95. Forensisch lijkenonderzoek

Het was doodstil in de ruimte. Gramble was geconcentreerd met zijn onderzoek bezig en ik durfde niets te zeggen, bang om hem uit zijn concentratie te halen. Ik keek even naar Mandor en zag dat hij moeite had om zijn ogen open te blijven houden. Ik trok hem overeind uit zijn stoel en fluisterde dat we weer naar zijn kamer zouden gaan. Hij protesteerde slechts zwakjes en liet zich ondersteunen. Op de gang liet hij zich met een zucht van opluchting in zijn rolstoel zakken. Ik reed hem terug naar zijn kamer en hielp hem weer in bed. Hij liet zelfs toe dat ik zijn kleding weer verwisselde voor een pyjama en viel in slaap terwijl ik hem toedekte. Hij was er heel slecht aan toe, ik maakte me zorgen over deze extreme vermoeidheid. Zijn wonden waren al zover hersteld dat deze niet de oorzaak konden zijn, het leek erop alsof hij ook geestelijk een flinke klap had gehad.
Ik twijfelde even wat te doen. Terug gaan naar de kamer van Ariane of hier blijven? De twijfel was maar heel kort. Ik was ongerust over Mandor en wilde bij hem blijven. Ariane was nu in goede handen, die had mij niet nodig.

In de uren die volgden liet ik hem slechts in de steek door op de gang koffie te gaan halen en een keer naar de kiosk te lopen om wat tijdschriften te kopen. Mandor sliep rustig, tussendoor kwam een dokter een controle uitvoeren en stelde de apparatuur om lichaamsfuncties te meten opnieuw in.
Niet veel later werd ik getroefd door mijn vader die netjes gekleed was in een donkergrijze broek en een wit overhemd. Ik zag hem maar zelden netjes gekleed, dus dat verbaasde me een beetje.
“Je ziet er goed uit,” zei ik enthousiast. “Heb je een afspraak?”
Hij staarde me stomverwonderd aan.
“Natuurlijk niet, ik troef je gewoon even.”
“Dat vind ik leuk, hoe is het?” vroeg ik.
Hij schudde heel even zijn hoofd.
“Dat is mijn vraag aan jou. Ik denk dat je me beter even door kunt halen.”
Ik greep zijn uitgestoken hand en even later stond hij tegenover me. Hij omhelsde me, toen liep hij naar het bed waar Mandor lag te slapen en keek een poosje naar hem. Nu pas viel me de ietwat bezorgde trek op zijn gezicht op.
“We zouden even op de gang wat kunnen praten,” stelde ik voor.
Hij knikte en volgde me naar de deur. Op de gang was wat commotie, het verplegend personeel stond te bakkeleien met een laborante. Deze had wat tests genomen van een patiënte en de verpleging had geen flauw benul over wie ze het had.
“Jawel, Sarah Smith, ze is hier vier dagen geleden opgenomen.”
Ik begreep direct wat er aan de hand was, voor de zekerheid liep ik naar het einde van de gang om de kamer van Ariane te checken. Deze was leeg, alles was netjes opgeruimd. Er was niets meer wat er op duidde dat Ariane hier ooit geweest was.
Bij de balie was de laborante ondertussen het bewijs aan het opzoeken op de computer. Ter plekke manipuleerde ik met Patroon zodanig dat ook de laatste gegevens verloren raakten. De laborante keek op, schudde even haar hoofd en mompelde iets over ‘de verkeerde afdeling’. Nadat ze weg was, besprak het verplegend personeel de eigenaardigheden van alle laboranten in het algemeen en van deze in het bijzonder.
Ik nam Julian mee naar de koffiekamer, haalde voor ons allebei een cappuccino uit de automaat en we gingen tegenover elkaar zitten.
“Hoe is het ermee?” vroeg hij terwijl hij me strak aankeek.
“Redelijk. Mandor is nog erg moe, maar zijn verwondingen zijn nagenoeg dicht getrokken. Ik denk dat we over enkele dagen weer naar huis kunnen.”
“Wie was dat meisje met wie hij aan kwam zetten?” De vraag kwam er snijdend uit terwijl hij me scherp op bleef nemen.
“Dat is Ariane, Mandor’s zus,” zei ik.
Zijn gezicht drukte nu verbazing uit, maar ik zag tegelijkertijd opluchting. Het begon tot me door te dringen dat het beeld van het meisje in Mandor’s armen wel eens hele verkeerde associaties bij andere mensen had kunnen oproepen. Tenslotte was er niemand die wist dat hij een zus had. Ik vertelde Julian over hoe Mandor erbij was gekomen om naar haar te vragen in de piramide en dat hij er meteen naar toe was gegaan om de locatie niet kwijt te raken.
“Waarom heeft hij dat allemaal in zijn eentje gedaan! Hij had me mee moeten nemen!” zei mijn vader boos. “Hij had toch kunnen troeven?”
“Mandor is in veel opzichten eigenzinnig,” zei ik. “Ik ben het met je eens, maar hij zei dat hij niet zo heel veel tijd had. Het is nu zo gelopen, hij zal het wel gaan redden.”
“Mandor die een roodharige zus heeft?” verbaasde mijn vader zich.
“Tja, echt heel rood haar. Ik denk dat daar nog wat geheimen opgehelderd mogen gaan worden,” zei ik met een grijns. “Mandor heeft Gramble erbij gehaald omdat ze in een magische coma lag. Ik heb Mandor naar zijn kamer gebracht terwijl Gramble bezig was met het onderzoek. Hij heeft haar hier vandaan gehaald.”
“Dus die zus stond hier bekend als Sarah Smith?”
Ik haalde mijn schouders op.
“Ik moest toch wat bedenken? Gramble heeft alle betrokkenen gewist en dat is niet met Patroon gedaan.”
“En jij hebt de rest van het werk gedaan,” begreep mijn vader.
Samen dronken we onze koffie op en ik haalde nieuwe.
“Het begint steeds moeilijker te worden,” verzuchtte ik. “We zijn hier zo vaak in dit ziekenhuis geweest, het wordt allemaal steeds vaster. Een enkeling herkent ons ergens van, er wordt vaker over bepaalde zaken in discussie gegaan… in het begin was het allemaal veel gemakkelijker.”
“Misschien een ander ziekenhuis gaan zoeken op een andere Schaduw?” stelde hij ietwat cynisch voor. “Jullie hebben zowat een abonnement hier vanwege jullie zoon.”
“Ze helpen altijd goed en ze zijn ook heel patiëntgericht in hun denken,” legde ik uit. “Het bevalt ons heel prima, dus vandaar dat we hier nog steeds hangen.”
Hij glimlachte.
“Hoe is het thuis?”
“Op zich goed, maar je kinderen zeuren me de oren van het hoofd,” verzuchtte hij. “Ik heb ze verzocht om jullie niet te troeven, maar af te wachten tot we meer weten. Ik heb ze uiteindelijk beloofd om persoonlijk even polshoogte te gaan nemen, dus vandaar dat ik hier nu zit. Je zegt dat jullie over enkele dagen naar huis kunnen?”
“Ja. Ik wil dat niet gaan overhaasten. Ik begrijp echter ook dat de kinderen niet zo lang willen wachten. Hoe zit het met jou?”
“Ik wil niet vervelend zijn, maar eigenlijk zijn er dingen die ik moet doen,” zei hij aarzelend. “Ik bedoel, jullie kinderen gaan voor, dus ik zal proberen wat uit te stellen.”
“Ik begrijp het. Ik haal de kinderen gewoon hier, dan zoek ik wel uit waar ze tussendoor kunnen verblijven. Er zal allicht iets te regelen zijn, desnoods boek ik een hotel.”
“Je wilt ze allemaal hierheen halen?” vroeg hij met een frons tussen zijn wenkbrauwen. “Dat kan wel eens heel druk zijn.”
“Ik kan er moeilijk eentje thuis laten,” zei ik lachend. “Dan krijgen we scheve gezichten, ik denk ook niet dat Mandor dat zou waarderen.”
“Waarschijnlijk niet,” moest hij toegeven. “Ik ga zo weer terug en zal ervoor zorgen dat ze inpakken en dergelijke. Maar eerst wil ik nog even naar Mandor kijken.”

Op diens kamer bestudeerde hij de nog immer slapende Mandor. Vervolgens maakte hij zijn tas open en haalde er een bundel zakjes uit. Hij bekeek de etiketten en gaf er een aantal aan mij.
“Deze poedertjes kun je oplossen in water,” fluisterde hij. “Het zal hem helpen aan te sterken.”
Ik nam de zakjes aan en keek naar de labels. De Latijnse opschriften verwezen naar bepaalde planten, maar ik had geen flauw benul welke dit precies waren. Ik legde de zakjes op de tafel en trok mijn vader aan zijn arm opnieuw naar de gang.
“Weet ze zeker dat deze goed zijn?” vroeg ik dringend. “De laatste keer dat ik hem een drankje van je gaf, is hem slecht bekomen.”
Julian keek uitermate wrevelig.
“Dat heb je me indertijd geschreven en naderhand nog een aantal keren verteld. Denk je soms dat ik dat vergeten ben?”
Ik voelde dat ik kleurde.
“Ik bedoel het niet als kritiek, mijn excuses.”
Mijn vader zuchtte eens diep.
“Dat drankje gaf ik je toen je nog niets met Mandor had. Ik had nooit kunnen bedenken dat je dat nog eens aan een Chaosiet zou geven. Bovendien meen ik me te herinneren dat het hem er wel weer bovenop hielp, ondanks de negatieve bijeffecten.”
“Je hebt gelijk,” zei ik beschaamd. “Ik zal het hem geven als hij weer wakker is.”
“Doe dat.” Hij grijnsde plotseling. “En als ik Mandor dood wil hebben, rijg ik hem aan mijn zwaard. Dat doe ik niet door middel van een drankje. Laten we nu weer naar binnen gaan, dan zal ik je kinderen waarschuwen.”
We liepen weer de kamer binnen en door middel van Troef vertrok mijn vader.

Het leek me te druk om de kinderen in de ziekenkamer te ontvangen, Mandor zou meteen wakker worden. Wellicht was het beter om daarvoor een andere ruimte te zoeken en de kinderen eerst op het hart te drukken rustig te blijven alvorens ze Mandor gingen bezoeken.
De VIPlounge was niet bepaald leeg te noemen, er waren nogal wat artsen aanwezig. Ik gebruikte Patroon om hun aandacht ergens anders naar toe te trekken. Ze vertrokken allemaal toen ze op de gang een hoop lawaai hoorden en geroep om hulp. Ik ging ergens staan waar ik niet meteen opviel als iemand weer binnen zou komen en troefde één voor één de kinderen die zich allemaal door lieten halen. Randal was, zoals altijd, het meest luidruchtig en gaf me nauwelijks de tijd om iets uit te leggen. Het leek erop dat het hele verhaal rondom de vermoeidheid van Mandor helemaal niet tot hem doordrong. Terwijl de andere kinderen begrijpend knikten, wiebelde hij van de ene op de andere voet en viel me ineens in de rede.
“Pappa is bijna dood hè!” riep hij enthousiast. Intussen waren er weer een paar mensen de ruimte binnen gekomen, die verstoord naar hem keken. Bryana gaf hem een duw.
“Doe toch eens normaal!” zei ze geërgerd.
“Hoezo, dat is toch waar? Opa zei dat hij hem medicijnen moest geven.”
Ik wist mijn lachen in te houden. Blijkbaar vond Randal dat - wanneer Julian op de proppen kwam met medicijnen - het einde in zicht was.
“Pappa is alleen heel moe,” zei ik. “Daar zijn die medicijnen voor.”
“Oh. Hij heeft toch een nieuwe mevrouw gevonden? Is dat een nieuwe vriendin?”
Deze keer was het Owen die hem aanstootte.
“Zeg dat soort dingen niet,” siste hij. Maar ik zag iets van onzekerheid in zijn ogen, iets wat nog duidelijker te zien was bij Bryana. De tweeling stond bij elkaar en deden beiden alsof het ze niet interesseerde. Aan hun houding was echter te zien dat ze gespannen op het antwoord wachtten.
“Pappa heeft inderdaad een mevrouw gevonden, dat is zijn zus.”
“Zijn zus?” zeiden Randal en Bryana tegelijk en ook aan de anderen was te zien dat ze verbaasd waren
“Pappa heeft toch geen zus?” zei Bryana.
“Jawel, maar die is heel lang zoek geweest, er werd aangenomen dat ze dood was. De dame die hij gevonden heeft is echt zijn zus en niet jullie nieuwe stiefmoeder ofzo.”
Randal keek een beetje bedremmeld.
“Zie je wel,” zei Bryana tegen hem. “Jij kletst altijd onzin. In plaats van dat je eerst vraagt wat er echt aan de hand is!”
“Iemand moest het toch vragen? Jullie doen dat niet. Gaan we nu? Waar is pappa?”
Ik noemde het kamernummer en Randal en Bryana stoven meteen weg. Bij de liften hoorden we ze kibbelen over wie de knop mocht indrukken.
“Ik denk niet dat pappa nog veel zal slapen als zij dadelijk aan komen zetten,” zei Iestyn naast me. “Waarom nemen ze de trap niet? Dan zijn ze meteen wat van hun energie kwijt.”
“Randal zal nooit met een trap gaan als er een lift voorhanden is,” zei Essilt, haar stem klonk misprijzend.

Bryana en Randal waren als eerste op Mandor’s kamer en hun binnenkomst had hem wakker gemaakt. Hij ging overeind zitten en lachte breed.
“Wat ben ik blij om jullie te zien,” zei hij welgemeend, terwijl Bryana hem bijna smoorde met haar omhelzing. De anderen omhelsden hem ook, maar veel rustiger, zelfs Randal was voor zijn doen voorzichtig.
“Je bent wel een enorme sukkel,” meende hij zijn vader toen terecht te moeten wijzen. “Tegen mij zeg je steeds dat ik moet oppassen en wat doe jij...? Lig je bijna dood in het ziekenhuis, je had toch even kunnen shapeshiften?”
“Dat is niet altijd even gemakkelijk, Randal,” zei Mandor rustig. Bryana zat tegen hem aangevleid op het bed. De tweeling stond aan de zijkant, dicht bij elkaar zoals meestal in een vreemde omgeving. Beiden waren met bijzonder veel interesse alle draden en slangen aan het bekijken. Owen was op een stoel aan de andere kant gaan zitten en leek al zijn broers en zussen in de gaten te houden. Randal zat niet, maar liep heen en weer, zijn interesse was nu gewekt door de apparatuur aan het bed.
“Is dat het apparaat waarop ze kunnen zien of je doodgaat?” informeerde hij en begon aan een aantal knoppen te draaien. We hoorden een soort plof, alle lijntjes gingen plat en er kwam wat rook uit het apparaat. Vrijwel direct kwam er een boze dokter binnen die Randal uit begon te foeteren. Hij had van die dure apparatuur af te blijven. Toen hij weg was keek Randal verontwaardigd.
“Wat nou weer. Weet ik veel waar die knoppen voor zijn? Waarom doen ze er geen handleiding bij?”
“Omdat het dokters zijn, Randal,” zei Owen. “Die weten hoe het apparaat werkt.”
“Oh zo. Ik denk dat ik maar dokter wordt.”
“Lijkt me een goed idee,” zei Owen en wees op een andere monitor. “Daar wordt de hersenfunctie gemeten en daarop is te zien of iemand hersendood is.”
Randal bekeek het geïnteresseerd, maar ook Essilt had aandacht voor het apparaat dat kon laten zien of iemand dood was. Ik verbood Randal om de andere apparatuur ook aan een onderzoek te onderwerpen en met een ietwat verongelijkt gezicht liet hij zich op een stoel zakken.
“Heb je nog pijn?” vroeg Bryana bezorgd aan Mandor. “Hadden die demonen lange tanden?” Hij glimlachte en woelde haar door haar lange lichtbruine haar.
“Geen pijn meer,” zei hij, “alleen maar moe. Er is een Schaduw in Chaos die vol zit met enge demonen.”
“Dan moet het erg zijn geweest,” zei ik. “Als jij de demonen al eng vindt…”
“Dat was het,” knikte hij. “Die demonen waren daar iemand aan het bewaken, die iemand is mijn zus.”
“Oh ja!” riep Randal en stond op. “Waar is ze?”
“Kamer 418,” zei Mandor en voordat ik ook maar iets kon zeggen was Randal al de kamer uitgestormd, Bryana rende er achteraan.”
“Ze is daar niet meer,” riep ik hen achterna, maar ze hoorden me niet.
“Dan merken ze dat vanzelf wel,” zei Iestyn.
Mandor keek me aan.
“Ze is daar niet meer? Hoezo?”
Ik vertelde van het gebeuren die ochtend. Hij zuchtte. Randal en Bryana kwamen met een verontwaardigd gezicht terug.
“Die kamer is helemaal leeg,” zei Randal.
“En de kamer ernaast ook!” riep Bryana. “En aan de andere kant ligt een oude man in één of andere plastic tent!”
De deur ging opnieuw open en er kwamen twee dokters binnen.
“Er is hier teveel bezoek,” zei de ene streng. “Vanwege uw VIP privileges mag u de hele dag bezoek ontvangen, maar niet meer dan twee personen tegelijk.”
“Ach, laat toch,” zei Mandor. “Dit zijn mijn kinderen en die mogen hier komen wanneer ze maar willen.”
“Dat zijn uw kinderen niet,” zeiden de dokters verontwaardigd in koor. “Dat is gewoon onmogelijk.”
“Dit zijn wel degelijk zijn kinderen en ook de mijne,” zei ik terwijl ik naar ze toe liep en door middel van een beetje Patroon trachtte ze te overtuigen. De ene dokter knikte, de andere schudde echter zijn hoofd.
“Dit zijn niet uw kinderen en het is jammer dat u probeert op die manier de regels te overtreden,” zei hij.
“We betalen wel extra voor de overlast,” beloofde ik. “Deze personen zijn hier altijd welkom.”
De andere dokter begon nu toch wat te twijfelen en keek alle gezichten langs. Vervolgens haalde hij zijn schouders op en liep met zijn collega de kamer uit.
“Het wordt steeds moeilijker,” zei Mandor peinzend.
“We zijn hier wat vaak,” grinnikte ik.
Owen haalde koffie en chocolademelk voor iedereen en toen iedereen weer rustig zat of stond, vertelde Mandor verder.
“Die demonen waren sterk en met een overmacht. Ik heb al mijn contracten gebruikt om ze op een afstand te houden.”
Ik begreep niet helemaal wat hij bedoelde, maar Owen en Essilt knikten. Van het gezicht van Iestyn - degene die in ieder geval al een opleiding had gehad in demonen - was niets af te lezen. Ik besloot om Mandor er later eens naar te vragen, als we alleen waren.
“Een beroep doen op alle contracten put enorm uit, de meeste zijn daar ook nog dood aan gegaan. Ook dat is enorm vermoeiend. Ik heb mijn zus daar weg kunnen halen en je moeder getroefd - die er tergend lang over deed om de Troef aan te nemen.”
Ik wilde daar verontwaardigd tegen ingaan toen ik hem naar me zag lachen met een twinkeling in zijn ogen.
“Ze wist ons door te halen en heeft ons onmiddellijk hiernaartoe gebracht. Mijn zus is dus alweer weg, maar daar heeft jullie andere opa mee te maken.”
Hij zwaaide zijn benen over de rand van het bed en maakte wat draden los. Hij zette voorzichtig een voet op de vloer en keek hulpzoekend naar mij. Ik schoot toe en ondersteunde hem naar het toilet. Toen we weer terug kwamen zag ik in één oogopslag de verschrikte gezichten van de kinderen die hun vader nog nooit eerder zo hadden meegemaakt. Owen zette het bed lager zodat het voor Mandor gemakkelijker was om er weer op te klimmen. Essilt en Iestyn hielden zich bezig met alle draden weer aan te sluiten, ook al probeerde Mandor ze daarvan te weerhouden. Essilt bestudeerde vervolgens een tijd lang het ‘hersendood toestel’ nauwkeurig. Ze zag wat bleker dan anders en haar handen trilden een beetje, wat voor mij duidelijk maakte dat ze zich dit enorm aantrok. Ook aan de reacties van de andere kinderen merkte ik dat ze heel erg in de rats hadden gezeten. Ze waren op bezoek geweest toen hij nog bewusteloos was, mogelijk had dit alleen maar meer bijgedragen aan hun ongerustheid in plaats van deze minder gemaakt.
“Essilt,” zei Mandor en pakte haar hand. “Ik ga niet dood, maak je geen zorgen.”
“Ik keek alleen maar,” verdedigde ze zich, maar ze liet zich toch door hem naast zich op het bed trekken waar ze ietwat stijfjes bleef zitten.
“Over dood gaan gesproken,” deed ik opgewekt, “mijn vader heeft wat versterkende middelen gegeven. Wil je die hebben?”
“Bedoeld om mijn levensduur met de helft te bekorten?” glimlachte hij. “Waarom ook niet.”
“Pap, doe niet zo raar,” zei Iestyn geërgerd. “Opa zal je echt niets geven waar je dood aan gaat.”
“Die poedertjes zeker?” vroeg Owen met een knik naar de tafel waar de zakjes nog steeds lagen. “Ik zal er wel wat van in water roeren.” Hij voegde onmiddellijk de daad bij het woord en overhandigde Mandor niet veel later een glas met een wittige vloeistof. Mandor pakte het met een grijns aan en dronk het meteen leeg.
“Hmm, smaakt naar mint,” zei hij met een lichte verbazing terwijl hij het glas terug gaf aan Owen. “Helemaal niet slecht.”
De lichten gingen ineens even uit en toen weer aan en we hoorden consternatie op de gang. Tegelijkertijd zagen we dat Randal niet meer in de kamer was.
“Ga maar kijken op de gang,” zei Mandor die wat vermoeid klonk weer.

Bij de zusterspost zat Randal op een onderzoekstafel en waren een tweetal Eerste Hulp artsen bezig om zijn brandwonden te onderzoeken en er zalf op te doen. Zijn armen, handen en borst zagen helemaal rood en hier en daar verschenen de eerste blaren al. Zijn gezicht was vertrokken van de pijn, maar toen hij me aan zag komen, lachte hij opgewekt. Die jongen was soms bijzonder hard voor zichzelf.
Het verhaal was simpel, Randal had de defibrillator op de gang zien hangen en deze uitgetest op zichzelf.
“Maar daarvan gaan de lichten toch niet uit?” zei Bryana verbaasd die erbij kwam staan.
“Wel als je deze eerst van de muur afrukt,” mompelde één van de dokters.
“Waarom deed je dat?” vroeg ik aan Randal.
“Ik wist niet precies waar het voor was, maar ik wilde het uitproberen voor het geval pappa dood zou gaan en ik hem moet redden. Dan moet ik toch weten hoe het werkt?”
“Die wordt gebruikt bij hartfalen, idioot,” zei Owen die inmiddels naast me stond. “Pappa heeft niets aan zijn hart en dat zal hij ook niet krijgen.”
“Ja, hoe moet ik dat nu weten,” zei Randal en zijn gezicht vertrok van de pijn toen de artsen de ernstigste plekken begonnen te verbinden.
“Je had jezelf dood kunnen zappen,” voegde Owen eraan toe.
“Je broer heeft gelijk,” zei één van de doktoren. “Defibrillatoren zijn geen apparaten om te gebruiken op een gezond hart. Je mag van geluk spreken dat je eraf komt met alleen maar brandwonden.”

Ik werd apart genomen door een zuster die eerst alle informatie van Randal wilde hebben voor de verzekering en ik vroeg haar om alles bij de gegevens van Mandor te voegen, we zouden de rekening in één keer betalen. Ja, ook de defibrillator zou vergoed gaan worden. Ik vroeg haar meteen of het mogelijk was om een extra gezinskamer in te richten zodat we bij Mandor konden blijven. Ze was hoogst verontwaardigd, onze VIP status bracht niet mee dat we het ziekenhuis konden zien als een hotel. Het was feitelijk wat ik al een beetje verwachtte, ik vond het alleen vervelend om Mandor alleen te moeten laten als wij onze intrek zouden nemen in het hotel tegenover het ziekenhuis. Daarna ging ik weer naar Randal toe, de doktoren waren net klaar met verbinden en er werd hem paracetamol voorgeschreven tegen de pijn.
“Volgens mij ken ik jou ergens van,” zei één van hen. “Je bent hier een keer eerder geweest, is het niet?”
Wel tientallen keren, maar Randal had het inmiddels goed geleerd en schudde zijn hoofd.
“Nee hoor, ik denk dat u me aanziet voor iemand anders. Er is hier wel eens familie geweest, maar ik nog nooit.”
De doktoren namen afscheid, de ene met nog steeds een nadenkende uitdrukking op zijn gezicht.
“Je zult het druk gaan krijgen, mam,” zei Bryana grijnzend.
“Ik denk dat je gelijk hebt,” zei ik. “Nu stel ik voor dat jullie terug gaan naar pappa en mij even met Randal laten praten.”
“Hoezo? Ik doe toch niets? Het gaat altijd om Randal hè!” riep mijn dochter verontwaardigd uit.
Een beetje gelijk had ze wel. Randal wist, waar we ook waren en voor wie dan ook, altijd de aandacht naar zich toe te trekken. We deden ons best om de andere kinderen ook zoveel mogelijk aandacht te geven, maar dat was niet altijd even gemakkelijk.
“Ga nu maar,” zei ik met een lichte aandrang, “dan mag jij straks kiezen wat we eten.”
Met een verongelijkt gezicht liep ze terug naar de kamer van Mandor. Owen stond nog steeds bij de onderzoekstafel en hielp zijn broer om eraf te komen.
“Owen, dat geldt ook voor jou.” Ik wist dat het streng overkwam, maar ik moest echt Randal even spreken zonder dat er een broer of zus zich bemoeide, dat gebeurde toch al te vaak. Owen keek een tikje bezeerd.
“Ik wilde alleen maar helpen,” zei hij en wandelde ook weg.
Randal keek me met een enigszins schuldige uitdrukking op zijn gezicht aan. Hij stond er wat stram bij, de brandwonden trokken waarschijnlijk vreselijk.
“Ik stel voor dat je nu overal afblijft, Randal,” zei ik ernstig tegen hem. “Je hebt weer genoeg schade aangericht, inclusief aan jezelf. We zijn hier vanwege je vader en niet vanwege jou.”
“Ik deed het om pappa te kunnen redden als dat nodig was,” verdedigde Randal zichzelf. “Bovendien wil ik dokter worden, dan moet ik dat toch allemaal leren? Ik wil naar school!”
“Als je dat echt wilt, dan kunnen we dat gaan regelen,” zei ik. “Maar ik wil eerst dat Mandor genoeg is opgeknapt om naar huis te kunnen, dat zullen we er verder over praten.”
“Ach,” zei hij met zijn jongensachtige grijns en omhelsde me heel even uiterst behoedzaam. “Dokter worden lijkt me leuk, maar brandweerman ook. Ik weet eigenlijk niet wat ik wil.”
Natuurlijk wist hij dat niet. Pas 17 jaar, alles lag open voor hem. Met zijn levensverwachting had hij ruimschoots de tijd om alles te onderzoeken en ik wist dat hij dat ook zou gaan doen. Met zijn belangstelling voor van alles en nog wat, zou hij een heel eind gaan komen. Het was alleen belangrijk dat hij de mogelijkheid zou hebben om dingen te doen en ook zou leren om dingen af te maken. Maar daar twijfelde ik niet teveel aan. Randal was nogal wisselend in zijn interesses en vond snel iets saai, doch beheerste inmiddels sorcery volledig, had veel verstand van techniek en ik wist van Mandor dat hij vreselijk zijn best aan het doen was om goed te leren shapeshiften en aardig op weg was met de Logrus trainingen. Randal is een doorzetter.

Terug op de kamer bleek Mandor weer in slaap gevallen te zijn en zaten de andere vier kinderen wat bedrukt en stilletjes aan weerszijden van zijn bed. Ik liep naar Mandor toe en bekeek hem aandachtig. Hij zag nog steeds erg bleek. Zijn ademhaling was echter rustig. Ik boog me over hem heen, gaf hem een voorzichtige kus op zijn wang en trok de dekens iets hoger op. Daarna fluisterde ik tegen de kinderen dat ze de kamer uit moesten gaan.
Essilt bleef staan dralen. Ze wierp bezorgde blikken van Mandor naar het apparaat dat de hersenfuncties mat. Iestyn pakte haar uiteindelijk bij de arm en voerde haar de kamer uit.
“We kunnen wat gaan eten,” stelde ik voor toen we allemaal op de gang waren. “Daarna zal ik het hotel gaan regelen.”
“En pappa dan?” vroeg Bryana bezorgd. “Straks wordt hij wakker en dan zijn wij weg.”
“Dat begrijpt hij wel,” verzekerde ik haar. “Ik ga straks weer naar hem toe en voor de komende dagen regelen we het zo dat jullie hem ook regelmatig kunnen opzoeken. Wat wil je graag eten, Bryana?”
Ze haalde haar schouders op.
“Maakt me niet uit, wat is er allemaal?”
“We kunnen hier eten, zoals we meestal doen, maar we kunnen ook in de stad iets eten.”
“Hier is wel goed, dan zijn we niet zo ver weg van pappa,” vond ze.
Ik keek naar de anderen, maar ze hadden geen van allen echt zin om de stad in te gaan, niet terwijl hun vader hier ziek op een ziekenhuisbed lag.
“Uit eten gaan is veel leuker met pappa erbij,” zei Iestyn en naar het geknik van de anderen te oordelen, verwoordde hij de gevoelens van iedereen.
“De VIP lounge dus!” riep Bryana. Ze straalde alweer en begon te rennen. Allemaal opgekropte emotie die ze kwijt moest wist ik en negeerde de verwijtende blikken haar richting uit.
“Waar heeft ze het over?” vroeg Randal nieuwsgierig.
Owen en Iestyn begonnen te lachen, Essilt keek meesmuilend.
“Die ken jij natuurlijk niet, hè broertje,” zei Owen plagend. “Daar ben je met al je onderzoekende neigingen nog nooit geweest!”
“Jawel,” bemoeide ik me er toch mee. “Daarstraks nog.”
De broers begonnen nu harder te lachen om Randal’s verwarde gezichtsuitdrukking, ook Essilt kon een glimlach niet onderdrukken.
In de VIP lounge was Bryana al bezig om eten uit te zoeken bij het buffet en Randal keek om zich heen.
“Hee, hier heb je ons daarstraks doorgehaald,” herinnerde hij zich. “Leuk zitten hier en het eten ruikt goed.”
“Het eten is ook goed,” verzekerde Iestyn hem. “Wij brengen hier heel veel tijd door als jij weer eens in de kreukels ligt.”
Randal, die er wat hulpeloos uitzag met zijn armen en handen in het verband, was niet goed in staat om zelf zijn dienblad vast te houden en zijn eten op te scheppen. De zustertjes schoten toe en aan alle kanten werd hem hulp aangeboden die Randal maar wat graag accepteerde.
Later, toen we met zijn zessen aan een tafel zaten te eten, viel het me op dat niet alleen Randal de aandacht had van de vrouwelijke aanwezigen hier, maar dat Owen deze ook had. In tegenstelling tot Randal had hij echter niets in de gaten. Ook naar Iestyn werden er zo nu en dan tersluikse blikken geworpen, die daar net zomin iets van merkte als zijn oudere broer. Pas toen ik zag dat er tevens wat mannelijke belangstelling was voor mijn dochters, begon het echt tot me door te dringen dat onze kinderen groot werden.
Randal had ook wat moeite om zelf te eten, maar deze keer was er niemand die hem kwam helpen. Hoogstwaarschijnlijk was de aanwezigheid van de lynx, die achter mijn stoel zat, daar de oorzaak van.

Na het eten boekte ik de family presidential suite in het nabijgelegen Golden Crown hotel. Randal keek er zijn ogen uit, de andere kinderen installeerden zich direct.
“Een Wii!” riep Randal uit toen hij deze ontdekte en begon meteen te spelen, ondanks zijn gehavende handen. Na vijf minuten overhandigde hij de console aan Owen.
“Hij is kapot,” kondigde hij aan.
“Jammer,” zei Owen zonder te kijken van het boek dat hij aan het lezen was.
Ik ging even bij Bryana kijken die op de kamer die ze met Essilt deelde. Ze zat op haar bed en zapte ongeïnteresseerd allerlei televisiekanalen langs.
“Ze hebben precies dezelfde shows als de laatste keer,” mopperde ze. Ik ging naast haar zitten en sloeg een arm om haar heen.
“Er is hier van alles te doen,” zei ik. “Je zou kunnen gaan zwemmen.”
“Niet leuk,” mopperde ze. “Hoe kan ik nou lol gaan maken terwijl pappa doodziek in het ziekenhuis ligt.”
“Hij zal dat niet erg vinden,” verzekerde ik haar. “Pappa wordt echt beter, hij heeft alleen heel veel rust nodig.”
“Klopt,” zei Essilt die binnen kwam. Ze ging aan de andere kant naast Bryana zitten. “Ik heb net de files zitten bekijken, er is niets te vinden dat er op wijst dat hij dood zal gaan.”
Ik keek Essilt verbaasd aan. Ze zag er wat minder gespannen uit dan eerder, maar hoe kwam ze aan die files?
“Ik heb de ziekenhuiscomputer gehackt,” zei ze met een schouderophaal. “Owen wist de toegangscode, dus het was heel simpel.”
Ik wist even niets te zeggen. Dat Essilt altijd zocht naar zekerheden en alles onder controle wilde hebben, wist ik al. Maar niet dat ze daarvoor net zo lang door zou gaan tot ze zou hebben wat ze zocht. En dan de rol van Owen… Owen die op anderen overkwam als wat langzaam en sloom… de jongen was verschrikkelijk intelligent en had altijd alles zo door. Iets wat maar een beetje naar een puzzel neigde, had hij immer binnen de kortste keren opgelost.
Bryana schokschouderde.
“Toch heb ik geen zin om te gaan zwemmen,” zei ze.
“Ik ook niet,” zei Essilt. “We zouden samen een film kunnen kijken, Brideshead Revisited. Gaat over ontwikkelingen binnen een familie en een vriendenkring op een Schaduw Aarde.”
“Leuk,” zei Bryana met stralende ogen. Alles wat met mensen te maken had, vond ze altijd interessant. Essilt veel minder, ik wist zeker dat ze deze film alleen maar had voorgesteld om haar jongere zusje op te beuren.
In het woongedeelte was Randal aan het uitzoeken wat dit hotel te bieden had, terwijl zijn broers zaten te lezen.
“Je kunt hier van alles bestellen, mam!” riep hij enthousiast.
“Ik weet het,” zei ik. “Ik wil alleen niet dat je alcoholische dranken gaat bestellen.”
“Waarom niet! Ze hebben van alles. Whisky, rum, bier…”
“Ik wil het niet. In dat opzicht zou ik graag willen dat je aan je zussen en je jongere broer denkt.”
“Ach, kom op! Die lusten best wel cognac, ze moeten er toch eens mee beginnen!”
“Randal, wat alcoholconsumptie betreft: ik heb graag dat je dat stukje opvoeding aan je vader en mij overlaat en niet dat jij dat wel even op je neemt.”
“En ik mag dan zeker ook niks?”
“Je bent ruim zeventien en verder hebben we deze discussie al eens gehad. Als jij je te buiten wilt gaan, is dat jouw zaak, maar niet waar je broers en zussen bij zijn.”
“Randal, we doen dat gewoon niet,” zei Owen kalm tegen hem. “Het is gewoon onzin, je doet nu net alsof je nooit in de gelegenheid bent om iets te drinken.”
“Nou ja,” grijnsde Randal. “Ik weet dat echt wel, maar ik kon het toch proberen, nietwaar?”
Ik woelde hem eens door zijn donkere haar en vroeg hem of hij nog pijn had.
“Het brandt,” zei hij met een wat pijnlijk vertrokken gezicht. “De paracetamol helpt geen zier en die zalf die ze erop hebben gesmeerd ook niet meer.”
“Troef zo even naar Julian,” raadde ik hem aan. “En vraag hem of hij wat brandzalf voor je heeft.”
“Zal ik doen, die helpt in ieder geval beter. Wel balen dit, ik had naar het zwembad gewild, maar ik zie er niet uit!”
“Je zou naar de disco kunnen gaan. Of het fitness centrum,” zei ik.
“Ik ga fitnessen, dat lijkt me leuk!” Hij stond op en vroeg Owen mee te komen, die zijn hoofd schudde.
“Ik blijf hier. Mamma gaat weer naar pappa toe en ik wil Bryana niet alleen laten, die is al genoeg van slag. We zouden ook wat tv kunnen kijken.”
Randal liet zich weer terug in de stoel vallen en keek verongelijkt.
“Waarom moet ik altijd alles alleen doen? TV kijken is saai.”
Iestyn, die zich tot dat moment helemaal nergens mee bemoeid had, legde zijn boek weg.
“Ik ga wel met je mee,” zei hij glimlachend.

Mandor was wakker toen ik binnenkwam en glimlachte naar me.
“”Waar heb je onze kinderen verstopt?” vroeg hij.
“Mis je ze?” vroeg ik. “Ze zijn in het hotel, morgen zullen ze je weer komen bezoeken. Misschien dan niet allemaal tegelijk.”
Hij lachte.
“Het is inderdaad wel wat druk, maar ik zie ze graag,” zei hij. “Dus als ze allemaal tegelijk willen komen, hou ze dan asjeblieft niet tegen.
Die avond brachten we door met af en toe wat praten, eten en drinken. Hij zei dat hij vermoedde dat de medicijnen van mijn vader inderdaad werkten en vroeg om meer. Toen ik merkte dat hij weer moeite had om wakker te blijven, nam ik afscheid, ik had besloten om de nachten bij de kinderen door te brengen.
Owen was nog op toen ik onze vertrekken binnen kwam met de lynx op mijn hielen. Hij knielde neer bij het beest om haar te aaien en sprak wat woorden tegen haar die ze leek te begrijpen.
Iestyn en Randal waren een paar uur geleden terug gekomen en lagen al een poosje in bed. De meisjes hadden nog een tijdje bij Owen gezeten, Bryana had een sims op de Wii zitten spelen en waren ongeveer een uur geleden gaan slapen.
“Je hebt de console dus weer gemaakt, begrijp ik,” zei ik.
Hij glimlachte slechts. Ik omhelsde hem en bedankte hem voor de goede zorgen waar hij helemaal verlegen van werd.

Twee dagen van heen en weer reizen tussen ziekenhuis en hotel. Toen voelde Mandor zich zover opgeknapt dat het tijd werd om te gaan. Normaal was hij degene die bepaalde bewijzen van onze aanwezigheid hier vernietigde met een combinatie van Logrus en Sorcery, nu was hij daar echter niet tot toe in staat. Randal was nog niet ver genoeg met Logrus om te kunnen vernietigen, maar hij en Iestyn, beiden volledige sorcerers, ontwikkelden met wat hulp van Mandor een paar spreuken die vrijwel hetzelfde effect hadden en voerden deze keer het vernietigende werk uit voor wat betrof bloedtesten, operatieafval en wat al niet meer. Owen was degene die alle doorgangen in het ziekenhuis op zijn duimpje bleek te kennen en zijn broers begeleidde bij hun vernietigende werk. Essilt zocht ondertussen al het papierwerk uit dat op ons van toepassing was en sorteerde dat. Nadat ik alle rekeningen had voldaan, zowel in het ziekenhuis als in het hotel, vernietigde zij alle papieren met de spreuk die ze van Iestyn had geleerd. Bryana hield al die tijd Mandor gezelschap, hem vertellend over van alles en nog wat, terwijl ik bezig was om te manipuleren met Patroon, om zo alle restbewijzen en kennis over onze aanwezigheid te wissen. Het was echter steeds moeilijker om al die mensen te wissen, door onze regelmatige aanwezigheid hier waren ze steeds sterker geworden.

We waren allemaal blij om weer thuis te zijn en onze eigen dingen te kunnen doen. Ik troefde mijn vader om hem te vertellen over de laatste ontwikkelingen en hem te bedanken voor de poedertjes die inderdaad goed hadden geholpen. Hij reageerde vriendelijk, maar hield het kort daar hij ergens mee bezig was en verbrak al snel de verbinding.
De lynx, die ik Flo had genoemd, maakte kennis met de andere dieren en bleef me iedere keer volgen. Mandor was al snel gewend aan haar aanwezigheid en had er geen problemen mee, vooral omdat ze hem niet in de weg liep. Het was nog even lastig om Flo duidelijk te maken dat ze niet aanwezig kon zijn op de slaapkamer, daar duldde ik de andere dieren tenslotte ook niet. Uiteindelijk nam ze er genoegen mee om die tijd te benutten om buiten wat te gaan jagen en de rest van de tijd op de gang te liggen.

Randal was het thuis zijn al snel zat en kondigde tijdens een maaltijd aan dat hij een poos weg zou gaan, hij had met iemand iets afgesproken.
“Met wie?” vroeg Mandor.
“Gewoon, iemand,” zei Randal en keek Mandor uitdagend aan.
“Randal, wij zijn je ouders, je valt nog onder onze zorg. Het is niet meer dan normaal dat we willen weten met wie je iets hebt afgesproken,” zei ik.
“Het is niet zo dat we je proberen vast te binden, we willen alleen graag weten met wie je omgaat en waar je uithangt,” zei Mandor bedaard.
“Goed dan,” zei Randal met een zucht. “Eigenlijk heb ik met niemand iets afgesproken. Ik wil gewoon een poos weg, naar school ofzo. Dokter worden of brandweerman.”
Bryana proestte het uit en ik zond haar een waarschuwende blik toe. Ze begon daarop de inhoud van haar bord te bestuderen.
“Je mag best naar school,” zei ik, “maar je moet wel weten wat je het eerst wil gaan doen en ik wil ook dat je de betreffende studie dan afmaakt. Daarna zou je iets anders kunnen gaan doen.”
“Dat klinkt wel behoorlijk saai,” zei hij. “Bovendien weet ik nog niet wat ik wil. Soldaat worden is ook wel geinig, ik wil bij Benedict trainen. Of bij Dalt.” Deze keer was ik het die de uitdagende blik kreeg.
“Ik vind het prima, Randal,” zei ik. “Als je dat wil, zal ik dat voor je regelen, maar bij wie van de twee?”
“Je bedoelt dat ik bij Dalt zou mogen trainen?” vroeg hij met ongeloof in zijn stem.
“Uiteraard. Ik denk dat je daar veel zou kunnen leren.”
Hij zuchtte diep en dacht na.
“Eigenlijk hoef ik niet zo nodig in een leger te trainen,” zei hij toen. Ik ontmoette de blik van Mandor, er lag een twinkeling in zijn ogen en hij gaf me een nauw merkbare knipoog. Randal kon wat vechten, vol enthousiasme had hij dat geleerd, maar het had niet zijn werkelijke belangstelling.
“Mam, wat heb jij eigenlijk gedaan voordat je pappa hier vandaan trok?” wilde Bryana ineens weten. “Je zei dat je iets ging onderzoeken in Rebma, waarom mocht ik niet mee?”
“Rebma, daar had ik ook wel heen gewild!” riep Randal met glinsterende ogen. “Ze lopen daar naakt op straat.”
“Ik ben niet in Rebma zelf geweest, maar daar beneden,” zei k en vertelde in grote lijnen wat we daar gedaan hadden. De kinderen waren allemaal een tikje verontwaardigd dat ik ze niet mee had genomen, alleen Essilt liet merken dat ze blij was daar niet bij geweest te zijn.
“De volgende keer als ik weg ga, dan zal ik één van jullie mee nemen,” beloofde ik.
Bryana en Randal begonnen te kibbelen wie van hen het eerst mocht totdat Owen tegen hen zei ermee op te houden, daar ze niet eens wisten wat ik ging doen.
“Dat met die poorten is nog steeds niet opgelost,” zei ik met een zucht. “Ze hebben er de meest ervaren Amberieten op gezet en die zijn er niet uitgekomen. Daar wil ik binnenkort mee aan de slag, maar eerst wil ik gaan uitzoeken hoe een paar van mijn voorouders zijn overleden. Een lijkenonderzoek dus.”
“Dooie mensen?” vroeg Bryana met afschuw in haar stem. “Daar hoef ik niet bij te zijn.” Ook haar broers zagen dat overduidelijk niet zo zitten, al zei Mandor dat het soms erg interessant kon zijn om uit te vinden aan welke verschillende oorzaken mensen dood konden gaan.
“Dan ga jij toch mee,” zei Randal tegen hem. “Ik pas wel op de kleintjes.”
“Ik meende dat jij je horizon ging verbreden,” antwoordde Mandor vriendelijk.
“Ik kan met Jurt mee,” bedacht Randal. “Ik denk dat het leuker is om met iemand mee te gaan in plaats van naar school. Daar kan ik ook heel veel van leren.”
“Randal en Jurt samen. Misschien kunnen we alvast beginnen met alle mogelijke reddingsdiensten in te schakelen,” zei Iestyn honend.
“Je bent alleen jaloers omdat jij niet op het idee bent gekomen,” zei Randal tegen hem. “Jurt is toevallig heel aardig.”
“Maar ook een rondwandelende ramp,” zei Mandor. “Ik moet eerlijk zeggen dat ik wat twijfels heb over het nut van jullie samenwerking. Als je echt wilt, hou ik je niet tegen, ik vraag je alleen om hier heel goed over na te denken.”
“Anders Bleys… of Despil…” bedacht Randal.
“We horen het wel als je een keuze hebt gemaakt,” zei ik tegen hem. “Je hoeft niet tijdens deze maaltijd nog te beslissen.

De volgende dag kwam Randal naar ons toe terwijl we in de bibliotheek een nieuwe ingezonden petitie van Jason Mason aan het bekijken waren. Mandor voelde zich nog niet in staat om naar Elysium te gaan en een discussie aan te gaan, dus deze keer zou ik er in mijn eentje voor staan. Het stuk handelde deze keer over het aannamebeleid dat we in de loop der jaren hadden ontwikkeld en dat volgens Jason veel te streng zou zijn. Ook werd opnieuw onze keus voor een magisch Elysium aangevochten - hij had daar zoveel problemen mee dat het ons alleen maar sterkte in de overtuiging dat dit een hele goede keuze was geweest.
“Ik wil met Merlijn mee,” zei Randal meteen en ging zitten. Zijn stem klonk beslist en aan zijn gezicht was te zien dat hij het meende. Dus ik vroeg niet eens of hij het zeker wist, net zomin als Mandor. We kenden onze zoon goed genoeg om te weten dat hij dit echt door wilde zetten.
“Dat is goed,” zei Mandor. “Ik zal dat voor je gaan regelen. Je hoeft niet in één keer een aaneengesloten periode bij Merlijn te blijven, ik zou het op prijs stellen als je af en toe thuis komt en je even met wat andere zaken bezig houdt. Verder wil ik dat je het ons laat weten zodra er ook maar iets is.”
“Natuurlijk,” knikte Randal en zijn blauwe ogen schitterden. “Jullie zijn best wel geschikt als ouders!” Hij stond op en liep de kamer uit, roepend om Owen.
“We zijn wel geschikt als ouders,” zeiden Mandor en ik tegelijkertijd tegen elkaar en begonnen te lachen.

Een dag later was alles geregeld. Mandor had met Merlijn gesproken en deze flink onderhanden genomen over mogelijke ongelukken die Randal zouden kunnen overkomen. Hij stelde Merlijn verantwoordelijk, hij moest ervoor zorgen dat Randal zo weinig mogelijk in gevaarlijke situaties zou komen en direct naar hem moest troeven als het toch mis zou gaan, hij mocht vooral niet zelf met de jongen gaan zitten klooien.
“Heb je hem niet wat hard aangepakt?” vroeg ik voorzichtig aan Mandor toen we alleen waren.
“Natuurlijk niet. Ik ken Merlijn, hij werkt zich altijd in de nesten met iets. Ik wil niet dat onze zoon daar de dupe van wordt.”
Randal vertrok dezelfde dag nog, vol verwachting over het nieuwe avontuur. Met zijn vertrek was het meteen een stuk stiller in huis.
“En ik dan? Ik wil ook ergens naar toe,” zei Bryana tijdens het avondeten.
“Wil jij ook gaan?” vroeg Mandor ontzet. Zijn jongste dochter die weg wilde - hij had een zwak voor al zijn kinderen, maar net ietsje meer voor Bryana, al liet hij daar nooit iets van merken.
“Ik moet toch eens iets leren,” vond ze.
“Me dunkt dat je daar genoeg gelegenheid voor krijgt,” zei Mandor onwillig.
“Iedereen van mijn leeftijd is wel eens een poos op een school geweest. Ik nog nooit, want jullie doen aan thuisonderwijs. Ik wil magie leren.”
“Daar zijn zowel je moeder als ik mee bezig om je dat te onderwijzen.”
“Dat is heel anders. Randal mag ook weg, waarom ik niet?”
“Ik zou ook wel op een school magie willen leren,” kondigde Iestyn aan.
“Jij? Jij weet toch alles al?” vroeg Bryana.
“Er is altijd meer te leren,” zei haar broer. “Bovendien ben ik nog bezig met Conjuration.”
“Er zijn een paar scholen,” zei ik. “Ik weet er zo twee, ongetwijfeld weet Mandor er meer.” Mandor keek nog steeds wat geërgerd, maar gaf zich toch gewonnen.
“Goed,” zei hij met een zucht. “Bryana kan naar school en Iestyn ook. Er zijn een aantal goede scholen en ook een aantal die prut zijn. Als jullie het zeker weten, doen we jullie wat mogelijkheden aan de hand.”
“Ik weet het zeker,” zei Iestyn en Bryana knikte.
Essilt was het er duidelijk niet mee eens, ze wierp boze blikken richting Iestyn die daardoor wat begon te aarzelen.
“Maar thuis kan ik ook wel wat leren,” zei hij. “Misschien moet ik er eerst eens over denken.”
“Niemand moet hier weg,” zei ik met klem. “Maar als jullie naar school willen dan moeten jullie gaan.” Vanuit mijn ooghoek zag ik de onzekere blikken van Owen en ik had een vermoeden wat er aan de hand was. Een school zou voor hem best goed zijn, maar dan zou hij meisjes tegen komen. Owen had een groot probleem met meisjes, hij wist niet hoe hij er mee om moest gaan. Ondanks zijn twee zussen, die echt niet veel in leeftijd met hem scheelden en waar hij gewoon mee om ging, was hij buiten het gezin echt hopeloos met meisjes en vrouwen. Ik begon me af te vragen of dit probleem zou blijven of dat het vanzelf minder zou worden. Ik vreesde echter dat het eerder erger zou worden.
Ik vertelde hen over de Toren die Mandor en ik in beheer hadden en over Begma. Mandor vulde de informatie door een tweetal andere scholen te noemen die hij wist en goed genoeg vond voor zijn kinderen.
“Welke is de beste?” vroeg Iestyn, voor even de dreigende blik van Essilt negerend.
“Die zijn allemaal goed,” zei Mandor. “Er zijn wel wat verschillen, als je de verhouding theorie en praktijk bekijkt, staan deze in de Toren het meest met elkaar in verhouding. Maar daar is er nog altijd een klein probleempje met de aanvoer van boeken, daar is Morwenna mee bezig.”
“En waar zitten de aardigste leerlingen?” vroeg Bryana.
Zowel Mandor als ik zaten met een mond vol tanden.
“In de Toren zitten er in ieder geval leerlingen uit verschillende werelden,” zei ik toen aarzelend. “Maar of ze aardig zijn…”
“Dan wil ik daar naar toe,” zei ze opgewekt.
Mandor keek opgelucht, de Toren viel tenslotte onder zijn eigen beheer en zo kon hij haar net iets beter in de gaten houden.
“Ik moet nog even denken,” zei Iestyn die ondertussen een woordeloze strijd met zijn tweelingzuster aan het uitvechten was.
“Doe dat,” zei ik. “Je hoeft nog niet definitief te beslissen.”
Na het eten nam ik Essilt apart in de bibliotheek en vertelde haar dat ik een forensisch onderzoek wilde gaan doen om uit te vinden hoe een paar van mijn familieleden waren omgekomen.
“Dat zal op mijn geboorteschaduw zijn, in de familietombe van Larenian,” zei ik terwijl ik haar strak aankeek. “Ik zou wel wat hulp kunnen gebruiken, zou je met me mee willen gaan?”
Ik zag de interesse in haar ogen, ze deed echter haar best om dat zo min mogelijk te laten merken.
“Alleen dat?” vroeg ze.
“Nee. Na dat onderzoek wil ik naar Brighton gaan en het huis gaan bekijken dat ik geërfd heb van mijn tante Lenore. Ik ben daar, ondanks alle plannen, nog nooit geweest. Het kan heel saai zijn en niet de moeite waard, maar ze heeft het specifiek aan mij nagelaten. Misschien dat ik daar uit kan vinden waarom.”
“Goed,” zei ze. “Voor allebei.”
“Dat stel ik zeer op prijs. Ik wil je alleen waarschuwen dat die lijken er waarschijnlijk niet al te fris uit zien, in het gunstigste geval betreft het alleen skeletten.”
Er verscheen iets van een glimlach op haar gezicht dat zo op het mijne lijkt. Maar de rest, haar haarkleur, haar hele houding, haar manier van doen en laten heeft ze helemaal van Mandor, al zijn haar gezichtsuitdrukkingen beter af te lezen.
“Dat kan ik wel aan,” zei ze en leunde wat achterover in haar stoel. “Wanneer gaan we?”
“Ik weet het nog niet precies. Ik wil er eerst zeker van zijn dat je vader weer voldoende is opgeknapt. Ik denk over een dag of twee.”
Ze rol-oogde en keek me toen aan.
“Wanneer precies? Gesteld dat we dan niet weer in een ziekenhuis zijn beland vanwege Randal of dat pappa een inzinking krijgt?”
Ik kon het niet nalaten om te glimlachen.
“Goed dan, jij je zin. Overmorgen na de lunch.”
“Prima,” knikte ze, stond op en liep de bibliotheek uit.

Tijdens de koffie deelde Iestyn mee dat hij definitief had besloten om naar een school te gaan en wel naar de Toren.
“Leuk!” riep Bryana, sprong op en omhelsde hem. “Dan gaan we samen!”
Heel even zag ik iets van irritatie over het gezicht van Essilt flitsen, toen had ze zichzelf weer in de hand.
“We zullen dat gaan regelen,” zei Mandor met een blik naar mij. “Je moet er wel rekening mee houden, Bryana, dat jullie hoogstwaarschijnlijk in aparte sets geplaatst gaan worden.”
“Nou en! We hebben de maaltijden toch nog? En buitenschoolse activiteiten?”
Ze was er helemaal vol van en kletste de rest van de avond aan één stuk door over wat ze daar allemaal zou gaan doen en wat ze mee zou nemen.
De volgende dag al hadden we alles geregeld, Iestyn en Bryana konden onmiddellijk geplaatst worden. Samen met Essilt zocht Bryana alle kleding en spullen uit die ze mee zou nemen. Daarna werd er afscheid genomen. Ik troefde ik met hen naar de Toren en hielp ze installeren op hun eigen kamers die ze wat klein vonden.
“Ach, veel meer heb je eigenlijk helemaal niet nodig. Zo’n kamer is alleen maar om te kunnen studeren en te slapen,” vond Iestyn.
Ik zweeg. Op één van die kleine kamers was zijn broer verwekt, maar dat was iets dat ik beter voor mezelf kon houden. Ik wenste mijn jongste kinderen veel succes en drukte ze op het hart om het onmiddellijk te laten weten als er iets was.
Weer terug in Gormenghast ging ik eerst een heel eind paardrijden. Deels omdat ik er niet echt aan toe was gekomen de afgelopen dagen, maar ook zodat ik de gelegenheid had om mijn emoties kwijt te kunnen, om mijn tranen even de vrije loop te laten. Drie van de vijf waren nu het huis uit, onze kinderen werden groot.
Terwijl ik Boudicca aan het verzorgen was, kwam Owen naar me toe die als vanzelfsprekend mee begon te borstelen.
“Ik heb ook een besluit genomen,” zei hij aarzelend.
De schrik sloeg me om het hart. Nog een kind de deur uit?
“Ik heb gehoord dat jij met Essilt wat onderzoek gaat doen. Ik wil graag hier blijven. Pappa is nog steeds ziek en ik kan hem helpen.”
Ik voelde me opgelucht. Belachelijk natuurlijk, hij is de oudste en het zou helemaal niet vreemd zijn geweest als hij voor een poosje weg zou zijn gegaan. Tot nog toe waren de enige uitjes die hij buiten het gezin had ondernomen, wat logeerpartijen bij Julian geweest.
“Dat is goed,” zei ik. “Dan kan ik met een geruster hart vertrekken.”

Die nacht kroop ik dicht tegen Mandor aan en vertelde hem dat ik er wat moeite mee had dat er drie waren uitgevlogen.
“Ik ook,” zei hij zachtjes. “Ze schelen zo weinig in leeftijd, het was te verwachten dat het snel achter elkaar zou gaan, maar dit is wel heel vlot. We gaan een nieuwe fase met ze in.”
“Owen blijft thuis om voor jou te zorgen,” zei ik.
“Ik heb het gehoord. Dat komt me heel goed uit, dat is een prachtige gelegenheid om hem het één en ander omtrent demonologie te gaan leren. Hij is zo stabiel en rustig, hij kan dat heel goed aan.”
“Eerder zei je dat zijn dieren het lastig zouden maken.”
“Ik weet wat ik gezegd heb. Hij kan ze er beter niet bij hebben inderdaad, maar dat zal hij zelf ook wel inzien.”
“Je hebt hem dat al verteld?”
“Niet dat ik vanaf morgen met die training ga beginnen,” lachte Mandor. “Ik heb hem al wel wat les gegeven uiteraard, een stukje basiskennis. Tegelijk met Essilt, ten zijner tijd wil ik haar ook gaan opleiden.”
“Je hebt nogal wat plannen,” zei ik gelaten.
“Luister Morwenna, onze kinderen hebben er gewoon een bepaalde aanleg voor vanwege hun Sawall afkomst, van twee kanten nog wel. Dat geldt ook voor Randal en Bryana, al vind ik die er nog lang niet aan toe.”
“Hoe ga je het aanpakken met Owen?”
“Ik begin bij het begin. Als je demonologie beheerst, kun je een aantal demonen tot je beschikking hebben, dat zijn Contracten. Je gaat op zoek naar een bepaalde functie die je nodig hebt en een bepaald type demoon en je sluit er een contract mee af. Dat kan zowel eenmalig als meer vast. Het lichaam van Ariane was dermate goed beschermd, dat ik al mijn contracten erop heb moeten loslaten en de meeste zijn nu dood. Dat houdt in dat ik nieuwe moet gaan afsluiten en voor Owen is dat een uitstekende kennismaking met demonologie. Ik ga hem vragen hoe hij dat zou aanpakken en zo kan ik hem stap voor stap leren hoe dat uitgewerkt moet worden.”
Hij trok me ineens bovenop zich en begon me heftig te zoenen. Ik was al snel in de stemming, hoe lang was het geleden dat we voor het laatst de liefde hadden bedreven? Hij was als altijd ontzettend vurig en liet zich helemaal gaan. Binnen de kortste keren was ik ook helemaal losgekomen en wist ik nauwelijks meer wat ik allemaal deed en met me liet doen. Hij bracht me op de toppen van hartstocht, ik voelde zijn nagels in mijn rug krassen en zijn tanden in mijn schouder toen hij aan zijn climax kwam. Dat hij echter nog niet helemaal was opgeknapt, bewees wel het feit dat hij vrij kort daarna in slaap viel.
Daar lag ik in het donker, half over hem heen in zijn arm geklemd, in een bed waarvan het beddengoed grotendeels kapot was en met een kloppende schouder vanwege de heftige pijn. Ik durfde me niet te verroeren uit angst dat ik hem wakker zou maken. Gelukkig viel ik vrij snel in slaap.

De volgende morgen kon ik me nauwelijks bewegen vanwege de pijn. Mijn rug vlamde en mijn schouder stak vreselijk. Met zeer veel moeite sleepte ik me het bed uit en liep naar de badkamer om me te douchen. Ik schrok bij de aanblik van mezelf in de grote spiegel, de krassen op mijn rug waren diep en er waren korsten geronnen bloed te zien. Op mijn rechterschouder stonden tandafdrukken, er sijpelde zelfs nog steeds bloed uit. Om de wond heen was het één grote blauwe plek. Op mijn benen waren een aantal kleinere blauwe plekken zichtbaar en tussen mijn benen voelde het beurs aan. Ik glimlachte naar mezelf in de spiegel. Ik was flink te pakken genomen en had er van genoten. Mandor had zichzelf blijkbaar iets minder goed in de hand gehad dan anders. Dat gebeurde steeds vaker en het beviel me wel. Ik wilde niet voorzichtig hoeven doen tijdens de seks en ik wilde ook niet dat er voorzichtig met mij gedaan werd.
Mandor kwam de badkamer binnen terwijl ik onder de douche stond en stapte erbij. Hij bekeek me enigszins geschokt en toen schuldig. Zelf zag hij er wat minder gehavend uit, vermoedelijk had hij het ergste wat weg weten te shapeshiften.
De warmte van de douche was dusdanig weldadig geweest dat ik me iets minder stram voelde. Ik trok gemakkelijk zittende kleding aan, een goed aansluitende zwarte broek en daaroverheen een lilakleurige, halflange tuniek met lange mouwen, zodat ik zeker wist dat alle blauwe plekken bedekt waren. Na het ontbijt dronk ik eerst veel koffie als om mezelf moed in te drinken en troefde naar Elysium om daar de confrontatie met Jason Mason aan te gaan.
Hij was er niet. Bij navraag bleek dat hij enkele dagen geleden was vertrokken en niemand wist wanneer hij terug zou keren, er was ook niemand die dat echt wilde weten. Ik sprak een poosje met Heather, onder andere over de petitie van Jason.
“We hebben het doorgesproken, maar eigenlijk komt het erop neer dat we niet op zijn eisen in willen gaan,” legde ik haar uit. “Het aannamebeleid is niet eens echt streng, maar hij vind dat de bedenktijd voor beide kanten demotiverend werkt.”
“Hij is degene die demotiverend werkt,” zei ze lachend. “Alleen maar kritiek en nooit een waardevolle toevoeging. Ondertussen moeten we hem dan ook nog serieus nemen.”
“Soms heeft hij wel eens een zinnig punt,” moest ik toegeven. “Helaas straalt hij zoveel negativiteit uit over alles, dat we dat niet meer eens zien, mogelijk omdat we het niet willen zien.”
“Hij is gewoon een lastpak,” vond ze. “Als hij hier komt en jij bent er niet, dan zal ik deze petitie met hem doornemen. Ik heb wel even tijd en jij kunt je rustig aan je eigen zaken wijden.”
“Anders troef je me maar. Ik ben weer een poosje bereikbaar,” zei ik.

Ik was net op tijd voor de lunch en daarna stonden zowel Essilt als Flo klaar om te vertrekken, terwijl ik eigenlijk nog niets had geregeld, ingepakt of wat dan ook. Dat kreeg je er nu van, die precieze afspraken waren niets voor mij. Ik zei mijn dochter even te wachten, zodat ik wat aan spullen en kleding in kon pakken en gedag kon zeggen tegen haar vader en broer.
“Die weten toch al dat je vertrekt!” merkte ze op.
Natuurlijk wisten ze dat, dan kon ik nog wel afscheid nemen! Vlug gooide ik het één en ander aan kleding en schrijfmateriaal in een tas, daarna zocht ik naar Mandor die gewoon bedaard in de hal stond te wachten bij Essilt.
“Als altijd weer een chaotisch vertrek,” grinnikte hij terwijl hij een losgeraakte haarlok uit mijn gezicht streek en me in zijn armen nam. We kusten elkaar innig, daarna zei hij dat Owen bij de stallen was: “Om erop toe te zien dat je een paar van je beesten mee neemt.”
Ik haastte me naar buiten, Essilt volgde met een tweetal koffers en een reistas. Ik vroeg me heel even af waarom ze zoveel bagage nodig had, daarna haalde ik mijn schouders erover op. Een meisje van vijftien kon waarschijnlijk niet zo goed inschatten wat er wel en niet nodig was.
Owen had Boudicca al gezadeld. In overleg met hem besloot ik om Fenris en Loki thuis te laten, hij zou voor beiden zorgen. Toen herinnerde ik me ineens Mandor’s plannen en zei haastig dat ik ze mee zou nemen. Owen keek verbaasd, Essilt ergerde zich overduidelijk op precies dezelfde manier als Mandor zich aan mensen kan ergeren. Hij ergert zich overigens nooit aan mij, maar Essilt dus wel. Vervolgens duwde ze me een koffer in handen.
“Die is van jou,” zei ze afgemeten.
Ik kon me niet herinneren de koffer eerder gezien te hebben, maar wilde niet moeilijk doen en laadde deze in een zadeltas, net als de rest van mijn bagage en die van Essilt. Ik omhelsde Owen en daarna vetrokken we door middel van Troef naar de vlakte om vervolgens door te troeven naar een grote zwerfkei die op het landgoed van mijn ouders lag.

Daar aangekomen maakte Essilt zich onmiddellijk van me los en nam gepaste afstand van de dieren. Op Owen na had geen van onze kinderen het op dieren begrepen - of andersom. Essilt was de enige die zich er nog een beetje overheen kon zetten, ze was ook de enige die een dier had, dat ik persoonlijk wat demonische kenmerken vond hebben. Julian was met het beest, een soort kat, aan komen zetten toen Essilt drie was. Hij had het ergens gevonden in de buurt van een heel onstabiele plaats in Arden. Een jong beestje was het toen nog en hij had gedacht dat er misschien iemand in ons gezin zich over het beestje wilde ontfermen. Vreemd genoeg was het de stille, teruggetrokken Essilt geweest die zich onmiddellijk tot het dier aangetrokken had gevoeld en dat wat wederzijds. Ze nam het katje onder haar hoede, gaf het te eten, voedde het op en gaf het de naam Qenna. Julian trok zijn wenkbrauwen op toen hij de naam hoorde, Mandor vond het vermakelijk en ik vroeg me af hoe een kind van drie op het idee kon komen om een dier naar een gedeelte van het Egyptische boek der doden te noemen.
Qenna had op Essilt’s schouder gezeten tijdens het troeven, nu was ze op de grond gesprongen en liep waardig achter haar aan terwijl we naar het landhuis van mijn ouders liepen.
Daar aangekomen snelde het personeel onmiddellijk toe om te helpen het paard op stal te zetten, ik zei ze vriendelijk dat het niet nodig was. Boudicca bleef op de oprijlaan staan, de Barghest holde wat rond in de directe omgeving en de valken zetten zich neer op het dak van het huis.
Natuurlijk hadden we tijd om even wat koffie te drinken, antwoordde ik op de vraag van de huishoudster, die in de loop der jaren geheel grijs was geworden en met een enigszins gebogen gang liep. Maar haar grijze ogen stonden nog net zo helder als dat ik me herinnerde van vroeger.
Binnen mochten we in de zitkamer plaats nemen, ik stelde Essilt voor. Hill was stomverbaasd, dat ik al zo’n grote dochter had! Hoewel Essilt zich netjes gedroeg en precies de voorgeschreven begroeting uitvoerde, merkte ik onmiddellijk aan de houding van Hill dat de houding van Essilt haar niet beviel. Ze vond haar arrogant. Ik voelde me daar persoonlijk door geraakt - Essilt is boven alles mijn dochter en anderen hebben haar niet af te rekenen op haar gedrag - en dat maakte dat ik wat kortaf werd.
Ik vroeg naar mijn ouders. Die waren hier al lange tijd niet geweest, zeker al tien jaar niet meer. Ze waren vertrokken toen ik ze mee had genomen, waren daarna nog één keer terug geweest om van alles te regelen en sindsdien weg gebleven. Financieel was echter alles in orde, al hadden ze de laatste maanden een aantal verzoeken om betalingen binnen gekregen waarvan ze niet wisten wat ze er mee moesten. Ja, er was een notaris die alles regelde, maar moesten ze hem dat nu wel of niet toesturen?
Ik vroeg om de verzoeken, niet veel later kreeg ik een doos vol papieren overhandigd waarin niet alleen nota’s zaten van de laatste paar maanden, maar tevens van veel langer geleden nog.
“Laat mij eens kijken?” vroeg Essilt.
Ik gaf haar de doos en ze ging ermee aan het bureau zitten. De papieren haalde ze er één voor één uit, bekeek ze even en maakte er een paar keurige stapels van.
“Deze zijn dringend, voor een aantal is de betalingstermijn al ruimschoots overtreden, die andere stapel is minder dringend, de rest is alleen maar gebedel om geld voor goede doelen of zoiets,” zei ze terwijl ze de betreffende stapels aanwees.
Ik was verbluft. In nog geen kwartier tijd had zij voor elkaar gekregen waar ik meestal een hele avond mee bezig was - dat was ook de reden dat Mandor doorgaans de financiën regelde.
Tijdens het drinken van de koffie deed ik het benodigde geld in de enveloppen voor alle openstaande rekeningen, voor degene die te laat voldaan zouden worden, voegde ik een rentebedrag bij. Ook de minder belangrijke rekeningen voldeed ik en ik liet Essilt een goed doel kiezen waar we aan zouden doneren - iets dat mijn ouders zeker ook zouden doen. Vervolgens liet ik iemand van het personeel komen die ervoor zou zorgen dat alle betalingen bij de juiste personen terecht zouden komen, uiteraard werd hij daar ook weer voor betaald.
Vervolgens sprak ik de huishoudster erop aan dat de rekeningen niet waren doorgestuurd naar de notaris, ze verdedigde zich met te zeggen dat het niet duidelijk was geweest wat ermee gedaan moest worden. Het personeel werd netjes op tijd betaald, maar ze hadden wat andere leveranciers gekregen voor verschillende goederen door de jaren heen en die hadden hun rekeningen naar het landhuis gestuurd in plaats van naar de notaris. Ze beloofde er van nu af voor te zorgen dat alles direct doorgestuurd zou worden. Verder wilde ze weten wanneer mijn ouders weer terug zouden komen - waar ik geen zinnig antwoord op kon geven - en ze zei dat ze Oleg ook al in geen jaren meer gezien hadden.
Er werd gevraagd of we de maaltijd hier wilden nuttigen. Ik keek naar Essilt die ‘nee’ schudde en zei dat we andere bezigheden hadden.

“Had je geen trek?” vroeg ik haar terwijl we over de oprijlaan in de richting van de dieren liepen.
Ze haalde haar schouders op.
“Ik kom hier niet om te eten,” zei ze stug.
Ze had geen zin om mee te rijden op Boudicca, dat had ze ook nog nooit gehad. Met het paard aan de teugel liepen we naar het dorp en daar naar de pastorie. Dezelfde man als een aantal jaren geleden was nog steeds vicar, dikker en kaler dan in mijn herinnering. Hij herkende me onmiddellijk en bekeek me met verbazing. Daarna nam hij Essilt van top tot teen op, hij had een frons tussen zijn wenkbrauwen.
“Dit is Essilt, mijn oudste dochter,” stelde ik haar voor. Essilt maakte beleefd een kniksje.
“Nee maar, een dochter?” Nu was ik het die doordringend aangekeken werd.
“Hoe is het mogelijk! U heeft al een volwassen dochter!” riep hij uit.
“Ik ben niet volwassen, ik ben vijftien,” zei Essilt bits. “En wie bent U?”
“Eh… de dominee van deze gemeente,” zei hij.
“Van welke god?”
Zijn mond viel open en hij keek van haar naar mij en weer terug. Ik vermaakte me inwendig uitstekend, maar hield mijn gezichtsuitdrukking neutraal.
“Nou?” drong ze aan. “Welke god gaat u voor in het geloof?”
“De enige ware god natuurlijk. Van de bijbel,” zei de man verbijsterd.
“Eén god? Hoe wordt die genoemd?”
“Eh… Hij heeft verschillende namen. God of Jahweh..”
“Oh die,” knikte ze.
Ze bekeek het kerkhof, inmiddels waren we op weg naar de familietombe.
“Church of England?” was haar volgende vraag.
“Uiteraard,” zei de dominee.
“Waarom staat er dan die grafsteen?” ze wees naar een steen met een kruis erop. “Dat is toch katholiek?”
“Dat is alleen het geloof dat die persoon beleden heeft,” zei de dominee. “Uiteindelijk dienen we allemaal dezelfde god.”
“Ik niet hoor en mamma ook niet,” zei Essilt. “Wij zijn niet gelovig thuis.”
De dominee liep rood aan en keek hulpzoekend naar mij. Hij had heidenen op zijn gebied en hij wist duidelijk niet wat hij ermee aanmoest. Inmiddels waren we bij de tombe aangekomen en ik kreeg de sleutel overhandigd.
“Dank U, we kunnen het verder zelf af,” zei ik tegen hem.
“Wat doet u met die beesten als u in de familietombe bent?” vroeg hij een tikje benauwd.
“Die blijven buiten wachten,” zei ik.
Dat nam zijn ongerustheid niet weg.
“Ze vallen nooit zomaar aan hoor,” zei ik. “Alleen als ze zich bedreigd voelen.”
De man slikte even en wilde weg lopen.
“Wacht even,” zei Essilt die het veld vol met zerken aandachtig bestond te bekijken. “Hoe zit dat met de dag van de wederopstanding?”
“Die dag zal eens komen,” zei de man plechtig. “Deze dag staat beschreven in het boek ‘Openbaringen.’”
“Dat weet ik,” zei Essilt ongeduldig. “Maar als al die lijken tegelijk opstaan, bent u dan niet bang dat het een puinhoop wordt? Ik zie dat er hier een aantal mensen boven op elkaar begraven zijn. En ik zag dat er ook urnen en strooivelden zijn, hoe moet het dan met die mensen?”
De dominee stond met zijn mond vol tanden en ik had moeite om niet heel hard te gaan lachen, hoewel Essilt het niet bedoeld had om gehaaid te zijn.
“Ik moet nu echt gaan,” zei hij. “Ik moet een preek voorbereiden, een heleboel zelfs!”
Hij haastte zich weg over het pad, Essilt keek hem met een verbaasde blik na.
“Nah, daar heb je ook niets aan,” zei ze.
“Ik wist niet dat jij je had verdiept in religie,” zei ik.
“Hmpff,” deed ze slechts.

Met de sleutel opende ik de deur van de tombe en realiseerde me op hetzelfde moment dat ik er niet aan gedacht had om iets van een lantaarn mee te nemen. Nu kon ik er natuurlijk één conjuren of één bij de dominee gaan halen. Misschien kon ik wat Patroon gebruiken en was er een lampje te vinden bij een andere tombe, vergeten door een vorige bezoeker. Toen ik er iets over zei tegen Essilt had ze weer die geërgerde trek om haar mond en overhandigde me zwijgend haar tweede koffer, waarvan ze eerder had gezegd dat deze van mij zou zijn. Pas toen ik de koffer opende, begreep ik waarom ze er eerder op stond dat ik deze uit de zadeltassen haalde. De koffer zat vol met allerlei instrumenten die handig waren bij forensisch pathologisch onderzoek in een tombe. Uiteraard een lamp, maar ook een schort, handschoenen, mondmaskers en een chemiesetje. Alles was aanwezig, perfect in orde en paste bij deze Schaduw. Ik voelde me beschaamd, hoe had ik gedacht een onderzoek te gaan doen zonder de noodzakelijke spullen? Tegelijkertijd wist ik al hoe ik het had aangepakt in mijn eentje: naar een mortuarium reizen en daar de noodzakelijke spullen halen, voor een lampje troeven naar huis. Ik zou er dan achter gekomen zijn dat ik de helft vergeten was en opnieuw dingen bij elkaar moeten scharrelen. Hoeveel tijd zou me dat gekost hebben?
“Je hebt aan alles gedacht,” riep ik enthousiast uit. “Wat geweldig van je! En dat in zo’n korte tijd! Dat moet echt moeite hebben gekost!”
Ze moest alles uitgezocht hebben, waarschijnlijk had ze ook Iestyn en Owen daarvoor gemobiliseerd, maar toch… Ik zag dat het compliment haar goed deed, ook al liet ze daar zo min mogelijk van merken. Ik voelde me echt trots op deze dochter, wat een fantastische meid!
Haar koffer had eenzelfde inhoud als de mijne. We trokken, voordat we de tombe ingingen, onze overjassen aan. Binnen draaide ik de deur achter ons op slot, ik had geen behoefte aan mogelijk nieuwsgierige mensen.
Bij het lamplicht keek ik rond in de tombe. Er was zo te zien niets veranderd sinds de vorige keer dat ik hier was. Dat was met Mandor geweest om het lijk van het dienstmeisje te onderzoeken. Mijn ogen dwaalden naar de nis waar haar restanten nog steeds lagen. Daarna bekeek ik de vloer, waar uiteraard niets te zien was van wat zich daar had afgespeeld. Het was een vreemde sensatie om hier opnieuw te zijn, samen met één van onze kinderen. De stem van mijn dochter haalde me uit mijn overpeinzingen.
“Waar zullen we de lijken onderzoeken?” Inmiddels was ze de ruimte helemaal doorgelopen en had aandachtig alle naambordjes bekeken.
“De vorige keer heb ik een lijk op het altaar gelegd, maar dat was volledig verkoold. We kunnen met behulp van het altaar wel een soort onderzoekstafel improviseren,” bedacht ik.
We trokken onze handschoenen aan en gebruikten we de lijkbaar van één van de skeletten in een nis, de overblijfselen van ene Emma Fredericks, om onderzoekstafel te creëren. Daarna begonnen we aan onze lugubere taak.

Eerst onderzochten we het volledig gebroken lichaam van Lenore. Ik had verwacht dat er niet veel meer van over zou zijn, maar waarschijnlijk door balseming was er niet zoveel vergaan.
Ik vertelde Essilt wat ik van Lenore wist en hoe ze was gestorven, ondertussen onderzochten we het lijk nauwkeurig. Er kwam niet iets schokkends uit. Essilt mat haar kneuzingen op en begon deze gegevens vervolgens met wat getallen in een boekje met elkaar te vergelijken. Lenore was van een hoogte van ruim 11 meter gevallen. Ik onderzocht intussen het alcohol percentage dat gelijk stond aan de consumptie van een paar glazen wijn. Niet genoeg om dronken geweest te zijn.
Voorzichtig dekten we het lichaam weer toe en legden het in de stenen kist.
Het volgende lijk was dat van Judith, de moeder van mijn moeder en Lenore. Ze zag er vreselijk goor uit, instinctief zetten we onmiddellijk de mondmaskers op en namen heel voorzichtig de eerste samples. Deze werden met bepaalde vloeistoffen gemengd, alle vergif testen waren echter negatief. Intussen bekeek ik het lijk grondig en het werd me duidelijk dat er sprake was van een mij onbekende ziekte, die haar helemaal tot op het bot aangetast had. Het voelde gevaarlijk aan, zo gevaarlijk dat ik Essilt dringend vroeg om zich verder niet met dit lijk te bemoeien voordat we erachter waren wat dit was. Na nog wat testen bleek dat het - wat het ook was - dood was, bij geen van de testen kwam het meer tot leven. Voor de zekerheid deed ik nog een paar andere testjes. De resultaten bleven vaag, het kostte heel wat uitzoekwerk om te achterhalen wat het was. Uiteindelijk werd het duidelijk dat de ‘ziekte’ die Judith gedood had, iets was dat shapeshifters aantastte. Dit was iets waar mijn schoonvader mogelijk meer over zou weten.
Ook haar lijk werd met grote voorzichtigheidweer terug gelegd in haar laatste rustplaats. Daarna onderzochten we John Fredericks, haar echtgenoot. Hij zag er net zo goor uit als Judith, zo te zien had hij aan dezelfde ziekte geleden. Testresultaten wezen echter uit dat hij was overleden aan gif. We deden een aantal proeven en kwamen tot de conclusie dat hij een cocktail toegediend had gekregen van diverse giffen, die heel goed voor een zelfde ziektebeeld kon hebben gezorgd als dat van zijn vrouw. We onderzochten zijn lichaam nauwkeurig, er waren geen verwondingen gezien, alleen een klein gaatje bij zijn nek. Gif, nog zoiets waar een zeker persoon heel veel verstand van had. Het kon geen kwaad om binnenkort Gramble eens op te zoeken.
Nadat we John’s lichaam weer terug hadden gelegd bij dat van zijn vrouw, tilde ik de overblijfselen van Donnal van Larenian uit zijn laatste rustplaats. Van hem was er slechts zijn skelet nog over, de doodsoorzaak was ook meteen duidelijk. Hij had een gat in zijn schedel, hij moest met zoiets als een donderbus door zijn hoofd zijn geschoten. Essilt begon weer te meten en maakte berekeningen. Er waren sporen van lood en het was van dichtbij geweest.
Ik onderzocht de resten van de kleding, maar er was niets dat een aanwijzing gaf over het waarom. Door de loodsporen vermoedde ik dat het om een militair wapen moest zijn gegaan, meer verstand had ik er niet van. Eigenlijk was ik heel verbaasd om het lijk van Donnal hier aan te treffen. Ghostwheel mocht dan hebben gezegd dat hij dood was, maar dat had hij ook van Ariane gezegd. Misschien zou ik het hebben geloofd als ik niet - jaren geleden alweer - met Caine zou hebben gesproken. Caine, die Herbert Sawall had vermoord en diens dochter naar een Schaduw had gebracht en haar daar min of meer in de gaten had gehouden. Hij wist niet dat er sprake was van nog een kind, hij was er zelfs woedend over geweest dat ‘ze’ dat kind voor hem verborgen hadden gehouden.
“Ik wil voor de zekerheid een familietest doen,” zei ik tegen Essilt. “DNA onderzoeken is erg moeilijk als het om Amberieten of Chaosieten gaat als je de precieze verwantschap wil weten, maar we kunnen in ieder geval proberen erachter te komen of hij aan Judith verwant is. Donnal zou een volle broer moeten zijn.”
Ze knikte, zocht in haar chemiesetje naar de juiste spullen en vloeistoffen, terwijl ik bij zowel Donnal als Judith wat botschaafsel afnam. Een vies werkje, zeker bij Judith. Toen ik klaar was, had Essilt de benodigde flesjes en potjes al gereed staan. Ik deed het schaafsel in de potjes, Essilt plakte er onmiddellijk etiketten op met hun namen en daarna deden we er wat vloeistoffen bij.
“Het moet een poosje op kweek staan voor we alle resultaten hebben,” zei Essilt. “Als ze niet verwant zijn op één of andere manier, weten we dat binnen een paar uur. Als ze wel verwant zijn, duurt het veel langer om te bepalen in welke mate.”
“Goed,” zei ik en grijnsde naar haar, ook al kon ze daar niets van zien vanwege het mondmasker. “De conclusie tot nog toe is dat de directe verwanten vermoord zijn en we weten nu wat hun doodsoorzaak is. Over dat gif en die ziekte wil ik binnenkort met Gramble gaan praten.”
“Dan ga ik mee,” zei ze beslist.
We bekeken ook de andere lichamen hier aanwezig, maar er was geen directe familie meer bij. Wat familie van John Fredricks en een paar personeelsleden die waarschijnlijk zelf geen familie meer hadden gehad om hen te begraven.
We ruimden alles netjes op, de kweekjes werden voorzichtig in de koffers gedaan.
“We zullen een hotel opzoeken, dan kunnen we ons baden en gaan eten,” stelde ik Essilt voor. “Of je moet naar het landhuis van mijn ouders willen.”
“Nah,” zei ze en haalde de schouders op. “Voor mij hoeft dat niet.”
Buiten de tombe draaide ik de deur weer in het slot en trokken we onze overjassen en handschoenen uit. De koffers gingen in de zadeltassen en we leverden de sleutel weer in bij de dominee.

No comments: