Een vreemde Troef

We gingen weer zitten, deze keer ieder in een eigen stoel en er werd een nieuwe fles wijn opengemaakt.
“Als ik het goed heb, ben ik dus de achterkleindochter van je achter-achterneef,” zei ik.
“Ver weg, toch familie.” Hij glimlachte. “De familie Sawall is er één van magiërs, maar jij klungelt ontzettend met magie.”
“Verwaterd,” knikte ik. “Dat is vast de reden waarom de Sawall Spikard mij toeviel. Trouwens, over jou wordt ook regelmatig gezegd dat jij een amateur bent in magie.”
“Ik heb me op wat anders geconcentreerd.”
“Demonen. Hoe kwam je er eigenlijk zo bij?”
Met een priemende blik keek hij me aan.
“Waarom wil je dat weten?”
“Zuiver interesse,” zei ik. “Niet om je te vleien ofzo, ik heb gewoon belangstelling voor jou en de dingen die je doet.”
Hij ging wat achterover zitten in zijn stoel met het glas wijn in zijn hand en dacht even na voordat hij antwoordde.
“Het oproepen van demonen wordt veel beoefend. De meeste doen alsof het huisdieren zijn die ze kunnen africhten. In boeken wordt in het algemeen dat soort oproepingen beschreven en er zijn bepaalde Schaduwen waar gemakkelijker demonen op te roepen zijn dan in andere. Ook Chaosieten zijn op te roepen als ze het goed doen. Over het algemeen is er een rituele magie die altijd werkt. Ik werd nieuwsgierig naar het waarom. Waarom het altijd werkt op die manier en na jaren en jaren van onderzoek ben ik er nog altijd niet helemaal achter. We denken dat er een band zit tussen boven en onder.”
“Wat bedoel je met dat laatste?” vroeg ik verbaasd.
“Werelden hebben macht over Schaduwen en andersom ook. Het is een geheel. Werelden die enigszins in balans zijn, waar Patroon en Logrus ongeveer gelijk vertegenwoordigd zijn en het ene niet domineert over het andere, hebben een soort band heen en weer.”
Ik knikte dat ik het begreep en hij ging verder.
“Over het algemeen is het zo dat, als een demoon arriveert in Schaduw door middel van oproeping, deze machtiger is dan de wezens die hem hebben opgeroepen. Toch is het mogelijk om hem te dwingen en dingen te vragen, er is een binding die ze kunnen uitoefenen. Ik heb er een studie van gemaakt, hoe het kan dat het werkt. Dat verhaal wat Brand je vertelde, lijkt erop aan te sluiten. Als we allemaal stukjes van een geheel zijn, kunnen de stukjes niet zonder elkaar bestaan. In feite is de band er al voordat ze met magie aan de gang gaan en daarom werkt het. De feiten die ik tegen kwam, bevestigen dat. Ze hebben in al die werelden dezelfde rituelen en ook hebben demonen overal bepaalde rangen. Van schoonmaakdemoontjes tot vernietigers.
Mijn familiegenoten, of mede-Chaosieten als je wilt, gaan er heel lichtzinnig mee om, die gaan ermee om zoals jij met een kat of een hond. De manier waarop ik ermee omga is te vergelijken met zoals jij omgaat met je valk of je paard.
Dan hebben we ook nog regelmatig de vraag wat dat zijn, demonen. Zijn het mislukte Chaosieten of een soort huisdieren? Ze komen niet alleen in Chaos voor, je hebt er ook die thuis zijn in een Schaduw en daar dingen doen. Jij zou het misschien Engelen, Kabouters of Beschermgeesten noemen. Ze hebben macht naar zich toegetrokken en maken daar gebruik van en kunnen dingen die anderen niet kunnen. Met cirkels kun je ze vast zetten, eigenkijk met de symbolen die je gebruikt. Toch typisch dat het de symbolen zijn die ze vast zetten. Als je al die dingen geleerd hebt, kun je er op al die werelden iets mee. Verder zijn er goede, kwade en neutrale demonen. Als je de verkeerde kwaad maakt, heb je een probleem. De ultieme demonen zijn wij, dat denken we tenminste. Als je ons wilt vast zetten in een cirkel, moet je van goede huize komen. Amberieten hebben door Patroon te bouwen zich beschermd tegen allerlei dingen, onder andere tegen oproepen.”
“Ik begrijp hieruit dat het blijkbaar wel mogelijk is?”
Hij grijnsde.
“Niets is onmogelijk. In de tijd dat Corwin op een Schaduw Aarde rond zwierf, is hij regelmatig opgeroepen geweest. En ik weet ook dat Brand zich een aantal keren heeft laten oproepen.”
“Uit vrije wil?”
“Dat weet ik niet helemaal zeker. Op zich is het aantrekkelijk om eens te laten doen. Ik heb me wel eens laten oproepen. Stiekem mijn naam laten vallen in bepaalde kringen en afwachten. Je had die gezichten moeten zien toen ik uit die cirkel stapte! Het stelletje amateurs, ze hadden de cirkel niet goed gebouwd en ik kon zo met ze afrekenen.”
Hij viel even stil, bestudeerde het glas dat inmiddels leeg was en glimlachte.
“Het was interessant om aan de weet te komen wat ik dan kon. Wat ook boeiend is om te weten is dat, wanneer veel mensen zich op je concentreren, je daardoor macht krijgt.”
“Was het je ook daarom te doen?”
Hij antwoordde niet meteen, maar vulde eerst onze glazen bij. Toen stelde hij een tegenvraag.
“Hoe denk je dat bepaalde Amberieten aan macht komen?”
Ik moet stomverbaasd hebben gekeken, want hij schudde zijn hoofd en mompelde iets over naïviteit.
“In Amber-stad en de Gouden Cirkellanden denken jullie de baas te zijn. Met jullie bedoel ik niet specifiek jij, meer je familie. Maar die invloed strekt zich ook uit in Schaduw. De Heilige Amberieten. Je hebt bijvoorbeeld de orde van de Heilige Fiona, maar ook die van de Heilige Brand. Dat wij er zijn heeft te maken met dat al die werelden samenhangen.
En wat oproepen betreft: de demonen die ik oproep zijn precies die ik wil hebben voor een bepaalde taak of opdracht. Ik wil iets bereiken en daarvoor kies ik een bepaalde demoon. Jij kunt zoiets met Schaduw, manipuleren dus. Het is een soort wetmatigheid. En natuurlijk zijn er demonen en demonen.”
Ik knikte.
“Het ene paard is ook het andere niet.”
Hij keek me enige tijd nadenkend aan.
“Ik zou je wat meer kunnen vertellen over de basis en ook de achtergrond van het oproepen. Als je wilt.”
“Dat lijkt me erg boeiend,” zei ik.
“Ik wil het je wel uitleggen, maar het is gevaarlijk om mee te klooien. Waarom wil je het weten?”
“Ik zei al dat het me intrigeert.”
“Dat zei Jurt ook.”
“Ik ben Jurt niet, al zal hij dat gemeend hebben. Ik vind de hele wetenschap iets mystieks hebben en het boeit me. Er lijkt een hele oude kennis mee gemoeid te zijn, misschien daarom.”
“Goed. Ik zei al dat het riskant is, zeker in jouw geval. Ik zal me voorlopig beperken tot de theorie.”
“Waarom dat?”
“Het is niet handig voor iemand die zwanger is om zoiets te doen. Voor sommige wezens is het extra aantrekkelijk als de oproeper zwanger is.”
Vervolgens begon hij me uit te leggen hoe het werkte met cirkels. Het ging erom deze zorgvuldig te trekken, het maakte niet uit waarmee. De cirkel mocht vooral niet onderbroken zijn. Een extra bescherming was te creëren door er zilverpoeder overheen te strooien. Eigenlijk was het zelfs beter eerst het poeder te strooien en dan pas de cirkel te trekken, zeker voor beginners. Nog beter was om de hele cirkel meteen van zilverpoeder te maken of zilververf of –stift.
“Het allerbeste is om ergens een cirkel uit te vrezen in een marmeren vloer en daar iedere keer vloeibaar zilver in te gieten. Natuurlijk heb ik zo’n cirkel hier, ik laat je de plek nog wel zien.”
Om zo’n cirkel heen kwam dan het pentagram met op iedere hoek een gouden kandelaar met een zwarte brandende kaars. Dit als afbakening van macht, natuurlijk dienden de kaarsen aangestoken te worden.
“De praktische kant is dat die kaarsen opbranden en dan moet je die demoon in kwestie echt hebben terug gestuurd. Die kaarsen en het pentagram dienen ook als bescherming. Potentieel creëer je namelijk een soort gat, feitelijk net als Troef. Oproeping is heel erg verwant aan Troef en de Zwarte Weg, je maakt een gebied waar Shadow Shifting mogelijk is. Het gebied binnen de cirkel wordt ook zwart en langs die weg kun je dan oproepen als je de naam weet en daarna kun je het naar je toe halen.”
“Hoe kom je zo’n naam aan de weet?”
“Dat is soms een uitdaging. Sommige demonen laten hun naam achter, af en toe is er een naam gedocumenteerd. Ik denk dat het heel goed mogelijk is om een naam te verzinnen en daarbij te bedenken wat voor wezen die naam moet hebben. Dan verschijnt hij gewoon. En anders moet je zoeken als je een bestaande wilt hebben. Het gevaarlijkst is om een naam te gebruiken die je in een droom hebt gehoord. Wij oproepers – ik ben echt niet de enige – proberen ons altijd onze dromen te herinneren. Er zitten er tussen die macht hebben. Menig oproeper is triest aan zijn eind gekomen. Vermoord, bezeten of erger.”
Ik keek naar hem zoals hij daar zat. In het lichtschijnsel van het haardvuur leek zijn haar spierwit terwijl de trekken in zijn gezicht juist meer duister leken.
“Het lijkt me een vreselijk einde,” zei ik huiverend.
“Je zult er goed mee moeten omgaan. Geen dingen doen die je niet aankan, die je niet begrijpt. Je kunt de omstandigheden zo gunstig mogelijk maken. Er is bijvoorbeeld meer met de kaarsen, behalve dat ze een schaduw werpen. De kaarsen zijn nog beter als het speciale kaarsen zijn waar rituelen mee gedaan zijn. Uit een kerk bijvoorbeeld. Of magische kaarsen, nog veel beter.
Ook moet je besluiten waarom je een bepaalde demoon oproept en heel zeker zijn van je zaak. De meeste doen maar wat en ja hoor! Het werkt en je bent dood!” Dat laatste kwam er heel sarcastisch uit, ik geloofde meteen dat er inderdaad op die manier doden waren gevallen.
“Als je weet wat voor taak je voor ze hebt,” zei hij terwijl hij me dringend aankeek, “geef de instructies dan duidelijk, zorg dat ze het af kunnen ronden en controleer of dat gebeurd is. Dat is soms moeilijk na te gaan, vaak is daar wat magie bij nodig. Dan moeten ze terug in de cirkel, stuur ze terug en doof alle kaarsen. Timing is heel belangrijk, als ze eerder terug zijn bij de cirkel dan jij, gaan ze ermee zooien en als het verbroken is, kunnen ze er echt uit.”
“Dus als ik het goed heb, kunnen ze uit de cirkel om hun opdracht te doen, maar ze zijn er aan gebonden?”
“Precies. Je moet ze geen kans geven. Laat ze alleen uit de cirkel om een vaste opdracht te doen. Om informatie te krijgen is het beter ze in de cirkel te laten. Als de demoon veel sterker is dan jij, kun je hem aan iets binden. Dus als je hem eruit laat aan iets binden. Of een beloning geven naderhand, een voorwerp. Duidelijkheid dus. En dat geldt ook als ze hun opdracht niet doen: dan moet je ze vernietigen.”
Hij verdeelde het laatste restje wijn tussen ons tweeën en streelde met zijn duim over mijn hand toen hij me mijn glas weer aangaf.

“Wat wil je nu doen?” zei hij toen de wijn op was. “Wil je wat eten?”
“Ik heb bij Rhexenor thuis gegeten, naar mijn gevoel is dat niet zo lang geleden. Maar als jij honger hebt, dan eet ik wel mee.”
“Ik heb daarstraks met Owen gegeten en dat was genoeg. We zouden ook naar bed kunnen gaan en daar nog wat praten.”
“Er zijn inderdaad wat dingen die ik met je wil bespreken,” zei ik grijnzend. “Wil je echt alleen maar praten in bed?”
“Ach, je kunt er ook slapen,” zei hij met een twinkeling in zijn ogen. Hij stond op, trok me omhoog uit de stoel en innig gearmd bereikten we onze slaapkamer alwaar we elkaar de kleren van het lijf rukten.
Hij leek voorzichtiger dan anders, een heel aparte ervaring. Het was voor het eerst dat ik met hem naar bed ging terwijl ik me een zwangerschap bewust was en dit was een kant die ik nog niet van hem kende. Voor hem was een zwangere vrouw natuurlijk niet nieuw, dat besefte ik heel goed. Was ik dan jaloers? Hij gaf me daar geen enkele reden toe. Jaloezie is een heel nare eigenschap.
Naderhand, liggend in zijn armen, vroeg ik hem naar zijn grootvader.
“Leeft hij nog? Eric had het over jouw vreselijke vader en zijn vader.”
“Ik dacht dat hij dood was. Ik hoop het wel, het schijnt een enorme etter te zijn. In dat opzicht heeft Eric wel gelijk. Eric is een poos dood geweest, misschien dat hij het ook niet allemaal precies weet. Ik heb inderdaad een vreselijke familie Morwenna. Wat zoek je eigenlijk bij mij? Zelf ben ik ook geen fijn persoon. Wat zie je in me?”
“Je bent een goeie minnaar,” plaagde ik. In het halfdonker kon ik zien dat zijn blik wat verduisterde en iets onzekers leek te krijgen. Dat maakte me wat aan het schrikken, trok hij zich dit werkelijk zo aan? Ik ging wat dichter tegen hem aan liggen en aaide de zijkant van zijn gezicht.
“Ik voel me aangetrokken tot wie je bent, om hoe je doet. Ik heb van het begin af aan het gevoel gehad dat we goed met elkaar overweg kunnen en ben graag bij je. Men zegt dat je gevaarlijk bent, dat maakt het voor mij juist misschien extra aantrekkelijk. Ik praat graag met je… het is moeilijk uit te leggen waarom ik voor jou heb gekozen. Ik hou van jou en jouw familie neem ik dan maar voor lief.”
Hij kuste me innig.
“Ik hou van gevaarlijke dames,” zei hij. “En je familie neem ik dan maar op de koop toe.”
Bijna. Het ‘ik hou van’ werd gebruikt voor een algemeenheid, maar we kwamen in de richting. Misschien zou hij ooit tot het besef komen dat hij echt van me hield, tot die tijd moest ik genoegen nemen met het feit dat ik heel veel voor hem betekende. Het was prima zo.
Vervolgens vertelde ik hem hoe Flora me had gezien met twee jongetjes in Tir-na n’Oght. Hij was verbijsterd.
“Hoe kan dat nu? Ik begrijp er helemaal niets meer van,” zei hij.
“Ik ook niet. Ik dacht eerst dat het om Owen ging met een jonger broertje, maar ze had het echt over een klein leeftijdsverschil. Nu komt de opmerking van die Morwenna over een tweeling daarbovenop. Maar waarom zouden we ervoor kiezen om onze kinderen apart van elkaar op te laten groeien, ieder op een eigen wereld? Misschien heeft Flora wel iets gezien dat pas over 100 jaar zal gebeuren, dat we dan kort na elkaar twee zoontjes krijgen. Ik weet het ook niet.”
“Het is gewoon raar,” zei hij. “Is dat niet uit te zoeken?”
“Ik ben van plan om zelf binnenkort naar Tir-na n’Oght te gaan, kort na de verloving. Ik hoop dan meer aan de weet te komen.”
“Misschien dat je dat maar moet doen. Wat meer duidelijkheid zou wel zo prettig zijn.”
Ook vertelde ik hem over mijn moeder. Over de migraine die haar altijd geplaagd had en die minder aan het worden was nu ze in de buurt van Amber was. Over mijn vermoeden dat ze een aantal blokkades had.
“Ze wordt helderder, ze wist zich nu te herinneren waar, wanneer en door wie ik verwekt ben,” zei ik. “Daarbij zijn de andere vaders biologisch gezien inderdaad uitgesloten, het was Julian.”
“Dat heb ik altijd al gedacht.”
Ik vertelde het verhaal over de opsluiting in de kelder, iets waarom hij moest lachen.
“Julian die een deur niet open krijgt en ook niet op een andere manier daar weg komt? Dat klinkt alsof er flink geklooid is. De vraag is door wie.”
“En waarom. Afgezien daarvan zou ik je willen vragen of je eens kunt kijken naar mogelijke blokkades bij mijn moeder.”
Hij keek wat bedenkelijk.
“Ik vraag je niet om ze weg te halen,” haastte ik me te verduidelijken. “Ik weet dat je dat kunt onderzoeken, dat heb je immers bij Owen ook gedaan en bij mij.”
“Dat is het niet,” zei hij, “maar ik denk dat het in geval van je moeder er wat meer gericht gezocht zal moeten worden, zeker omdat ze er zowat haar hele leven al zijn en het gaat er zo te horen om meerdere. Het beste zou zijn om dat in samenwerking te doen met Merlijn, waarbij hij vooral het magische gedeelte op kan sporen en ik meer de demonische kanten.”
“Ik vind het prima als Merlijn er ook naar kijkt. Ik heb haar gezegd dat het uitgezocht kon worden en ze stond er redelijk positief tegenover.”
Ik vertelde hem ook dat hij moest bepalen wie zijn ‘man of honour’ zou worden en wie er uitnodigingen kon verzorgen. Ook waarom het allemaal zo geheimzinnig moest. Hij dacht er een poosje over na.
“Wat vind jij?” vroeg hij toen.
“Ik? Waarom vraag je het aan mij? Ik denk dat je het zelf moet beslissen. We kunnen overleggen natuurlijk. Deirdre dacht dat je voor alles Merlijn zou aanwijzen.”
“Dat lijkt me wat veel voor hem.”
“Ik heb Julia gekozen als ‘maid of honour’. Voor de troeven vindt Deirdre dat ik Random moet gaan regelen en dat zou dan via Rhexenor moeten.”
“Ik denk aan Merlijn, Despil en Jurt. Merlijn en Despil zouden heel geschikt zijn om die uitnodigingen te doen. Jurt zou graag willen, maar dan doet hij het op zijn manier en dat lijkt me niet handig. Als ik één van die drie buiten de voorbereidingen laat echter, zal die persoon boos zijn.”
“Het klinkt als een uitdaging, maar wat dacht je van Jurt om de boel rondom het huwelijk te regelen? Dan kan hij samenwerken met Julia, misschien beter dan Julia en Merlijn samen te laten werken.”
“Dat laatste is wel interessant,” grinnikte hij. “Maar misschien niet wenselijk. Goed, dan weet ik wat me te doen staat. Merlijn en Despil gaan de uitnodigingen regelen, misschien samen met Random en Jurt en Julia regelen onze zaken rondom het huwelijk. Dat kan nog wel eens heel boeiend worden. Het is het beste als ik nu even naar buiten troef en wat dingen regel.”
Hij kuste me nogmaals en stapte het bed uit. Hij kleedde zich aan en even later zag ik hoe hij een troef pakte en erdoor verdween.
Ik stapte ook het bed uit en bekeek mezelf in de spiegel. Aan mijn buik was niets te zien. Maar bij Owen was die ook pas beginnen te groeien toen ik een maand of vier, vijf in verwachting was. Bij een tweeling zou dat misschien eerder het geval zijn, mits dit een tweeling was. Eigenlijk wist ik niet eens hoe ver de zwangerschap gevorderd was. Ik vermoedde een paar periodes gemist te hebben, maar door het vele reizen tussen werelden en Schaduwen was het moeilijk om daar peil op te trekken. Ik liet een hand over mijn buik glijden. Vlak boven mijn schaambeen was een verdikking te voelen. Ook leken mijn tepels wat groter dan anders. Ik was inderdaad zwanger, maar er moest toch achter te komen zijn hoe ver het was, of het er twee waren en of het een meisje of jongen zou zijn, al dan niet in meervoud?
Peinzend kleedde ik me aan. Mijn Patroon was vrij goed, zou het te gebruiken zijn om mezelf aan een onderzoek te onderwerpen? Dan hoefde ik er anderen niet mee lastig te vallen. Het Patroon had zoveel mogelijkheden. Ik dacht aan dat van Rebma wat heel dicht bij leven en vruchtbaarheid leek te zijn.
De kapotte kleding conjuurde ik weer heel – zo voorzichtig was Mandor nu ook weer niet geweest – en gooide deze in de badkamer. Ik nam nog een kijkje bij Owen die nog steeds rustig lag te slapen. Daarna schreef ik een nieuw stuk in mijn huwelijksproject, was het te verwonderen dat het deze keer over Isis en Osiris ging? Nadat ik een paar van de aan mij bekende legendes had opgeschreven ging ik achterover zitten om mijn gedachten erover laten gaan. Wat was de oorsprong van deze Egyptische verhalen? Het feit dat Isis op zoek was gegaan naar de stukken van Osiris’ lijk… het deed me een beetje denken aan de fragmentatie van die ene wereld. In de legendes werd er gezegd dat Set, zijn broer, degene was die het lijk aan stukken hakte en overal verspreidde. Isis was er naar op zoek gegaan en kon alle onderdelen vinden, op zijn penis na, die opgegeten werd door een vis. Erg lullig… Isis had hem weer tot leven gewekt en hij werd god van de onderwereld. Dat was de tweede keer dat ze hem tot leven wekte. De eerste keer was door middel van een spreuk die ze van haar vader had geleerd en toen werd ook hun zoon verwekt, Horus.
Incest was schering en inslag in de Egyptologie, tenslotte had Isis Horus ook als echtgenoot gehad.
Incest was redelijk normaal binnen de Hoven wist ik en ook in Amber kwam het voor. Mijn eigen vader en moeder waren vrij dicht aan elkaar gerelateerd, al wisten ze het toen niet. Coral en Merlijn wisten het toen wel van elkaar. En misschien was er meer waar ik dan niets van wist.
Ik pende nog een stukje neer over het mogelijke verband tussen de fragmentatie van de Oorspronkelijke Wereld – hoewel er ook gesproken was over een krachtbron waar iets mee mis ging – en de verspreiding van de stukken van het lijk van Osiris.
Ik wist er gewoon te weinig van. Ik had nu het verhaal van Brand, het verhaal van Suhuy, dat van Gramble en Iolanthe. Het leek op elkaar aan te sluiten, toch had ik het gevoel dat ik iets cruciaals miste of over het hoofd zag.
Ik borg alle schrijfspullen op en ging in de studeerkamer op zoek naar een boek over zwangerschap. Er was er maar eentje, eigenlijk alleen een hoofdstuk in een Medische Encyclopedie. Over tweelingen werd er zeer summier geschreven, alleen dat een zwangerschap dan zwaar zou zijn, een bevalling complicaties zou geven en dat er naderhand alleen maar narigheid te verwachten was. Een zeer negatieve benadering, maar zo was het hele boek opgesteld. Zelfs een zwangerschap van één kind zou alleen maar problemen opleveren. Ik klapte het boek dicht en zette het weer terug in de kast.
Gelukkig kwam, voordat ik me allerlei dingen in mijn hoofd ging halen, Mandor weer terug.
“Ik heb wat dingen kunnen regelen,” zei hij tevreden. “Jij kunt nu jouw kant in orde gaan brengen.”
“Prima. Ik begrijp dat het mogelijk is om hier vandaan te troeven? Boudicca staat nog bij mijn vader.”
“Mooi zo,” zei hij verheugd. “Ik heb een troef voor je.”
Hij gaf me er één van een vlakte, die me niet bekend voorkwam. Ik concentreerde me erop en kwam inderdaad uit op een vlakte. Maar niet op die van de troef. Alweer fout. Het was geen verrassing om in de verte een soort van wervel te zien. Deze keer sloot ik de troef af door hem tussen de andere te stoppen en pakte de troef van de stallen van Amber. Deze keer kwam ik uit waar ik wezen moest. Het was zo te zien laat in de middag en er liepen wat mensen rond die nieuwsgierig mijn kant uitkeken. Ik ging wat uit het zicht staan en haalde de troef van Rhexenor tevoorschijn.

Hij haalde me met een keiharde ruk aan mijn arm door. Als hij dat bij sommige andere mensen zo zou doen, zou hun arm uit de kom liggen, vermoedde ik.
“Tsjonge, kom je net je bed uit ofzo?” vroeg hij terwijl hij me goed opnam. “Je haar zit vreselijk!”
Och ja, mijn haar, ik had er helemaal niet meer aan gedacht het door te borstelen!
“Inderdaad,” zei ik. “Tijdsverschil. Ik wil je vragen om Random voor me te troeven.”
“Waarom doe je dat zelf niet?”
“Je moeder zei dat ik het maar via jou moest laten lopen omdat jij een goede band met hem hebt.”
“Goed,” zei hij vrolijk, haalde zijn deck uit zijn zak, daar een kaart tussenuit en concentreerde zich. Het volgend moment stond Random al naast hem en ze schudden elkaar stevig de hand. Blijkbaar hadden ze inderdaad een goede onderlinge relatie. Random zag er trouwens zoals altijd weer vreselijk uit. Hij had zijn baard laten staan, wat hem op zich niet misstond, maar zijn kleding! Hij droeg een felgekleurd paars strak jasje van een vreemdsoortig materiaal met een paar strepen over de mouwen. Verder een gescheurde spijkerbroek en aan zijn voeten een paar gympies. Hij wendde zich naar mij, stak een hand uit ter begroeting die ik schudde. Hij bekeek me onderzoekend van top tot teen en kneep even zijn ogen samen. Daarna lachte hij vriendelijk.
“Zo, ik heb jou al heel lang niet meer gezien!”
“De laatste keer zal op de bruiloft zijn geweest.”
“Iedereen heeft het altijd over mijn bruiloft,” zei Rhexenor blij.
“Dat is logisch, het was ook heel leuk,” zei Random. “Waarom troefde je me nu precies?”
“Morwenna vroeg het.”
“Ach, heb je geen troef meer van me?” zei Random bezorgd en stak me een kaart toe. Ik probeerde het te weigeren door te zeggen dat ik een troef van hem had, maar hij bleef aandringen. Uiteindelijk pakte ik de troef aan en stak deze tussen de andere.
“Ik wil je namens Deirdre iets vragen en ze zei dat ik Rhexenor moest vragen jou te troeven,” probeerde ik toch een soort van uitleg.
Hij keek stomverbaasd wat ik wel kon begrijpen. Het klonk inderdaad nogal zot en omslachtig zo.
“Waarom troeft ze me dan zelf niet?”
“Misschien dat ze je niet te pakken krijgt?” dacht ik.
“Eh… ja, dat is wel mogelijk. Deirdre hè… het kan zijn dat ik het niet zo gemerkt heb toen ze me troefde,” zei hij met een uitgestreken gezicht. Ik had eerder het vermoeden dat hij pogingen tot troefcontact van bepaalde mensen gewoon niet aannam.
Hij keek naar mijn neef.
“Jij hoeft me dus niet te spreken?”
“Ik was net van plan om de draak uit te gaan laten.”
“Doe dat dan! Morwenna en ik kunnen dit verder wel alleen bespreken.”
Rhexenor haalde zijn schouders op en liep weg. Random en ik gingen een eindje wandelen op de landerijen en ik vertelde aan Random waarom Deirdre hem nodig had.
“Omslachtig,” vond hij en keek me scherp aan. “Wat weet jij dat ik niet weet?”
“Deirdre denkt dat een bepaalde groepering zal toeslaan tijdens ons huwelijk of de verloving,” vertelde ik. “Het zijn een soort van ninja’s en beheersen magie. Ze zijn het niet eens met de huidige wapenstilstand en derhalve ook niet met het aanstaande huwelijk dat die vrede zal verstevigen. Ze denkt dat in ieder geval Mandor en ik veel risico lopen, maar ook een aantal van de gasten. Daarom al die geheimzinnigheid in ieder geval rondom de plaats. Hoe minder mensen ervan weten, hoe minder ze kunnen voorbereiden. De verloving is overmorgen, het huwelijk een week later.”
“Wat! En ze wil dat ik op zo’n korte termijn dat allemaal ga regelen?”
“In ieder geval de uitnodigingen voor het huwelijk, maar ik denk die voor het verlovingsfeest ook. Ze krijgt de uitnodigingen niet goed bij de juiste mensen, eerlijk gezegd lijkt het erop dat er bijna niemand een uitnodiging heeft ontvangen.”
“Ik in ieder geval niet.”
“Wees getroost, het grootste deel van de familie niet. En waarschijnlijk ga je hulp krijgen van Despil en Merlijn.”
“Hmm, dat klinkt niet bepaald als een aantrekkelijk vooruitzicht,” mopperde hij. “Voor wat betreft die ninja’s, die worden ook wel de ‘men in black’ genoemd. Oorspronkelijk zijn ze van Eric. Toen hij dood was en de oorlog afgelopen was, ben ik gaan onderzoeken door wie ze waren overgenomen, maar dat was helemaal niet duidelijk. Caine in ieder geval niet en ik was al te laat. Het zijn goed getrainde gasten. Ik heb een tijdje gedacht dat Dara erachter zat, maar eigenlijk heeft ze geen tijd gehad om dat allemaal te regelen. Ze opereren van een paar belangrijke Schaduwen, ze infiltreren bij belangrijke personen bijvoorbeeld in het personeel, vooral als er belangrijke gebeurtenissen zijn. Ze werken met magie en vooral stiekem.
Toen ze nog onder Eric vielen, verzamelden ze informatie en hielden hem op de hoogte. Nu brengen ze lui om in Schaduw. Ik ben daar achter kunnen komen omdat ik mijn eigen organisatie heb en daar al een poosje mee bezig ben. Zo heb ik ontdekt dat ze al heel lang achter Ronardo aan zaten met de bedoeling hem te ontvoeren. Er zijn aanslagen op Rhexenor gepleegd door een paar van die lui. Daarom bemoeide Deirdre zich ermee, of eigenlijk haar Samurai. Ze denkt dat die goed zijn,” zei hij hoofdschuddend. “Tegen bepaalde lui van die ‘men in black’ zijn ze dat inderdaad. Zelf probeer ik ze op te sporen en ze uit te schakelen. Ik vermoed dat ze instructies krijgen via troef en zo houden we dat in de gaten. Iemand van je personeel wordt getroefd en zo vinden we dat dan uit.”
Ik bekeek mijn oom met een lichte verbazing. Hij vertelde me dus min of meer dat hij troeven afluisterde!
“In principe zijn het dus Eric’s lui, maar het is lastig dat ze los geslagen zijn. Caine had ze over moeten nemen, maar om een bepaalde reden heeft hij dat niet gedaan. Zegt de naam Tasha je trouwens iets? Of Xia?”
“De laatste naam heb ik eens gehoord van Ronardo,” herinnerde ik me. “Hij zei dat ze een spionne was geweest van Dara. In ieder geval had ze een belangrijk voorwerp verwisseld met een Logrusbom en zo is Ronardo zowat opgeblazen. Dat voorwerp bleek later in bezit te zijn van Merlijn, die het van haar had afgenomen. De naam Tasha zegt me niets.”
“Dat kan zijn. Ik kwam de naam tegen tijdens mijn onderzoek. Ze speelt misschien een dubbel spelletje. Xia kan een schuilnaam zijn zelfs.
“Zeg,” veranderde hij ineens het onderwerp. “Zijn de arrangementen voor het verlovingsfeest geregeld? Ik weet een heel goeie - niet zo’n bekende - band.”
“Dat hoeft niet,” haastte ik me te zeggen. “De muziek wordt geregeld door Deirdre.”
“Dat moet je niet doen, Morwenna! Dan krijg je van die oubollige vioolmuziek.”
“Ik heb daar geen problemen mee.”
“Wat! Ik meen het, dat soort muziek is ontzettend belegen!”
“Ben ik ook, dus het past wel bij me.”
“En je aanstaande dan! Hem gun je toch wel… oh, wacht, je gaat je met Mandor Sawall verloven. Als er iemand saai is… Heb je hem wel eens zien dansen? Het is net of je Lurch ziet.”
Hij maakte een soort houterige danspassen, waaruit ik concludeerde dat Lurch een soort van pop moest zijn.
“Ik heb een paar keer met Mandor gedanst…”
“Echt waar?”
“Op die bruiloft. En hij danst goed.”
“Bah! Die verloving had een leuk feest kunnen worden, maar met zo’n stel als jullie… hoe kan dat toch, jij bent nog jong, er zijn ook moderne componisten hoor!”
“Vast wel, maar het soort muziek dat ik daarvan heb gehoord, spreekt me niet echt aan.”
“Ik hoor van Martin anders andere verhalen! Dat je echt kunt dansen! Je hebt het dus in je!”
Ik zuchtte, dat uitstapje naar Martins wereld zou me nog lang achtervolgen. Het had ook wel wat, maar de muziek daar was verschrikkelijk geweest. Nee, dat was niet wat ik wilde.
“Random, hoewel het in staatsbelang is, gaat het hier toch om Mandor en mij. Ik zal het er in ieder geval over hebben met Mandor, maar ik heb echt liever niet dat jij de muziek regelt.”
Hij zuchtte en sloeg zijn ogen ten hemel.
“Als je die droogkl… eh Mandor de muziek laat bepalen, wordt het nog erger. Hij wil dan muziek van die ene dove componist, weet je wel? Handel ofzo.”
“Ik denk dat je Ludwig van Beethoven bedoeld. Daar is toch niets mis mee?”
Hij schudde het hoofd, mompelde iets over het meest ouderwetse stel aller tijden.
“Ik zal maar eens gaan,” zei hij. “Jullie geven me niet bepaald veel tijd. Misschien krijg ik Deirdre nog omgepraat.” Hij pakte een troef van Deirdre en maakte een soort handgebaar naar mij.
“Catch you later,” zei hij, concentreerde zich en verdween uiterst langzaam door de troef.

Met enige terughoudendheid pakte ik de troef van de waterput en concentreerde me. Even later stond ik op de maanverlichte binnenplaats, deze keer was de verplaatsing goed gegaan. Mandor was nog op en ik zei hem dat ook het stukje Random nu geregeld was.
“Maar ik kwam weer verkeerd uit met jouw troef,” zei ik. “Er is iets mis met die troeven.”
“Echt niet,” zei hij beslist. “Ik ben toch ook zonder problemen uitgetroefd? Ik heb er zelf nooit problemen mee gehad.”
“Ik eerder ook niet. Maar het is nu twee keer mis gegaan via troef en beide keren betrof het een troef van jou.”
“Morwenna, er is niets met mijn troeven aan de hand, dus er moet iets met jou zijn. Je komt vaker verkeerd uit, maar het is nu inderdaad wat erg veel. Ik kan dat onderzoeken.”
“Graag,” zei ik.
Hij keek me nadenkend aan en er verscheen een ondeugende glimlach op zijn gezicht.
“Misschien moet je je eerst even uitkleden.”
“Als je dat wilt,” zei ik en wilde mijn jurk open gaan knopen.
“Laat maar,” zei hij. “Het zal me alleen maar afleiden. Blijf stil staan.”
Drie donker gekleurde metalen balletjes kwamen om me heen draaien, Mandor stond me met een frons tussen zijn wenkbrauwen te bekijken die steeds dieper werd. Toen uitte hij een uiterst lelijk woord, iets dat ik hem nog niet eerder had horen doen.
“Er is inderdaad iets met jou,” zei hij boos. “Pak eens een troef.”
Ik pakte de bovenste van mijn deck en in mijn hand hield ik een troef die ik nog nooit eerder had gezien. Het was er één van een rode vlakte met een blauwe lucht en in de verte leek een figuurtje te staan.
“Die ken ik helemaal niet,” zei ik onthutst.
“Leg deze terug en pak dan volkomen willekeurig weer een troef.”
Ik legde deze bovenop het deck in de zak aan de linkerkant van mijn jurk. Aan de rechterkant had ik de andere helft van mijn deck en ik haalde daar een troef tussenuit. Tot mijn ontzetting was dat weer die ene.
“Kijk eens op de achterkant?”
Er stond de afbeelding van een geslepen diamant op, iets dat ik helemaal niet herkende. Al mijn andere troeven waren voorzien van een serpent of een eenhoorn. De diamant zei Mandor ook niets.
“Er is met jou gerommeld,” zei hij grimmig. “En dat is niet lang geleden gebeurd. Er heeft iemand een kaart in je deck gesmokkeld, wat knap is, want dat deck is aan jou gebonden op een bepaalde manier. Normaal gesproken zou je dat hebben moeten merken of had het niet kunnen gebeuren. Waarschijnlijk heeft diezelfde iemand iets met jou gedaan op gebied van troef en verplaatsing.”
“Wie kan dat geweest zijn?”
“We hebben bezoekers gehad,” zei hij langzaam. “Je vader, Brand en Ghostwheel. Ik vermoed dat het de laatste was. Maar met welk doel!”
Hij ving de metalen ballen op in zijn hand en stopte ze weg. Ik staarde hem aan.
“Dat bevalt me helemaal niets,” zei ik.
“Mij nog minder,” zei hij kort. “Wat ga je eraan doen? Ik kan er hulp bij gaan halen, misschien Merlijn, zeker als het met Ghostwheel te maken heeft.”
Ik dacht geruime tijd na terwijl ik wikte en woog.
“Voorlopig wil ik anderen er even buiten laten,” zei ik toen. “In feite ben ik geneigd om er iemand bij te gaan halen, maar zo blijf ik aan de gang. Oh ja, voor ik het vergeet te zeggen, die verdere afscherming zal Eric dus gaan doen.”
“Dat vermoeden had ik al,” zei hij met een zucht. “En wat jezelf betreft?”
Ik weifelde nog even. Het kon het stomste zijn dat ik kon doen, toch kon ik dit niet zomaar laten liggen. Ik keek naar de troef die ik nog steeds in mijn hand hield.
“Ik ga deze gebruiken. Nu. Dan zie ik vanzelf wel waar het mis gaat.”
“Goed,” zei hij met een ietwat zorgelijke trek op zijn gezicht. “Ik hoop dat er dan wat dingen verduidelijkt worden.”

Ik concentreerde me op de troef. Toen voelde ik dat ik als het ware door de machtsbron heen werd gezogen en niet veel later stond ik op dezelfde rode vlakte als op de afbeelding van de kaart. De zon scheen warm, de lucht was blauw. De troef werkte dus gewoon vanuit onze afgeschermde wereld, dat was heel vreemd. Ik stopte de kaart weg en merkte meteen dat alle andere kaarten gewoon aanvoelden, troef werkte hier dus niet.
Inderdaad was in de verte ook dat figuurtje te zien dat op de troef ook zichtbaar was en ik liep die richting uit. Ik was niet verbaasd om te zien dat het inderdaad om Brand ging die mij ook naderde. Niet verbaasd, wel ontzettend boos. Hij leek echter heel verrast te zijn, maar ik weet ook dat Brand een goede toneelspeler is.
“Morwenna! Ik had jou hier niet verwacht!”
“Waar ben je mee bezig!” snauwde ik. “Waarom zit die troef in mijn deck?”
“Troef? Ik weet niet waar je het over hebt!”
“Moet ik dat geloven? Je klooit en je zooit!”
“Geloof me, ik weet echt niet waar je over spreekt! Net zo min als ik weet wat ik hier doe, ik kom hier net pas aan. Het zit me echt niet mee de laatste tijd. Eerst wordt ik belaagd door een demoon en als ik daar eindelijk vanaf ben, word ik hier in de val gelokt!” Hij zag er inderdaad onschuldig uit, toch geloofde ik hem niet.
“Is dit een val?” vroeg ik desondanks.
Hij keek me met toegeknepen ogen aan.
“Ik dacht dat jij dit had geregeld,” zei hij toen.
“Wat?”
“Dat ik hier sta. Ik heb geen troef gebruikt, maar ben hier gewoon naartoe getrokken. Dat heeft met jou te maken.”
“Echt niet. Er is iets op me gedaan dat te maken heeft met troef en verplaatsing en ik vond een onbekende troef in mijn deck.”
“Ik heb het niet gedaan,” zei hij beslist. Hij zag eruit alsof hij de waarheid sprak. Hij draaide zich om en ging met de rug naar me toe staan. Hij maakte een aantal gebaren en draaide zich weer om.
“Er is hier niets. Geen val ofzo.”
“Vast niet,” zei ik honend. Ik was het zo verschrikkelijk moe om iedere keer weer tegen hem aan te lopen. Sinds Dark End was dit al de zoveelste keer.
“Maar nu ik je toch zie en spreek,” zei ik strak, “ik ga niet mee werken aan je plan om Abbaddon te herstellen.”
Hij trok zijn wenkbrauwen op.
“Er speelt anders wel iets. Ik dacht dat jij daar ook mee bezig was!”
“Als je doelt op de indringers, ja. Ik geloof zonder meer dat jouw verhaal er mee te maken heeft. Maar ik ga je niet helpen om Abbaddon te herstellen.”
“Ik kan het bijna niet geloven,” zei hij en zag er oprecht verbaasd uit. “Wat heb je nu weer voor reden bedacht?”
“Die wereld is uit elkaar gesprongen, of de bron zoals je wilt. Of dat nu wel of niet moedwillig is gebeurd doet er niet veel toe, maar naderhand lijkt er niet gepoogd te zijn deze weer te repareren. Sterker nog, je zegt dat over de resten van die wereld vaak Patroon en Troef ligt. Dat is niet voor niets. Ik zie geen reden om die wereld weer te herstellen.”
“Je ontkent wie je bent,” zei hij hoofdschuddend. “Je weet toch wat we samen gaan doen?”
Ik was even perplex. Waar had hij het over! Wat wist hij meer dan ik! Of kon hij gewoon geen ‘nee’ verdragen?
“Je zit nog steeds in de ontkenningsfase,” dramde hij door. “Er gaat tijd voorbij, terwijl jij niets doet. Voor je het weet gaat het mis.”
“Ik zou niet weten waar je het over hebt,” zei ik. “Ik zie geen reden om te herbouwen, nog steeds niet. Ik sta er niet achter.”
“Ik was anders niet van plan om je te dwingen.”
“Mooi zo,” zei ik boos. “Blijf dan uit mijn buurt.”
“Ik ben hier niet vrijwillig,” zei hij. “Dat heeft met jou te maken.”
“Ongetwijfeld,” zei ik spottend.
“Ik heb liever dat je me vrijwillig helpt. Je wilt jezelf echter ook niet helpen. Als jouw leven en dat van de jouwen op het spel staan doordat er iets groots gaat gebeuren, dat je erachter komt dat jullie bedreigd worden, wat doe je dan?”
“Daar zou ik iets aan proberen te doen,” zei ik terwijl ik me afvroeg waar hij op doelde.
“Je was toch bezig met iets? Ik sta daar helemaal achter.”
“Ik ben met meer dingen bezig. Waarom val je mij lastig, ik heb neven die je maar wat graag zouden helpen.”
Hij keek me met strak opeen geknepen lippen een poosje aan voordat hij antwoord gaf.
“Omdat je me eerder geholpen hebt,” zei hij.
“Ik had al gezegd dat ik het daarbij wilde laten,” bracht ik hem in herinnering.
Hij zuchtte eens en keek een poosje nadenkend.
“Hoe oud ben je nu?” vroeg hij onverwacht.
“Vijfendertig denk ik.”
“Hoe oud is je zoon nu?”
“Bijna twee.”
Weer was hij in gedachten en knikte toen langzaam.
“Dat verklaart veel,” zei hij alsof hij het tegen zichzelf had. “Dan weet je dat niet. Hoe vaak heb je het Patroon in Tir-na n’Oght gelopen?”
“Eén keer, al een hele tijd geleden.”
“Ben je binnenkort van plan het nog eens te lopen?”
ik dacht er even over om hem te zeggen dat het hem niet aanging. Maar het maakte niet uit, ik was tot de trieste conclusie gekomen dat mijn oom meer wist dan ikzelf en dat mijn lot blijkbaar verweven was met hem.
“Over een paar dagen,” zei ik.
Hij knikte tevreden.
“Dan weet je meer. We zullen dat maar even afwachten dan.”
Vervolgens begon hij weer gebaren te maken, met een vinger tekende hij een soort pentagrammetjes en bestudeerde deze zorgvuldig. Ik meende heel even een frons tussen zijn wenkbrauwen te zien verschijnen die meteen weer weg was.
“Ben je onlangs ergens geweest waar je nooit komt?” vroeg hij.
“In de spiegelzaal van Amber,” zei ik terughoudend.
“Hmm, Lorraynes Spiegelzaal...” zei hij peinzend.
Ik kon niet uit zijn gezicht of houding opmaken of hem dit nu beviel of niet. Heel vaag had ik het idee dat dit wat onverwacht voor hem was, maar helemaal zeker was ik niet.
“Iemand gesproken daar?”
“Eén van mijn eigen spiegelbeelden,” zei ik. Meer hoefde hij niet te weten.
“Laat me die troef eens zien waar je het over had?”
Ik haalde de betreffende kaart uit mijn deck en liet deze zien. Hij bekeek hem aandachtig en schudde zijn hoofd.
“Deze is niet van mij,” zei hij. “Ik denk dat je die in de Spiegelzaal hebt gekregen. En dat andere wat je op je hebt zitten, had van mij kunnen zijn. Maar dat is het niet, je hebt dat bij het Oerpatroon opgelopen. Ben je toen eigenlijk gewaarschuwd door die tweede persoon, die dame die je toen tegen kwam?”
De adem stokte in mijn keel. Hoe wist hij dat? Aan bijna niemand had ik hier iets over verteld en de manier waarop hij het zei, klonk bijna of… alsof ik het hem zelf had verteld. Was ik dan helemaal gek geworden? Ik liet echter niets van mijn ontzetting blijken.
“Nee,” zei ik alleen.
“Heeft ze je niet gewaarschuwd voor werelden die vernietigd worden?”
“Nee,” zei ik nog eens. Ze had me alleen gewaarschuwd om niet op dat moment naar Dark End te gaan. De enige andere van wie ik iets hoorde over werelden die vernietigd werden, was tot nog toe Iolanthe geweest. Maar dat zei ik hem allemaal niet.
“Toch heb je dat wel op je zitten,” zei hij. “Maar ik kan het weg halen. Als je dit allemaal niet wilt, dan loop je mij ook niet in de weg. Iemand heeft met je zitten klooien.”
Wat een nieuws! Iemand… bij het Oerpatroon zou dat Dworkin kunnen zijn geweest of inderdaad die dame. Of… ik durfde er bijna niet aan te denken… mijn zoon.
“Moet ik het weghalen?” drong hij aan. “Dat lijkt me echt beter.”
Het klonk alsof hij graag wilde dat ik ‘ja’ zou zeggen, doch ook nu weer zou het een spelletje kunnen zijn.
“Laat maar even zitten,” zei ik na kort nadenken. “Ik heb het al zo lang bij me, ik wil eerst meer aan de weet zien te komen.”
Hij haalde zijn schouders op en liep ineens een paar passen weg. Met een voet veegde hij wat in het zand, bukte zich en hield vervolgens een soort kristalletje in zijn hand. Ik staarde er stoïcijns naar.
“Misschien is deze van jou,” zei hij en reikte het me aan. “Er is iets met die splinter, ze zijn gevaarlijk. Wat je er niet mee moet doen, zeker jij niet, is je daarop concentreren.”
“Waarom ik niet?” vroeg ik zonder het kristalletje aan te pakken.
Hij gaf geen antwoord, dat had ik ook niet verwacht.
“Je mag hem van me hebben,” zei hij. “Op voorwaarde dat je dat dus niet doet.”
“Hou jij hem zelf maar,” zei ik. “Tenslotte ben jij bezig die fragmenten te verzamelen, niet ik.”
Hij stopte het kristalletje in een borstzak en keek om zich heen.
“Denk je hier vandaan te kunnen komen of zal ik je ergens afzetten?” vroeg hij.
Ik dacht even na. Troeven werkten hier niet, ik wist niet of shadow shift goed zou werken hier en daarbij had ik geen paard. En ook geen tijd.
“Zet me maar af,” zei ik.
Hij pakte mijn hand, een gewone stevige hand. Niet klam of zweterig zoals ik van hem verwacht zou hebben. Vervolgens voelde ik een rukje in mijn hoofd alsof ik door Schaduw reisde en stond vervolgens ergens in een Gouden Cirkelland. Brand liet mijn hand los en verdween toen, alsof hij door een troef werd gehaald.

Zelf was ik doodmoe en had een hoofd vol gedachten. Ik troefde naar de waterput bij Gormenghast waar ik zonder problemen of misstappen aankwam. Het was diep in de nacht, de maan stond vol en helder aan de hemel. Ik liep de trappen op naar het woongedeelte, waar alles stil was, iedereen was diep in slaap. Ook Mandor. Ik kleedde me zachtjes uit en gleed bij hem in bed. In zijn slaap sloeg hij een arm om me heen en trok me tegen zich aan. Hoewel ik erg moe was, bleef ik toch weer lange tijd wakker, de gedachten woelden door mijn hoofd. De verklaring voor de extra troef in mijn deck was duidelijk, ik had het zelf dus gedaan. Ik was ook de enige zijn die dat ongemerkt had kunnen doen. Maar waarom? En door wie was deze dan getekend en waarom was ook Brand verwerkt in die troef? Waarom zou ik van plan zijn om samen te gaan werken met die creep? Toegegeven, hij leek niet zo gek, maar waarom zou ik me gaan vinden in zijn plannen? Ik wilde Abbaddon helemaal niet op gaan bouwen! Het was zijn plan en niet het mijne.
Of… was dat een stukje van wat er zou gaan gebeuren? Zou er iets zijn dat ik zou gaan doen dat gedeeltelijk zou relateren aan zijn plannen? Wat was de bedoeling van de werelden die vernietigd werden? Moest ik ze herbouwen? Zou dat een vorm van tegenwicht zijn?
Tir-na n’Oght zou mogelijk wat antwoorden hebben, maar waarschijnlijk ook vele vragen oproepen. En dan dat ‘iets’ dat ik op me had. Door wie was dat gedaan? Blijkbaar was het nauwelijks waarneembaar geweest voor anderen totnogtoe. Dat zou toch niet gedaan zijn door mijn eigen zoon? Wat was trouwens zijn rol in het geheel? Hoe zou ik hem eigenlijk gaan noemen? Zou hij één van de kinderen zijn die ik nu verwachtte? Zouden het er inderdaad twee zijn?

No comments: