de kern van de zaak moesten komen.
“Ik heb er anders wel veel moeite ingestopt,” zei Rinaldo nog. Daarna keek hij ons aan.
“Heel eenvoudig, ik heb deze keep nodig vanwege de macht. Ik vraag me af wat jullie hier doen, tenslotte behoort dit alles mij toe. Ik heb de keep ontdekt, mijn moeder had me gevraagd uit te zoeken waar die ouwe tovenaar zijn macht vandaan haalde. Dus ben ik lekker bezig met datgene terug te veroveren dat eigenlijk al van mij is, komt Ronardo hier me de stuipen op het lijf jagen door te zeggen dat mijn moeder weer terug is en dat jij erachter zit!” Hij keek me giftig aan.
“Klopt,” zei ik. “Je vader vroeg me om hem te helpen met zoeken.”
Zijn blik veranderde op slag in één van begrip.
“Ik snap het. Mijn vader heeft je op zijn manier gedwongen om haar te bevrijden. Niets wat je daaraan kunt doen, typisch mijn vader. Altijd bezig met een plan in een plan in een plan. Alles gratis, het levert nooit iets op. Als hij nu nog een beetje idealen had…”
“Wat ik niet snap,” zei ik, terugkerend naar het eigenlijke probleem, “dat je vindt dat je recht hebt op de keep en meteen tot de aanval overgaat. Waarom kom je niet gewoon praten, dat is toch meer jouw stijl?”
Hij keek wat beteuterd.
“En dan te bedenken wat wij er allemaal al aan moeite en tijd in hebben gestopt,” zei Julia boos. “Al die tijd heb je ons het vuile werk laten doen en nu ineens wil je jouw part hebben.”
“Julia en Jurt hebben het meest gedaan aan de opbouw,” zei ik tegen Rinaldo. “En dan nog iets: we willen uiteraard niet dat Jasra hier ooit komt.”
“Nee, natuurlijk niet, dat wil ik ook niet,” zei hij verschrikt. “Maar als jullie me nu vertellen wat jullie onkosten zijn geweest… daar is natuurlijk over te praten. En jullie zouden het kunnen leasen tegen betaling.”
Ik was met stomheid geslagen. Ik had over Rinaldo wel eens gehoord dat hij in staat was om knollen voor citroenen te verkopen, een bijzonder geslepen iemand.
“Jullie zorgen gewoon dat de boel hier netjes blijft, ik laat het een beetje bewaken door een afdeling van mijn leger permanent hier te stationeren.”
“Hoe zit het met dat leger van zombies?” wilde Julia weten.
“Daar weet ik niets van, die zijn niet van mij.”
“Ook niet van mij,” zei Dalt.
“Kan het zijn dat je een vijand hebt die weet dat je hier bezig bent?” vroeg ik.
“Er was laatst ene Kalkin, een man met een paarse mantel en paarse ogen. Een tovenaar die heel moeilijk deed, wilde familiegeheimen kopen. Ik heb hem afgepoeierd.”
“Toevallig, ik ben ook zo’n figuur tegen gekomen, Xander,” zei Dalt.
“Doet me denken aan Radius van de jongerenclub,” zei Jurt.
“Ik geloof dat veel familieleden dat figuur al eens tegengekomen zijn,” zei ik. “Maar deze legers komen waarschijnlijk niet bij hem vandaan. Hij is degene die die paarse beelden heeft geregeld op die bruiloft.”
“Ik denk dat ik weet wie erachter zit,” zei Ronardo. “Dit is een plaats met Macht, iemand anders heeft de kastanjes al uit het vuur gehaald, legers van ondoden, gates… dat leidt erg naar Merlijn.”
“Zou kunnen,” zei ik. “Ik troef hem wel.”
Merlijn is iemand die ik eigenlijk nooit troef, zijn kaart was dan ook bijna onderaan. Hij zat ogenschijnlijk rustig een boek te lezen. Ik concentreerde me en hij nam het contact aan. Als hij verrast was om me te zien, liet hij daar niets van merken.
“Merlijn, we hebben een situatie hier in de keep en nu hoop ik dat jij daar je licht op kunt laten schijnen,” viel ik met de deur in huis.
“Moet dat nu, ik heb het druk,” zei hij.
“Iedereen heeft het druk en nu zijn we er mee bezig.”
Hij zuchtte, legde het boek weg en stak een hand uit. Ik greep deze en even later stond hij tegenover me.
“Toch leuk je weer eens te zien,” zei hij tegen mij. Toen keerde hij zich naar de anderen en begroette ze één voor één. Jurt haastte zich om hem ook wat te drinken te brengen. Deze keer ging het mis en de wijn kwam grotendeels over Merlijn heen. Met een ietwat superieur lachje toverde Merlijn zijn kleding schoon, liet zich in een stoel zakken en pakte voorzichtig het nieuwe glas aan. Hij keek ontspannen om zich heen.
“Aardig optrekje hier.”
“Genoeg over ditjes en datjes,” zei Rinaldo. “Ik wil weten wat jou zombielegers hier doen.”
Ik keek hem geërgerd aan. Wat een ontzettend ontactisch begin! Was hij nu handelaar?
“Merlijn, we hebben hier te maken met een tweetal legers die de keep belegeren. Het ene komt van Rinaldo vandaan, het andere is een leger van ondoden die hier gekomen zijn door een tweetal magische gates. Misschien dat jij enig idee hebt waar we mee te maken hebben,” zei ik.
“En weet je wel wat dat allemaal kost!” riep Rinaldo.
“Oh ja, nu heb ik het zeker gedaan,” zei Merlijn verontwaardigd. “En als het al zo is, zou ik alle recht hebben. Tenslotte hebben Mandor, Martin en ik hier de plaats ontruimd. Waarom vragen jullie het hun niet?”
“We vragen het jou,” zei ik. “We kunnen er moeilijk iedereen bij halen om te vragen wat hij weet. Verder zijn er nogal wat onduidelijkheden wat de rechten op deze plaats betreft.”
“We hebben hier alles opgeknapt,” zei Julia. “Er was toen niemand, het was één grote puinhoop en het heeft moeite en tijd gekost om alles op te bouwen. En nu is alles netjes en ineens begin jij over rechten?”
“Hoho, niet zo voortvarend,” zei Merlijn. “Ten eerste is er niemand die mij vertelt dat deze plaats in opbouw is, dus hoe kán ik daar dan rekening mee houden? Ten tweede heb ik niets met die zombielegers te maken.”
“Ik weet het zeker,” zei Ronardo. “Je houdt van macht, interessante plaatsen, andermans zaken bemoeien, gates, toveren en undead. Tadaa… de keep!”
“Ik snap niet dat jij je hiermee inlaat,” zei Merlijn tegen Ronardo. “Ik vraag me af of jullie ook maar enig benul hebben van de macht die hier aanwezig is. Ik wel, maar had geen behoefte aan deze plaats. Maar als jullie zo aandringen, kan ik Despil erbij halen, ik garandeer jullie dat hij meer weet.”
Ik zuchtte, inmiddels was ik dit gebakkelei meer dan zat. Het feit dat Despil even later inderdaad ook aan de vergadertafel zat, met zijn eeuwige grijns op zijn gezicht, maakte het er niet veel beter op. Teveel mensen, teveel meningen, teveel belangen, teveel onzinnig geklets. Ik begon mezelf geestelijk terug te trekken van dit gedoe en voelde me voornamelijk toeschouwer.
“Despil,” zei Merlijn autoritair, “Wat kun jij deze mensen vertellen over de zombies die je hierheen hebt gestuurd door die gates die ik je heb helpen bouwen?”
“Oh dat. Ik wist niet dat dit al bezet was, jij had me zelf gezegd dat deze plaats verlaten was.”
“Zie je wel! Jij zat erachter,” zei Ronardo triomfantelijk tegen Merlijn.
“Ik heb het hem verteld, maar had niet verwacht dat het al ingepikt zou zijn. Weten jullie wel dat het hier heel gevaarlijk is? Kijk naar Jurt, hij is in de fontein gevallen. De machten hier zijn erg gevaarlijk, jullie spelen met vuur. Julia, hoe ver ben je met het afstemmen op deze plaats? Dit soort macht is niet om mee te spotten. En het enige dat Despil wilde, was het onderzoeken.”
“Eh… ja,” zei Despil. “Het is een interessante plaats. Wie zijn er hier nog meer, ik weet zeker dat ik Rhexenor eerder zag. Wat deed hij in mijn keep?”
“Jouw keep?” zei Merlijn streng. “Ik heb je er anders naartoe gestuurd.”
“Ik snap er niets van,” zei Despil. “Eerst klets je me de oren van mijn hoofd over een plaats met onnoemelijk veel macht die je niet hoeft te hebben, nu mag ik het niet eens ‘mijn keep’ noemen.”
“Brand heeft hier mogelijk ook belang in,” zei Ronardo. Maar Merlijn was nog niet klaar met Despil.
“Je had toch zelf even kunnen kijken of het bezet was? Waarom stuur je dan die zombies?”
“Waarom moesten we anders twee gates bouwen?”
“Daar gaat het niet om! Ik begrijp trouwens dat je je eigen tovenaars om zeep hebt geholpen?”
“Nou ja, ik schrok van de aanwezigheid van Rhexenor, je had over hem niets gezegd.”
“En je hebt ook nog mijn gates afgebroken?”
Despil keek aardig schuldbewust.
“En dat terwijl ik je zo heb gezegd dat het hier gevaarlijk is,” draafde Merlijn door. “Jurts huid voelt anders aan sinds hij hier geweest is.”
“Eh… heeft dat hiermee te maken?” verwonderde Jurt zich.
“Zeker weten. Wat kwam je hier eigenlijk doen?!”
“Ik was op zoek naar Julia.”
Ronardo bemoeide zich ook met het gesprek, hij zei tegen Merlijn: “Je weet dat je hier ook dingen kan met troef?”
Heel even zag ik een trek van verrassing over Merlijns gezicht glijden, voor hij het weer in de plooi trok.
“Dan lijkt deze plaats me nauwelijks interessant voor Jurt,” zei hij.
Deze protesteerde heftig.
“Ik heb het anders helpen opbouwen! Samen met Julia en Morwenna.”
“Vooral jullie twee,” zei ik.
“Hee, vergeet mij niet,” zei William.
“Ja, William heeft hier ook veel gedaan,” zei Julia.
“Hoe dan ook,” zei Merlijn hooghartig, “moeten we hierover gaan stemmen. Het is dus duidelijk dat meerdere mensen een belang hebben bij deze plaats.”
“Het is mijn keep, zei Rinaldo, “maar ik ben zonder meer bereid om ook anderen hun aandeel te gunnen.”
“Ik denk dat ik zonder meer een belangrijke bijdrage heb geleverd door deze plaats te ontruimen, dus een deel komt ook vanzelfsprekend aan mij toe,” zei Merlijn.
“Oh ja? Zou je dan niet bij Mandor en Martin moeten informeren of zij ook rechten denken te hebben?” vroeg ik sarcastisch.
“Ik wil Martin hier niet bij gaan halen,” zei Merlijn. “Dan wordt het veel te druk. En Mandor toont er ook geen verdere interesse in.”
Ik liet het steeds verder van me afglijden. Het was me inmiddels een rotzorg geworden wat er met die keep zou gebeuren, ze zochten het maar fijn uit. Intussen ging Merlijn verder met zijn vergadering.
“We moeten gaan verifiëren wie van ons, hier aanwezig, een belang willen hebben in deze plaats. Jij Morwenna?”
“Ik zal erover denken,” zei ik.
Hij keek me fronsend aan.
“Dat is niet duidelijk genoeg, ik kom zo bij je terug. Iemand van de anderen?”
“Ik heb al een belang,” zei Julia boos. “Je gedraagt je weer belachelijk Merlijn!”
“Ik heb ook al een belang,” zei Jurt.
“Ik ook,” zei William, “en dat wil ik ook houden.”
“Ik hoef geen belang,” zei Dalt. “Ik ben hier alleen vanwege de vragen rondom mijn legers.”
“Mijn legers,” zei Rinaldo. “En aangezien deze plaats al van mij is, heb ik natuurlijk een belang.”
“Dit is een zeer aanlokkelijke plaats voor troefspecialisten,” zei Ronardo, “dus ik wil hier zeker investeren.”
“Ik neem ook uiteraard ook een belang,” zei Merlijn plechtig. “Dat is zelfs veel beter, want wie anders dan ik kan de boel hier coördineren. Jullie weten toch niet waar je mee bezig bent.”
“Uiteraard wil ik ook een aandeel,” zei Despil, naar Merlijn kijkend.”
“Het is belachelijk!” riep Rinaldo. “Al die belangen… het lijkt wel een Dara- bijeenkomst hier! Al haar zonen vertegenwoordigd! Vlak mijn vader trouwens niet uit, geloof maar dat hij hierachter komt. Sterker nog, hij kent deze plaats heel goed!”
“Dan moeten we nu allemaal afspreken dat we het bestaan van deze plaats onder ons houden,” nam Merlijn de leiding weer over. “En allemaal wat investeren.”
“Er moet minstens een koelkast komen,” zei Despil.
“Ik denk ook aan een mech-army,” zei Merlijn. “Ik zal een lijst maken met zaken die nodig zijn….”
“Wacht even,” viel ik hem in de rede. “Je hebt mijn antwoord niet gehad. Bij deze: jullie mogen het hebben, ik zie in dat ik hier niet verder nodig ben en trek me terug.”
“Dan wil ik dat je deze vergadering nu verlaat,” zei Merlijn.
“Graag,” zei ik, schoof mijn stoel naar achteren, knikte ten afscheid naar de anderen en liep de kamer uit.
“Wacht even,” riep Merlijn me na. Ik liep weer terug en keek hem aan.
“Als jij je terugtrekt uit ons project, eis ik dat jij je macht uit deze plaats haalt. Dit om onduidelijkheden te voorkomen.”
Ik keek hem, naar ik hoopte, met een ijzige blik aan.
“Dat is precies wat ik nu niet ga doen. Misschien later.” Toen liep ik weg en verliet het gebouw. Buiten het zicht van alles en iedereen zocht ik de troef van de waterput en draaide deze om. Ik ging naar huis.

No comments: