Belegering van Paleis Chaos

Door de mistpoort stapte ik Elysium weer binnen. Het liep tegen de ochtend, de zon was aan het opkomen. Een zon. Eerder was er geen zon geweest, nu wel. Het was wel zo’n verschil met het Elysium van de vorige dag, het was gewoon niet voor te stellen dat dit dezelfde wereld was. Twee werelden en twee huizen hadden we nu. Er waren meer woningen, Mandor had er een paar en ik nog eentje in Brighton, maar dat was toch niet hetzelfde.
Er kwam een ranger naar me toe, ik had haar eerder gezien in Arden. Vania begroete me vriendelijk en vroeg of ik hulp nodig had.
“Dank je, ik wandel nu alleen van de ene naar de andere kant,” zei ik. “Maar als je tijd hebt zou ik het leuk vinden als je mee wilt wandelen.”
“Het is rustig nu,” zei ze terwijl we de richting van het kasteel opgingen dat nu verder weg lag dan eerder het geval was geweest. “Alleen de Barghest zijn erg ongedurig.”
“Ik zal me zo even om hen bekommeren,” zei ik. “Het voortdurende gaan en komen van al die mensen zal ze wat van streek hebben gemaakt. Hoe is het eigenlijk gegaan met die raptorjacht in Arden?”
“Het is best lastig. Je vader had niet veel tijd om zelf te jagen, hij zei dat hij iets heel belangrijks te doen had en is meteen daarna weg gegaan. We zagen hem daarstraks pas weer terug, hij kwam manschappen halen om hier te legeren en een paar mensen om het paleis in Chaos te gaan ontzetten.”
“En jij bent dus één van de mensen die hier nu geplaatst is,” begreep ik.
“Ik vind het wel interessant, vooral vanwege de betekenis die deze plaats heeft. Ik heb van je vader begrepen dat jullie een compleet eigen bestuur hebben dat niet onder Amber of onder Chaos valt en dat spreekt me wel aan.”
“Het beviel je dan niet om onder Amber te vallen?”
Ze haalde haar schouders op en keek me met haar grijze ogen even schattend aan.
“Eigenlijk hebben we niet veel te maken met Amber,” zei ze toen. “We vallen onder Amber, voor je vader is Amber heel erg belangrijk. Je kunt zeggen dat wij onder het bevel van Julian staan en als hij de belangen van Amber behartigt, doen wij dat ook min of meer. Onze taak is om Amber veilig te houden en dat doen we. Maar meer voor hem dan voor Amber.”
Ik knikte dat ik het begreep. In de verte zag ik de leider van de Barghest met een andere Barghest rennen en ik riep ze bij me. Vania werd wat bleekjes toen ze de mormels zag en deed een paar stappen achteruit. Ik krauwde de beesten wat onder hun kop, ze intussen laten wetend dat alles in orde was. Op slag werden beide mormels wat rustiger en renden weg zodra ik ze toestemming gaf.
“Ik vermoed dat ze nu wat kalmer zullen zijn,” zei ik tegen Vania en strekte beide armen uit om de valken te laten landen. Aan Fillipien vroeg ik of ze mee wilde gaan naar de Hoven. Ze liet me weten dat ze niet anders had verwacht en dat ze er naar uitzag. Van Loki begreep ik dat hij eigenlijk ook mee wilde en dat Fenris, die hier niet ver hiervandaan was, ook van de partij wilde zijn. Dat werd teveel, besloot ik en droeg Fenris en Loki op om hier te blijven en toezicht te houden. Een beetje terughoudend namen ze hier genoegen mee. Loki vloog op richting de bossen, even later zag ik dat Fenris achter hem aan rende.
Vania liep helemaal mee tot aan de poort van de Chaoskant. Af en toe kwam ik onderweg wat bekenden tegen, allemaal mensen van mijn vader, die me steeds weer vriendelijk begroetten. Ik nam afscheid van Vania en ging door de poort.

Het was een grote bonte verzameling van allemaal mensen. Er werden oefeningen gedaan, er waren magiërs aan het studeren en er werden bevelen uitgedeeld. Ik zag zelfs een leger van kleine demoontjes.
Flora kwam op me toe hollen.
“Wat bleef je lang weg!” zei ze beschuldigend.
“Hoezo? Zo te zien is er hier nog niet veel actie ondernomen.”
“Er zijn al een paar mensen weg,” zei ze. “De voorhoede.”
“Ik voel er niets voor om daarbij te horen,” grijnsde ik.
“Ik ben in ieder geval bezig gegaan om een groep samen te stellen van Logrusgebruikers en Patroongebruikers,” zei ze enthousiast. “Wil je met ons meedoen?”
“Uiteraard, als jullie nog een Patroongebruiker missen…”
“Dat doen we, want ik ben tot nog toe de enige,” lachte ze. Ze trok me mee en stelde me voor aan Ditweiler Amblerash, een jongeman met zwart haar, donkerbruine ogen en een sympathiek gezicht.
“En wie nog meer?” vroeg ik aan Flora nadat we elkaar hadden begroet.
Ze keek een beetje benepen.
“Verder is er niemand,” zei ze.
“Hmm, dat kan nog wel eens interessant worden dan,” zei ik. Als het zo ging als bij Xiah thuis, zou dit echter bij lange na niet genoeg zijn, dan zouden we eigenlijk net zo goed niet kunnen gaan. Terwijl Flora over van alles en nog wat babbelde met Ditweiler – de arme man was compleet gevallen voor haar charmes - liet ik mijn ogen nog eens over menigte gaan. Men had er duidelijk zin in. Er werden verwoedde discussies onderling gevoerd, er werd gelachen, ze waren enthousiast. Ergens verderop zag ik Merlijn die druk aan het praten was met iemand van Huis Jesby, volgens mij waren ze aan het opscheppen over hun spreuken. Eric stond met een ernstig gezicht te praten met Caine en een jongeman die ik niet kende, maar aan zijn trekken te zien zou het wel eens familie kunnen zijn.
Ineens stond Mandor naast me en sloeg een arm om me heen.
“Ik laat je niet in de steek,” zei hij zachtjes tegen me en keek naar Ditweiler en Flora die nog steeds geanimeerd met elkaar in gesprek waren.
“En zo te zien hebben jullie nog een Logrusgebruiker nodig,” zei hij wat harder.
De twee keken op en Flora was verheugd – op dit soort momenten haatte ik haar gewoon. Altijd op mannenjacht zijnde zou ze niet rusten voordat ze Mandor in haar klauwen had gehad. En ze was zo verschrikkelijk knap en vooral vrouwelijk – de jaloezie wrong weer heftig. Mandor trok me wat dichter tegen zich aan alsof hij hier iets van had gemerkt.
“Mandor, wat leuk dat je ons komt helpen!” kweelde mijn tante. Mijn echtgenoot glimlachte afstandelijk naar haar en keerde zich naar Eric die aan kwam lopen.
“Jullie zijn klaar?” informeerde deze.
Ik keek de anderen aan die allemaal bevestigend knikten. Eric zocht tussen een pakje Troeven en haalde er eentje tussenuit.
“Deze werkt inmiddels,” zei hij en gaf Mandor de Troef aan. “Het lijkt er echter op alsof het lastig is om naar binnen te troeven.”
“Ik weet het,” zei Mandor. “Maar dit zal wel lukken.”
Eric gaf vervolgens ieder van ons nog een Troef, een soort portalen die we op ‘strategische plaatsen’ moesten plaatsen zodat er legers door konden komen. Hij liet het aan ons over om te bepalen wat strategische plaatsen waren.
Mandor sloeg opnieuw een arm om me heen en vroeg de anderen ons vast te houden. Flora legde uiteraard een hand op zijn schouder en Ditweiler maar wat graag een hand op haar schouder – waarschijnlijk had hij deze liever ergens anders gelegd. Fillipien kwam aanvliegen en ging op mijn schouder zitten. Mandor trok een bedenkelijk gezicht, doch bleef staan waar hij stond en liet me niet los. Hij begon zich op de Troef te concentreren. Aan zijn gezicht was niet veel te zien, maar ik merkte dat hij vrij veel moeite moest doen om ergens doorheen te komen. Toen stonden we in een ruimte die nog het meest op een voorraadkamer leek.
We lieten elkaar los en volgden Mandor naar de gang. Hij vermoedde dat we ergens op de tweede verdieping waren, ergens in de meer stabiele delen van het paleis.
“Ik denk dat er het meeste te doen zal zijn in de troonzaal,” zei hij. “En die is ergens beneden als ik het goed heb. Dit paleis is wat veranderlijk.”
“Net als Amber,” begreep ik.
We kwamen slechts langzaam vooruit. Eerst werden we opgewacht door een viertal soldaten van Dalt die ons onder vuur namen met vreemdsoortige wapens die schokgolven afvuurden die ons zowat door de muur heen bliezen. Met vereende krachten en vooral veel moeite lukte het ons om er eentje uit te schakelen en de rest te laten vluchten. De uitgeschakelde soldaat stroomde als het ware weg – dat was meteen het antwoord hoe het Dalt was gelukt om zoveel shapeshifters te trainen. Dit waren geen Chaosieten, dit waren Elder, waar die Odo er eentje van was.
Er werd een wapen achtergelaten dat door Flora werd getest. Deze keer waren het geen schokgolven, maar werkte het als een vlammenwerper die de hele gang in de hens zette en waardoor met name ik flink wat brandwonden opliep. Flora bood excuses aan, zelf was ze er ook niet zonder kleerscheuren vanaf gekomen. Ditweiler had wat lichte verwondingen of hij had het ergste weg geshapeshift. Mandor was er ietsje erger aan toe.
Bij een volgende aanval kregen we hulp van Ronardo, Jurt, Despil, Nicolas en William, die veel meer berekend waren op deze aanvallen en er zeker beter mee konden omgaan. Al schietend baanden ze zich een weg door het paleis, ik sjokte wat mee, mezelf knap nutteloos voelend. De enige tegenstand was van die lui van Dalt en dat was heftig genoeg. Ergens kon ik helpen doordat ‘onze’ groep handgranaten wilde hebben en dat was nog met veel ondersteuning van Flora. Patroon gebruiken in het paleis van Chaos was erg moeilijk. Niet dat dat me verbaasde, maar het viel me toch een beetje tegen. Zelfs Fillipien op verkenning sturen was niet zo’n goed idee, want ze werd zowat vergast en wist met moeite bij me terug te komen. Vanaf dat moment hield ik haar bij me.
De anderen in de groep vermaakten zich overigens uitstekend. Groepjes wachters uitschakelen door de handgranaten te gooien, hun wapens mee te nemen en die op henzelf te gebruiken… Flora deed enthousiast mee, menig mannenoog was meer dan eens op haar gericht. Ze was gekleed in een zwart leren pak dat haar vormen heel goed deed uitkomen en dat wist ze ook. Vrouwen die op een dergelijke manier gekleed met zware wapens rondlopen doen menig mannenhart sneller kloppen – ze trok in ieder geval alle aandacht, zeker toen we uiteindelijk de troonzaal bereikten die barstensvol was met allerlei mensen. Veel Chaosieten uiteraard, maar Dalt was er ook en zijn tong hing zowat op zijn schoenen toen hij Flora zag.
Er heerste wat verwarring in eerste instantie – iedereen die iedereen onder schot hield. Van de invloed van de witte voorwerpen was maar weinig te bemerken, het leek erop dat ik voor niets een toespraak had gehouden over het nut van goed samengestelde groepen hiertegen. Ik was een idioot. Op meer dan één front. Misschien had ik Jonas Mason wel zijn dreigement moeten laten uitvoeren en hem het hele paleis met zichzelf en zijn vrienden erbij moeten laten opblazen. Beter was het nog geweest als ik me inderdaad helemaal niet met deze situatie had bemoeid en het door de meer ervaren lui had laten oplossen.
Ik bood aan om te praten over het geschil. Jonas wenste Jason genoemd te worden – iets dat ik me toch wel goed kon voorstellen – en hij bralde een heleboel over rechten voor jongeren en het recht om de troon te grijpen, over het recht om een martelaarsdood te sterven en het recht om dan iedereen mee te nemen, inclusief ons. Over dat laatste maakte ik me niet zo heel druk, ik vermoedde dat we echt wel op tijd zouden kunnen weg komen. Wat me erg tegenviel is dat Dalt hier volop zijn medewerking aan had gegeven, door het hele paleis bleek hij bommen op scherp te hebben gesteld. Als Jason zijn dreigement zou uitvoeren, zouden er vele slachtoffers vallen, vooral veel Masons, die zo ongeveer de helft van het personeel uitmaakten. Het was dan ook meer vanwege hun levens dat ik probeerde om hem op andere gedachten te brengen.
“Ik kan je aanbieden om dit uit te praten op neutraal terrein,” zei ik. “Als je dood bent, is er geen mogelijkheid meer om andere mensen uit te leggen wat je wilt bereiken.”
“Denk je dat mij dat iets kan schelen,” hoonde hij. “Mijn zaak zal alleen maar duidelijker worden als ik zelfs bereid ben om ervoor te sterven. Nog duidelijker wordt het als iedereen die hier is daar ook voor sterft. Zowel Amberieten als Chaosieten. Wie had ooit kunnen denken dat die ouwe lui de hulp van Amber in zouden roepen!”
“Amber en Chaos hebben een wapenstilstand,” herinnerde ik hem. “Het is de bedoeling dat dit blijvend is en daarom wordt er hulp verleend. Dit wat jij doet is noch in het belang van Chaos of Amber, dit is alleen ter meerdere glorie van jezelf.”
“Hoe kan je dit nu weten! Ik ben koning van Chaos, misschien was ik wel van plan om goede banden aan te gaan met Amber.”
“Door de troepen van Dalt in de huren?” vroeg ik. “Door het hele paleis op scherp te stellen waardoor er veel mensen zullen sneuvelen? Ik denk niet dat dit voor het goed van Amber was. Ik vraag je nogmaals om te komen onderhandelen in Elysium, dat is neutraal gebied.”
“Er is een nieuw Huis, dat is Huis Elysium,” zei Mandor. “Huis Elysium is zelfstandig en vooral neutraal. We hebben niets te maken met de wetten van Chaos of Amber.”
“Hoe kan het dat ik daar niets van weet?” vroeg Jason scherp. “Wat heeft dat te betekenen?”
“Het Huis bestaat pas sinds vandaag,” zei ik. “Het is officieel.”
“Ik heb wel iets gehoord over een plaats tussen Chaos en Amber,” zei een meisje dat ik niet kende. “Maar ik begreep dat dit onder beheer van beide Koninkrijken zou gaan vallen.”
“Dat is niet doorgegaan,” zei Mandor. “Elysium heeft eigen Hoofden, het is een officieel Huis en een vrijplaats.”
“Neemt het Huis nieuwe leden aan?” vroeg een jongeman. Het was een vraag die ik niet had verwacht, niet op zo’n korte termijn. Ik keek naar Mandor van wiens gezicht niets af te lezen viel en geen antwoord gaf.
“Daar is ook over te praten,” hield ik een slag om de arm.
“We kunnen beraadslagen,” zei Jason terwijl hij me aankeek terwijl hij zijn ogen samenkneep, “maar dan willen we zeker weten dat er een plaats voor ons zal zijn in Huis Elysium.”
Het ging veel te snel, we hadden totaal niets klaar wat het nieuwe Huis betrof. Zo vreselijk veel gedachten had ik er nog niet aan gewijd, ervan uitgaande dat dit allemaal op een later tijdstip zou worden uitgewerkt. Maar er was helemaal geen tijd om te beslissen, er was zelfs geen mogelijkheid tot overleg. Men wenste nu een antwoord te horen. Weer keek ik Mandor aan, maar opnieuw liet hij de beslissing aan mij over. Ik dacht snel na, er stond gewoon teveel op het spel. Ik kon helemaal geen ‘nee’ zeggen. Het deed me denken aan een zogenaamde ‘gunshot wedding’.
“Goed,” zei ik. “Er zal plaats zijn.”
Jason keek uiterst tevreden. Er was iets aan hem dat me tegenstond. Niet zozeer zijn uiterlijk dat door zijn Oosterse trekken me wat me deed denken aan Navrashi, maar vooral zijn dwingend agressieve manier van doen.
Ze kwamen overeen om een besloten overleg te voeren en gingen de zaal uit. Intussen hielden de troepen van Dalt en de troepen van Caine elkaar onder schot. Ronardo luisterde op de één of andere manier af wat er gezegd werd. Het bleek dat het nieuwe Huis een verrassing voor ze was. De meeste jongeren wilden weg bij hen thuis en eigenlijk was dit precies wat ze zochten. Jason probeerde ze een andere richting op te krijgen door een paar keer opnieuw te beginnen over gelijke rechten voor jongeren, maar het merendeel van de aanwezigen voelde er niet veel voor om een martelaarsdood te sterven. Een aantal had moeite met het feit dat Mandor Hoofd was van het Huis – men vond hem nogal streng. Iemand wierp echter tegen dat het wijd en zijd bekend was dat Mandor in onmin leefde met zijn vader. Blijkbaar verwachtten ze een heleboel voordelen door zich aan te sluiten bij ons Huis.
“Maar het is wel ontstaan uit een politiek huwelijk,” zei iemand. “Misschien zijn ze voor verstandshuwelijken.” Dit was een punt waar ze niet helemaal uitkwamen, het merendeel was er echter voor om het er toch maar op te wagen: “Erger dan bij ons kan het nooit zijn.”
Er werd besloten om het voorstel te accepteren en men kwam de zaal binnen om dit mede te delen.
Op dat moment kwam Rhexenor binnen met een jongeman die hij voorstelde als Ardan Mason, even later kwam Dworkin en Suhuy ergens vandaan.
“Oh, het is al voorbij,” giechelden ze. “We komen overigens alleen maar zeggen dat we het eens zijn met de beslissing van het Serpent en van de Eenhoorn.”
Inderdaad gingen ze meteen weer weg.
De troepen kregen het bericht dat het probleem was opgelost en dat ze zich terug konden trekken. Dalt kondigde aan om alle bommen op te gaan ruimen, hij had er geen behoefte aan om zich bij een nieuw Huis aan te sluiten.
“Mocht je ooit een probleem hebben, je bent altijd welkom,” zei ik toch maar.
Hij keek me verrast aan en knikte toen langzaam.
“Ik waardeer het aanbod. Misschien maak ik er gebruik van,” zei hij langzaam.
De militante jongeren verzamelden hun persoonlijke bezittingen en Mandor maakte een schets van de oprijlaan naar het kasteel.

Het waren er zeker veertig, op zich geen slechte start voor een nieuw Huis. Huis Amber, zoveel ouder, telde maar iets van 36 officiële leden, Huis Sawall had er slechts een stuk of twintig. Veel liever had ik met veel minder mensen begonnen om dit langzaam op te kunnen bouwen, maar het was gewoon niet anders. Er was niets wat ik er tegen kon doen. De meeste jongeren op zich leken me wel aardig, maar de tijd zou moeten leren of ze straks niet tegen dezelfde obstakels aan zouden lopen als ze eerder in hun eigen Huis hadden. Ik zei nadrukkelijk dat er eerst dingen besproken moesten worden voordat ze de definitieve keuze maakten, maar ze luisterden nauwelijks. Ze hadden al besloten en ik kon niet meer doen dan me erbij neer leggen.
Met deze hele groep werd er naar Elysium getroefd. De zon scheen helder aan de hemel, het begin van een stralende dag. Een meisje met kort donker haar had zich wat losgemaakt van de groep en stond te huilen. Ik liep naar haar toe en vroeg of ik kon helpen.
“Hij nam niet eens afscheid,” snikte ze. Het duurde even voordat ik door had dat ze het over Dalt had, blijkbaar was zij het meisje waarvoor Dalt gevallen was. En andersom dus blijkbaar ook.
Het meisje stelde zich snikkend voor als Lavina Mason, een dochter van Kelder en Oliva. Zij en Dalt hadden het zo goed samen, ze kon zich niet voorstellen dat alles voorbij was.
“Dalt is een Amberiet,” probeerde ik haar te troosten. “De meeste mannen in die familie gedragen zich zo lomp, zeker als ze intussen bezig zijn met vechten. Hij zal vast weer contact met je zoeken als alles wat rustiger is.”
Ze bleef echter snikken, ik had gewoon medelijden met haar en schold inwendig op die lompe zak van een oom van mij. Ik sloeg een arm om het meisje heen en stelde voor haar bij haar ouders te brengen. Ze begon zo mogelijk nog harder te huilen.
“Die willen me vast niet meer zien, na alles wat ik heb gedaan!” huilde ze.
“Natuurlijk wel,” zei ik troostend. “Het zijn je ouders en die blijven door alles heen van hun kinderen houden. Geloof me, ik heb zelf kinderen en het maakt gewoon niet uit wat ze uithalen. Ik blijf van ze houden.”
Ze liet zich overtuigen en ik bracht haar naar binnen waar ik netjes werd ontvangen door de huismeester. Het echtpaar Mason was in hun eigen vertrekken, antwoordde hij op mijn vraag en ging ons voor om die te wijzen.
Daar klopte hij voor ons aan de deur en liep zelf onmiddellijk weg. De man had manieren, zonder meer. Kelder deed open en keek verbaasd naar zijn huilende dochter, Oliva kwam echter meteen aanlopen, duwde hem opzij en nam Lavina in haar armen.
Op de gang vertelde ik aan Kelder wat de stand van zaken was, dat al zijn kinderen in ieder geval in leven waren en dat het paleis ontzet was. Ik vertelde hem nog niet dat er veel van zijn familieleden overwogen om over te stappen naar een nieuw Huis, het zou vroeg genoeg zijn als dat allemaal definitief door zou gaan.
Ik ging weer naar buiten waar al die lui nog steeds waren. Ergens liep Jason met een wat gemelijk gezicht rond, het leek erop dat de jongeren andere woordvoerders hadden gekregen sinds we hier waren. Ze waren aan het discussiëren met Mandor over de regels.
“Er zijn nog geen regels,” zei hij kort. “Als jullie er voor voelen om die op te stellen zijn jullie daar vrij in. Maar Morwenna en ik zijn in alle gevallen de baas.”
“Wie is het uiteindelijke Hoofd?” vroeg een jongen nieuwsgierig. “Jij of zij?”
“Allebei. De één staat niet boven de ander.”
Ik kwam naderbij en ging naast Mandor staan.
“Ik stel voor dat jullie nu je intrek nemen in het kasteel,” zei ik tegen de woordvoerders. “Dan spreken we binnenkort alle details door.”
“We hoeven hier niet te wonen,” zei de jongen verbaasd.
“Dat is ook niet wat ik zeg. We bieden jullie voor nu onderdak aan, als alles is besproken, kun je zelf beslissen waar je gaat wonen.”
“We willen meteen praten!” riep een meisje fel.
“Ik begrijp het,” zei ik rustig. “Ik weet niet hoe het met jullie zit, maar wij zijn zeker al zo’n 36 uur in touw geweest, wij hebben eerst een goede nachtrust nodig.”
“Wij hebben ook niet veel rust gehad,” mompelden een paar van de jongeren. “Misschien is het inderdaad beter om eerst te gaan slapen.”
Een meisje met stroblond haar en grijsgroene ogen vroeg of ze alvast een vraag mocht stellen en toch iets wilde uitleggen.
“Uiteraard,” zei ik.
“Ik zal me eerst voorstellen, ik ben Tanya Rachnitz van Huis Rhodiën. Eén van de grote problemen die ik ervaar binnen mijn Huis is dat er totaal niets veranderd. Vroeger was er heel veel strijd, binnen het Huis was er daardoor steeds veel verandering. Maar sinds de wapenstilstand blijft iedereen zitten waar zij of hij zit en er is geen ruimte voor anderen of voor andere inzichten. Ik weet dat dit in de meeste Huizen speelt, de jongeren hangen erbij als een stel lastpakken.”
Zowel Mandor als ik zwegen, het was me niet helemaal duidelijk waar ze heen wilde. Bovendien was één van de dingen die ik niet wilde in ons Huis dat er een voortdurende competitie zou heersen en ik wist dat Mandor dit ook niet wilde. Dat zou een belangrijke regel gaan worden. Tanya was een beetje van haar stuk gebracht door ons zwijgen en hakkelde even voor ze verder ging.
“Wat is bedoel is dat de ouderen heel erg star zijn. Ze willen niet naar ons luisteren, maar ze leggen ons wel hun verouderde regels op. Zo vinden er nogal wat gedwongen huwelijken plaats.”
Ze viel stil en keek ons bijna smekend aan.
“Wat wil je dan vragen?” vroeg Mandor.
“Eh… hoe staan jullie tegenover gedwongen huwelijken? Ik heb begrepen dat jullie getrouwd zijn, maar dat is toch een verstandshuwelijk?”
“Het kwam bepaalde mensen heel erg van pas als wij een verbintenis zouden aangaan,” gaf Mandor toe. “Maar dit is geen politiek huwelijk.”
“Jullie hebben wat gemist,” zei ik terwijl ik mijn arm door die van Mandor stak. “We hebben een aantal uur geleden zelf ons huwelijk er doorheen geforceerd. We leven echter al een poos samen en we hebben daarstraks ook onze zonen erkend.”
Men keek elkaar aan, er werd onderling druk gefluisterd.
“Ik kan jullie verzekeren dat we van niemand een passend huwelijk zullen afdwingen,” zei Mandor. “Verder zullen we voor jullie regelen dat jullie je eigen vertrekken krijgen zolang jullie hier zijn en komen binnen korte tijd hier om een aantal zaken te bespreken.”
“Jullie blijven niet hier?”
“We hebben ergens anders ook een huis,” zei Mandor kort.
Vervolgens liep hij met mij aan de arm het kasteel binnen en vertelde aan de huismeester dat er voor meer gasten gezorgd moest worden. Daarna liep hij met me naar de bibliotheek, sloot de deur achter zich en keek me een beetje bezorgd aan.
“Hoe voel je je?” vroeg hij. “Je zult vast moe zijn, maar heb je nog last van die brandwonden?”
“Ze trekken behoorlijk,” moest ik toegeven. “En wat die moeheid betreft… het is een lange dag geweest, ik kan me nauwelijks voorstellen dat ik vanmorgen pas te horen kreeg dat het paleis bezet was en dat daardoor ons huwelijk weer uitgesteld zou worden. Op een bepaalde manier ben ik wel moe, maar niet genoeg om al te gaan slapen. Hoe is het voor jou? Jij bent immers nog langer wakker dan ik.”
“Van die brandwonden heb ik niet zoveel last meer,” zei hij. Inderdaad was er niets meer aan hem te zien. “En ik heb nog genoeg energie over om deze dag - inderdaad erg lang als deze zo’n 36 uur geduurd heeft - goed af te sluiten.” Hij keek me met een warme blik aan.
“Zie je erg op tegen de huwelijksnacht?” vroeg hij met een twinkeling in zijn ogen.
“Een tikje,” zei ik plagend. “Al had ik daarvoor een andere plaats in gedachten dan de bibliotheek.”
Hij liep naar me toe en omarmde me. Ik had niet eens in de gaten dat hij intussen een Troef tevoorschijn had gehaald, daar kwam ik pas achter toen we ergens op een stuk verlaten strand stonden. Een eindje verderop waren wat badhuisjes te zien en nog wat verder stond een groot, wit hotel met groene balkonnetjes.
“Dit is een kustplaatsje in een Ierland,” zei Mandor. “Licht toeristisch en het plaatselijke hotel is fantastisch.”
“Oh ja, kennen ze je er goed?”
“Ik ben er een keertje of twee geweest,” zei hij.
“Alleen? Of…” Weer een steek van jaloezie. Dit werd gewoon belachelijk!
“Uiteraard alleen,” zei hij bedaard. “Maar vandaag kom ik er met mijn vrouw, ik heb de bruidssuite besproken.”

No comments: