De Koning van Chaos

Deep Space Nine was een enorm ruimtestation. Alles, maar dan ook van alles was er te doen, het leek nog het meest op een supertechnische metropool in de ruimte, waar tevens de nodige legereenheden waren gestationeerd. Vol met mensen, maar ook een aantal vreemdsoortige humanoïde wezens. Het was er druk en lawaaierig, overal waren beeldschermen te zien en knipperende lichtjes. Rhexenor bewoog zich er rond alsof hij zich er thuis voelde, ik was minder op mijn gemak.
Het voordeel van het laboratorium was dat het er in ieder geval stil was en dat er geen andere mensen rond liepen. Ik keek om me heen, er was pakweg niets van alle apparatuur dat me ook maar iets zei. Ik had ook geen zin me er in te verdiepen, opgejaagd als ik me voelde.
“Ik heb zitten denken,” zei ik tegen Rhexenor die de voorwerpen uiterst aandachtig bekeek en bevoelde. Hij keek op, een verwachtingsvolle uitdrukking op zin gezicht.
“Je zou er bij voorbeeld Ronardo bij kunnen halen. Probleem is dat ik wat andere dingen te doen heb en hier gewoon geen tijd voor heb.”
“Ronardo is geen archeoloog,” merkte hij verbaasd op.
“Wel een techneut. Hij weet in ieder geval hoe alle apparatuur hier te gebruiken om die voorwerpen nader te onderzoeken. Het zou ideaal zijn als Merlijn mee zou werken, deze heeft een neus voor artefacten, maar ik weet dat Ronardo en Merlijn elkaar niet goed liggen. Corwin is een andere mogelijkheid, maar dan halen we er alweer een oom bij en die ben ik liever niet teveel verschuldigd.”
“Maakt dat iets uit dan?” vroeg hij verwonderd. Ik wist dat het voor hem doodnormaal was om steeds een oom te betrekken bij zijn zaakjes, meestal Random. Maar ooms en tantes gaven mij vaak het gevoel van alles al te weten en al eens meegemaakt te hebben, daarom had ik een voorkeur voor één van mijn neven. Ik realiseerde me dat ik eigenlijk geen nichtjes had, geen nichtjes waarvan ik een Troef had of die zich bezig hielden met Amber in ieder geval.
“Voor mij wel,” zei ik. “Ik ben liever iets schuldig aan Martin dan aan Corwin.”
“Maar wat kent Ronardo Martin nu helemaal,” protesteerde hij een beetje. “William zou een betere keus zijn.”
“Liever niet. Martin heeft drie jaar met ons opgesloten gezeten in een piramide, ik denk dat we kunnen stellen dat we hem allemaal vrij goed kennen.”
“Oh ja, dat is waar ook,” herinnerde hij zich.
“Bovendien heeft Martin ontzettend veel verstand van allerlei futuristische zaken, wellicht ook van deze voorwerpen. Of weet hij waar ze bij horen. Als jullie met zijn drieën nu een aantal dingen vast onderzoeken, kan ik intussen doen wat ik moet doen en kom ik terug als ik klaar ben.”
“Maar ze kennen Martin en Ronardo hier helemaal niet,” protesteerde hij met een slimme uitdrukking op zijn gezicht.
“Dat komt in orde,” beloofde ik en zette één van de terminals aan. Het duurde niet lang voor ik mezelf gevonden had in de computer. Met mijn geringe technische kennis en mijn aanleg voor gebruik van Patroon, was het niet moeilijk om bestaande informatie zodanig te manipuleren dat ik al jaren samenwerkte met mijn twee medewerkers Martin Jones en Ricardo Devries. Dat de bijbehorende foto’s erg leken op de Troeven van Martin en Ronardo was te verwachten, andere portretten had ik niet van hen. Ik draaide het nodige papierwerk en hun identiteitskaarten uit en gaf ze aan Rhexenor die met open mond had staan toekijken.
“Je zei eerder dat je helemaal geen verstand had van techniek,” zei hij verontwaardigd.
“Klopt,” zei ik opgewekt. “Heb ik ook niet. Maar ik heb wel eens een computer gezien en gebruikt. Zo ingewikkeld zitten die ook weer niet in elkaar. Ik moet nu echt gaan, als ik weg ben moet je die lui maar troeven.”
Ik zette de terminal uit, liep naar een gedeelte van het laboratorium waar zeker geen beeldregistratie was en haalde de Troef van Gramble tevoorschijn, de kaart zo houdend dat Rhexenor deze niet kon zien.

Het contact kwam razendsnel tot stand en ik keek in het gezicht van een jonge Gramble. Zijn grijze ogen keken me scherp aan, een vage glimlach op zijn gezicht.
“Hallo Morwenna.” Hij klonk vriendelijk.
“Een eh… goedendag.” Behalve dat ik geen idee had van de tijd, zowel niet waar ik was als waar hij was, wist ik ook niet hoe ik hem aan moest spreken. Majesteit? Koning? Meneer? Gewoon bij zijn naam? Dat was iets om nog over na te denken. Mandor zei gewoon ‘Julian’ tegen mijn vader, deze verwachtte ook niet anders. Maar vooralsnog voelde het te familiair om de man met Gramble aan te spreken, terwijl de wat meer officiële aanspreektitels te plechtig zouden overkomen. Dus ik liet het maar in het midden hangen, zoals ik wel vaker deed. Niet erg handig, ik had hem gewoon ‘koning’ ofzo moeten noemen. Als hij me had gecorrigeerd zou ik geweten hebben hoe hem aan te spreken.
“Ik zou U graag willen spreken over iets belangrijks,” zei ik.
Hij knikte. “Dat kan.”
“Wanneer?” vroeg ik. “Schikt het op dit moment bijvoorbeeld?”
Hij stak een hand uit en ik liet me doorhalen naar een grote binnentuin. Ik stond in een prieeltje met wat stoeltjes, verderop stond de rolstoel met een deken. De man tegenover me zag eruit als de oude koning die me met een bevende hand een stoel wees.
“Ga zitten,” zei hij. “Kan ik je wat koffie aanbieden?”
“Graag,” zei ik. Ik voelde dat er Logrus gebuikt werd, maar ook nu weer had ik er nauwelijks last van. Even later had hij een dienblad in zijn handen met daarop een grote pot koffie en een paar kopjes. Hij zette het blad voorzichtig op het tafeltje, het trommeltje met speculaasjes ontbak nu ook niet. Met een zucht van opluchting liet de oude man zich op een ander stoeltje zakken. Ik wilde inschenken, maar hij hield me tegen.
“Zeg, zo dement ben ik ook weer niet hoor,” zei hij grinnikend. Hij schonk inderdaad met vaste hand de koffie in en bood me een speculaasje aan, terwijl hij me onderzoekend opnam.
“Je kijkt nogal ernstig,” zei hij toen. “Er is dus echt iets aan de hand.” Hij doopte zijn koekje in de koffie en at het toen op, terwijl hij zijn ogen strak op mijn gezicht gevestigd hield.
“Het heeft te maken met het huwelijk,” zei ik.
“Jullie huwelijk dat allang plaats had moeten vinden. Desondanks opnieuw uitgesteld. Niet erg handig, er wordt over gepraat.”
“Deze is onder andere uitgesteld doordat er iets belangrijks tussen kwam, maar ook vanwege wat problemen rondom de beveiliging,” legde ik uit.
Hij knikte langzaam, terwijl ik me afvroeg waarom ik niet gewoon zei dat hij inmiddels een tweede kleinzoon had.
“Ik heb een voorspelling gehad,” zei ik toen en vertelde hem alles daarover, ook wat ik had gezien in de poel van Tir-na Nog’th. Terwijl ik vertelde, zag ik een grimmige uitdrukking op zijn gezicht verschijnen.
“Dat gaat niet gebeuren,” zei hij beslist toen ik klaar was met mijn verhaal. “Dit gaat veel te ver. Ik zal Dara erbij halen.” Hij dronk in één teug zijn koffie op, stond op van zijn stoel en riep luid om Dara terwijl hij veranderde in de jonge Gramble. Niet veel later kwam ze al gehaast de tuin binnen hollen, er verscheen een geschokte uitdrukking op haar gezicht toen ze Gramble zo zag.
“Gramble! Wat hebben we daarover nu afgesproken! Je zou dat niet doen met andere mensen erbij!”
Ik had moeite om niet heel hard te gaan lachen, ze behandelde hem als een ondeugend jochie dat te pas en te onpas van vorm veranderde. Tegelijkertijd besefte ik dat ze het dus wist. Eigenlijk logisch. Hoewel Dara ontzettend ambitieus was, zou het waarschijnlijk voor haar zelfs te ver voeren haar leven te delen met een seniele oude man. Ik moest haar nageven dat ze haar rol ontzettend goed had gespeeld al die tijd. En dat zelfs nu, terwijl het niet nodig was, ze hem nog steeds matroniseerde.
“Dit is Morwenna. Niets aan de hand dus, we zijn hier gewoon onder elkaar.”
Dara keek verontwaardigd van hem naar mij.
“Je bedoelt dus dat zij dit al weet van jou?”
“We hebben elkaar eerder gesproken,” bracht hij haar in herinnering.
“Dat weet ik! Maar dit was niet de afspraak! En jij!” ze keek me ontstemd aan. “Jij hebt helemaal niets gezegd naderhand!”
“Ik wil het daar echter niet over hebben,” onderbrak Gramble haar getier. “Morwenna is hier voor iets dat veel belangrijker is. Ze vermoedt - en uit wat ze heeft verteld denk ik dat we dit heel serieus moeten nemen – dat er tijdens de trouwdag een aanslag op haar gepleegd gaat worden met gif.” Ondertussen ging Gramble weer zitten en Dara kwam op een andere stoel zitten terwijl ze ons beiden oplettend opnam. Ik zorgde ervoor dat er niets van mijn gezicht af te lezen was – het heeft voordelen om een dochter van Julian te zijn in dergelijke gevallen.
“Dat kan.” Dara haalde haar schouders op. “Zoiets is te verwachten uiteraard.”
Gramble keek haar strak aan.
“Het gaat om een gif dat specifiek met zwangerschappen te maken heeft. Of liever gezegd, ervoor zal zorgen dat dit niet mogelijk is.”
Ze trok een beetje wit weg.
“Ik heb er anders niets mee te maken,” zei ze haastig. “Ik heb al jaren niets meer met gif gedaan. Trouwens, giffen zijn meer jouw expertisegebied.”
“Klopt,” knikte Gramble, “maar ik zie liever in dit geval dat het probleem grondig aangepakt gaat worden.” Hij keek naar mij. “Vertel je nog even aan Dara wat je hebt gezien wat haarzelf betreft?”
Ik vertelde Dara dat er een mogelijkheid was dat ze zelf niet bij het huwelijk aanwezig zou zijn, dat er wel degelijk iemand zou zijn zoals zij en dat ik vlak nadat ik met haar had gesproken tegen de vlakte zou gaan. Ook vertelde ik over de drie mensen met wie ze van te voren had gepraat. Er verscheen een frons tussen haar wenkbrauwen en nadat ze alles gehoord had, keek ze haar echtgenoot vragend aan.
“Dat is jouw gebied,” zei hij tegen haar. “Toen Morwenna dat vertelde, moest ik denken aan die leerlinge van jou.”
Dara knikte instemmend met een peinzende uitdrukking op haar gezicht.
“Daar heb ik al een hele tijd geen contact meer mee gehad. Ik heb haar opgeleid en ze is jaren geleden al weggelopen.” Ze keek naar mij. “Dat is een hele snelle shapeshifter, ze kan zich bij wijze van spreken met een vingerknip veranderen in iemand anders en dan ook nog perfect.” Ze keek weer naar Gramble. “Maar waarom zou zij daar iets mee te maken hebben?”
“Ik weet zeker dat ze er iets mee te maken heeft,” zei deze grimmig. “Er zijn wel meer dingen aan de hand, maar nu gaat ze zich bemoeien met onze zaken en dat is niet acceptabel. Of het hele idee van haar afkomstig is, is de vraag. Het meest waarschijnlijk is dat ze voor iemand anders werkt, maar ik ben er nog niet achtergekomen voor wie dat is.”
“Hebben jullie het over Xia?” vroeg ik. “Ik weet dat een neef van me iets met haar te maken heeft gehad en een oom van me noemde die naam eens.”
“Dezelfde,” knikte Dara. “Heb je meer informatie?”
“Helemaal niets. Ronardo zei dat het een spionne van jou was en Random noemde die naam in verband met een groepering, waarvan het onduidelijk was waar die vandaan komt en onder wiens controle deze valt.”
“Dat is ongeveer wat ik ook weet,” zei Gramble. “De groepering leek samen te werken met bepaalde Amberieten, met Eric bijvoorbeeld. Dat is mogelijk ook een poosje het geval geweest zelfs. Maar het kan ook zijn dat deze de belangen van een paar Chaosfamilies behartigt. Er zijn diverse lieden tegen de huidige wapenstilstand, tegen het huwelijk, of wat daaruit voort zou kunnen komen. Dit klinkt als een aanslag op het koningshuis.”
“Xia heeft een opleiding van mij gehad,” legde Dara uit. “Ze is van een Huis dat nog lager is dan niets en totaal onbelangrijk. Xia heeft echter een aantal kwaliteiten die haar zeer geschikt maakten als medewerkster, onder andere doordat ze uiterst bedreven is als shapeshifter.”
“Je hebt haar echter ook dingen geleerd die je niet had moeten doen,” zei Gramble. “Zoals haar jouw kennis van gif overdragen of van het maken van bommen.”
“Ik kon toch niet weten dat ze me zou verraden,” zei Dara verongelijkt. “Is er ook een kopje voor mij of moet ik het zelf halen?” Weer voelde ik het gebruik van Logrus en had ze een kopje in haar handen. Ze schonk zichzelf en ons koffie in voordat ze verder ging met haar verhaal.
“Xia ging er dus vandoor en sindsdien is ze buiten mijn bereik gebleven. Ze beweegt zich uiterst gemakkelijk en snel door de Hoven vanwege die eigenschap.”
“Is er een manier om haar op te sporen?” vroeg ik.
“Ik denk inderdaad dat het beter is om niet te wachten tot de bruiloft en haar dan pas te pakken,” zei Gramble nadenkend. “Al is het geen garantie dat er dan geen gifaanslag zal zijn, maar dan door iemand anders. Daar kom ik zo op terug. Wat Xia betreft: het moet mogelijk zijn om haar te vinden.”
“Dat heb ik echt wel geprobeerd,” zei Dara. “Ze is niet te pakken te krijgen.”
Gramble boog zich naar haar toe, er lag een zeer ondeugende schittering in zijn ogen die ik maar al te goed herkende. Een enkele keer had ik deze bij Mandor gezien, als hij alleen was met mij, maar veel vaker bij Randal. Toen pas begreep ik het. Randal, die uiterlijk zoveel op Mandor leek, had wat eigenschappen van Gramble geërfd.
“Jij kunt dat inderdaad niet,” zei Gramble tegen zijn vrouw en hij grijnsde nu van oor tot oor. “Maar er is iemand die dat wel kan, die dat zelfs heel goed kan. Julian.” Hij leunde weer terug, terwijl hij Dara op een uitdagende manier aan bleef kijken. Ik keek vol verbazing toe. Op en top Randal, het was ongelooflijk. Ook dat het me ruim twee jaar had gekost om door te hebben waar bepaald gedrag bij mijn zoon vandaan kwam. Dat het niet van Mandor of mij vandaan kwam was duidelijk, hij kon het ook niet hebben van mijn vader of moeder. Aan Gramble had ik echter nog niet gedacht. Misschien dat Mandor dit al wel gezien had, maar dan had hij er niets over gezegd.
“Julian!” Dara spoog de naam uit. “Je wilt hem toch niet…”
“Ik ben niet helemaal achterlijk of seniel,” zei Gramble terwijl de twinkeling in zijn ogen bleef. “Als er iemand is die Chaosieten kan opsporen en ze opjagen is hij het wel. Hij werkt grondig en secuur, hij is de aangewezen persoon voor deze taak.”
Ook ik was wat verrast door het feit dat Gramble mijn vader noemde als mogelijkheid, maar het was allerminst vergezocht. Mijn vader heeft een reputatie, niet alleen in Chaos, maar ook binnen zijn eigen familie.
“Je kunt Julian niet vragen om Xia op te sporen,” vond Dara.
“Ik denk het wel,” zei ik.
“Het gaat om zijn eigen dochter,” zei Gramble. “Ik zal hem voorzien van de juiste spullen en informatie. Ik heb heel sterk het vermoeden dat die Xia erachter zit, dus die moeten we oppakken voor het huwelijk plaats vindt. Ze kan ons waardevolle informatie geven als we haar eenmaal in handen hebben. Het kan echter zijn dat Julian niet goed op de plaats kan komen waar ze zit, dat moet jij gaan regelen, je zult met hem mee moeten gaan.”
Ik had moeite mijn lachen te houden toen ik het ontzette gezicht van Dara zag.
“Je gaat me ook nog vragen om met hem samen te werken? Dat kun je niet maken Gramble!”
“Zeker wel. Het is jouw ex-medewerkster die Huis Sawall nu een hoop last bezorgt.”
Dara keek naar mij.
“Dat zal Julian nooit doen. Die gaat echt niet samen werken met mij,” wist Dara zeker.
“Dat zal hij wel doen,” zei Gramble beslist. “Als het gaat om het belang van zijn dochter, zet hij zowat alles opzij.”
Ik schoof ongemakkelijk wat heen en weer op mijn stoel en voelde me lichtelijk opgelaten. Het was waar wat Gramble zei, maar mijn vader zou het erg vervelend vinden dat Gramble dit van hem wist.
“Ik kan het hem in ieder geval vragen,” zei ik toen.
“Doe dat,” zei Gramble. “Waarschijnlijk hoef je hem niet uit te leggen dat er haast bij is.” Hij keek weer naar zijn vrouw. “Het is voor een goed doel immers? Alles voor dat huwelijk. Jij hebt die twee samen gebracht, dat was stom van je. Nu zul je echter ook de gevolgen moeten dragen.”
Dara keek ineens trots.
“Ja, ik heb dat inderdaad geregeld,” zei ze tevreden en dronk haar koffie op. Gramble deed hetzelfde, vlak nadat hij me een nauwelijks merkbare knipoog had gegeven. Daarna zette hij zijn kopje neer terwijl zijn gezichtsuitdrukking zo mogelijk nog uitdagender werd.
“Het zal een tijdje jagen zijn. En wellicht moet er iemand anders mee, iemand die snel is in het afweren van magie. Want als ik het goed begrijp is Xia ook nog een uitmuntend magiër.”
Dara liet van schrik zowat haar kopje vallen.
“Je gaat me toch niet vragen om die jongen mee te nemen!” riep ze uit.
“Zeker wel. Zowel jij als Julian kunnen je niet goed verweren tegen haar magie, William wel. Tja, anders zul je één van die rare zonen van jou moeten meenemen.”
Ik had het ineens druk met het drinken van mijn koffie om zodoende mijn grijns te verbergen. Tevens was ik onder de indruk van de kennis die Gramble Sawall had van mijn familie, hij leek nog meer van hen te weten dan ik. Als koning van Chaos zijnde was het natuurlijk zijn taak om zoveel mogelijk op de hoogte te blijven, maar dan nog…
“Rare zonen,” sputterde Dara verontwaardigd. “Dat valt echt wel mee!”
Gramble trok een wenkbrauw op.
“Hoe kom je op William?” Ze sprak rap verder, zonder op een antwoord te wachten. “Die jongen was echt onuitstaanbaar op dat verlovingsfeest! Ruzie maken met een aantal mensen, hij heeft Gilva beledigd…”
“Dat is waarschijnlijk terecht geweest,” zei Gramble nuchter. “Er zijn nu eenmaal mensen die zich niet weten te gedragen.”
“William heeft een hekel aan Chaosieten,” mengde ik me in het gesprek.
“Zie je!” riep Dara. “Die kan ik beter niet meenemen.”
“Kun je rustig wel doen, William denkt namelijk dat er een goede kant in jou zit. Hij zei dat een keer tegen mij.”
Voor heel even was Dara sprakeloos, Gramble begon te grinniken.
“Klinkt goed,” zei hij toen. “Neem hem mee, hij kan goed tegen vervelende magie, intussen zorgen Julian en jij dat ze gevangen wordt genomen en niet ontsnapt. Ze zal ondervraagd moeten worden.”
Dara had inmiddels haar stem weer hervonden en probeerde toch nog wat tegen te werpen.
“Als jij alles zo goed uitgedacht hebt, waarom ga je dan zelf niet?”
“Dat gaat niet, dat weet je,” zei hij met een meewarige blik. “Ik zal helpen, maar dat kan alleen op afstand.”
“Ik zal wat zaken met mijn vader gaan bespreken,” zei ik. “Hij zal niet uitkijken naar de aankomende samenwerking, ook op William is hij niet bepaald dol.”
“Nee, je vader is nogal specifiek in zijn voorkeuren voor bepaalde mensen,” wist Gramble. “Hij is het liefst op zichzelf. Praat met hem, leg uit wat de plannen zijn en laat het dan aan Dara weten. Ondertussen ga ik me bezig houden met dat gif, uitzoeken wat er gebruikt zal gaan worden. Als Xia er tussenuit wordt gehaald betekent dat helaas niet dat er geen sprake meer zal zijn van een aanslag, iemand anders kan die taak dan overnemen.
Ik denk dat je voor de bruiloft het beste een anti-gif kunt nemen, dat werkt beter dan zoiets pas te nemen direct na de aanslag. Het zou heel goed kunnen dat het gif bestaat uit twee componenten en dat je al een deel hebt gehad, misschien tijdens de verloving.”
“Is dat misschien uit te zoeken?” vroeg ik geschrokken.
Hij schudde zijn hoofd.
“In de meeste gevallen niet. Het al toegediende deel zal niet traceerbaar zijn als gif. Het tweede deel apart eigenlijk ook niet, maar samen zal het werken als een gif. Ik ga er in ieder geval iets op bedenken.”
Dara keek zorgelijk van de één naar de ander en zei een poosje niets. Ik begon meer en meer het idee te krijgen dat het niet haar bedoeling was om op deze manier een aanslag op me te plegen. Hoewel ze inderdaad verdacht was – iets dat Gramble blijkbaar ook doorhad – kon ik me niet goed voorstellen dat ze eerst twee mensen samen wilde brengen en er dan vervolgens voor te zorgen dat er geen gevolgen zouden zijn. Ik vroeg me af waarom ze dit huwelijk zo graag wilde. De goede betrekkingen tussen Amber en Chaos waren volgens mij maar een beetje reden, er was meer. En dat had met Mandor te maken, maar ik zag niet helemaal hoe. Het leek er echt op alsof ze hem graag een goede vrouw gunde, alleen vroeg ik me af waarom ze mij in die rol zag.
Tevens was het me duidelijk dat deze twee mensen echt iets hadden met elkaar dat verder ging dan een goede verstandhouding of een politiek huwelijk. Vreemd dat er nog geen kinderen waren, of zou Despil toch een zoon van hem zijn? Maar waarom zou hij dan tegen mij zeggen dat het niet zo was? Despil had veel eigenschappen die overeenkwamen met Gramble Sawall. Maar toch… uiterlijk leken ze in helemaal niets op elkaar. Ik bleef het idee houden dat de vader van Despil in de Amber familie gezocht moest worden en meer en meer begon ik naar Eric over te hellen.
Er werd nog een keer verse koffie gehaald en geschonken, intussen werd er wat over allerlei zaken gebabbeld. Dara vroeg of ik al een trouwjurk had, ik antwoordde eerlijk dat ik er niet echt aan toegekomen was, maar er wel bepaalde ideeën over had.
“Deze keer moeten jullie wel met ringen aankomen,” zei ze toen olijk. Ik voelde me wat verlegen worden, over ringen hadden Mandor en ik het nog steeds niet gehad, laat staan iets uitgezocht. Met de bruiloft was het al net met de verloving, we hadden er ons nog maar nauwelijks op voorbereid.
“Hoe kan ik je bereiken als ik met mijn vader heb gepraat?” veranderde ik het onderwerp.
“Heb je geen Troef van mij?” vroeg ze verbaasd. Ze stond op, liep de tuin uit naar om even later terug te keren met een kaart. Ik bekeek de afbeelding op de Troef waarop ze een violetkleurige jurk droeg. Ze zat daar op een mooie stoel, op de achtergrond zag ik een stukje van een boekenkast.
“Dat is een hele nieuwe Troef,” verklaarde ze. “Mooi hè!”
“Je ziet er goed uit,” beaamde ik en stopte de Troef tussen mijn andere kaarten.
“Ik ben zo blij dat je de familie komt versterken,” zei ze toen opgewekt. “Het klikt tussen ons, we zijn echt al vriendinnen!”
De familie versterken door met haar stiefzoon te trouwen. De familie Sawall, één van de machtigste, maar ook een heel kleine familie. Zoveel doden, zoveel moorden… en dan nog steeds een familie waar andere ontzag voor hadden.
“Ik vind het toch zo leuk dat ik jou en Mandor heb weten te koppelen,” zei ze stralend.
“Heel geschikt van je,” mompelde ik.
“Erg leuk ja. Wijs was het niet,” zei Gramble.
Dara keek geërgerd.
“Zit toch niet altijd zo te zeuren. Het is echt een heel goede match. Het is heel jammer dat je die verloving hebt gemist. Het was zo ontzettend leuk! Nietwaar Morwenna?”
“Inderdaad,” loog ik.
“Er waren een heleboel mensen, de pers was er. Maar het meest geweldig van alles is dat Morwenna daar een duel heeft uitgevochten!”
“Ik heb er iets over gehoord,” zei Gramble terughoudend.
“Het was geweldig! Een fantastisch gevecht waarbij Morwenna heeft laten zien waartoe ze in staat is! En je mag dan net doen of het niet belangrijk is Gramble, maar haar overwinning heeft er wel voor gezorgd dat Morwenna binnen Chaos nu bekend staat als één van ons!”
Ik keek haar met een ongelovige blik aan, dat was dan wel heel snel gegaan.
“Echt waar,” zei ze tegen mij. “Het feit dat je de uitdaging aannam en haar vervolgens versloeg, maakt uit. Je bent nu geaccepteerd binnen de Hoven.”
“Was dat een ex van Mandor?” vroeg Gramble. “Je hebt dus een rivale verslagen?”
“Dat was wel zo geweldig dat die op kwam dagen!” riep Dara voordat ik antwoord kon geven. “Totaal onverwacht, ik had niet gedacht dat Mandor zoiets zou regelen!”
Nee, ik ook niet. Dus nu stond het bekend als een actie van Mandor. Dat zou hij leuk vinden.
“Echt heel slinks van hem,” vervolgde Dara. “Maar zoiets is te verwachten, hij is echt een zoon van jou !”
Gramble keek ineens heel trots, toen fronste hij.
“Het meisje is nu dood?” vroeg hij aan mij.
“Nee, ik heb haar in leven gelaten,” antwoordde ik.
“Dat is vervelend, daar ga je last mee krijgen,” voorspelde hij.
“Ach welnee, dat meisje is verbannen,” legde Dara uit. “Ze mag helemaal niet in Morwenna’s buurt komen, laat staan dat ze toe mag slaan.”
Gramble’s frons werd dieper.
“Ik denk niet dat ze zich door die verbanning weg laat houden,” zei ik tegen Dara. “Ik verwacht er nog problemen mee te krijgen.”
“Dat zal meevallen,” zei Dara. “Ze wordt heel goed in de gaten gehouden.”
“Net als die Xia zeker,” zei Gramble cynisch. Hij keek me scherp aan. “Je had haar uit de weg moeten ruimen, dit is heel gevaarlijk.”
“Ik weet het,” gaf ik toe.
“Ach, wat klets je nou,” zei Dara ontstemd tegen haar man. “Morwenna kan dat mens heel goed aan. Er is niets om ons zorgen over te maken.”
Aan Gramble’s gezicht zag ik dat hij dat wel deed. Net als ikzelf eigenlijk.
“Ik zal eens gaan,” kondigde ik toen aan.
“Goed,” zei Gramble, “je hoort nog meer van me wat dat gif betreft. Ik zal je in ieder geval op de bruiloft zien, ik kan moeilijk wegblijven terwijl mijn eigen zoon gaat trouwen. Misschien kan ik eerder weg omdat ik aan de zuurstof moet ofzo…”
Ik grijnsde.
“Dan zie ik toch wel een probleem,” zei ik plagend tegen hem. “De bruid wordt geacht om de tweede dans met de vader van de bruidegom te doen. Wat gaat dat worden, een rolstoeldans?”
Hij grinnikte ook.
“Voor die tijd heb ik vast last van mijn hart gekregen,” zei hij. “Ik kan mijn persoonlijke lijfwacht met je laten dansen in mijn plaats.”
“Liever niet,” zei ik lachend. Het idee alleen al, dansen met Mordes, de nachtmerrie van ieder kind.

Nadat de koffie op was en de trommel met speculaasjes leeg – vooral dankzij Gramble - nam ik afscheid en troefde naar mijn vader. Er was meteen contact, maar hij keek nogal bedenkelijk toen hij me zag.
“IK hoef niet te vragen waar je bent,” zei hij een beetje kortaf. “Moet ik je doorhalen?” Hij sprong van Morgenstern af en ik stak hem mijn hand toe. Met een stevige ruk haalde hij me door. Zo snel als mogelijk was liet hij mijn hand los en keek me met een vies gezicht aan. Zijn dieren waren echter enthousiast me te zien en ik had het druk met ze allemaal aandacht te geven, voordat ik me weer tot mijn vader wendde die de begroeting met aandacht volgde.
“Het is de lucht die dan aan je hangt,” legde hij uit. “Die lui van de Hoven stinken gewoon.”
“Ik heb er geen last van,” zei ik opgewekt. “Soms bij een enkeling merk ik wat, maar bij de Sawalls nooit.”
Hij schudde zijn hoofd en keek naar de honden die me op de voet volgden.
“Mijn honden, al mijn dieren, ruiken Chaosieten op mijlen afstand. Nu vinden ze je nog aardig, maar het kan natuurlijk een keer zijn dat ze je aanvallen omdat je met Chaosieten in aanraking bent geweest.”
Ik liet mezelf zakken en krauwde Devour, de hond die het meest aanhankelijk deed, even stevig onder zijn kop.
“In dat geval zal ik me wel moeten verdedigen,” merkte ik op tegen mijn vader.
Hij zuchtte, deed een stap naar me toe, trok me overeind en omhelsde me kort.
“Je maakt het me niet gemakkelijk. Ik zal dan moeten kiezen tussen mijn dochter die met Chaosieten gaat of de honden die me trouw zijn tot in hun dood.”
“Dat zal een lastige keus zijn,” grijnsde ik. “Maar zoals je waarschijnlijk al vermoedt, ik wil even met je praten.”
“Dat kan,” knikte hij. “Welkom in mijn kantoor.”
Ik keek om me heen. We waren ergens in Arden – voor mijn gevoel was alles in Arden ‘ergens’. Ik wist dat mijn vader heel goed wist waar we waren, maar ik eigenlijk maar zelden. Ik kende alleen het gebied aan de grens met Kolvir een beetje en het gebied langs de Zwarte Weg en daar hield mijn kennis wel zo’n beetje op. Ik zag er echt naar uit om dit fantastische woud eens wat beter te leren kennen. Erachter komen waar een deel van de geheimen waren. Ik zag er naar uit om een tijdlang met mijn vader op te trekken, wij alleen en pas na weken weer terug te keren naar de bewoonde wereld. Tegelijkertijd vroeg ik me af of ik dat zo lang zou kunnen volhouden zonder Mandor en de kinderen.
“Waar was je mee bezig?” vroeg ik.
“Ik was op weg naar mijn manschappen, deze hebben net een monster gevangen dat ze nog niet eerder gezien hebben,” zei hij.
“Ik kan met je meelopen,” bood ik aan.
“Goed. Onderweg is er een plaats waar we kunnen picknicken,” zei hij. “Als je tenminste trek hebt?”
“En of ik dat heb. Gramble lijkt op een dieet van koffie met speculaas te leven en vlak daarvoor had ik geen zin in een maaltijd doordat Rhexenor zich tegoed deed aan levende wormen.”
Julian keek me vragend aan en ik legde hem uit dat ik eerst naar Deep Space Nine was geweest vanwege een aantal oude voorwerpen en Rhexenor me daarheen had gehaald terwijl hij net een maaltijd nuttigde – een soort wormen.
“Dat kan,” zei Julian bedachtzaam. “Er zullen buitenaardse beschavingen zijn die dat liever eten, maar zo erg hoeft Rhexenor zich dan toch niet aan te passen?”
“De aanblik ervan verpestte in ieder geval mijn eetlust,” zei ik.
Na ongeveer een half uur lopen kwamen we bij een tamelijk kale heuvel. Daar stopte mijn vader en haalde een kleed en etenswaren uit een zadeltas.
“Er is genoeg voor ons beiden,” zei hij, “maar er is geen wijn. Zou jij dat kunnen regelen?”
“Natuurlijk,” zei ik. Wijn regelen door middel van conjuration zou echter lang gaan duren, dus ik troefde Mandor voor een fles wijn die hij even later met een grote grijns op zijn gezicht doorgaf, daarna gaf hij me een tweetal glazen aan.
“Heb je die ouwe al gesproken?” vroeg hij intussen.
“Ja. Daar is inderdaad wat uitgekomen en daarom ben ik hier om wat dingen te regelen met mijn vader.”
“En weet je al meer over de gezinsuitbreiding?” vroeg hij met een ietwat gespannen uitdrukking in zijn ogen.
“Nog niet, maar dat ga ik ook nog uitzoeken. Ik kom binnenkort persoonlijk met je praten, dat lijkt me beter en ook prettiger dan over Troef.”
“Deze zijn veilig,” benadrukte hij nog eens. “Maar je hebt gelijk, we kunnen beter voorzichtig zijn.”
“Hoe is het verder?”
“Wel goed. Randal heeft zijn onderrug open geschaafd omdat hij van de buitentrap de binnenplaats op viel en Owen conjuurde een poosje later een lolly voor hem omdat het zo’n pijn deed.”
“Lief,” zei ik.
Hij knikte.
“Allebei zijn ze dat,” zei hij toen. “Toen Randal weer een beetje over de schrik heen was, heeft hij zowaar Owen een poosje geholpen met een lastige puzzel. Echt geholpen bedoel ik, niet gesloopt. Maar die wond doet hem wel pijn.”
“Schaafwonden zijn pijnlijk,” herinnerde ik me van mijn eigen kindertijd. “Doe er af en toe wat zalf op, dat verzacht het een beetje. Hij zal zich morgen beter voelen.”
We namen afscheid. Ik schonk de wijn in en gaf mijn vader een glas. Hij bood me wat gehaktbrood aan. Tijdens het eten vertelde ik hem over het gesprek met Gramble, wat deze had gezegd over Xia en over het soort gif dat mogelijk gebruikt zou worden.
“Het klinkt allemaal niet erg gunstig,” zei mijn vader somber.
“Hij had wel wat ideetjes,” zei ik voorzichtig.
“De seniele koning van Chaos?”
“Laat het seniel er maar af,” zei ik kort. “Ik heb je vertelt dat het iets anders zit. Hij is allesbehalve seniel. Hij had dus een idee en daar speel jij ook een rol in.”
“Is het iets dat ik leuk zal vinden?” vroeg hij.
“Een gedeelte misschien. Een Chaosiet opsporen, opjagen en gevangen nemen. Net iets voor jou.”
“Er zit volgens mij een flinke ‘maar’ aan,” zei Julian me strak aankijkend.
“Klopt. Je gaat hulp nodig hebben van iemand die haar heel goed kent. Dara.”
“Wat! Is hij haar zat ofzo? Als Dara mee is, kan ze zomaar tien keer in mijn zwaard lopen!”
“Dat kan. Waarschijnlijk is het niet verstandig.” Ik begon te lachen om zijn verontwaardigde gezicht, maar ook omdat ik nog niet klaar was met zijn helpers op te noemen.
“Wat lach je nou! Denk je dat dit grappig is?”
“Eigenlijk wel,” zei en herstelde mezelf weer. “Gramble bedacht ook dat er nog iemand mee moest gaan, te weten William.”
Het bleef vermakelijk om naar mijn vaders gezicht te kijken. Normaal onaangedaan, nu streden verontwaardiging, boosheid en afgrijzen om voorrang. Ik vertelde hem over waarom Dara en William met hem mee moesten gaan, daarna was het een poosje stil. Ik maakte van de gelegenheid gebruik om een komkommersandwich te eten en nog een keer wijn in te schenken.
“Dara zei dat je dat niet zou doen, Gramble wist zeker dat je het wel zou doen,” zei ik na een poosje.
Hij had zichzelf inmiddels weer wat in de hand gekregen en zijn gezicht stond weer tamelijk neutraal.
“En wat denk jij dat ik ga doen?” vroeg hij.
Ik dacht na over het antwoord. Ik wist zeker dat hij dit inderdaad ging doen, dat hij heel veel voor me overhad. Nu ik zelf kinderen had begreep ik dat gevoel maar al te goed, ik had ook alles over voor mijn kinderen.
“Ik heb hen gezegd dat ik het met jou zou bespreken,” zei ik.
Hij knikte tevreden.
“En ik heb het sterke vermoeden dat je dit gaat doen.”
Hij zuchtte en dacht even na.
“Natuurlijk ga ik dat doen. Maar wat zal het mij eigenlijk opleveren?”
“Ik kan je niets beloven. Hopelijk nog een paar kleinkinderen.”
“Dan moet ik het daar maar mee doen,” verzuchtte hij melodramatisch. “William die mee moet, ik vind het een ontzettend irritante vent! En dan Dara… hoe dat gaat weet ik niet. Ik zal gewoon een beetje streng doen, wellicht dat ze dan allebei zich redelijk normaal gedragen. Waarom doet Dara dit eigenlijk allemaal? Dat hele huwelijk, nu gaat ze weer helpen om ervoor te zorgen dat jullie kinderwens uit kan komen… waarom eigenlijk? Ik dacht dat ze er belang bij zou hebben als er niets uit jullie huwelijk voort zou komen.”
“Ik weet het niet,” zei ik eerlijk. “Als ze niet wil dat er kinderen komen, had ze ons beter niet kunnen koppelen in de eerste plaats. Ik weet niet zeker of dit inderdaad in het belang van Chaos is wat haar betreft.”
“Hmm, misschien dat ik erachter kan komen,” zei hij peinzend. “Ik denk dat het iets met Mandor te maken heeft, maar wat?”
“Dat kan. Ze is er in ieder geval heel gelukkig mee en volgens mij heeft dat inderdaad niet alleen met politiek te maken. Ze is echt enthousiast.”
Heel even kwam het bij me op dat Dara misschien de moeder van Mandor was. Een gedachte die ik meteen weer wegduwde. Want waarom zeiden zowel Gramble als Mandor dan dat zijn moeder dood was?
Mijn vader stond op en begon alle picknickspillen op te ruimen, ik hielp hem mee.
“Hoe kan ik dit verder afspreken?” vroeg ik toen alles weer in de zadeltas zat. “Zal ik William en Dara troeven?”
Hij dacht even na.
“Troef William zo laat mogelijk,” zei hij. “Of ik troef hem zelf. Dara moet je maar vragen om mij te troeven om verdere afspraken te maken. Ik wil eerst dat beest bekijken.”
“Heb je een Troef om aan Dara te geven?” vroeg ik. “Ik weet niet of ze die zelf van je heeft of er snel zelf kan komen.”
Hij keek me aan met een ontzette uitdrukking op zijn gezicht en haalde vervolgens zijn schouders op. Hij mompelde iets onverstaanbaars terwijl hij een Troef van zichzelf tevoorschijn haalde en aan me gaf.
“Wat ga je nu doen?” vroeg hij toen bruusk.
“Met je mee, beest bekijken,” zei ik.
“Heb je daar tijd voor dan?”
“Natuurlijk niet, maar die maak ik nu.”
“Goed, lijkt me leuk.”

Drie valken vlogen voor ons uit, Morgenstern liep naast ons mee en de honden renden voor ons uit, op drie na die me op de voet volgden.
“Je zou bijna denken dat ze dat Chaosluchtje lekker vinden,” zei Julian die dat met een frons bekeek.
“Natuurlijk vinden ze dat niet. Die beesten zijn slim, Pap. Ze ruiken door dat luchtje heen dat ik het ben en ze mogen me al zolang ik ze ken.”
“Dat klopt,” zei hij. “Mijn familie twijfelde over je afkomst, terwijl de dieren dat gewoon wisten. En ik natuurlijk.”
Er werd verder niet heel veel gezegd tijdens het lopen. Dat was ook niet nodig. Onderweg werd ik wel een paar keer getroefd. Eerst door Ronardo, van heel ver weg.
“Morwenna, waar blijf je nu! We hebben hier al van alles gedaan en jij schittert door afwezigheid! Terwijl het jouw idee was.”
“Heeft ze een motorpakje aan?” hoorde ik Martin’s stem op de achtergrond. Oh hemel, hij had ze toch niet verteld over dat debacle?
“Ik troef je straks,” beloofde ik. “Eerst een paar dingetjes hier regelen.” Ik verbrak de verbinding wat heel gemakkelijk ging. Dat betekende dat ze echt heel ver weg zaten. Vervolgens kwam er een volgende poging tot contact aan. Deze keer was het Martin. Intussen hoorde ik mijn vader zeggen dat we er bijna waren.
“Morwenna, schiet je nu nog op?” zei Martin
“Straks, zoals ik al had beloofd.”
Martin drong aan, ik bleef echter mijn poot stijf houden en verbrak het contact.
“Hebben ze je nodig?” vroeg mijn vader.
“Gezeur over die oude voorwerpen ergens in de ruimte,” zei ik geërgerd. “Ik heb ernaar gekeken en vervolgens geregeld dat Ronardo en Martin ermee verder zouden gaan, maar ze verwachten me terug.”
“Alsof je op hete kolen zit,” zei Julian.
“Niet echt. Ik wil ook tijd doorbrengen met jou.”
“Ik had gedacht om daar wat meer tijd voor uit te trekken dan een uurtje of wat,” zei hij droog.
“Zo bedoel ik het niet. Ik wil gewoon meer over je te weten komen en daar horen dit soort zaken gewoon bij. Al is het maar voor even.”
Hij lachte en wees voor zich uit. Aan het lawaai te horen was er inderdaad iets monsterlijks gevangen genomen. Niet veel later liepen we tussen een aantal rangers naar een kooi toe, die was gemaakt van een soort bamboe. Daarin zat een woest uitziend dinosaurus aandoend beest, dat ik wel eens gezien had op plaatjes.
“Ah, een t-rex,” zei Julian onmiddellijk.
Zijn mensen keken verward, de t-rex deed verwoedde pogingen om uit te breken, het materiaal van de kooi was echter sterk genoeg om hem binnen te houden.
“Die hebben we hier nog niet eerder gehad.”
Hij keek naar mij.
“Er is hier iets aan de hand, het lijkt erop dat er ergens een poort open gezet waar dit soort dingen doorheen komen. De poort zal niet ver uit de buurt zijn, vermoed ik.”
“U heeft er al eens eerder één gezien?” vroeg één van zijn mannen.
“Ik heb er wel eens op gejaagd, op zo’n wereld ergens,” antwoordde mijn vader terwijl ik kon zien dat hij met zijn gedachten ergens anders was. “Ik had toen mijn honden niet bij me, voor hen is dit nieuw. Ik maak me echter een beetje zorgen, er is ook een kleinere soort, de velociraptor. En als we die hier hebben in Arden, dan hebben we een probleem. Die zijn snel, verbergen zich tussen de planten en het gras… misschien moet ik een reisverbod voor Arden in gaan stellen tot ik meer weet.”
Ik liep een eindje van de kooi vandaan. Dit alles baarde me zorgen, tenslotte had ik Fillipien en Boudicca alleen in het woud gelaten. Ik maakte contact met Fillipien, die onmiddellijk naar me toe kwam, ze waren vrij dicht in de buurt.
Ze waren niet alleen. Terwijl ik in de stellige overtuiging verkeerde dat Fenris en Loki in Gormenghast waren gebleven, waren ze op eigen houtje de andere dieren achterna gekomen. Ik begroette de dieren, mopperde een beetje op de Barghest en de oude valk, intussen beseffend dat deze zichzelf deel vonden uitmaken van het team. En waarom ook niet. In het vervolg zouden we dus met zijn vijven erop uit trekken. Fillipien gaf me ondertussen wat beelden door van wat ze gezien had in Arden, terwijl de honden onrustig werden door de aanwezigheid van Fenris. Mijn vader stond te praten met een paar van zijn mensen, ik zag hoe de uitdrukking op hun gezicht steeds somberder werd.
“Pap?!” riep ik.
Hij keek op, riep een paar korte bevelen naar zijn honden die zich ineens koest hielden en liep mijn richting uit.
“Fillipien heeft hier ergens tussen het riet raptors gezien,” zei ik. De valk vloog van mijn schouder naar zijn uitgestoken arm en hij krauwde haar in de nek terwijl ik vertelde waar ze ze gezien had.
“Ze zitten er dus inderdaad,” zei hij en zuchtte. “Dat kan nog leuk worden dan om die te pakken te nemen. Ik zal Deirdre laten weten dat er een absoluut reisverbod afgekondigd moet worden, ik heb geen zin om ook nog op doorreizende familieleden gaan letten. En dan zal het opzoeken, opjagen en afmaken gaan worden. Dit is helemaal niet best, die horen niet in Arden thuis.”
“Ik kan hier blijven en meegaan,” bood ik aan.
“Niks ervan,” zei hij. “Ik heb liever dat je hier vertrekt, dit is gevaarlijk.” Zijn ogen gleden even naar mijn middel, toen keek hij me weer aan. “Je hebt me iets verteld, ik wil dat je daar rekening mee houdt. Troef die neef van je maar, William. Ik ga me zo snel mogelijk met die andere jacht bezig houden waar hij ook bij moet zijn, dit met die raptors is een goede oefening voor hem.”
Een beetje teleurgesteld was ik wel, aan de andere kant begreep ik het heel goed. Mijn ervaring in vechten en jagen liet nogal te wensen over en zou ik hem alleen tot last zijn. Daarbij genomen dat ik waarschijnlijk ook nog in verwachting was… ik kon me voorstellen dat hij de vaderdochter relatie liever in een wat andere situatie wat wilde verstevigen.
Het contact met William kwam snel tot stand, achter hem zag ik een rossig meisje weg glippen, vast een vriendinnetje. Hij was enthousiast om me te zien. Ik legde hem kort uit dat mijn vader zijn hulp kon gebruiken voor een aantal zaken en vroeg of hij tijd had. Hij knikte.
“Ik moet even wat regelen en dan troef ik Julian zelf wel.”
Niet meer dan een paar seconden later zag ik dat mijn vader hem al doorhaalde. William begroette hem vriendelijk, Julian zei nors dat hij later de details zou uitleggen. Hij keerde zich toen naar mij en omhelsde me even ten afscheid.
“Pas goed op jezelf,” zei hij. “Ik zorg wel voor je dieren. Ik kan ze nog altijd gebruiken om raptors te lokken.”
Ik grijnsde en sloeg even mijn armen om hem heen. Daarna nam ik afscheid van de dieren en van William en troefde naar Dara om doorgehaald te worden.

Ze haalde me door naar een kamer in het paleis waar ik nog niet eerder geweest was. De inrichting was een beetje een mengelmoesje van verschillende stijlen en uiterst vrouwelijk. Dara zelf was gekleed in een strak zittende donkerbruine broek en een ecrukleurige bloes. Ze was vrolijk en nodigde me uit voor de thee.
“Ik beloof je dat het deze keer goed verzorgd zal zijn,” lachte ze.
En zo was het ook. Geurige sterk gezette thee waar ze suikerklontjes bij serveerde en custardkoekjes. Ze schonk in, liet in beide kopjes een suikerklontje vallen en gaf me mijn kopje aan.
“Heb je je vader gesproken?” vroeg ze.
“Oh ja,” zei ik. “Zoals ik al zei, hij ziet niet erg uit naar de aankomende samenwerking, maar zal zich wel met het probleem bezig gaan houden. Hij is even bezig nu om velociraptors op te ruimen in Arden – wie weet kun je wat helpen.”
Ik gaf haar de Troef van mijn vader aan en ze bestudeerde deze aandachtig.
“Hij is lang niet onknap,” zei ze toen. “Al heeft hij niet erg veel weg van Corwin. Weet je ook al of je neef mee gaat helpen?”
“Die is al bij mijn vader, deze bedacht dat het goed voor hem zou zijn om meteen mee te helpen met het raptorprobleem. Mijn vader zal William ook verder inlichten over wat er verder gaat gebeuren.”
Even gleed er een trek van spijt over haar gezicht.
“Dat is jammer,” zei ze toen zuchtend en er verscheen een geamuseerd lachje rond haar mond. “Dit had mijn kans geweest om alleen te zijn met Julian.”
“Misschien komt er nog wel een kans,” zei ik bemoedigend. Ik vroeg me af in hoeverre ze het meende – misschien was het inderdaad haar intentie om alle Ambermannen af te gaan. Mij maakte het niet zoveel uit. Het was alleen zeer de vraag in hoeverre mijn vader zat te wachten op een Chaosminnares en dan hoe Gramble het zou opvatten als zijn echtgenote vreemd ging.
We dronken onze thee, Dara gniffelend over het feit dat ze vanaf nu een Troef van Julian bij zich had, en we babbelden wat. Toen de theepot leeg was en de koekjes op waren, troefde ik naar Ronardo.

Hij was in Deep Space Nine, in het laboratorium, samen met mijn andere neven. Ik werd doorgehaald en omhelsd door Martin die meteen naar mijn nieuwe outfit vroeg. Ik keek hem vragend aan.
“Dat motorpak,” zei hij enthousiast. “Heb je dat nog?”
“Och nee, dat is al zolang geleden,” zei ik. “Het is mijn smaak niet.”
Niet alleen hij, maar ook mijn andere twee neven keken teleurgesteld. Ik baalde intussen onnoemelijk over het feit dat Martin het noodzakelijk had gevonden om mijn neven hierover in te lichten.
“Je hebt toch foto’s,” zei ik nors. “Als je zonodig moet showen, laat hen die dan zien.”
“Ach nee,” zei Martin. “Laat maar. Ik had echt gehoopt dat je je wat vlotter zou gaan kleden daardoor, maar je ziet er nog steeds uit als iemand die uit een antiek tijdperk is gestapt.”
“Ik kom uit een Victoriaanse wereld,” zei ik, “dus iets van die stijl heb ik gewoon. Het past ook bij me.”
“Onzin,” zei hij. “Ik kom uit Rebma, en dat is nergens aan te merken.”
Dat was waar. Hij droeg een gescheurde spijkerbroek, had een t-shirt aan met een tekst die ik hier niet zal herhalen en daaroverheen droeg hij een leren jack met spijkers. Zijn haar was nu zwart geverfd en de zijkanten van zijn hoofd kaalgeschoren. Onder de huid van zijn wang naar zijn oor zat een metalig ding dat een beetje op leek te gloeien.
“Een plug inn,” zei Martin die me zag kijken. “Hartstikke handig in dit soort omgevingen. Je staat constant in contact met alle computers en kunt ermee communiceren. Een interface.”
“Interessant,” zei ik.
“Ze zijn gaaf!” zei Rhexenor die erbij kwam staan. “Ik wil er ook één.”
“Mij lijkt het ook wel wat,” zei Ronardo rustig, intussen een scan makend van de voorwerpen.
“Mij lijkt het niets,” zei ik wat me een eenduidig gesnuif van alle drie mijn neven opleverde. Ik kon er niet echt mee zitten, ik wist heel goed dat ze me zagen als ouderwets, niet meegaand in techniek.
Martin nam me mee naar een soort kast aan de wand en zei me op te letten. Hij vroeg of ik thee met of zonder melk en suiker dronk.
“Liefst helemaal zonder,” zei ik.
“Valt alweer niet tegen,” zei hij. Vervolgens keek hij naar de kast en zei: “Earl Grey strong and hot please.”
Er gloeide even een lampje op, ‘brewing in process’ en niet veel later stond er een glas hete thee. Met een grijns pakte Martin het glas op en bood het me aan.
“Heb ik eens gezien op tv,” zei hij. “Bij een science fiction serie, Star Trek. Ken je vast wel.”
Ik schudde mijn hoofd en dronk voorzichtig van de hete thee. De smaak was uitstekend.
“Had ik kunnen weten,” zei Martin zuchtend. “Zo is het niet leuk om je iets te laten zien.”
Intussen werden de voorwerpen gescand onder toeziend oog van de heren, terwijl ze tegen me aan bleven zeuren over motorfietsen, ruige feesten en bijbehorende kleding. Ik vroeg me af waarom ze niet zelf een vriendin zochten en deze in zo’n outfit hesen om naar zo’n party te gaan op een motorfiets. Uiteraard begonnen ze daarna te zemelen dat het niet cool was om te paard naar een dergelijke gelegenheid te gaan. Ik ging er niet op in, ik bleef onverstoorbaar glimlachen en was opgelucht toen de scan compleet was en de aandacht daarop werd gericht. Nou ja, Martin meende nog een opmerking te moeten maken over Mandor die me snel zat zou zijn als ik me niet wat vlotter zou kleden.
De scan leverde eigenlijk niets op. Ronardo had al eerder uitgevonden dat de lampjes in de voorwerpen doofden zodra er iets met Patroon in de buurt gedaan werd. Rhexenor deed iets met zijn Feniks, ook dat doofde het geheel. Ik zei dat we veilig konden aannemen dat er met Logrus hetzelfde zou gebeuren en vroeg of ze bezwaar hadden tegen een test. Niet echt. Ik haalde de Spikard onder mijn kleding vandaan en deed deze om.
Spectaculair. Vervelend inderdaad. En boeiend. Alles, maar dan ook alles werd lam gelegd. Nee, dit hoef ik niet in de buurt van Patroon uit te testen, ik weet nu dat het Patroon lam legt. Niemand had nog Machten, Troef viel compleet uit, magische voorwerpen waren niet langer magisch. Uiterst indrukwekkend. De voorwerpen hadden er geen last van, alle techniek bleef gewoon werken. Ik deed de ring weer af.
Mijn neven waren woedend! Hoe ik het in mijn hoofde haalde om met zoiets te gaan testen. Vooral Ronardo was laaiend. Ik wist nu zeker dat de voorwerpen van technische oorsprong waren, zij beweerden dat allang te weten. Geen idee waarom ze mij dat niet vertelden, ik vermoed eigenlijk dat ze het eerder helemaal niet zo zeker wisten.
Nadat men klaar was met het gemopper en iedereen zich wat had hersteld, werd er besloten om een hologram op te roepen van de voorwerpen en de computer te laten berekenen hoe alles in elkaar paste. Wat mij betrof hoefde het al niet meer zo op het moment dat het een technische oorsprong had, het enige interessante was voor mij alleen nog maar de ouderdom van de voorwerpen. Doch mijn neven waren alleen maar enthousiast vanwege dat stukje techniek en begonnen verwoed alle stukken in elkaar te passen. Het was een kwestie van proberen, falen en opnieuw proberen maar uiteindelijk hadden ze iets in elkaar gepuzzeld dat volgens mij een soort staf was. Iedere keer als er een stuk passend was gemaakt, verdwenen de naden voor dat stuk. En telkens wanneer er een Macht in de buurt kwam werd dat gedetecteerd door het voorwerp en viel het uit elkaar.
Als laatste ging het staafje erin waarbinnen een kristalletje leek te zitten. Dat gaf licht, er verscheen een lichtstreep die steeds dezelfde richting uitwees. Ik voelde me ongemakkelijk in de buurt van het voorwerp en zou het het liefst uit elkaar hebben gehaald en het zo gelaten. Mijn neven waren het daar niet mee eens. Wel dat het een vervelend gevoel gaf, maar niet met het uit elkaar te laten. Ze vonden dat ik te snel opgaf.
Het was Martin die uitvond dat de streep naar een bepaald punt in de ruimte wees. Handig was dat hij over een eigen shuttle beschikte, konden we zo even een kijkje nemen. Ik weet niet precies waarom ik nog mee ging, misschien toch een bepaalde nieuwsgierigheid? Of wilde ik wat tijd met deze neven doorbrengen? Geen idee.
De neven hadden eerder met dit schip gereisd en hadden er hun taken, ik hoefde alleen mee als passagier. Het was een halve dag reizen tot aan het aangegeven punt, toen wees de lichtstraal steeds ergens anders heen en begonnen we te dolen. Niet te lang, Martin vroeg zich af wat er anders was dan in Star Trek. Na een hoop geklets tussen de heren onderling scheen het verschil sterrenpoorten en hyperspace te zijn. Het zei mij niets, Martin des te meer. We moesten terug naar het station, van daaruit zou er een route worden berekend naar waar we heen moesten via hyperspace. De shuttle werd gedokt, er moesten voorraden worden geladen, er konden wat zaken worden geregeld en dan zouden we verder gaan. Kortom, er was even wat vrije tijd.

In de centrale computer had ik eerder gezien dat er mogelijkheden waren om zelf een fysieke scan te doen bij de Sick Bay. Het waren eenvoudige kleine ruimtes met een soort ligbed en een apparaat dat over je heen bewoog om je huidige fysieke toestand te meten en in beeld te brengen. Het zou in geen enkel geval gevaar opleveren voor de gezondheid, dus ik besloot hier gebruik van te maken. Een beetje terughoudend reserveerde ik een ruimte en sloot deze goed af voordat ik op het bed ging liggen en de computer opdracht gaf om te scannen. Het begon ergens bij het hoofd, er werden allerlei gegevens genoemd en opgeslagen. Over het geheel was ik erg gezond, het bloedbeeld uitstekend, de interne organen in uitmuntende conditie. Zoiets werd er ook gezegd over mijn bot- en spierweefsel. De hersenactiviteit was boven normaal, hartslag uitstekend. En ik was zwanger. Nog niet zo heel lang, de foetussen, twee in getal, waren ongeveer 5 weken oud, wat de zwangerschapsduur 7 weken maakte. Ik zag het beeld van twee hele kleine mensjes in wording, ieder met een eigen vruchtzak en een eigen placenta. De computer gaf aan dat het om een twee-eiige tweeling ging met een uitstekende lichamelijke ontwikkeling en een sterke hartslag. Op de monitor was inderdaad de hartactie heel goed te zien. Het was allemaal nog zo klein en zo pril – en toch zo duidelijk aanwezig. Er werden nog wat metingen verricht en het geslacht werd bekend gemaakt. De baby links een jongen, de baby rechts, dicht tegen haar broertje aan, een meisje. Een zoon en een dochter inderdaad. Ik voelde me zo trots, ik heb daar heel lang liggen staren naar die twee kleintjes en voelde het moederinstinct ook voor dit tweetal alweer opkomen. Deze kinderen zouden gewoon geboren worden, daar zou ik voor zorgen.
Nadat het scannen klaar was – er waren geen abnormaliteiten gevonden en er kwamen ook geen voedingsadviezen – stond ik op en draaide de scan van de tweeling en alle gegevens met betrekking tot de zwangerschap uit. Vervolgens manipuleerde ik wat met Patroon… ik was hier niet geweest. Ik borg de gegevens goed op onderin mijn tas en liep de ruimte uit. Meteen voelde ik een Troefcontact opkomen. Martin die zei dat we konden vertrekken. Ik zei hem dat ik eraan kwam.

Via een sterrenpoort kwamen we in hyperspace. Het zou een aantal dagen gaan duren voor we er zouden zijn, wat tijd gaf om wat dingen zelf te doen.
Tijdens een gezamenlijke maaltijd, geheel gegenereerd door een computer en desondanks toch smakelijk, besloot ik mijn neven de ware reden achter de trouwplannen te vertellen. Dat was nog niet zo eenvoudig, het voelde alsof ik ze inzage gaf in ons privé-leven. Ik begreep ineens de houding van Mandor, die zelfs moeite had met het feit dat het personeel in Gormenghast iets zou merken van onze relatie. Ik hield het dus kort en bondig.
“Mandor en ik gaan trouwen omdat we elkaar heel graag mogen,” maakte ik ervan nadat ik zo’n honderd openingszinnen had bedacht en weer geschrapt in gedachten.
Zowel Rhexenor als Martin staarden me voor een aantal seconden aan met een uitdrukking van ongeloof op hun gezicht. Ronardo grijnsde, die wist dit tenslotte al.
“Jij en die droogkl…” begon Martin.
“Je ziet toch niet echt iets in de vent?” vroeg Rhexenor verbijsterd.
“We hebben in het geheim een stevige relatie. En twee kinderen,” legde ik wat verder uit.
Nu was ook Ronardo onthutst.
“Het was er toch eentje?” vroeg hij en keek me aan alsof ik moeite zou hebben met optellen.
“Er is er eentje bijgekomen,” zei ik vriendelijk tegen hem.
“Jullie gaan wel hard van stapel,” zei Martin. “Twee kinderen? Hoe lang kennen jullie elkaar nu helemaal?”
“Tijd is een lastig iets voor ons soort mensen,” zei ik. “Maar dat weet je. We wonen nu een jaar of wat samen alles bij elkaar opgeteld, onze oudste is nu bijna twee, de jongste is net twee geweest – het is gewoon echt heel hoog tijd dat dat huwelijk eindelijk plaats zal vinden”
“Ja, wanneer is die trouwerij nu eindelijk?” vroeg Rhexenor. “”We wachten er al een eeuwigheid op.”
“Er zijn wat zaken die men nu aan het regelen is,” zei ik. “Als dat gedaan is, zal het vrij snel zijn.”
“Leuk, weer een bruiloft,” zei Ronardo. “Ik ga ook trouwen. Met Moyra.”
Ik feliciteerde hem onmiddellijk, net als de anderen. Ik vroeg even door en zo hoorde ik dat Moyra een poosje verdwenen was en dat hij Julian nodig had om het goede spoor op te pikken. Dat was gelukt en Moyra was weer terecht. En hij had haar ten huwelijk gevraagd, ze had ‘ja’ gezegd. Haar ouders en zijn moeder hadden hen al hun zegen gegeven. Het was meer dan duidelijk dat hun voorgenomen verbintenis veel beter werd ontvangen door de buitenwacht dan die van Mandor en mij.
“Niet lang geleden ben ik in een verkeerde tijd aangekomen samen met mijn zoon die ook verkeerd zat. Hij was volwassen toen. Hij sprak over een dochter van jou. Dus ik ben benieuwd of deze nog moet komen of er al is?”
Ronardo lachte trots.
“Die is er al,” kondigde hij aan. “Erg klein nog, een week of wat oud.”
Opnieuw werd er gefeliciteerd, hij vertelde dat hun dochter Shakira heette, dat hij nog niet wist op ze zou gaan lijken en dat ze nog geen haar had.
“Mooie naam, Shakira,” zei Martin mijmerend. “Op een Schaduw is er een zangeres met die naam. Echt een lekker wijf.”
“Ik kom binnenkort eens op kraamvisite,” beloofde ik Ronardo. “Wat vinden jullie een leuk kado?”
Al mijn neven keken me aan.
“Lijkt me leuk,” zei Ronardo. “Maar zo te horen moeten we eerst bij jou een kijkje komen nemen, jouw kinderen zijn ouder.”
“Mee eens,” zeiden zowel Martin als Rhexenor.
Dit was natuurlijk te verwachten. Voor de jongens zou het goed zijn als er wat familie op bezoek zou komen.
“Ik zal eens overleggen met Mandor,” beloofde ik.
“Ik heb alleen een dochter,” zei Martin grijnzend. “Die kennen jullie al, je hoeft niet meer op kraambezoek te komen. Dat zal ze niet waarderen.”
“Ik heb haar laatst nog gezien,” zei Rhexenor. “Ze hangt rond met de familie Mason en Amblerash.”
“Nee hoor, ze gaat nu trouw naar school,” zei Martin en keek mij aan om bevestiging die ik hem niet kon geven, ik was al in geen tijden meer in de Toren geweest.
“Wat zei jouw zoon eigenlijk nog meer over de familieaanwas?” vroeg hij toen nieuwsgierig.
“Hij had het alleen over de dames,” zei ik met een grijns. “Hij noemde Xena, de dochter van Rhexenor, de dochter van Ronardo en nog een dochter van iemand wiens naam ik even niet zal noemen.”
Rhexenor deed zijn mond al open om de naam uit te spreken – en net op tijd weer dicht. In plaats daarvan vroeg hij naar wat Randal had gezegd over Cathrynn. Ik vertelde hem dat hij deze vreselijk druk vond en dat ze van dieren hield, ik vertelde Ronardo dat zijn dochter een prater zou worden. Rhexenor keek trots, Ronardo leek verwonderd.
“Hoe kan dat nu met haar Rebmaanse achtergrond. Rebmanen zijn juist zo rustig.”
Martin verslikte zich in een stuk brood.
“Rustig?” zei hij nadat hij uitgehoest was. “Ik ben daar weggegaan omdat ik het eeuwige geklets, geroddel en de achterklap goed zat was en heb een poos bij Benedict gewoond.”
“Gwyndrod wilde daar ook weg,” zei Ronardo. “Die heb ik bij Benedict gebracht nu.”
Martin knikte goedkeurend en keek mij aan.
“Je hebt een zoon begrijp ik. Wat is die andere?”
“Ook een jongen.”
“Je vader zal dat alles helemaal niets vinden,” zei Ronardo.
“De kinderen vindt hij leuk. Maar dat ik met Mandor ga vindt hij inderdaad niet leuk,” gaf ik toe.
“Ik heb wel eens gedacht aan Flora,” zei Martin. “Dat is de knapste van de hele familie en er zijn meer familieleden die met elkaar gaan. Maar ja, dat leeftijdsverschil hè. Flora is minstens 400 jaar, ik pas 60.”
“Dat is toch niet zo’n enorm verschil,” vond ik.
Martin keek me scherp aan.
“Mandor is inderdaad ook al vrij oud hè,” zei hij toen.
“Wij schelen ruim dubbel zoveel in leeftijd als jij met Flora,” zei ik lachend.
“Goeie genade, wat moet je met zo’n ouwe vent!”
Het was zuiver een retorische vraag waar ik geen antwoord op wenste te geven.
“Is Mandor echt zo oud?!” schrok Rhexenor.
“Je ziet het niet aan hem af,” zei ik rustig.
“Nee, dat klopt. Het is helemaal niet aan hem te zien zelfs,” zei Martin.
“Dat kan niet,” zei Rhexenor verbaasd. “Ik bedoel, zijn vader ziet er vreselijk oud uit, Mandor zou er dan moeten uitzien als een jaar of 30.”
Alweer een opmerking waar ik geen antwoord op gaf. Ik dacht aan de Gramble in zijn jongere vorm. Dan leek hij wat ouder dan Mandor inderdaad, maar ook nog lang geen 30 jaar.
“Gramble is erg oud,” zei Martin. “Hij zou zo oud als Oberon kunnen zijn zelfs.”
“Zoiets,” zei ik. “Ik denk wat jonger, maar meer dan een paar honderd jaar zal het niet schelen. Misschien moeten we meer richting Benedict denken.”
“Dan nog,” zei Martin. “Hij is het bewijs dat Chaosieten dus wel degelijk oud kunnen worden. Dat gaat dan wel gepaard met de nodige lichamelijke en geestelijke gebreken, maar toch…”
Tja. Het klopte wat hij zei. Behalve dat Gramble zo oud was zonder enige mentale problemen en tekenen van uiterlijk verval. Maar dat was iets dat ik niet kon zeggen.

Vlak na die maaltijd troefde ik vanuit mijn hok – meer dan dat was mijn slaapvertrek niet – naar Mandor. Het duurde lang voordat ik contact kreeg en dit ging gepaard met veel geruis en onderbrekingen. Ik zag dat hij zich sterk concentreerde en zelfs een Troef van mij in zijn hand hield. Toen hadden we een vrij goede verbinding.
“Je bent heel ver weg,” zei hij.
“Klopt. Ik wil je persoonlijk spreken. Als je me door wilt halen?”
Hij lachte, ik pakte de hand die hij meteen uitstak en hij trok me naar zich toe. Ik had het gevoel alsof ik een hele lange reis maakte voordat ik in zijn armen uitkwam. Hij trok me stevig tegen zich aan. Erg veel tijd werd ons niet gegund. Twee kinderstemmen die verheugd “daar is mamma!” riepen, twee jongetjes die kwamen aanrennen op blote voetjes, gekleed in hun pyjamaatjes. Ik ging op mijn knieën en omhelsde ze tegelijkertijd. Heerlijk, die twee warme lijfjes tegen me aan. Ik was weer thuis, wat deed ik eigenlijk ver weg van hen in de ruimte?
“Kijk mamma,” zei Randal en trok zijn pyjamabroek omlaag. Daar was de grootste schaafwond die ik ooit had gezien. Zijn zijde, zijn onderrug, een bil en zijn rechterbovenbeen zagen er behalve geschaafd ook bont en blauw uit. Ik zag dat er net nog zalf op gesmeerd was.
“Ach jongen toch,” zei ik tegen hem en trok voorzichtig de broek weer op. “Dat moet pijn doen!”
Hij straalde.
“Ik heb zalf!” zei hij trots.
“Jullie lagen al in bed,” zei Mandor achter me. Hij keek quasi streng naar zijn zonen die onbevangen terug keken.
“Is mamma,” meende Owen hem toch te moeten uitleggen. Genoeg reden om je bed uit te komen immers?
Mandor bukte zich, pakte behoedzaam Randal op en zette hem op zijn schouders. Ik deed hetzelfde met Owen en samen brachten we de kereltjes weer naar bed in hun kamer die opnieuw gedecoreerd was vanwege de thuiskomst van Randal. We hadden het rustig gehouden in lichte kleuren met een ridders en kastelen thema. Iets dat beide jongens heel stoer vonden.
Na een extra verhaaltje vielen de jongens zonder problemen in slaap en zochten wij de zitkamer op. We lieten een grote pot koffie brengen met wat cake. Toen het dienstmeisje de deur achter zich gesloten had, haalde ik de resultaten van de scan uit mijn tas en overhandigde deze aan Mandor zonder iets te zeggen. Daarna schonk ik koffie in voor ons beiden en keek tersluiks naar mijn verloofde die alles nauwgezet bestudeerde. Er verscheen een glimlach op zijn gezicht, een lach die steeds breder werd, vooral toen hij de foto zag.
“Vijf weken oud zijn ze,” zei hij. “Dat betekent inderdaad dat ze net onderweg waren toen we weer thuiskwamen. Dit is geweldig! Een dochter en een zoon – wat mij betreft is dat de leukste tweelingcombinatie die je kunt hebben.”
“Ik moet bekennen dat ik het wel heel leuk vind dat één van hen een meisje is,” zei ik wat verlegen. “Ik ben stapel op de jongens, zou ze echt niet willen inruilen voor een stel grieten, maar toch…”
“Ik kan het me voorstellen,” knikte hij. “Ik vind dat ook fantastisch, maar haar broer is net zo welkom.” Hij legde de papieren weg en omhelsde me. “Echt slim is dit natuurlijk weer niet van ons, nog meer kinderen voor we getrouwd zijn,” zei hij zachtjes in mijn oor.
We gingen zitten, dronken onze koffie op en ik schonk opnieuw in. Intussen vertelde ik over het gesprek met Gramble en wat daaruit was gekomen. Het feit dat mijn vader, zijn stiefmoeder en mijn neef moesten samenwerken amuseerde hem enorm.
“Ik zou ze bijna gaan bespioneren om te kijken hoe dat verloopt,” grinnikte hij.
Wat ik hem echter vertelde over Grambles vermoeden omtrent het gif beviel hem veel minder.
“Ik hoop echt dat hij een oplossing vindt,” zei hij grimmig. “Hij heeft gelijk met te zeggen dat het uitfilteren van die Xia geen garantie is op een bruiloft zonder gifaanslag. Dat met die twee componenten… dat klinkt zo logisch, dat moet het bijna wel zijn. Als hij geen afdoende oplossing vindt… wat dan?”
“Dan volgen we het advies van mijn vader op en erkennen we Owen en Randal. Dan heeft een poging om kinderen te voorkomen geen zin meer, alleen lopen de kinderen vanaf dat moment meer risico. Een andere oplossing is om de bruiloft opnieuw uit te stellen, tot na de geboorte van de kinderen, maar ik denk dat al dat uitstel heel erg gaat opvallen en men zal zich af gaan vragen waarom dat is.”
“Dat is nu al het geval,” zei hij en zuchtte. “Het voelt vervelend aan om nu al mijn hoop op mijn vader gevestigd te hebben.”
“Hij ziet het als een aanslag op Huis Sawall,” zei ik. “Ik ben ervan overtuigd dat hij zal doen wat in zijn macht ligt. Dat heeft hij al een beetje gedaan door die uiterst merkwaardige samenwerking af te dwingen.”

Na de koffie gingen we een eind lopen. De maan scheen helder aan de hemel, de sterren fonkelden. Het was wat frisjes, de herfst naderde, mijn favoriete seizoen. Ik vertelde hem waar ik mee bezig was, ook dat ik eigenlijk wel terug wilde om te zien waar het allemaal heen zou leiden. Dat betekende dat ik de volgende ochtend weer terug moest, tijd ging hier langzaam en dat werkte nu in ons nadeel.
“Ik had liever dat je het toch weer wat versnelt,” zei hij.
“Dat begrijp ik, maar het is wat lastiger op deze wereld. Het kost me iedere keer een paar dagen en het heeft dus alleen zin als we hier voor langere tijd zijn en het niet uitmaakt hoe snel die zwangerschap vordert voor de buitenwereld. Door hier te zijn, sla ik een dag of vier groeien over in hyperspace. Eigenlijk zou het het meest ideaal zijn als ik hier zou blijven tot dat probleem met Xia en die aanslag is opgelost zodat er een datum voor de bruiloft kan worden vastgesteld. Het moet niet te lang duren, met een tweeling toon ik waarschijnlijk vrij snel.”
“De huidige tijd heeft voordelen,” gaf hij toe. “Ik ben gisteren weg geweest om wat zaken te regelen in Chaos. Ik ging kort nadat de kinderen sliepen, ben een dag of twee in Chaos gebleven omdat Merlijn me wederom ergens voor nodig had, maar was hier ruim op tijd terug voordat de kinderen weer wakker werden. Ik heb natuurlijk wel het kindermeisje geïnstrueerd voor het geval dat er eentje wakker mocht worden, maar dat was niet het geval.”
“Lopen je zaken geen gevaar omdat je er nooit kunt zijn?” vroeg ik.
“Er zijn wel wat probleempjes,” gaf hij toe. “Er zijn een aantal dingen die ik in de gaten moet houden en zo nodig op moet inspringen en daarvoor zou ik vaker buiten moeten zijn. Maar dat gaat gewoon niet. Jij hebt jouw dingen en dat zijn er nogal wat – ik wacht gewoon tot je in wat rustiger vaarwater bent gekomen.” Hij glimlachte en gaf me een kus. “Ik weet ook dat je een afspraak met je vader hebt – hij had het over een aantal weken. Ik denk dat je die afspraak inderdaad moet nakomen, je moet er echt tijd voor maken. Misschien kort na de bruiloft. Anders moet je weer wachten tot de tweeling minstens een half jaar is en niet meer helemaal afhankelijk van jouw voeding. Of ze meenemen, maar dat lijkt me niet erg ideaal.”
Ik grinnikte bij de gedachte daaraan en drukte hem zijn arm.
“Na de bruiloft zouden we op huwelijksreis moeten gaan,” zei ik. “Want wat ken ik jou nu helemaal? Je begrijpt het, we overnachten in gescheiden hotelkamers natuurlijk.” Ik werd wat ernstiger. “Ik meen dat van die reis eigenlijk wel serieus. We hebben vrij veel tijd doorgebracht in de steden van Tir-na Nog’th, maar dat had een heel andere sfeer.”
“Hmm, een huwelijksreis is wel een idee,” zei hij peinzend. “Is er specifiek iets waar je naar toe zou willen?”
Ik had inderdaad iets in gedachten, maar de kans was groot dat hij dat ontzettend belegen zou vinden. Toch zei ik het hem.
“Een Elizabethiaanse Schaduw lijkt me wel interessant. 16e eeuw dus. Iets later mag ook.”
“Lijkt mij ook boeiend,” zei hij. “We zouden zoiets kunnen regelen. Misschien een reis door Schaduwen tot en met het Victoriaanse tijdperk? Persoonlijk heb ik iets met die tijdsperiodes, die hebben gewoon iets wat me boeit.”
Ik keek hem van opzij aan. Hij meende het serieus. In ons onderkomen waren er nogal wat meubelen die anderen antiek noemden, hijzelf incluis. Maar de meeste waren er omdat hij ze ergens vandaan had gehaald. Ik had wel eens gedacht dat hij dat deed om het mij naar de zin te maken, inmiddels wist ik dat hij dat zelf echt mooi vond. Dat was iets dat we deelden, dezelfde ‘antieke’ smaak. Er waren mensen die daar moeite mee hadden. Onze voorkeur voor muziek, inrichting en kleding was volgens hen veel te ouderwets, alsof er zoiets bestond voor een Amberiet of Chaosiet.
“Ik heb een huis in Brighton,” zei ik opeens tegen hem. “Ik ben er nog nooit geweest en wil er een keer naar toe. Zou je het leuk vinden om mee te gaan?”
“Graag,” zei hij. “Dat is toch die woning van Lenore? Het lijkt me heel interessant om daar rond te neuzen, we kunnen dat best combineren met de huwelijksreis. Daarna neem ik je mee naar mijn Buiten.”
“Heb jij een Buiten?” vroeg ik verbaasd. Er was zoveel dat ik niet van hem wist.
“Tja, ik ben van adel,” grijnsde hij. “Ik denk dat het je wel zal aanstaan. Zo’n reis is inderdaad een goede manier om elkaar beter te leren kennen. Heb je al namen voor de tweeling?”
We liepen terug naar huis, terwijl we een paar mogelijke namen bespraken.

Na het uitgebreide ontbijt nam ik afscheid van man en zonen, de kinderen waren erg teleurgesteld dat ik alweer ging.
“Ik kom zo snel mogelijk terug,” beloofde ik hen.
Deze keer kwam ik netjes uit op de vlakte die op Mandors Troef was afgebeeld. Deze keer gelukkig geen omleiding naar een Schaduw die aan het vergaan was. Van daaruit troefde ik naar Deirdre.
“Morwenna,” zei ze vriendelijk toen ze me zag.
“Hallo Deirdre,” zei ik. “Ik wil je laten weten dat ik weer terug ben, mijn excuses voor het feit dat ik een poosje onbereikbaar was.”
“Oh,” zei met een wegwuivend gebaar. “Er waren nogal wat problemen waar het de veiligheid betrof, zoals de locatie die al bekend was bij verschillende personen, dus het kwam eigenlijk niet slecht uit.”
“Ik hoorde het,” zei ik. “Wat die veiligheid betreft worden er op dit moment wat probleempjes opgelost, zodra dat is gebeurd kunnen we een nieuwe datum vaststellen wat mij betreft.”
“Dat is goed.” Ze lachte. “Pas als Dara begint te panieken zal ik gaan rennen.”
Ik grijnsde.
“Dara is even ergens mee bezig. Als ze klaar is, kom ik naar je toe.”
“Aha. Dat klinkt goed,” zei ze tevreden.
Het contact werd verbroken en ik troefde Ronardo. Weer terug naar de ruimtemissie.

No comments: