Castle Gormenghast

Ik liep de schemering in en kwam uit in een vrij sombere wereld. Ik merkte dat het achter me meteen weer gesloten werd. Ik was behoorlijk onder de indruk, er was geen enkele moeite gespaard om de hele boel dicht te timmeren. Naar grote waarschijnlijkheid was dit met een heel goede reden gebeurd.
De omgeving voelde niet fijn aan, dit leek nog het meest op zo’n randwereld. ik merkte dat Boudicca en Fillipien er ook last van hadden. Er waren geen sporen van bewoning te zien, het landschap was doods en rotsachtig. Er was alleen het pad waar ik op stond. Ik steeg op Boudicca en we volgden het pad. Na een halve dag reizen was ik doodmoe, maar ik kon een groot fort in de bergen zien. Om me heen was nog steeds niet veel verandering in het landschap en het leek erop dat het hier nooit echt licht was. Ik nam een korte pauze om een beetje bij te komen. Gelukkig had Julian niet alle eten voor de lunch uit de zadeltassen gehaald, dus kon ik wat eten en drinken. Ook Boudicca kreeg water en haver. Fillipien vloog weg en wist na lang zoeken toch iets te vangen.
Na de pauze stapte ik weer op en begon de lange, vermoeiende tocht de bergen in. Ook Boudicca raakte vermoeid. Meerdere keren overwoog ik te stoppen, ergens langs de weg te overnachten, maar de gedachte aan Owen dreef me voort.
Het werd steeds donkerder en het liep al aardig naar middernacht toen ik bij de poort van het fort aankwam. Er hing een klopper, het leek nog het meest op een monster. Het keek me aan. Ik liet de klopper op de deur vallen en wachtte. Na een aantal minuten ging er een luikje open en zag ik vaag de contouren van een gezicht.
“Oh, ben jij het,” zei Mary Ann. Er werd een deur in de poort open gemaakt waardoor we naar binnen konden. Het meisje deinsde terug toen Boudicca in haar buurt kwam. Sommige dingen waren niet veranderd.
Ik kwam op een grote binnenplaats. Fillipien vloog op, ze liet me enthousiast weten dat er hier nog een valk was, die ze hoognodig verder moest gaan trainen. Dus Malfoy was gewoon mee gekomen.
Ik zag wat ridders rond zwalken, de zich van mij niets aan trokken. Dat was geen wonder. Ze waren vel over been, een soort zombies. Ze droegen helmen, waar ik af en toe in kon kijken en wat ik zag, deed me huiveren. Wat een omgeving!
Toch begreep ik waarom deze wereld mogelijk was gekozen, het had zijn eigen Machtsbron en dat had iets met de waterput te maken.
Ik vroeg Mary Ann naar de stallen en ze wees me die. Ik verzorgde Boudicca, gaf haar genoeg water en haver voor de nacht en klopte haar op de hals. Al die tijd had het kindermeisje geduldig staan wachten.
“Volg me maar,” zei ze toen en we liepen een aantal trappen op voordat we in het woongedeelte kwamen. Ze begeleidde me naar een grote eetzaal, die ondanks het grote haardvuur, de brandende fakkels en kaarsen behoorlijk schemerig was. Mandor zat daar aan tafel en keek op. Ik bleef staan, wist niet goed wat te doen, wat er nu van me verwacht werd. Hij schoof zijn stoel naar achteren en liep naar me toe.
“Morwenna, welkom hier,” zei hij vormelijk en gaf me een hand.
“Leuk je weer te zien,” zei ik schaapachtig, “en mijn excuses dat ik zo lang ben weg gebleven.”
Hij begeleidde me naar de tafel, schoof een stoel voor me aan en ging zelf tegenover me zitten. Hij schonk wijn voor ons in.
“Ik hoop dat je een goede reis hebt gehad?”
“Vooral lang,” zei ik met een grimas. Mandor draaide zich met een licht geïrriteerde uitdrukking op zijn gezicht naar het kindermeisje dat stond toe te kijken en maakte een gebaar. Het leek erop dat ze wilde protesteren, maar ze draaide zich om en liep de zaal uit.
“Het was nog lastig om jullie te vinden,” zei ik. Hij knikte. Verder werd er niets gezegd, ik voelde me wat ongemakkelijk en was uitgeput. Ik had de indruk dat hij ook niet goed wist hoe om te gaan met deze situatie.
Het kindermeisje kwam weer binnen met een slaperige Owen op haar arm. Er was me verteld dat Amberieten altijd hun eigen kind herkennen en ik weet nu dat dit waar is. Ik had al eerder besloten dat ik niet meteen naar hem toe zou rennen als ik hem zag, maar hem de tijd zou geven te wennen aan mij. Het arme kereltje was zomaar uit zijn slaap gehaald, hij zou niet weten wat hem overkwam. Maar ik had buiten Owen zelf gerekend. Hij keek mijn richting uit, slaakte een verheugde kreet en stak zijn armen naar me uit, hij hing zo zwaar voorover dat het kindermeisje moeite had hem te houden. Ik stond meteen op en nam het ventje van haar over. Hij klemde zijn armpjes stevig om mijn nek en drukte zijn gezichtje tegen mijn wang aan.
“Dat kan toch niet,” zei Mary Ann ontzet. Mandor glimlachte en knikte goedkeurend.
“Je kunt gaan,” zei hij tegen haar. Ze liep snel de zaal uit.
Ik ging weer zitten, genietend van de hereniging met mijn zoon. Hij was behoorlijk gegroeid sinds ik hem voor het laatst zag, zwaarder ook. Ik schatte hem op een maand of negen, misschien tien. Ik had dus veel gemist, maar lang niet zoveel als ik eerder dacht. En het was ongelooflijk dat hij me na al die tijd nog herkende. Ik knuffelde het jochie, genoot van zijn zachte wangetjes en zijn warme lijfje tegen me aan. Zijn haar, nog steeds donker, was flink gegroeid. Zijn ogen leken ook donker te zijn, maar toen ik beter keek, zag ik het dat het zijn pupillen waren die zo groot waren in het donker.
“Je hebt wel een stemmige wereld uitgezocht,” zei ik over het hoofd van onze zoon heen tegen Mandor.
“Je wilt een verklaring?”
“Dat zou wel prettig zijn. Ik weet dat je een goede reden moet hebben gehad om die Schaduwstorm te veroorzaken, maar zou deze ook graag willen weten.”
Hij schonk nog eens in voor ons beiden en nam zijn eigen glas in zijn hand. Hij leunde wat achterover toen hij begon te vertellen.
“Ik wist dat je lang weg zou kunnen zijn, dat had je me al gezegd. Dus daarvoor had je je niet hoeven verontschuldigen. Er was gewoon niet zo heel veel tijd, ik moest een paar belangrijke beslissingen nemen. Het is niet goed bij mij thuis, met mijn vader bedoel ik.”
“Ik hoorde dat hij op sterven zou liggen.”
“Dat klopt, maar jij en ik weten dat het onzin is. Mijn vader is bezig met iets, met een aantal plannen en ik mag niet weten wat. Onze zoon komt echter nogal veel in zijn plannen voor en ik heb geen zin in om daar aan mee te werken of mijn vader de kans te geven iets met hem te doen. Vrij kort nadat je weg was, werd het me duidelijk dat hij iets in gang wilde zetten en het was daardoor zeer belangrijk om onze zoon van die Schaduw te halen en naar een andere te brengen. Het moest een wereld zijn waar mijn vader zwak uit zou komen, liefst met een eigen bron van Macht. Ik heb je vader om hulp gevraagd, ook omdat jij nogal wat Macht in die andere Schaduw had gestopt en die moest eruit gehaald worden.”
Ik herinnerde me van eerder dat de aanwezigheid van Logrusmacht in die andere Schaduw het voor mij ook heel moeilijk maakte om zomaar te verhuizen. Ik begreep wat hij bedoelde.
“Benedict, die inmiddels ook was ingeschakeld, wist van deze plaats. Er was ooit gevochten, er leefde niet veel meer, maar het had een eigen bron van Macht. En ja, er waren zombies, die hier eigenlijk niet horen te zijn.
Door die bron van Macht was het mogelijk om het hier meer leefbaar te maken. Je vader en ik hebben de Macht uit de andere Schaduw gehaald, Owen meegenomen en hier naartoe gebracht. Ik heb daar een Schaduwstorm veroorzaakt om alle sporen te wissen. Deze wereld is wat aangepast, Julian heeft het hier helemaal afgeschermd tegen Patroon, ik tegen Logrus.”
Dat was bepaald een unieke samenwerking geweest. Ik was onder de indruk van de rol die mijn vader had gespeeld, die man leek alles voor me over te hebben. En voor zijn kleinzoon waarschijnlijk.
“Maar dat heeft hij je ongetwijfeld verteld,” zei Mandor. Ik schudde mijn hoofd.
“Hij vroeg zich af of het verstandig was me alles te vertellen en vertelde toen bijna niets,” zei ik. “Alleen dat je een goede reden had om dit te doen. Het enige dat hij gedaan heeft is me op de juiste weg gezet.”
“Hm. Hij had wel gelijk denk ik.”
Ik voelde ook een bepaald respect in me opkomen voor Mandor. Hij had niet geaarzeld om mijn vader om hulp te vragen, terwijl hij heel goed wist hoe deze tegenover hem stond. Hij had werkelijk alles over voor zijn zoon.
“En waar komt Despil in het verhaal?” vroeg ik. “Ik kwam hem tegen op de Zwarte Weg en hij vertelde dat hij je had geholpen met beveiligingen en wierp zich op als Wachter.”
“Ondanks het afschermen, was Despil in staat om de wereld te vinden, toen heb ik hem ook maar om hulp gevraagd. Hij heeft alles met magie afgeschermd en de Zwarte Weg is te bewaken. Zelfs Jurt komt hier zeker niet binnen.”
“Dus buiten ons, weten alleen Julian, Benedict en Despil hiervan?”
“Ja. Benedict moet natuurlijk weten waar zijn kind verblijft,” zei Mandor met een glimlach.
“Ik heb dat deel van het plan gehoord inderdaad. En jij bent dus tegelijk met Owen ondergedoken.”
“Zo zou je het kunnen stellen. Het is niet goed om hem echt alleen te laten en zelf kon ik ook het beste een tijd verdwijnen.”
Het was een poosje stil, ik begon wat weg te doezelen en werd opgeschrikt door de stem van Mandor.
“Ik ben blij dat je er bent,” zei hij zacht.
“Ik ook.”
Hij keek me onderzoekend aan.
“Vergeef me mijn manieren, ik zie dat je moe bent, je kunt gewoon naar bed gaan.”
“Nog niet. Ik ben moe, maar ik zit zo wel goed.”
“Je ziet eruit alsof je ieder ogenblik kunt omvallen. En dan valt Owen ook en kan hij zich bezeren.”
“Laat me nu even, ik hou het echt nog wel even vol.” Hij knikte.
“Hoe was het in Dark End?”
Ik begon te vertellen. Tijdens het vertellen merkte ik dat het nogal veel was. Ik vertelde niet alleen over de informatie die we van Ctulhu hadden gekregen, maar vooral over de omgeving, over de priesters en hun volgelingen. Hij was bijzonder geïnteresseerd, verwonderde zich over het grote aantal altaren dat op een aantal vierkante kilometer te vinden was en vroeg zich af wat de ‘priesters’ de aanvoerder van zo’n groepje maakte.
“En dan zo’n enorme variatie in opgeroepen dingen… zelfs tot aan mensen toe! Dat klinkt als machtig, gevaarlijk, maar ook gestoord.”
Ook vertelde ik wat Despil zei over wat Suhuy had gezegd over de Logrus. Hij dacht daar even over na.
“Vreemd dat Suhuy daar tegen mij niets over gezegd heeft,” zei hij.
“Ik ben een poos geleden bij Suhuy geweest met vragen over die Dwalers enzo. Je weet wel, die keer dat je Jurt met me mee stuurde richting de Abyss. Naderhand heeft hij me mee genomen naar Suhuy. Deze heeft wat uitgelegd over die wezens en over mogelijke opdrachtgevers. Misschien dat hij naderhand meer informatie heeft gekregen of gezocht. Het kan zijn dat hij dit nog niet zo lang weet en waarschijnlijk hebben jullie elkaar al een poos niet meer gesproken.”
“Dat is zo. Het interessante hieraan is dat er over Patroon een soortgelijk verhaal wordt verteld.”
Dat klopte. Ik vroeg me af in hoeverre Patroon en Logrus verwant waren. Was Patroon mogelijk voortgekomen uit Logrus? Of was het een poging geweest om iets van de versnipperde Logrus meer te binden? Mijn vader zei eens Patroon en Logrus niet meer in evenwicht waren, onder andere door het Patroon van Corwin. Allemaal erg interessant, daar wilde ik beslist nog meer over uitzoeken.
“Ik hoop alleen dat het niet mijn vader is die is overgenomen,” zei hij zorgelijk.
“Ik denk het niet. Je vader is toch altijd al zo bezig geweest?”
“Nu lijkt het erger. Al is dat soort gedrag ook typerend voor veel Amberieten.”
Hij bood me nog eens wijn aan, ik schudde mijn hoofd.
“Doe maar niet, dan val ik zeker zo in slaap.” Owen ging even verzitten op mijn schoot, keek me aan en lachte breed. Daarna schurkte hij zich weer tegen me aan. Ik streelde hem over zijn haar.
“Het is een schatje,” zei ik.
“Hij doet het goed,” zei Mandor en ik zag dat hij met trots in zijn ogen naar de jongen keek. “Hij weet zichzelf uitstekend te beheersen, hij heeft zich bijna niet veranderd in de afgelopen tijd.”
“Hij heeft zich dus veranderd? Wil je me er meer over vertellen?”
“De eerste keer gebeurde het toen ik er even niet was. Die trien had het klaarmaken van zijn badje aan een zombie overgelaten. Die kunnen dat helemaal niet. En zij controleerde het niet, zette hem zo in bad. Het water was gloeiend heet en hij had de huid van zijn beentjes en onderlichaam zodanig veranderd dat hij er geen last van had.”
“Dus hij heeft zichzelf beschermd?”
“Ja. Hij zou anders lelijk verbrand zijn. Een andere keer heeft hij het gedaan toen hij uit het raam viel.”
“Wat! Hoe kan zo’n jong kind nu uit een raam vallen! Let er dan niemand op!”
“Zijn bedje stond bij het raam. Hij kon toen net staan en is vanuit zijn bedje naar het raam geklommen. Dat was niet afgesloten, het zijn een soort van schietgaten en hij kon daar gemakkelijk doorheen. Ik vond hem op de binnenplaats, waar hij rond kroop op zijn knietjes. Hij had zelfs geen krasje, dus hij moet zich tijdens de val ook veranderd hebben.”
Ik was verbijsterd. Hoe kon dit nu gebeuren!
“Als hij geen vormveranderaar was, zou hij zich dus te pletter hebben kunnen vallen. Ben je je niet rot geschrokken?”
Hij keek wat verbaasd.
“Waarom zou ik? Die dingen gebeuren. Bovendien ben ik Jurt gewend en geloof me, die was vele malen erger. Uiteraard heb ik wel maatregelen getroffen zodat dit niet nog een keer kan gebeuren.”
“Dus het was alweer uit zelfbehoud begrijp ik?”
“Ja. Het is maar één keer gebeurd dat hij het zomaar deed. Nou ja, niet helemaal zomaar. Daar was ik wel bij. Hij was aan het spelen en schrok ineens heel erg. Ik weet niet precies waarvan. Hij veranderde toen in een harig wezentje met slagtandjes. Ik heb hem toen vastgepakt en hem streng toegesproken. Toen hield het zo op en hij heeft het ook niet meer gedaan. Voor zo’n jong kind vind ik dat hij zichzelf heel goed in de hand heeft, hij is bijzonder stabiel.”
Ik vroeg me af of het strenge toespreken inderdaad de reden was geweest dat Owen weer zichzelf werd of dat het het vastpakken was geweest. En dat hij dat nooit meer had gedaan had waarschijnlijk alleen als reden dat hij niet meer zo geschrokken was.
“Toch klinkt dat ook als een vorm van zelfbescherming,” zei ik.
“Ja. Maar hij moet weten dat het niet hoort,” zei Mandor streng.
“Nou ja. Ik weet nu dat hij dat allemaal kan. En zo te horen kan hij ook staan, klimmen en kruipen?”
“Hij ontwikkelt zich heel goed.” Hij stond op en liep naar me toe. Hij haalde Owen van mijn schoot die dat een beetje verbaasd toeliet en zette hem in het midden van de zaal. Daarna liep hij een eindje van het kind weg. Owen keek van hem naar mij, het leek er even op dat hij wilde gaan huilen. Toen liet hij zich op zijn knietjes vallen en hij kroop razendsnel in mijn richting. Bij mijn stoel trok hij zich op tot staan en probeerde op mijn schoot te klimmen. Ik pakte hem op en trok hem tegen me aan terwijl ik hem complimenteerde. Mandor ging weer tegenover me zitten.
“Ik denk dat hij met een maandje wel loopt,” zei hij. Owen lachte tegen hem en hij glimlachte terug. Ik besefte dat dit half jaar ervoor gezorgd had dat ze heel dicht bij elkaar waren gekomen en dat was best bijzonder. Mandor gedroeg zich ook tegenover zijn zoon ietwat afstandelijk, maar het was overduidelijk dat hij verschrikkelijk trots was op de jongen.
“Dan mis ik dat in ieder geval niet. In dat opzicht ben ik blij dat er hier ook maar iets van een half jaar voorbij is, ik dacht toen ik terug kwam dat ik drie jaar zou moeten overbruggen.”
“Ik zie dat als bijkomend voordeel van het wonen hier. Een nadeel is dat dit geen geschikte plaats is voor een kind om op te groeien. De zombies komen niet meer binnen, maar toch… dit moet niet heel lang duren.”
“Ik hoorde dat er een officiële uitnodiging van Chaos was gekomen om me jou te komen praten.”
Hij maakte een wegwuivend gebaar.
“Ach, die wijven… stom gepland. Ik kan laten weten nog steeds geïnteresseerd te zijn, dan zullen we heel snel officieel een gesprek hebben samen, compleet met toezicht, we kunnen het met elkaar eens worden, de Hoven en Amber gaan voorbereidingen treffen voor ons huwelijk terwijl er nog wat puntjes op de i worden gezet. Tenminste,” hij keek me aan met een blik die wat onzeker leek, “als je dat nog steeds wilt.”
“Natuurlijk wil ik nog. Meer nog zelfs dan eerder, ik hou van je.” Het was vreemd dat ik dat zomaar kon zeggen. Ik meende dit ook, ik doe dergelijke uitspraken niet zomaar, ik geef mijn liefde ook niet gemakkelijk. Het was even stil. Owen hing slaperig tegen me aan. Mandor leek een poos in gedachten verzonken voordat hij antwoord gaf.
“Ik zal eerlijk zijn, ik weet niet goed hoe ik met dit soort dingen moet omgaan. Ik weet niet of ik van je hou, ik weet niet hoe dat moet. Misschien kun jij me leren om van je te houden.
Er is nooit iemand geweest die van me gehouden heeft. Ik weet dus echt niet hoe dat is. Ik kan alleen zeggen dat ik je aardig vind en ook leuk en mooi.”
“Vanaf wanneer was dat?” Ineens was het belangrijk voor me om dat te weten, ik wilde weten of mijn vermoedens daaromtrent klopten of dat ik dingen had gezien die er niet waren.
“De eerste keer dat ik je ontmoette,” zei hij zacht. “Je deed me toen al iets. En dat is alleen maar sterker geworden. Je maakt iets in me los, ik geef heel veel om je. Ik voel me anders als jij er bent en ik vind niemand anders leuker. Ik heb ook nooit iemand leuker gevonden.”
Dit was veel meer dan ik verwachtte. En ik voelde me dwaas blij, niet alleen omdat wat ik al dacht waar bleek te zijn, maar ook omdat hij voor het eerst over die gevoelens durfde te praten.
“Hier kan ik mee leven,” zei ik met een grijns. “Ik wil je graag proberen te helpen, maar het is voor mij ook nieuw allemaal.”
Hij glimlachte, leek wat verlegen te zijn. Hij keek naar Owen die helemaal onderuit was gezakt, maar nog steeds niet sliep. Toen keek hij mij onderzoekend aan.
“Nu moet jij naar bed,” zei hij beslist. Deze keer protesteerde ik niet, ik was doodmoe. Hij liep naar me toe en nam Owen op zijn arm. Daarna hielp hij mij overeind, en sloeg zijn andere arm om me heen.
Hij bracht me naar mijn kamer, die precies hetzelfde was als de kamer die ik voor mezelf had ingericht op de andere schaduw. Niet overdadig, licht gekleurde meubelen met hier en daar mijn persoonlijke dingen. Zelfs het bedje van Owen stond er. Nou ja, dit was een ander bed, wat groter en hoger, maar alles was verder hetzelfde gelaten. Ik was verbluft en ontroerd, wat een moeite was hier gedaan!
“Ik ben onder de indruk,” zei ik verlegen.
“Het is de bedoeling dat je je hier thuis voelt,” zei Mandor. “Als je wilt kun je Owen bij je houden. Als je denkt dat je dan niet goed zult slapen, neem ik hem wel mee.”
“Natuurlijk wil ik hem bij me houden,” zei ik. Hij gaf me het jochie weer aan dat slaperig naar me lachte.
“Dan wens ik jullie een goede nacht,” zei hij en wandelde de kamer uit.
Ik wilde Owen in zijn eigen bedje leggen, maar hij werd ineens klaarwakker en begon heftig te protesteren. Ik pakte hem op en hij sloeg zijn armpjes weer stevig om mijn nek. Ik nam hem mee naar mijn bed en dat was wat hij wilde. Hij woelde wat totdat hij goed lag en viel in slaap, niet veel later gevolgd door mij.

Midden in de nacht werd ik wakker door verschrikt gekrijs. Naast me lag een lief harig wezentje met slagtandjes te schreeuwen. Instinctief trok ik hem tegen me aan en troostte hem. Hij bedaarde en werd vrij snel weer zichzelf. Ik besefte met een schok dat ik weer vreselijk had liggen dromen en dat hij daar blijkbaar iets van opgepikt had. Het was niet voor het eerst dat hij reageerde op signalen van mij, het leek erop dat hij wat empatisch was.
Owen sliep alweer verder en in het schemerdonker bestudeerde ik mijn bijzondere kind. Een prachtig mannetje. Er was heel wat gebeurd rondom hem het afgelopen half jaar, maar hij was er goed uitgekomen. Ik dacht ook na over wat ik van Mandor vandaag te weten was gekomen. Ik vroeg me af hoe het is voor iemand om op te groeien zonder iemand die werkelijk om je geeft, van je houdt. Was dat gewoon een kwestie van ‘pech’ geweest? De verkeerde vader hebben? Hij had nooit iets los gelaten uit zijn jeugd, alleen dat hij zijn moeder nooit had gekend, zelfs niet wist wie dat was geweest. En hij had een oudere broer gehad die was overleden. Dat was het wel zo ongeveer. Ik probeerde wat stukjes bij elkaar te leggen. Wat ik over hem hoorde waren termen als ‘gevaarlijk’ en ‘intelligent’. Despil sprak over de ‘omgekomen’ vriendinnetjes, ik vond dat toch een vreemd verhaal. Op de bruiloft had ik gezien dat hij in trek was bij vrouwen en hij gedroeg zich naar hen bijzonder beleefd, maar ook heel afstandelijk. Ik kwam tot de conclusie dat ik vrijwel niets van hem wist. En toch… ik voel me veilig in zijn nabijheid. Misschien ben ik inderdaad één van de weinigen die nog leeft na een ruzie met hem, wie zal het zeggen.
Terwijl mijn zoon rustig lag te slapen naast me, maalden de gedachten door elkaar in mijn hoofd. Weer kwamen de beelden van Dark End in me naar boven en ik zag dat Owen wat onrustig werd. Ik liet me uit bed glijden en liep naar het raam. Nou ja, raam… ook een schietgat dus. Ik staarde een poos naar buiten zonder het kale gebergte werkelijk te zien en probeerde mezelf tot rust te krijgen. Toen ik me iets beter voelde, ging ik weer naast het slapende kind liggen en viel opnieuw in slaap.

De volgende morgen werd ik wakker van het zachte gejammer van Owen, ik voelde zijn handjes over mijn gezicht gaan. Waarschijnlijk had hij honger en hij rook niet erg fris. Ik sprak hem sussend toe en liep mijn kamer met hem uit. Mary Ann stond al te wachten. Ik nam me voor om niet weer een soort strijd met haar aan te gaan rondom het verzorgen van Owen zoals een half jaar geleden het geval was geweest, tenslotte moest ik er toch weer een beetje in komen.
“Ik denk dat hij honger heeft, wat eet hij?”
“Hij drinkt nog graag uit een flesje en verder krijgt hij pap,” zei ze. Een half jaar geleden zou ze het kind hebben overgenomen en dit meteen zijn gaan doen, nu stond ze alleen maar af te wachten.
“Als jij me dan die fles aangeeft, dan geef ik hem wat,” zei ik. Ze liep meteen weg om even later terug te komen met een babyflesje met melk. Ik gaf het aan Owen, die gulzig begon te drinken.
“Eigenlijk moet hij ook verschoond worden,” zei Mary Ann wat onzeker. Ik staarde haar aan. Dingen waren echt veranderd! Eerder vertrouwde ze me nauwelijks de zorg van het kind toe, nu raakte ze hem zo min mogelijk zelf aan.
“Wil jij me dan alles wijzen?” vroeg ik vriendelijk. Ze ging me voor naar een kleine kamer die diende als aankleedkamer. Ze wees me op de kledingkast en op de stapel luiers. Ik werd dus echt geacht om alles zelf te doen en de gedachte beviel me wel. Ik keek eens in de kasten, deze waren goed gevuld met kinderkleding. Sommige stukken had ik nog gekocht, andere herkende ik niet. Ik begon aan de taak van het luier verschonen, toen Mandor erbij kwam staan. Meteen toen hij binnen kwam, glipte het kindermeisje weg.
“Dit is wel huiselijk zo,” zei hij, terwijl hij Owen over zijn bolletje aaide. Hij keek naar mijn verrichtingen met de luiers.
“Dat verwisselen kan veel sneller.”
Ik deed een stap naar achteren.
“Laat maar zien dan.”
Hij maakte een gebaar en de luier zat met wollen overbroekje netjes om het kind heen. Mandor keek uiterst tevreden.
“Sorcery,” zei hij. “Ik heb er speciaal een spreuk voor ontwikkeld. Hij heeft een aantal luiers per dag nodig.”
Ik vond het humoristisch en vroeg me in stilte af of het instuderen van zo’n spreuk niet meer tijd kostte dan het zelf verwisselen van een luier, maar zoveel wist ik nu ook weer niet af van magie. Ik kleedde het kind verder aan in een spijkerbroek en een truitje waar ‘Little Rebel’ op stond. Wie had er voor zijn huidige kledinglijn gezorgd?
Toen hij aangekleed was, pakte Mandor het kind op en keek me aan.
“Er is een bad voor je geregeld,” zei hij, “en er is ontbijt. Wat wil je het eerst?”
Ik koos voor het bad en hij wees me de badkamer, waar inderdaad een gevulde badkuip stond.
Hij liep weg met Owen op de arm en ik nam even de tijd om me te ontspannen in bad. Het kindermeisje kwam me een grote handdoek brengen. Haar rol was aanzienlijk veranderd, een half jaar met Mandor moest voor haar niet gemakkelijk geweest zijn. Zo te horen had ze wat foutjes gemaakt en Mandor is er de man niet naar om dat te accepteren. Van wat ik ervan gezien had, nam hij een groot deel van de verzorging op zich en hield zij zich nu voornamelijk bezig met opruimen en schoonmaken. Van kindermeisje was ze een dienstmeisje geworden.
Ik koos een lichtblauwe jurk uit de kast. Erg veel kleding was er niet. Er zat nog wat in de zadeltassen, realiseerde ik me, maar de vorige avond had ik geen fut gehad deze mee naar boven te nemen. Het kindermeisje kwam zwijgend de was ophalen.
Ik liep naar de eetzaal, waar een flink ontbijt klaar stond. Brood, broodjes, pannenkoeken, fruit, pap, ham, kaas en eieren en er was thee en koffie. Mandor stond meteen op toen ik binnen kwam en schoof weer een stoel voor me aan. Hij had Owen in een kinderstoel gezet met een korst brood. Ik bekeek vol ontzag het ontbijt, het idee begon in me op te komen dat dit een complot was om me aan het eten te krijgen. Eerst mijn vader en nu Mandor.
“Het is wel erg veel,” zei ik.
“Ik wil dat je behoorlijk eet,” zei hij. “Je ziet er niet goed uit, heb je wel goed geslapen?”
“Redelijk,” zei ik. Ik vertelde nog niet over het wakker worden van Owen. “Maar ik voel me gewoon niet erg gezond, ik ben nogal wat bloed kwijt geraakt.”
“Nogal wat, zeg je? Als ik je zo zie, lijk je wel leeg getapt te zijn. Wil je thee of koffie?” Terwijl hij thee inschonk, bood hij me de schaal met pannenkoeken aan en ik nam er eentje af. Hij had wel gelijk met zijn opmerking, het opknappen ging veel minder snel dan te verwachten was. Hoeveel en hoe vaak had Eric eigenlijk bloed genomen? Ik begon te vermoeden dat dit mogelijk vaker dan één keer was gebeurd. En misschien zelfs steeds grotere hoeveelheden. Maar daar kon ik nog niets over zeggen tegen Mandor, al leek hij niet helemaal te geloven dat ik alleen aan dat altaar bloed was kwijt geraakt.
We namen de tijd voor het ontbijt. Mandor zag er op toe dat ik voldoende at en, net als eerder mijn vader, duldde hij geen weigeringen. Ergens halverwege de maaltijd was Owen het zitten in de kinderstoel zat en begon ongedurig te worden. Mandor tilde hem uit de stoel en zette hem op de grond, waar hij rond begon te kruipen en wat te spelen. Ik voelde me een beetje een toeschouwer, vader en zoon waren behoorlijk op elkaar ingespeeld. Eigenlijk was de situatie een beetje bizar te noemen. In feite vormden we een gezin, maar dit was in werkelijkheid één van de eerste keren dat we ook als zodanig bij elkaar waren. Zou dat ooit wennen?
“De tijd hier loopt hier gelijk aan die van Amber,” zei Mandor. “Ik kan dat niet veranderen, maar mogelijk is het een idee om deze sneller te laten lopen als je hier bent?”
“Ik kan dat wel regelen.”
“Je zou het tijdsverloop weer aan Ambertijd kunnen aanpassen als je weg bent, dan mis je niet zo veel. Ik denk nog steeds dat het voor Owen het beste is dat hij sneller opgroeit.”
“Dat is goed. En ik kan natuurlijk ook de tijd aanpassen als jij weg bent.”
Hij glimlachte flauwtjes.
“Ik blijf hier voorlopig rond hangen. Dat is het beste.”
“Kan ik een poosje blijven?” vroeg ik aarzelend. “Ik bedoel, misschien vind je dat vervelend.”
“Gepast is het natuurlijk niet.” Ik meende een twinkeling in zijn ogen te zien. “Maar je hebt hier niet voor niets een kamer.”
We sloten de maaltijd af met koffie. Ik zat helemaal vol, maar durfde toch niet goed de muffin te weigeren die me werd aangeboden. Ik had het idee dat ik in twee dagen meer gegeten had dan normaal in twee weken. Ik besefte tevens dat ik in die paar dagen tussen de maaltijden door geen honger had gehad, zoals normaal altijd wel het geval was.
“Heb je eigenlijk zoiets als een fotoalbum of dagboeken bijgehouden van Owen?” vroeg ik voorzichtig.
“Daar heb ik wel aan gedacht. Maar een probleem is dat elektriciteit hier niet werkt bijvoorbeeld.” Ik had niet veel verstand van het ontwikkelen van foto’s, maar in mijn herinnering hoefde dat toch niet door middel van elektriciteit te worden gedaan. En af en toe wat neer schrijven gaat toch ook met de hand? Aan de andere kant had hij natuurlijk erg weinig tijd gehad om dat ook nog allemaal te doen. Ik had simpelweg een half jaar uit het eerste levensjaar van onze zoon gemist. En ik moest daar gewoon blij mee wezen, ik had ook drie levensjaren kunnen missen.
“Ik heb er wel aan gedacht of het mogelijk was om filmpjes te maken,” ging Mandor verder. Ik keek hem aan en merkte dat hij zijn best deed om zijn lachen te verbergen. Heel even deed dit me denken aan mijn vader tijdens die picknick in Arden. Hij zat me gewoon te pesten!
“Ik heb er niets aan of je ergens aan gedacht hebt, heb je ook iets gedaan?” Ik deed mijn best om mijn ongeduld te verbergen, maar dat lukte niet echt goed.
“Nog koffie?” Hij schonk alweer in. “Ik heb er over gedacht ja. En er met Despil over gepraat die ook wat ideetjes had. Uiteindelijk is het ons gelukt om wat elektriciteit te genereren door een elektrische demoon op te roepen en hier en daar wat in elkaar te knutselen. Als je je koffie op hebt, kan ik je wat filmpjes laten zien als je interesse hebt.”
Ik haastte me om mijn koffie op te drinken, intussen deed hij tergend langzaam over de zijne. Daarna plukte hij Owen onder de tafel vandaan en ging me voor naar een ruimte in het fort die was ingericht als een soort filmzaaltje. Er stonden wat stoelen, er was een projector en een groot scherm. In een hoek hing een kooitje met een blauwig demoontje. Vanaf het kooitje liep een kabel naar een soort van generator en vandaar weer naar de projector.
Mandor wees me een stoel, zette Owen op mijn schoot, prutste wat aan de projector en kwam naast me zitten.
De filmpjes waren verrassend goede kwaliteit. Ik ben niet erg veel in technologische Schaduwen geweest en de enige film die ik had gezien was Ben Hur. Wat ik nu zag was veel beter. De beelden waren in chronologische volgorde, eerst zag ik Owen als baby van een maand of vier, maar iets ouder dan toen ik naar Dark End ging. Door de filmpjes heen zag ik hem groeien. Zijn hele ontwikkeling was opgenomen, van zijn eerste pogingen om plat op zijn buik vooruit te komen, tot aan echt kruipen, zitten en staan. Er was behoorlijk veel materiaal, veel beter dan een fotoalbum.
“Probleem is dat computers hier ook niet werken, dan had ik die filmpjes op DVD kunnen zetten,” zei Mandor. Ik keek hem verbaasd aan.
“Wat bedoel je?”
“Plastic schijfjes waar een heleboel data op kan,” legde hij uit.
“Oh, wacht. Ik denk dat ik weet wat je bedoelt.” Ik had wel eens iets gedaan met computers, al was het niet veel. Maar er stond me vaag iets bij over disks.
“Nadeel is dat je er toch niet mee rond kunt gaan lopen in andere Schaduwen. Als het in verkeerde handen komt…”
“Precies de reden waarom ik nooit met foto’s van Owen op zak heb gelopen.”
Hij knikte.
“Waarschijnlijk is het het beste om niet teveel informatie over hem op te slaan. Daar moet je maar eens over denken. Als je het materiaal wilt vernietigen, hoef je alleen de deur van het kooitje maar open te zetten, die demoon is stom genoeg om alles te brassen.”
“Hm. Ik wil daar nog even mee wachten,” zei ik. Hij haalde zijn schouders op.
“Wat je maar wilt.”
Intussen hing Owen lodderig tegen me aan, het was tijd voor zijn middagdutje. Samen brachten we het kind naar zijn bedje in mijn kamer, waar hij vrijwel meteen in slaap viel.

Ik keek Mandor aan.
“Een half jaar is best lang,” zei ik.
“Ik had anders begrepen dat het voor jou geen half jaar was.”
“Het voelt wel zo aan,” zei ik met een grijns. “Erg aardig van je dat ik hier nog wat mag blijven, ik heb tenslotte geen eigen huis meer.”
Er was een veelbetekenende blik in zijn ogen te zien toen hij antwoordde.
“Dit is absoluut niet zoals het hoort. En dat je vader er aan mee gewerkt heeft door je hier naartoe te sturen… Totaal tegen alle etiquette in.”
“’De kat op het spek binden’ zou mijn moeder het noemen,” zei ik plagend. “We moeten er maar het beste van maken. Ik weet niet eens wat hier nog meer is dan een slaapkamer en een eetzaal.”
Hij pakte me bij de hand.
“Dan zal ik je een rondleiding geven.”
Hij begon me de gastenkamers te laten zien. Misschien een wat vreemd begin voor een rondleiding, maar ik vond het een goed teken. Bij de tweede kamer greep ik hem bij zijn stropdas en probeerden we het bed uit.
Naderhand was er toch een probleem, Mandor keek wat bedenkelijk naar resten van de kleding die her en der verspreid waren.
“Logrus werkt hier niet,” zei hij benauwd. “Misschien dat we voorlopig dit toch wat anders moeten aanpakken.” Hij zocht wat van de overblijfselen van zijn kleding bij elkaar, trok het zo goed en kwaad als het ging aan en sneakte weg over de gang, om even later terug te komen met een stapeltje kleren.
“Ik ben net begonnen met Conjuration,” vertelde hij terwijl hij zijn overhemd dichtknoopte. Ik keek hem verrast aan.
“Werkelijk? Dat is wel toevallig dan.”
“Hoezo? Jij ook dan?”
“Nauwelijks. Nog maar heel erg net mee begonnen,” zei ik eerlijk. “Eigenlijk nog niet eens mee begonnen, alleen nog maar van plan.”
“Dat is mooi. Ik heb een boek over Conjuration, dan kunnen we dat samen bestuderen. Worden we echt zo’n ‘nerd’ stel.”
Ik lachte. Het idee om samen ergens aan te werken stond me wel aan. Ik had eigenlijk niet verwacht dat hij Conjuration niet beheerste, had altijd gedacht dat hij een volleerde magiër was. Maar iemand die zo goed was in Logrusgebruik, kon al snel op een goede magiër lijken, zeker met behulp van mogelijke machtswoorden en sorcery.
Hij liet me de rest van het woongedeelte zien. Het was vooral groot. Het was duidelijk dat er redelijk geslaagde pogingen waren gedaan om dit zo leefbaar mogelijk te maken. De inrichting was over het algemeen licht van kleur gehouden, zodat ik niet helemaal het gevoel had in Gormenghast te zijn beland. Het zou me niet zwaar vallen om hier een poosje te wonen.
Na de rondleiding excuseerde ik me en ging naar de stal om Boudicca te halen voor een rit. Eenmaal terug verzorgde ik haar, en zag er op toe dat ze genoeg te eten had. Ik nam de inhoud van de zadeltassen mee de keep in, wat kleding, mijn dagboeken en het kado wat ik voor Owen had gekocht toen ik nog dacht dat hij drie jaar zou zijn. Het voordeel van knuffeldieren is toch wel dat ze voor vrijwel alle leeftijden zijn.
Het jochie was inmiddels wakker en begroette me uitgelaten. Mandor ging ons voor naar de eigenlijke kinderkamer, die had hij tot het laatst bewaard om te bezichtigen.
Het was enorm! Hiervoor was de legerzaal ingericht. Over de gehele vloer lag een tapijt, zodat het kind niet over de koude tegels hoefde te kruipen. Er brandde een enorm haardvuur, zonder dat deze ook maar enigszins was afgeschermd. Er stonden een paar stoelen, er lagen boeken en er was wat speelgoed. Tegen een blinde muur stond ook een kinderbed.
Ik gaf Owen de pluchen Husky. Hij straalde en duwde meteen zijn gezicht in de vacht.
“Dit is een mooie kamer,” zei ik tegen Mandor die in één van de stoelen was gaan zitten. “Een zoon van Benedict waardig.”
Hij grinnikte.
“Ach, hij heeft nog geen zwaarden als speelgoed.”
Ik ging op de grond zitten en keek naar Owen die razendsnel naar een houten hijskraantje kroop. Hij greep het beet bij de kraan en kwam zo, met in de ene hand de hijskraan en in de andere hand de hond bij zijn staart, weer terug gekropen en liet me met trots de hijskraan zien. Zo ging dat de hele middag door, al zijn speelgoed werd getoond. Intussen had ik alle gelegenheid om hem goed te bestuderen. Hij was nog steeds stevig te noemen. Zeker niet dik, maar een wat gedrongen bouw. En dat, samen met zijn blauwe ogen en zijn donkere haar, maakte dat hij vrij veel op Julian leek. Zelfs bepaalde trekken in zijn gezicht, hoewel grotendeels die van Mandor, deden me aan mijn vader denken.
Tussen het bewonderen van de blokken, het treintje en het andere speelgoed door, las ik wat in het boek dat Mandor me in mijn handen had geduwd. Intussen was ik in één van de gemakkelijke stoelen naast hem gaan zitten. Dat was wel zo gemakkelijk, want zo kon hij me wat stukken tekst verduidelijken. Hoewel het boek in het Thari was geschreven, was het voor mij wat moeilijk te volgen, waarschijnlijk vanwege mijn gebrek aan kennis over magie. Zoals ik in de Toren ook al gemerkt had, is Mandor een geduldige leraar. En ik weet van mezelf dat ik vrij snel leer, dus met zijn uitleg had ik al snel in de gaten wat er bedoeld werd.

“Zou je nog eens alles willen vertellen wat je hebt mee gemaakt op Dark End?” vroeg hij. “Misschien dat ik er iets uit op kan maken.”
“Je bedoelt wat de Ctulhu zei?”
“Ook. Maar de rest ook. Gewoon alles.” Ik verbaasde me wat over het feit dat hij dat alles nog een keer aan wilde horen. Toch begon ik weer te vertellen. Ik merkte dat ik er wat meer details aan toevoegde die weer naar boven kwamen. En ook dat het goed aanvoelde om er over te praten. Eigenlijk wilde ik dat niet, maar het was prettig om het kwijt te kunnen aan iemand. Hij luisterde al die tijd zwijgend. Toen ik klaar was, zweeg hij even.
“Die planten die je beschrijft zijn ook apart. Alsof ze daar niet vandaan komen,” zei hij uiteindelijk.
“En dat was hun enige voedselvoorziening?”
“Niet helemaal,” zei ik, “Ze offerden dus ook mensen, waardoor er van alles opgeroepen werd. Soms vee, soms vogels, soms mensen… van alles eigenlijk, tot aan badkuipen toe.”
“De rommel moet onbeschrijfelijk geweest zijn daar,” zei hij peinzend. “Weet je nog welke tekens er op de altaren stonden?”
“Zo ongeveer. Ik kan ze wel eens proberen na te tekenen.”
“Dat gesprek met de Ctulhu klinkt als heel erg warrig.”
“Zo was het ook.”
“Dat geloof ik meteen. Maar heb je er aantekeningen van gemaakt? Misschien dat het dan wat duidelijker wordt?” Ik aarzelde even. Ja, ik had in Avalon het verhaal van Dark End in één van mijn dagboeken gezet. En daar stonden ook een aantal persoonlijke dingen in en ik had over Eric geschreven. Ik had nog nooit eerder aan iemand mijn dagboeken laten lezen. Ik kon natuurlijk alles overschrijven en dat aan hem laten lezen, ik kon ook gewoon het betreffende boek halen. Ik koos voor het laatste, haalde het dagboek uit mijn kamer en gaf het hem aan, opengeslagen op het verhaal over Dark End. Hij begon het allemaal nauwkeurig te lezen. Ik voelde me wat zenuwachtig en keek naar Owen die rustig, wat in zichzelf brabbelend, met wat blokken zat te spelen. Dit alles voelde heel natuurlijk aan, ik vermoedde dat de middagen vaker op deze manier werden doorgebracht.
“Dit lijkt het meest op allemaal losse stukjes van iets. Je zou dat aan Fiona moeten laten lezen. Die is echt slim, ik denk dat zij er veel meer uit kan halen.” Ik zuchtte, om de één of andere reden wilden ze me bij Fiona hebben. Maar ik voelde me niet gemakkelijk bij het idee dat ik contact met haar zou moeten opnemen over allerlei dingen. Met Fiona heb ik geen band. Ik had ook niet het gevoel dat ze tijd zou hebben voor een bezoekje van één van haar minder intelligente nichtjes.
“Ik kan eventueel vragen of ze eens wat tijd voor me vrij kan maken.”
“Natuurlijk kan ze dat, tenslotte ben je haar nichtje.”
Ik zag er tegenop. Fiona wordt door een aantal mensen, onder andere door Mandor en mijn vader, op een soort voetstuk geplaatst, wat waarschijnlijk terecht is. Naar mij toe had ze echter nooit een vorm van belangstelling getoond, wat ik me ook heel goed kan voorstellen. Geen overeenkomsten, niet erg slim, gewoon een aangewaaid familielid met een wat onduidelijke afkomst, dat bovendien nog stug is ook. Fiona is overal goed in, wat zou ik dan voor haar kunnen betekenen?
Intussen zat Mandor mijn aantekeningen weer te bestuderen.
“Ik denk dat je het per stukje moet bekijken,” zei hij. “Zo te zien kreeg je instructies hoe je moet communiceren. Dan wordt er wat van de geschiedenis uitgelegd en ook wat voor wezens het zijn. Dat is belangrijk om te weten.”
Ik ging weer naast hem zitten om zo beter mee te kunnen lezen met de tekst waar hij op doelde. Hij wees de stukjes aan terwijl hij zijn gedachten uitsprak.
“Zoals hier, over die nieuwe wezens. Ik vraag me af wie die nieuwe wezens zijn. Zijn ze nog te vinden in onze realiteit? Verder hebben ze gevochten, er staat een uitleg over waarom de oorlog raar liep en een uitleg over de verrader.
En hier, door wie zijn ze dan precies verbannen? Zo te zien hebben ze geprobeerd om terug te komen en daar dus een ander ras voor gebruikt.”
“Ik denk die Dwalers.”
“Daar lijkt het op. Ook lijken er meerdere partijen te zijn onder die oude wezens. Die hebben zo te zien zelfs meerdere keren het einde van een realiteit geprobeerd te overleven, maar lijken niet normaal te zijn. Ze hebben zich dus afgezonderd, wellicht omdat ze hier niet horen. Die wezens zijn wel heel machtig.”
“De Deep Ones.”
“Ja. Er is dus contact geweest tussen de wezens met de nieuwe macht en de onderwaterwezens.”
Hij las aandachtig verder. Schudde zijn hoofd.
“Ik snap niet alles.”
“Het kan zijn dat ik het me niet helemaal goed meer herinnerde allemaal.”
“Hm, het lijkt toch tamelijk compleet. Verder krijg je een goed advies over die Dwalers. Het laatste stuk lijkt nog het meest simpel te zijn. De ene overgebleven Elder is de verrader. Mogelijk heeft hij de andere Elder ook verraden en laten vermoorden. Hij is ook verbannen, misschien omdat hij geen keus had of heeft hij zich min of meer vrijwillig mee laten verbannen.
Ook wordt er gesproken over een universeel ritueel. De Old Ones proberen via Logrus en Patroon realiteit te krijgen.” Hij sloeg het boek dicht, trok Owen op zijn knie die bij hem was komen staan en keek een poosje peinzend voor zich uit. Daarna keek hij mij aan.
“Ik adviseer je om die tekst nog eens ergens op te schrijven, in aparte stukjes. En dat laten lezen aan Fiona of misschien iemand anders. Probeer een zo goed mogelijk compleet beeld te krijgen. Ik zal er ook mijn gedachten over laten gaan, misschien dat ik nog ergens op kom wat die Logrus/ Chaoskant betreft.”
Hij rees op uit zijn stoel, bood mij een arm aan.
“Tijd om eens wat te gaan oefenen met Conjuration.” Hij riep Mary Ann, droeg haar op om zich een poosje over Owen te ontfermen en begeleidde mij de kamer uit. Owen keek ons na met een bedenkelijk gezicht.
“Ze is toch wel lief voor hem?” vroeg ik bezorgd.
“Ze voldoet,” zei hij koud. “Ze verzorgt hem echt wel vaker, ik doe dat niet helemaal alleen.”
Ik had een beetje medelijden met Mary Ann. Ze mocht dan een demoon zijn, maar daar kon zij natuurlijk ook niets aan doen. Ze was in deze rol gedwongen door Mandor en hij had duidelijk geen greintje respect voor haar. In de eerste maanden van Owens leven ergerde ik me vaak groen en geel aan haar bemoeienis en betweterigheid, ik besefte nu dat Mandor dat gedrag gewoonweg niet had gepikt. En dat terwijl ze alleen maar zich aan haar taak van kindermeisje hield.
Moeilijk was dat. De situatie zoals deze nu was, beviel me toch veel beter dan de strijd die ik voorheen met haar moest leveren.

Hij nam me mee naar de studeerkamer. Behalve een aantal gevulde boekenkasten, waren er ook weer een paar gemakkelijke stoelen waar je heerlijk in weg kon duiken om te lezen en er was een grote schrijftafel met een paar rechte stoelen. Er brandde een behaaglijk haardvuur, ergens in een hoek lag wat speelgoed, wat het geheel een redelijk knusse sfeer gaf. We gingen aan de tafel zitten, het boek tussen ons in en lazen het begin nog eens door. Daarna had ik eerlijk gezegd nog niet echt een idee over wat te doen en keek Mandor vragend aan.
“Begin jij maar,” zei hij. “Ik heb wel zin in thee, dus probeer dat.”
Dat was gemakkelijker gezegd dan gedaan. Ondanks dat ik nu wat theorie had, was het erg moeilijk om dit zomaar om te zetten naar praktijk. Eerder had ik wel eens bedacht dat wat lessen op mijn eigen school geen kwaad zouden kunnen, nu had ik er spijt van dat ik nooit lessen had gevolgd. Ik wist verdraaid weinig van magie, dit was weer iets heel anders dan een kleine verandering aanbrengen door middel van een Machtswoord.
Ik begon me te concentreren en dacht aan thee. Niet dat dit viel help. Wel merkte ik de aanwezigheid van de Machtsbron op.
“Dat kan helpen,” zei Mandor toen ik ernaar vroeg.
Prima, ik begon opnieuw. Concentreren. Thee. Wat voor thee? Doe maar Lady Grey. Ik heb echt zin in thee. Hm, thee zonder omhulling is niet erg handig. Thee in een pot dan, versgezette hete thee. Maar hoe doe je dat dan? Theepotten worden gevormd uit klei. Dus ik stel me voor hoe ik een pot boetseer uit klei….
Ik weet niet precies hoe lang ik bezig was, ik denk iets van een half uur, toen er inderdaad uit het niets ineens iets op tafel verscheen. Een bonk natte klei. Ik keek er wat verbouwereerd naar. Mandor begon te lachen.
“Heel goed, een bonk klei. Wat ga je er mee doen?” Ik kon er de humor wel van inzien.
“Een theepot boetseren uiteraard.”
Het was zijn beurt. Hij begon zich te concentreren. Het duurde heel lang, zeker wel een uur en er stonden zweetdruppels op zijn voorhoofd toen er inderdaad een Victoriaanse theepot met blauwe bloemetjes op tafel verscheen, compleet met twee bijpassende kopjes.
“Heel goed,” zei ik bewonderend. Hij keek tevreden.
“Zal ik dan maar inschenken?” Ik pakte de pot op, deze voelde koud aan en was leeg. Mandor keek wat beteuterd.
“Het is in ieder geval een goed begin,” zei ik troostend. “Ik neem deze pot mee naar de keuken en zet daar zelf thee, zo langzamerhand heb ik echt trek.”
“Dat is waarschijnlijk het beste,” zei hij en liep met me mee. In de keuken zette ik een ketel water op het fornuis, vond een aantal blikken met allerlei uiteenlopende soorten thee, zowaar ook Lady Grey. Ik zette alles klaar. Toen het water kookte en ik het wilde opgieten, verdween de theepot met kopjes. Er lag alleen nog een hoopje theebladeren. Ik zette de ketel weer terug en begon te lachen. Niet alleen vanwege de verdwenen theepot, maar ook om de onbeschrijflijke uitdrukking op Mandors gezicht. Hij keek eerst wat boos naar mij en begon toen zelf ook te lachen.
“Goed,” zei hij uiteindelijk. “Dit was niet zo’n geweldig begin.”
Er waren gelukkig blijvende theepotten genoeg in de keuken en kopjes waren er ook nog wel te vinden. Dus het kwam nog helemaal in orde met de middagthee.

No comments: