Tir-na Nog'th

Tir-na Nog’ht… Eén keer eerder was ik er geweest – voor zover ik zeker wist – en toen had het een impressie achtergelaten van een soort vergane, spookachtige glorie. Ik was er indertijd op aanraden van Flora in haast doorheen gegaan, zelfs het gesprek met Oberon had ik toen zo minimaal mogelijk gehouden.
Dit was dus de tweede keer en deze keer zou ik er langer blijven. Deze keer had ik tevens de tijd om het paleis verder te onderzoeken. Leek het eerder alsof het een gaan en komen van mensen was, nu was er helemaal niemand. Nee, dat is niet waar, er waren de priesters. Of ze echt een religie aanhingen wist ik niet eens, maar ze deden aan als priesters. Of misschien zou een combinatie van wijsgeer en priester ze beter duiden.
De vrouwen gekleed in lange, donkere jurken met een diep decolleté en de armen bloot. Daarover een soort korte donkerpaarse mantel, het midden tussen een stola en een opera cloak. Deze waren versierd met lichtkleurige stiksels.
De mannen lieten alleen hun gezicht bloot. Ze gingen gekleed in lange, donkergekleurde mantels en daaronder een paarse tuniek met een hoge kraag. Mouwen wijd, ook versierd met van die stiksels. Op hun hoofd droegen ze iets dat het meest op een kappel leek, maar dan vierkant van vorm. De kleding was voornamelijk erg donker van kleur, een beetje somber. Wellicht paste het goed bij het kasteel dat altijd leek te baden in het maanlicht. Tijdens dat ronddwalen sloeg de schrik me om het hart als ik dacht aan het feit dat ik hier nog een paar jaar zou moeten verblijven. En moest ik dan hier een kind gaan krijgen? Moest deze zoon echt in deze nachtelijke spookachtige omgeving zijn eerste levensjaren door gaan brengen? Ik liep door een aantal gangen die me in het geheel niet bekend voorkwamen. De vloeren waren van marmer, overal waren zuilen. En dan de beelden… wat kan ik zeggen over de beelden! Ze vervulden me met afschuw. Oh, ze waren door een uitstekend meester gebeeldhouwd, ze waren levensecht. Zo echt dat ik ze niet vertrouwde en ieder moment dacht dat er één van zijn plaats zou stappen. Ze bezorgden me de rillingen, het schaduwachtige licht maakte het geheel alleen maar angstaanjagender.
Ik liep langs vijvers met stilstaand helder water en een bodemloze diepte. Ik hoorde ergens water stromen, maar ik kon niet ontdekken waar dit dan was.
Ik voelde me erg verward en snapte mezelf niet. Waarom liep ik rond en maakte ik niet af waar ik mee bezig was? Ik had immers een brief geschreven? Ik wilde toch gaan troeven? Of was dat allemaal nog niet gebeurd? Ik wist me niet eens meer ter herinneren waar mijn verblijven waren en zelfs niet of ik deze toegewezen had gekregen.
Ik kwam in een grote zaal die helemaal leeg was. Oh ja, het plafond was schitterend bewerkt, er was een prachtige mozaïekvloer te zien, er waren weer die zuilen en de beelden. Ergens was een verhoging, daar kon een orkest gezeten hebben. Het was echter leeg, het voelde leeg. Ooit zou er vast een feest zijn gehouden hier. Maar nu… er ontbrak iets. Dat voelde erg vervelend, ik had er last van, kon er echter niet achterkomen wat er aan de hand was. Ook dit maakte me wat nerveus, want ik begon te vermoeden dat het zo hoorde te zijn hier. Missend, incompleet, aangevuld met dingen die er eigenlijk niet horen te zijn… de sfeer was allesbehalve behaaglijk. Ik huiverde en legde als om te controleren mij hand op mijn buik. En herademde. Dat was gelukkig nog zoals het hoorde te zijn. Mijn zoon en ik… we waren op elkaar aangewezen. We zouden hier tijdelijk verblijven, maar hoorden hier niet. In tegenstelling tot mijn betovergrootmoeder…
Ik herinnerde me ineens weer dat ik met haar aan het praten was over wijsgeren, het beïnvloeden van werelden, over de macht van spiegels… het moest toch mogelijk zijn om mezelf te waarschuwen op een bepaalde manier? Ik kon mijn verblijf toch ook op een nuttige manier doorbrengen?
Mar waarom was ik aan het dwalen gegaan? Waar was Dulcimea eigenlijk? Zou het helpen als ik haar riep?
Eén van de deuren ging open en mijn betovergrootmoeder kwam binnen. Ze keek ietwat opgelucht.
“Daar ben je dus. Je liep zomaar weg van ons gesprek!”
Ook ik was blij om haar te zien, om met een levend wezen te kunnen praten.
“Het spijt me,” excuseerde ik me. “Ik denk dat ik zal moeten wennen aan de omstandigheden hier. Het is niet mijn gewoonte weg te lopen van een gesprek, het is verre van beleefd. Ik weet niet waarom ik het deed.”
Ze glimlachte begrijpend.
“Je kunt hier zo gemakkelijk verdwalen, ik heb je twee dagen lopen zoeken.”
Ik schrok. Twee dagen? Naar mijn gevoel was ik nog geen twee uur aan het rondwandelen geweest. Als dat met die tijd hier altijd zo ging, zou mijn zoon al in een dag of 8 tot 9 geboren gaan worden, naar mijn gevoel dan. Dan kon ik beter maar opschieten met de voorbereidingen. En zijn vader moest het weten. Ik riep mezelf tot de orde, eerst moest ik het gesprek met mijn oma hervatten. Deze keek me onderzoekend aan, een frons tussen haar wenkbrauwen.
“Is er iets?” vroeg ik.
“Je zult wel honger hebben,” zei ze.
Ik had razende honger. Alsof ik inderdaad al in geen dagen gegeten had. Ook voelden mijn mond en keel droog aan.
“Ik heb inderdaad trek,” gaf ik toe. Aangezien ik daar te gast was, wachtte ik af tot ik uitgenodigd werd naar de eetkamer of wat dan ook, maar niets van dit alles. In plaats daarvan keek ze mij afwachtend aan. Ik was van mijn stuk gebracht.
“Eh, ik zou graag wat willen eten,” zei ik voorzichtig, me afvragend wat de etiquette voorschreef in Tir-na Nogh’th. Ik vermoedde dat zelfs tante Flora me daarop geen antwoord zou kunnen geven.
“Waar eet je normaal?”
Ik aarzelde met mijn antwoord. Wat bedoelde ze!
“Meestal thuis, in de eetkamer of de keuken. Soms in de kinderkamer,” zei ik. Ze bleef afwachtend kijken en ik tastte in het duister waar ze op wachtte.
“Als ik niet thuis ben, eet ik ergens in een herberg, bij mijn vader thuis of een enkele keer in kasteel Amber,” voegde ik eraan toe.
“Hier in het paleis kun je geen eten krijgen,” zei ze beslist.
Ik was onthutst. Een paleis dat bewoond werd en waar geen eten werd geserveerd? Dit was iets wat ik nog niet eerder had meegemaakt. Tir-na Nog’th… vol met eigenaardigheden.
“In de stad zal toch we iets zijn,” dacht ik. Weer zei ze niets en bleef me maar aankijken. Blijkbaar was ik degene die moest beslissen.
“Wil je met me samen eten?” vroeg ik. “Als ik ‘je’ mag zeggen,” voegde ik er haastig aan toe.
Ze glimlachte.
“Ja en ja,” zei ze. “We zijn familie tenslotte. Ik zie je trouwens liever als mijn kleindochter dan als mijn achter- achterkleindochter, dat klinkt zo verschrikkelijk ver weg.”
“Ik noemde je in gedachte al oma,” zei ik. “Betovergrootmoeder klinkt als stokoud en zo zie ik je niet.”
“Mooi, dan zijn we het daar dus over eens,” zei ze en nam mijn arm. “Wat het eten betreft: het is beter als jij dat uitzoekt, als jij voorop gaat.”
Ze nam me mee een gang in waar ik nog niet eerder geweest was. Ik keek eens opzij naar deze oma. Het was zo’n rare gewaarwording, ik ben opgegroeid zonder grootouders en nu was ik zomaar in de gelegenheid om een poosje met Dulcimea op te trekken.
Ik heb een zoon, die het uiterlijk van zijn vader heeft. De zoon die ik ooit heb ontmoet heeft ook overduidelijk de trekken van Mandor. Het was daarom vreemd om in een gezicht te kijken dat zoveel op het mijne lijkt. Leuk ook.
Mijn oma droeg haar haar opgestoken, de haarpinnen die ze daarvoor had gebruikt waren van een Japanse stijl. Het stond haar goed. Ook droeg ze hetzelfde soort kleding als ik hier de vrouwelijke priesters had zien dragen. Haar manier van bewegen was gracieus. Dat was absoluut een verschil tussen ons. Ik ben niet elegant, ook nooit geweest. Wat dat betreft deed ze me een beetje aan mijn moeder denken.
Bij een paar deuren die waarschijnlijk naar buiten leidden, bleven we staan. Ik keek Dulcimea afwachtend aan, ze gaf me een duwtje. Ik duwde op mijn beurt tegen de deuren die soepel open zwaaiden. Er waaide sneeuw naar binnen, er stond een gure wind, ik hoorde de wolven huilen en het was donker. En ik stond aan de rand van een afgrond. Mijn oma pakte me bij de arm en trok me naar binnen, de deuren vielen vanzelf dicht. Ik keek haar geschrokke aan, zij had een wat mysterieuze glimlach rond haar mondhoeken spelen.
“Vreemde eetgewoontes hou je erop na.”
Vervolgens weer die onderzoekende blik en de frons.
“Je bent in de war,” was haar conclusie.
“Klopt,” zei ik. “Normaal gesproken ga ik niet uit eten in Tir-na Nog’th. Maar ik had toch eerder in de stad een herberg gezien.”
“Stad? Welke?”
“Die Romeinse stad waar dit paleis bij hoort,” verduidelijkte ik.
“Oh. Bedoel je Rome?”
“Nee, gewoon die stad…” ik stopte toen ik zag dat mijn oma het niet helemaal volgde. Mogelijk zag voor haar die stad er anders uit. Of was deze steeds anders. Ik had teveel honger om er al te veel over na te denken. Oma pakte me weer bij de arm en we gingen een andere gang in. Ik deed mijn best zoveel mogelijk te denken aan de stad die ik eerder had doorkruist op weg naar het paleis. Mijn rammelende maag maakte duidelijk waarom ik graag naar de stad wilde. Toch bleef het gevoel van ‘het klopt niet’ zeer sterk aanwezig, er miste iets, maar ik wist niet wat. Het leek erop alsof dit zo hier zo hoorde, het was ook heel moeilijk om dat zo te accepteren en er mee om te gaan.
Bij een ander stel buitendeuren – dat leek tenminste zo, misschien waren het wel dezelfde – bleven we weer staan. Ik duwde de deuren open in de verwachting de Romeinse stad te zien liggen.
Tot mijn niet geringe opluchting was dit inderdaad het geval. We stonden bovenaan de trap, voor ons uit strekte de weg zich uit richting de stad. Toen we de trap afdaalden, merkte ik dat onze kleding was aangepast, we zagen er beiden uit als rijke Romeinse dames. Ik voelde me ietwat lomp naast mijn oma. Deze keer nam ik haar bij de arm en liepen we, zonder veel te praten, over de weg naar de stad in het maanlicht. Er straalden wat sterren aan de hemel. Tir-na Nogh’th zag nooit zon, altijd was het nacht en altijd scheen de maan. Het was later een vreemde gewaarwording om onze tweede zoon voor het eerst te zien bij daglicht. Maar nu loop ik op de dingen vooruit.
Ik was de leidster van ons tweeën, volgens Dulcimea was dat beter zo. Ze legde niet precies uit waarom. In ieder geval was het een uitstekende manier om met het geheel te leren omgaan. In Tir-na Nog’th golden andere wetten.
Vlak bij het grote plein was een Romeins eethuis dat, aan de cliëntèle te zien, voor rijkere mensen was.
We werden met alle egards ontvangen, een slaaf leidde ons naar onze tafel, zoeen met aanligbanken. Ik vond het grappig, het zou mijn eerste ervaring worden met halfliggend eten. Toen ik dat tegen mijn oma zei, was ze verbaasd.
“Jij zei dat je hier iedere dag at.”
“Welnee. Ik ben hier voor het eerst.”
“Je zei het echt.”
Ik gaf het op. We mogen dan directe familie zijn, toch is er een wereld van verschil. En sommige dingen zijn de moeite niet waard om over in discussie te gaan. Toch deed ze me, met die opmerking, alweer even denken aan mijn moeder, die soms ook van die kleine steken uitdeelde. Ik verdacht mijn moeder er wel eens van dat ze het deed om een discussie op gang te brengen, nu vroeg ik me af of dit te maken had met een bepaald onbegrip.
We bestelden een uitgebreide maaltijd en een goede wijn. Ik merkte dat mijn oma eigenlijk maar heel weinig at en dronk, eigenlijk af en toe een hapje en een nipje. Zou ze het niet nodig hebben om te eten?
Ik was daarentegen zeer hongerig en at zeker in het begin stevig door om de ergste trek te stillen. Pas daarna raakten we opnieuw in gesprek, ik vroeg Dulcimea waar zij zich zoal mee bezig hield.
“Met een aantal dingen. Zo probeer ik een aantal lijnen te volgen, gebeurtenissen die los van elkaar lijken te staan, maar met elkaar te maken hebben en daar eventueel invloed op uit te oefenen.”
“Dat lijkt me een zware opgave.”
“Je bedoelt om invloed uit te oefenen?”
“Ik denk dat het niet eenvoudig is om te bepalen hoe en wanneer dat te doen.”
“Ik kan je er meer over uitleggen. In principe kun je invloed uitoefenen door keuzes te herkennen op een bepaald moment en daarop te anticiperen door andere keuzes te maken op dat moment. Soms, als je erin slaagt op een bepaald moment ergens aanwezig te zijn waardoor je keuzes van andere mensen kunt beïnvloeden, kun je bepaalde gebeurtenissen ook beïnvloeden. Ik kan me vanuit het paleis van Tir-na Nog’ht bemoeien door bijvoorbeeld iemand te waarschuwen. Dat kan door iemand iets te laten zien, door iets te doen wat direct invloed heeft van een afstand. Soms is het gemakkelijk zelfs. Je kunt een gebeurtenis volgen door een bepaalde lijn te pakken en uit te komen bij een bepaald voorval. Je kunt zo uitkomen bij een bepaalde persoon. Deze wordt bijvoorbeeld neergeschoten vanaf een dak. Je kunt ervoor zorgen dat het slachtoffer ineens naar het dak kijkt. Of toevallig komt er iemand anders voorbij. Of er ligt een gouden munt op straat en het slachtoffer bukt om deze op te rapen. Het wordt echter wat moeilijker als de gebeurtenissen zich afspelen buiten een stad, bijvoorbeeld op zee, of overdag plaats vinden.”
Ik vroeg me in stilte af of ze nu met opzet had gekozen voor de ‘vanaf het dak’ optie. Caine die in Deega neergeschoten werd door Rinado op die manier… Al met al klonk het fascinerend en sprak het me heel erg aan.
“Ik zou het heel erg op prijs stellen als je me inderdaad wilt leren hoe bepaalde dingen te beïnvloeden zijn,” zei ik aarzelend. Ik wilde niet dat ze me als een lastig kind zou zien.
Ze keek me echter vriendelijk aan en knikte.
“We krijgen hier niet veel bezoekers,” zei ze. “En ik had je al gezegd dat ik je wilde helpen, dat geldt nog steeds. Niet alles tegelijk, maar stukje bij beetje.”
Ik schepte nog wat van het heerlijk gekruide kippenvlees op en begon ervan te eten. Dulcimea at af en toe een druif, op mijn vraag antwoordde ze dat ze genoeg had gegeten.
“Ik zal je alvast iets vertellen. Je gaat langs lijnen van het maanlicht en komt uit bij gebeurtenissen die door maanlicht beschenen worden. Als je echter heel goed bent, kun je daarvan afwijken. Eigenlijk is ‘gebeurtenissen’ niet helemaal de goede term, het zijn eigenlijk meer ‘waarschijnlijkheden’. Het gaat op dingen die hadden kunnen gebeuren. Ingrijpen houdt een bepaald risico in, ook voor jezelf. Bijvoorbeeld als je iets zodanig beïnvloedt zodat je er zelf niet meer bent..”
Ik slikte even. Dat kon verregaande consequenties hebben. Eén schakeltje uit het geheel en er werd een heleboel daardoor veranderd. Inderdaad iets om voorzichtig mee te zijn.
“Dat kan heftig zijn,” beaamde ik.
Ze lachte en schonk mijn lege glas vol.
“Dat is één van de redenen dat we hier zitten. Zolang we hier zijn en blijven, vallen we buiten die wetmatigheid. We begeven ons niet tussen andere wezens.”
Het deed me heel erg denken aan Delwin, die op een dergelijke manier zich buiten gebeurtenissen hield, maar zich er wel mee bemoeide. Ook Sand had daar op een bepaalde manier iets mee.
“We krijgen hier weinig bezoek,” zei ze peinzend. “Heel weinig. De meeste bezoekers hebben geen geduld.”
“Dat kan. Van Tir-na Nog-th wordt gezegd dat het een interessante plaats is om te bezoeken, maar er wordt tevens aangeraden je je vooral niet te laten afleiden op weg naar het Patroon.”
“Dat is misschien helemaal niet zo slecht. De meeste hebben geen echte affiniteit met Tir-na Nog’th.”
“Ik zal je eerlijk zeggen dat het me de eerste keer ook de rillingen bezorgde, ik had me zelfs voorgenomen om er voorlopig niet meer heen te gaan.”
“Dat had vast te maken met je grootvader. Ik probeerde toen te voorkomen dat je hem zou ontmoeten, je voor hem te waarschuwen, maar dat was tevergeefs. Je merkte me niet op. Maar waarom ben je dan toch terug gekomen?”
“Een paar redenen. Ik hoorde waar Lorrayne vandaan kwam. Ik wist toen al dat ze mijn overgrootmoeder is en hoopte meer aan de weet te kunnen komen over haar. Vlak daarna vertelde een tante dat ze me had gezien in Tir-na Nog’th met twee jongetjes aan de hand. Daarbij komt dat er wat vreemde dingen zijn gebeurd de laatste tijd.”
Ze knikte alsof ze het eigenlijk allemaal al wist, wellicht was dat inderdaad het geval.
“Ik zal je vertellen waar ik persoonlijk mee bezig ben. Er is een lijn die zich uitstrekt van het begin van de tijd tot ver in de toekomst. Een lijn die er niet hoort te zijn, een lijn van buiten onze tijd. Deze ben ik aan het napluizen.”
Dat kon te maken hebben met de Old Ones. Of met de Oorspronkelijke Wereld. Ik trachtte geen conclusies te trekken, dit waren alleen maar mogelijkheden.
“In die lijn zitten niet zoveel vertakkingen, doch is moeilijk te volgen door de lengte. Deze lijn komt uit op een bepaald moment. Ik ben niet zo bekend met Amber en de Hoven, ik weet dat er een aantal personen daar best machtig zijn. Wat als er plotseling een serie Huizen zou verschijnen met hun eigen macht? Wat als er nog een Huis Amber zou verschijnen? Wat als daarna onmiddellijk de oorlog begint die jullie en ons allemaal ten onder zou richten?”
Plotseling had ik geen trek meer en legde mijn bestek neer. De mogelijkheden die ze noemde deden me heel erg denken aan de Old Ones, maar ook dacht ik aan het project van Brand. In feite vertelde ze me precies wat ik zelf al vreesde toen ik zijn plan hoorde.
“Dat is wat er gaat gebeuren in de toekomst,” zei ze zacht. “Ik weet niet hoe het zal ontstaan. De lijn heeft heel weinig aftakkingen, er zijn momenten waarop deze lijn te beïnvloeden is en het houdt ineens op, dan gaat de lijn ineens lopen in die van jou en mij. De lijn komt van voor het begin van onze tijd. Er zijn een paar heel vreemde zijlijnen - die hebben ook iets met jou te maken.” Ze weifelde even en keek me weer met die frons aan voordat ze verder ging. “Het is moeilijk om het goed uit te leggen. Het lijkt erop dat jij ergens bent, steeds ergens bent waar iets niet klopt. Ook voor de begrippen van hier, van Tir-na Nog’th klopt het gewoon niet. Dat zijn momenten… ik denk dat het het beste te omschrijven is als dat die momenten raken aan die lijn. Je zult de momenten herkennen. Als er iets heel onwaarschijnlijks gebeurt wat eigenlijk niet kan…”
Heel even dacht ik aan Fiona’s uitspraak op het feest, nog maar zo kort geleden – hoewel? Was dat niet al veel langer geleden geweest? Dat Mandor Sawall en jij gaan trouwen is uitermate vreemd te noemen, het grenst zelfs aan een grote onwaarschijnlijkheid, had ze gezegd. Wat had ze daarmee precies bedoeld?
“Je zou bijvoorbeeld kunnen denken aan tijdreizen,” sprak Dulcimea verder met zachte stem. “En dat gecombineerd met iets dat niet kan. Tijdreizen is al onwaarschijnlijk…”
Ik at zonder ze echt te proeven een aantal van de druiven, terwijl ik nadacht. Het hele gesprek was op zijn zachtst gezegd merkwaardig te noemen en had eigenlijk ook iets onwaarschijnlijks. De hele omgeving waar ik me bevond voelde onwerkelijk aan. Het feit dat ik zat te praten met min betovergrootmoeder… alles was uiterst eigenaardig. Hele even gleden mijn gedachten zelfs naar mijn aanstaande schoonvader, naar de dingen die hij zei over mijn afkomst. Ik wist ineens zeker dat hij mee wist dan dat hij toen zei, meer over mij en ook meer over zijn zoon.
“Die onwaarschijnlijke gebeurtenissen gaan dan raken aan de lijn, of zullen deze kruisen. Dan is het mogelijk dat Ti-na Nog’th zichtbaar is bij zonneschijn. Op sommige werelden kan dan een zonsverduistering ontstaan en ergens verschijnt Tir-na Nog’th op klaarlichte dag.
Mijn minnaar was zeer geïnteresseerd in deze zaken, hij was iemand die wel geduld had en de tijd nam. Hij kon erg serieus zijn, doch had ook frivole trekken. En zijn melancholische buien.. hij was een heel bijzonder iemand.”
Ik had niet meteen in de gaten dat ze over mijn (bet)(over)grootvader sprak, dus toen dat een beetje tot me door begon te dringen, moet ik erg verbaasd hebben gekeken, want ze schoot in de lach.
“Ik spreek over Oberon,” zei ze toen ze uitgelachen was. “Ik begrijp dat het voor jou wat vreemd moet overkomen.”
“Ik ken mijn grootvader niet,” zei ik aarzelend, “behalve van die ene keer dat ik hem even sprak.”
Haar blik verduisterde iets en ze knikte.
“Ik weet het. Hoogst eigenaardig dat hij juist jou aansprak… of toch niet. Men zegt dat hij dood is, maar zijn lijn loopt door.”
“Mijn vader, tantes en ooms geloven niet zo in zijn overlijden.”
“Ik ook niet echt.”
Er viel een moment van stilte, waarin een slaaf kwam vragen of we nog iets wilden gebruiken. Ik keek mijn grootmoeder vragend aan, ze schudde haar hoofd.
“Ik niet, maar neem jij nog wel iets. Je moet echt goed voor jezelf zorgen.” Weer die frons tussen haar wenkbrauwen. Ik vroeg me af wat van me wist dat ze niet wilde vertellen. Ik vroeg om koffie met gebak, iets dat korte tijd later werd gebracht. Het gebak was iets dat ik niet echt kende, opgebouwd uit laagjes flinterdun deeg, met daartussen een vulling van gesuikerde vruchten. Mierzoet, vreselijk machtig en verschrikkelijk lekker.
“Ik weet niet hoe het is gegaan met alle afstammelingen van mijn minnaar,” zei Dulcimea, “maar de lijn van de kinderen die ik met hem had volg ik. Dat vind ik interessant.”
“Dus ik hoef je niet uit te leggen hoe ik precies ben gerelateerd ben aan jou,” begreep ik. “Weet je eigenlijk wat er met Lorrayne is gebeurd? Je zei dat ze niet weet waar ze is.”
Ze schudde haar hoofd.
“Helaas niet, al heb ik een vermoeden. Wat weet jij?”
“Ik heb van iemand vernomen dat ze verdween tijdens een experiment van Oberon en dat men aannam dat ze toen is omgekomen. Ze is compleet verdwenen uit de familiegeschiedenis.” Ik vertelde nog even niet wat ik meer wist, niet van het feit dat ze geschrapt zou zijn wegens haar samengaan met Herbert Sawall.
Dulcimea knikte.
“E is iets gebeurd waardoor ze is verdwenen in plaats van gedood. Haar lijn maakt een sprong.” Ze keek me strak aan. “Dat komt vaker voor, dat zit in jouw familie, in mijn nazaten. Dat is ontstaan met Lorrayne, maar ik weet niet hoe dat precies is gekomen. Ik heb het niet, haar vader ook niet. Maar zij wel en haar nakomelingen, onder andere jij, hebben dat.”
“Allemaal?”
Ze dacht even na.
“Misschien niet,” zei ze. “Maar er zijn er niet veel meer over. Lorrayne woonde niet hier, ze is hier wel een poos opgegroeid. Op een dag kwam haar vader har halen en wilde niet luisteren naar rede.” Ze zuchtte en viel even stil, leek even in gedachten verzonken. Ik stoorde haar niet en nam de tijd om rustig mijn koffie op te drinken. Toen pas vatte ik het gesprek weer op.
“Hoe oud was ze toen?”
“Net tien jaar.”
Het deed me denken wat Flora me vertelde over Oberon. Zij had ook die leeftijd toen hij haar bij haar moeder weghaalde, het Patroon in Tir-na Nogh’th liet lopen en haar vervolgens naar Amber bracht. Pas vele jaren later zag ze hem weer terug.
“Heb je haar naderhand nog eens gezien?”
“Eén of twee keer,” zei ze nadenkend. “In het verborgene kwam ze dan langs. Ik heb haar overigens ontmoet voordat ze geboren werd.”
Ik knikte, dat was dus duidelijk een familietrek.
“Ik ontmoette mijn zoon ruim voordat hij verwekt werd,” zei ik. “Mijn vader heeft mijn moeder al ontmoet voordat ze elkaar voor het eerst tegenkwamen. Nu is mijn vader niet aan jou verwant, maar mijn moeder wel. Toch is het een eigenschap van mijn vader.”
“Ik ken je vader niet zo goed. Ik vermoed dat de wouden, waarmee hij een band heeft, een dergelijk effect kunnen hebben als Tir-na Nog’th. Jouw lijn lijkt een combinatie te zijn van Amber en Tir-na Nog’th waarbij dingen gebeuren die onwaarschijnlijk zijn.”
Dat kon. Maar er was iets dat ik me af begon te vragen. Ik had nog een grootmoeder, Rilga. En ik wist helemaal niets over haar. Maar dat was iets dat ik aan mijn vader zou moeten vragen.
“Misschien is het de combinatie van Amber en Tir-na Nog’th waarbij dingen gebeuren die onwaarschijnlijk zijn,” zei ze peinzend. “Mijn minnaar zei eens iets over de lijn waar een soort oerexplosie was geweest. Recht over die lijn is er de kans dat er onwaarschijnlijke dingen gebeuren. Bij die explosie stond er een stad waar Tir-na Nog’th is ontstaan. Hij zegt dat tijdens die explosie alles is gevallen en versplinterd. Hij zegt dat wij hier zijn ontstaan. Dat geloof ik niet zo, ik denk hier geboren te zijn, hij zegt dat dat niet het geval is. Ik ben dat niet met hem eens, het feit dat ik mijn ouders nooit heb gekend, bewijst niet dat ik hier niet geboren ben. Hij zegt echter dat hij ook ontstaan is en niet geboren.”
“Dat kan. Ik heb een theorie gehoord die daarop zou kunnen wijzen, iemand zei dat Oberon is ontstaan uit manifestaties. Er schijnt een fragmentatie te zijn geweest waardoor bijvoorbeeld Amber is ontstaan. Lang geleden.”
Ik bestelde nog een tweede kop koffie, mijn oma hoefde nog steeds niets.
“Weet je wat er is gebeurd met de kinderen van Lorrayne?” vroeg ik toen de koffie gebracht was.
“Judith en Donnal zijn allebei dood,” zei ze kort. “Ze zijn allemaal vermoord. Niet alleen mijn kleinkinderen, ook de echtgenoot van Judith, John en één van hun dochters, Lenore. Ik heb het kunnen zien en het niet kunnen voorkomen. Mijn zoon en waarschijnlijk ook mijn dochter leven allebei nog, er is een aantal keren echter geprobeerd om hen ook te vermoorden, ik weet dat mijn zoon tevens een aantal keer zijn dood in scène heeft gezet. Wellicht zou Lorrayne imiddels vermoord zijn als ze niet was verdwenen. Ik heb haar niet kunnen vinden, ik weet niet waar ze is.”
Ik voelde de koude langs mijn ruggengraat omhoog trekken, het is niet zo heel geweldig om te horen dat je eigenlijk als één van de laatste afstammelingen van Lorrayne nog in leven bent. Mijn moeder, mijn broer en ik. En mijn zonen. Waarom was het moorden gestopt op een bepaald moment? En waarom was men zo fanatiek geweest om deze familietak proberen te wissen?
“Ik weet niet wie er achter de moorden zit,” ging Dulcimea verder. “Niet zeker althans. Het heeft te maken met Oberon en met je roodharige oom.”
“Brand?”
Ze knikte langzaam.
“Ik denk dat je twee zwartharige ooms er ook veel mee te maken hebben, Eric en Corwin. Het kan goed zijn dat ze door verschillende partijen zijn omgebracht of mogelijk allemaal door Corwin. Of een soort samenwerking tussen Oberon, Corwin en Brand.”
Ik was met stomheid geslagen. Dit gaf op zijn zachtst gezegd een heel merkwaardige draai aan het hele verhaal. Brand, die me achtervolgde. Eric, de enige persoon die informatie had over Lorrayne en uiterst verbaasd was dat ik een achterkleindochter bleek te zijn. Corwin, gefascineerd door de gedachte dat ik zijn dochter zou zijn.
“Hier en daar zijn er dus vreemde sprongen in lijnen van Amberieten die niet kloppen,” zei ze. “Jij hebt mijn zoon gered.”
“Ik was één van degene die Caine heeft gewaarschuwd,” zei ik.
“Je was in ieder geval daar op een manier die eigenlijk niet mogelijk was. Jullie Amberieten zijn machtig en doen dingen die eigenlijk niet kunnen. Nu ben jij hier…” Ze keek me aandachtig aan. “Al is dat voor jou wellicht niet zo moeilijk. Op dit moment is er niets aan de hand. De vreemde dingen gaan pas in gang worden gezet als jij Patroon loopt. Jij zult terug gaan naar die wereld, dat is dan een gebeurtenis. Het is het beste dat je terug gaat naar de oorsprong, naar het begin van de wereld. Op dat moment maak je een Sprong”
Ik knikte. Dat was inderdaad een heel logische stap en zo had ik het eerder gedaan. En zo zou het vaker gaan.
“Als je ergens andere heen zou gaan, weet ik niet wat er zal gebeuren, het ligt eraan waarheen. Als je nu echter het Patroon zal lopen, zullen er andere dingen gebeuren. Je zult weten wanneer je het kunt gaan lopen, je zult er dan aan toe zijn. Zelf kan ik het Patroon niet lopen, wel kan ik de Macht ervan gebruiken, doch het zit me ook vaak in de weg, ik heb er last van.”
“Hoe gebruik je het dan?”
“De aanwezigheid, meer de kennis van de invloed die Patroon heeft. Ik merk dat jij een heel sterke band hebt met Patroon. Dat had Lorrayne ook.” Ze zuchtte diep en sprak toen zo zachtjes verder dat ik haar bijna niet kon verstaan. “Lorrayne dacht dat het Patroon haar zou beschermen. Ze zei me dat toen ik haar voor het eerst ontmoette. Het zou haar beschermen tegen haar vader. Ze zei toen ook dat hij plannen had met haar en dat ze daar bang voor was. Ze was heel bang voor haar vader en vreesde zijn plannen…”
Ik keek naar mijn oma, ze was helemaal in gedachten verzonken. Ik vroeg me af of ze het echt tegen mij had toen ze verder sprak of alleen tegen zichzelf.
“Het is zo vreemd zoals dat kan lopen. Dat kinderen zo bang kunnen zijn voor hun vader. Als minnaar was hij heel geschikt en begrijpend. Romantisch ook. Maar hij had melancholische buien, die waren moeilijk om mee om te gaan soms. Dan verwachtte hij dat ik dingen voor hem deed om hem op te vrolijken, zoals voor hem dansen of zijn rug masseren…” Ze gleed helemaal weg in herinnering, het was net of ze niet meer in de gaten had dat ik er nog was…

Het was goed om weer thuis te zijn. Vaag had ik het gevoel dat het niet klopte, dat dit niet kon, maar met opzet zette ik dat gevoel van me af.
Die avond kwamen we pas aan napraten toe. Gewapend met een fles wijn waren we in de zitkamer gaan zitten, tegen elkaar aangeleund op de sofa. Het vuur in de haard brandde goed en met welgevallen keek ik om me heen. De lichte wanden, de hoge plafonds, hier en daar een schilderij aan de muur, wat planten, gemakkelijk zittende stoelen. Een boekenkast gevuld met allerhande soorten boeken, van vrolijke prentenboeken tot gewichtige literatuur. In een hoek lag wat speelgoed. Het geheel straalde een prettige ongedwongen sfeer uit. Geen vloerverwarming, geen marmeren tegels, geen echte stijl, maar het was van ons, dit was een plaats waar we onszelf konden zijn.
“Dat feest ging wel goed hè,” zei Mandor met een cynische klank in zijn stem.
“Ach… ik moet zeggen dat er wat dingen gebeurden die een verrassing voor me waren. Ik had niet zo verwacht dat ik zou moeten duelleren bijvoorbeeld. Of dat mijn vader het zo vroeg zou laten afweten. Of mijn broer die op hoge poten om een verklaring kwam vragen. Om nog maar niet te spreken over dat gesprek met mijn oom.”
“Jullie zijn een poosje weg geweest en toen je terug kwam, keek je niet bepaald vrolijk. Ik neem aan dat het gesprek met dat stuk chagrijn niet gezellig was.”
“Tja… ik moest iets zeggen tegen iemand. Caine was er niet en wie weet wanneer ik hem dan nog te spreken kan krijgen. Mijn vader was eerder op de dag niet bepaald in zijn humeur en had al helemaal geen zin in gesprekken. Dus Benedict bleef over.” Ik zuchtte. “Eigenlijk vind ik hem wel aardig, maar het is niet de eerste keer dat hij uit zijn slof schoot. Ik had het kunnen weten.”
Mandor draaide mijn gezicht naar zich toe en keek me ietwat verbaasd aan.
“Je bedoelt dat je die ouwe Benedict boos hebt weten te maken? Die man laat nooit iets van zijn emoties zien! Wat heb je in vredesnaam gezegd?”
Ik voelde me wat ongemakkelijk en schokschouderde even.
“Nou ja, dat we Owen zelf willen erkennen bijvoorbeeld. Dus in feite dat hij zich niet op hoeft te werpen als vader.”
“Zo’n verrassing zal dat toch niet voor hem geweest zijn? Hij is ook niet zijn vader.”
“Met die mededeling had hij ook geen moeite. Maar hij begon me meteen uit te leggen hoe gevaarlijk het zou zijn om Owen snel te erkennen en toen ik daar wat tegenin ging, werd hij boos.”
“Tja,” er lag een peinzende blik in zijn ogen. “Ik kan me het voorstellen. We hebben moeite gedaan om dit allemaal geregeld te krijgen en we zijn er nog lang niet mee klaar.”
“Zie je, precies wat ik verwachtte!” zei ik geïrriteerd en ging wat van hem af zitten. “Maar het is al goed, ik zal geen moeite meer doen om het wat anders aan te pakken. Het is niet zo geweldig als ik er als enige anders tegenover sta!”
“Hoezo?” Zijn gezicht drukte verbazing uit. “Je staat niet alleen, het is ook mijn kind en ik vind het net zomin iets om hem door je oom te laten erkennen. Dus in dat stukje ben ik het met je eens.”
“Dat is maar één aspect van de hele zaak. Mandor, het wordt steeds moeilijker zijn bestaan verborgen te houden en Benedict had het over een jaar!!”
“Het oorspronkelijke idee was zelfs om hem te verbergen tot hij volwassen zou zijn,” bracht hij me in herinnering. “Maar door de voorvallen die er al geweest zijn, lijkt dat wat te lang te gaan duren. Laten erkennen door je oom en laten opvoeden door ons, was nog helemaal niet zo’n gekke gedachte, alleen heb ik daar ook moeite mee.”
“En waar ik een probleem mee heb… nou ja, ik kan het beter niet zeggen.”
“Natuurlijk wel. Waar heb je een probleem mee?”
Ik aarzelde nog even voor ik het zei. Het zou verkeerd kunnen vallen.
“Het hele plan is blijkbaar besproken door jullie mannen.”
“Hoezo jullie!” riep hij geërgerd uit. “Je scheert me toch niet over één kam met je vader en je ooms hoop ik?!”
“Mandor, ik weet dat jij er anders in staat, maar ook niet helemaal. Jullie mannen zijn zo vreselijk pragmatisch…”
“Dat ‘jullie’ bevalt me niet. Wat had je dan gewild, er nog een stel vrouwen met hun mening bijhalen? Verdorie, weet je hoeveel Amberieten er inmiddels al op de hoogte zijn?”
“Meer dan me lief is,” moest ik bekennen. “Maar nu gaat het er even niet om hoeveel er al op de hoogte zijn, het gaat erom wanneer we iedereen op de hoogte gaan stellen. Ik vind het een wankel geheel, daarom had ik het idee om het zo snel mogelijk te doen. Dat zal inderdaad problemen veroorzaken die we dan aan moeten kunnen.”
Op de één of andere manier was ik toch weer aan het proberen om hem mijn kant van de zaak te laten zien, terwijl ik me eigenlijk had voorgenomen om rustig en bedaard naar zijn kant te luisteren en zijn ideeën op te gaan volgen. Ik beet dus op mijn tong en zweeg verder. Mandor had echter wel geluisterd naar mijn relaas, iets dat ik eerder in het gesprek met mijn oom een beetje had gemist.
“Waar ik een beetje mee zit,” begon hij langzaam uit te leggen, “is dat als we vlak na ons trouwen met een kind komen aanzetten, er mensen zullen zijn die niet geloven dat het kind van mij is.”
Ik deed mijn mond open om hier tegenin te gaan, de gelijkenis van Owen met Mandor is opvallend, doch hij hief zijn hand ten teken dat ik hem niet in de rede moest vallen.
“Nu kan het me voor mezelf helemaal niets schelen wat mensen kletsen. Als ze zeggen dat ik de vader niet ben… laat ze. Ik weet wel beter. Maar dat soort dingen gaan ze dan tegen hem ook zeggen en dát vind ik wel heel erg vervelend. Voor Owen is het niet leuk als er getwijfeld wordt wie zijn vader is of wie zijn ouders zijn. Dat is voor mij ook een heel voorname reden om hem zelf te willen erkennen, ik wil niet dat de jongen vreemde dingen gaat denken over zijn afkomst of zelfs gaat denken dat hij ongewenst was.”
Ik bond in. Inderdaad had hij het terug gebracht naar het oorspronkelijke probleem. Het erkennen van Owen door een ander was misschien het veiligst voor het kind. Maar het was niet eerlijk tegenover hem en het voelde niet goed aan. Ik was blij dat Mandor, die echt niet bang is voor een leugen meer of minder, dat net zo voelde. Ik liet me weer terug zakken tegen hem aan en hij sloeg een arm om me heen.
“Dat van ‘jullie’ vond ik echt niet leuk,” zei hij in mijn haar. “Ik ben niet hetzelfde als zij.”
“Het spijt me,” zei ik zacht. “Het is alleen dat ik hier nogal genoeg van heb. We hebben indertijd bedacht dat we officieel een verbintenis aan wilden gaan, zodat Owen gemakkelijker erkend kon worden en ook omdat we op die manier met elkaar wat opener konden omgaan. Ik heb wel degelijk heel goed beseft dat dit niet alles zou dekken, ik snapte ook dat ik, dat wij, daardoor verplichtingen zouden gaan krijgen, zelfs dat ons leven nogal openbaar bezit zou gaan worden. Maar ik had niet echt ingeschat dat ons complete leven door anderen bepaald zou gaan worden, dat men voor mij de dienst zou gaan uitmaken, dat men mij zou gaan zeggen wat ik moet doen en vooral laten. We hebben een kind dat toevallig voor het huwelijk geboren is… nou en! Dingen zijn gegaan zoals het gegaan is, ik zal niet zeggen dat ik het goed heb aangepakt, want een aantal dingen had anders gekund. Maar ik heb geen spijt van Owen!”
Hij grinnikte zacht en trok me dichter tegen zich aan.
“Gelukkig niet,” zei hij. “Ik ben ook trots op dat joch.”
“Om terug te komen op dat huwelijk, Benedict wist me haarfijn te vertellen wat dat in zou houden. Gescheiden vertrekken, gescheiden slapen, zo min mogelijk in elkaars nabijheid zijn. Sorry Mandor, ik zie het helemaal niet zitten om me te gedragen alsof je een soort vage kennis bent zodra we in het openbaar verschijnen.”
“Ik weet niet… het is gevaarlijk om elkaar leuk te vinden. Er zijn vrouwen voor minder omgebracht. Ook mannen natuurlijk,” zei hij er haastig achteraan.
Ik maakte me los uit zijn omarming en stond op om nog eens wijn in te schenken. Daarna ging ik tegenover hem zitten, het praatte toch wat gemakkelijk terwijl ik hem aan kon kijken.
“En jij denkt dat je dat zult kunnen?” vroeg ik.
“Natuurlijk.”
“Kom nou Mandor. We hebben een verlovingsfeest gehad, voor het eerst waren we samen in het openbaar. Tot een paar keer toe liet je duidelijk merken dat je niet gediend was van het feit dat andere mannen naar me keken. Wat denk je dat de buitenwereld daarvan denkt?”
“De buitenwereld denkt daar niets van. Er was niets op mijn gedrag aan te merken,” zei hij geërgerd.
“Jawel. Je vloog Rinaldo zowat aan.”
“Die ging ook veel te ver. Maar jij stond met die kerels te flikflooien en daar heb ik een beetje een hekel aan.”
“Ik stond helemaal niet te flikflooien,” riep ik verontwaardigd.
“Dat deed je wel. Mijn commentaar was terecht.”
“Helemaal niet. Zelf stond je aanhalig te doen met al die wijven en…”
“Dat is niet waar! Jij was met die kerels aan het flemen en iedere keer keek je of ik het wel zag!”
“Ik slijmde niet met ze. En de reden dat ik naar je keek was om die troela’s in de gaten te houden die je zo nodig om de nek moesten hangen en je allerlei beloftes in het oor kweelden.”
“Dat is helemaal niet waar,” riep hij nijdig. “Ze feliciteerden me uit beleefdheid. Jij trekt expres voor die kerels een open jurk aan en laat ze naar je borsten kijken. Je lokt daarmee bepaald gedrag uit Morwenna! En maar kijken of ik het wel zag al die tijd…”
“Die jurk had ik anders uitgezocht omdat ik dacht dat jij die wel leuk zou vinden. Maar het is al goed, ik zal een hooggesloten bruidsjurk laten maken.”
“Die jurk staat je leuk,” zei hij grimmig. “Alleen ziet iedereen dat en dat wil ik gewoon niet!”
Er viel een stilte waarin we elkaar een poosje broedend aan zaten te kijken. Ergens bekroop me het gevoel dat hij helemaal niet zo in de gaten had gehad dat al die wijven met hem probeerden aan te pappen. Of was dat allemaal toneelspel geweest van hem?
Ik dronk achter elkaar mijn glas leeg, hij deed hetzelfde. Pas na een hele tijd hervatte ik het woord.
“Om terug te komen op dat gesprek met mijn oom: het verliep nogal vervelend. Zo was hij er ook helemaal niet over te spreken over het feit dat we alweer vooruitgelopen waren op het huwelijk.”
“Tja,” zei hij met een scheve glimlach. “Dit was ook niet het goede moment, zeg maar.”
Een beetje gelijk had hij waarschijnlijk wel. Zo lang was ik overigens nog niet zwanger, ik schatte dat het iets van twee maanden was. Ik wist zelfs wanneer dat gebeurd was, vlak nadat ik terugkwam uit de Hoven. Toen ik genezen was van die magische parasiet. Toch was er iets met deze zwangerschap. Zou dit een tweeling zijn? Hoe zat het met de kinderen die Flora had gezien? ‘Hooguit een jaar leeftijdsverschil’ had ze gezegd. Dat leek eerder op nog minder te duiden. Diverse mogelijkheden kwamen in me naar boven. Ze zou me gezien kunnen hebben met de kinderen die ik nu verwachtte. Wel degelijk een tweeling, maar mogelijk niet even groot. Andere mogelijkheid was dat dit er eentje zou zijn. En dat Flora me gezien had met dat kind en Owen. Dat er een reden was waardoor de kinderen nauwelijks in leeftijd scheelden – dat kon. Als ik weer naar een Schaduw zou trekken en de tijd daar flink zou versnellen terwijl Owen in Gormenghast verbleef, kon ik bij wijze van spreken over een paar dagen al met een broertje komen aanzetten dat van zijn leeftijd zou zijn.
Maar dan de opmerking van mezelf - de andere Morwenna dus – er was echt gesproken over een tweeling. ‘Je tweeling is in gevaar.’ Dat klonk toch wel definitief. Ze kon bedoeld hebben dat er een tweeling niet zou kunnen komen vanwege dat gif. Maar ze had ook gezegd dat ik ‘spontaan niet meer zwanger kon ZIJN’. Spontaan niet meer zwanger worden klonk anders dan het niet meer zijn.
Goed, stel dat dit een tweeling zou zijn, dan kon Flora me ook nog gezien hebben met één van die twee en een ander kind. Misschien Owen, misschien dat we vrij kort na deze zwangerschap nog een kind zouden krijgen en had ze dat jongetje gezien. Of ging het toch om heel andere kinderen die pas over een aantal jaren ter wereld zouden komen?
En waar bleven de dochters in dit verhaal?
Eigenlijk kwam ik helemaal nergens uit in deze ondoorzichtige brij en legde dat probleem voor even naast me neer. Het moest in ieder geval uit te zoeken zijn of dit om een tweeling ging, dan zouden we al een stuk verder zijn.
“Nou ja, “ zei ik uiteindelijk. “We hebben al een kind waarvoor we dingen moeten verzinnen, deze zwangerschap moeten we daar maar ergens inpassen. Ik snap dat je niet de hele boel wilt opengooien, ik heb al besloten om me aan te passen.”
“Iedereen verstopt zijn kinderen Ze zijn allemaal bang. Het is gewoon een traditie geworden.”
“Kan zijn. Desondanks worden er ondanks dat verstoppen heel wat kinderen opgespoord en vermoord of ontvoerd. Het is niet waterdicht. Wij hebben straks een politieke positie, ik denk niet dat we het kunnen maken om vrijwel nooit bereikbaar te zijn. Als we in functie moeten optreden, zullen we regelmatig in Elysium moeten zijn, zeker de eerste tijd. Moeten we dan steeds de zorg voor de kinderen aan anderen overlaten?”
“Dat gedoe met dat kasteel… ik zie het als een ambtskasteel en ben niet van plan om daar te gaan wonen of er vaak te zijn,” zei hij fel. “Ik heb meer te doen. Mogelijk dat ik daar eens zal zijn als ze het me netjes vragen.. En wat de rest betreft: we hadden natuurlijk meteen alles in de openbaarheid kunnen gooien. Reken maar dat ze klaar zitten in Chaos om het kinderprobleem aan te pakken dan!”
“Ik weet waar je staat,” zei ik vermoeid. Ik paste ervoor om niet weer het woord ‘jullie’ te gebruiken. “Het is alleen een beetje jammer dat wij geacht worden om van alles te doen voor de vrede, maar intussen er niets tegenover lijkt te staan. We kunnen niet aankomen met een kind omdat het ‘niet hoort’, want het hele gedoe is louter en alleen op politieke gronden gebaseerd. Als ze er zo over denken, kunnen we zelfs nooit kinderen erkennen, want die horen er simpelweg niet te zijn.”
“Dat kan wel. Het huwelijk moet geconsumeerd worden uiteraard.”
“Fantastisch. Dan heb je kans dat mensen gaan denken dat je me gedwongen hebt.”
Hij knikte en grijnsde.
“Waarom niet. Wellicht ga je het op den duur leuk vinden als ik je wat sla.”
“Als je het maar laat,” zei ik wrevelig. “Ik zou je ook kunnen weigeren.”
Hij begon te lachen.
“Daar had je maar eerder aan moeten denken. Dan hadden we nu al die toestanden niet gehad.” Toen werd hij weer ernstig. “Het gaat mensen niets aan of het huwelijk al dan niet onder dwang wordt geconsumeerd. Hoe dan ook, daar komt een zwangerschap uit voort, Owen wordt geboren, groeit op in een Schaduw en we komen naar buiten met hem over een redelijke tijd.”
“Over een jaar zeker,” zei ik spottend. “Over een jaar is Owen bijna vijf en dan zijn zijn broers of zussen – enkelvoud of meervoud – ruim twee jaar. Dat is flink wat kind dat voortkomt uit die ene huwelijksnacht. Bovendien heb je me nooit gedwongen, ik vind het niet prettig als men dat van je gaat denken.”
Hij schonk nog eens wijn in voor ons tweeën en dronk bedachtzaam een paar slokken.
“Mij kan het niet schelen,” zei hij toen. “Het kan me niet schelen wat ze van me denken. Die nieuwe zwangerschap zou een probleem kunnen vormen, maar we komen er wel uit. Als men ontdekt dat we om elkaar geven, heb je kans dat er mensen naar je toekomen om je te dwingen dingen te doen, anders gaan ze je partner aanpakken. Met kinderen wordt dat veel erger. Als ze last van je hebben, nemen ze wraak op je via die kinderen. Geloof me, er zijn intriges achter intriges, er zijn mensen die geobsedeerd zijn om bepaalde dingen te bereiken ten koste van wat het kost. Zo zijn ze in Chaos, maar Amberieten zijn niet veel anders. Jij ziet alleen de buitenkant, je kijkt niet achter dingen.”
“Benedict zei ook iets over je te pakken nemen via de kinderen,” gaf ik toe.
“Heb je hem dan niet naar zijn ervaring daarmee gevraagd?”
“Dat wilde ik niet. Hij zei letterlijk dat Oberons training eruit bestond dat je op een ochtend wakker werd naast het lijk van je kind. Ik vermoed dat hij het zelf heeft meegemaakt, dus daarom vroeg ik niet verder. Ik weet echter dat dit soort dingen vaker zijn gebeurd binnen de Amber familie. Jij hebt het ook meegemaakt, ik neem dat alles heel serieus. Ik ben niet uit op de dood van mijn kinderen, ik vraag me echter af of zo’n kind niet op een andere manier beschermd is als je het wel jong erkend. Intussen kan het nog steeds afgeschermd van iedereen opgroeien.”
Hij zuchtte en was een poosje stil. Ik leunde wat achterover in mijn stoel en nipte af en toe wat van de wijn. Af en toe stak de wond in mijn arm nog wat, daar was het mes het diepst naar binnen gedrongen. De andere verwondingen voelde ik niet meer zo, hooguit wat getintel.
“Luister Morwenna,” zei hij toen en keek me doordringend aan. “Ik heb niet het goede antwoord daarop. Als ik rechtstreeks wordt aangevallen, heb ik er geen problemen mee. Ik heb vijanden, dat heb ik je al eens gezegd. Maar als ze jou iets aandoen of de kinderen… ik moet er niet aan denken. Een methode die gebruikt wordt is een kind ergens laten opgroeien, vaak met andere ouders. Als het volwassen is, kan het kind erkend worden. Dat is ook niet zonder gevaar, maar het kind is dan sterker. En nu wil jij het anders doen? We doen het al anders door er beiden zelf zoveel mogelijk voor Owen te zijn. Begrijp me goed, dat wil ik ook. Maar of dat de meest veilige methode is? Ik heb dit soort dingen anders geleerd en ervaren. Feitelijk is het het gemakkelijkst om alles te laten zoals het is. Wij gaan een verstandshuwelijk aan en hebben niets met elkaar. Als je zo jaloers bent op die dames, gebruik je jaloezie dan om te laten merken dat je je ergert aan me.”
“Fijn,” zei ik zuchtend. “Ik weet nu waar ik aan toe ben. Er zal niets anders op zitten dan me afstandelijk te gedragen. Dan vraag ik me wel af waarom ik het huwelijk zou laten consumeren, maar daar hoef ik me nu nog niet druk over te maken. Verwachten ze ook nog bloedvlekken op het laken?”
Hij begon te lachen.
“Het zijn Chaosieten en Amberieten! Die trappen daar niet in! Of ze denken juist dat het nog waar is ook. Kan dus interessant zijn!” Toen werd hij weer wat ernstig. “Het kan zijn dat het niet stand houdt, dit allemaal. Behalve de mensen die het al weten, zijn er ook nog een aantal die denken iets te weten en dat vind ik veel gevaarlijker. Die vrouw van Random, Vialle, wat is dat voor een merkwaardig mens?”
“Een Rebmaan, blind en ziet soms dingen die je liever niet wilt dat ze ziet.”
“Hmm, ze zei iets raars. Uiterst ergerlijk zelfs.”
“Wat zei ze?”
“Laat maar, niet belangrijk. Zei ze iets tegen jou nog iets vreemds?”
“Iets over dat het kasteel in Elysium een veilige plaats zou zijn om een paar kinderen op te voeden.”
“Jaja, dat zal best,” zei hij honend. “Ik neem aan dat je haar niets verteld hebt?”
“Natuurlijk niet.”
“Waar bemoeit dat mens zich dan mee!”
Ik glimlachte en schonk nog een keer wijn voor ons beiden in. Terwijl ik hem het glas aangaf vroeg ik hem nogmaals wat Vialle tegen hem gezegd had.
“Ach… iets onzinnigs, een paar woorden maar.” Hij zuchtte. “Ze zei dat ze niet had verwacht dat ik zo’n iemand zou kunnen zijn. Gewoon een rotopmerking waardoor je weet dat zij teveel ‘weet’.”
Ik keek naar het sombere gezicht tegenover me en zei een poosje niets. Niets over dat Vialle eigenlijk altijd aardig was, ook niet dat ik altijd het gevoel had dat ze het met mij goed meende. Ze had blijkbaar de zachte plek in Mandor gezien en ik kon me maar al te goed voorstellen dat hij daar niet erg blij mee was, niet met 800 jaar ervaring als Chaosiet.
“Wat wil je eigenlijk zelf?” vroeg hij na verloop van tijd. “Ik heb je uitgelegd wat mijn bezwaren zijn, maar ik wil jouw kant ook weten.”
Ik dacht even na voordat ik antwoord gaf. Ik kon flauw doen, zeggen dat ik wilde wat hij wilde en wat mijn oom me had voorgeschreven, maar dat was niet wat hij wilde weten. Als ik met hem niet een paar idealen kon delen, kon ik beter deze hele verbintenis afblazen en een andere weg gaan zoeken.
“Meest ideaal vind ik om te trouwen, Owen te erkennen, de rotzooi afwachten en er mee omgaan. Owen verder blijven beschermen uiteraard. Het gaat mij erom dat er niet altijd van alles geregeld moet worden als we beiden weg moeten, maar dat hij af en toe eens mee kan. Ik snap ook wel dat zoiets niet altijd wenselijk is. Ik had eigenlijk verwacht en ook zo begrepen dat hij, door dat huwelijk, minder gevaar zou lopen omdat hij dan de bescherming geniet van een paar Huizen. Ik weet nu echter dat het blijkbaar weinig verschil maakt. Ik ben niet van plan om een gevestigde traditie om te gooien en mijn eigen plan te volgen, niet als Owen daarvan het slachtoffer wordt.”
“Ik begrijp je standpunt wel,” zei hij zacht. “Toch heb ik het anders geleerd. Er is geen vrede Morwenna! Niet tussen Chaos en Amber, ook niet tussen bepaalde Huizen in Chaos. Een kind van jou en mij samen loopt gewoon nog veel meer risico dan wanneer het een kind was geweest van één van ons en een willekeurige andere partner. En dat is al niet bepaald veilig.”
“Mandor, ik weet het,” zei ik afgemat. “Dit is me inmiddels al enkele malen ingepeperd. Laat maar, het was een onzinnig plan dat ik al heb laten vallen. We kunnen alles maar het beste laten zoals het is.”
Hij staarde me aan met een onderzoekende blik en schudde toen zijn hoofd. Met een vage glimlach zette hij zijn lege glas op het tafeltje en kwam uit zijn stoel. Hij trok mij overeind en sloeg zijn armen om me heen.
“Je hebt moeite om het te accepteren hè,” zei hij zacht. “Ik moet toegeven niet precies te weten wat vrouwen denken, ik kan je dus alleen maar antwoorden vanuit mijn mannelijke gezichtspunt. Wij mannen hebben de neiging om vrouwen en kinderen te beschermen. Ik zie je punt, maar ook het gevaar. Geloof me, er is geen enkel kind binnen de belangrijke Huizen van Chaos zelf opgegroeid. En er zijn ook geen kinderen in Amber opgegroeid.”
“Jawel toch?” zei ik twijfelend. “Ik meen zoiets wel eens gehoord te hebben van een tante.”
“Voor zover ik weet is dat niet gebeurd,” zei hij beslist. Hij ging weer in zijn stoel zitten en trok me met zich mee zodat ik op zijn schoot zat.
“Die kinderen zijn allemaal later naar Amber gehaald en toen pas erkend. Ook zijn er kinderen niet erkend of is later de erkenning ongedaan gemaakt. Ronduit belachelijk, zo ga je niet met je kinderen om.”
“Mijn opa is geen fijn persoon, dat zijn zo’n beetje al zijn kinderen over hem eens. Ik heb hem ooit ontmoet in Tir-na Nog'ht en daar was hij al bijzonder overheersend. Ik ben nu al een paar keer voor hem gewaarschuwd sinds ik iets met jou heb.” Ik draaide me naar hem toe en kuste hem. “Maar ik ben nu eenmaal eigenwijs.”
Hij lachte zacht en streelde me over mijn haren. Toen trok hij weer een ernstig gezicht.
“Voordat ik me laat afleiden door jou, wil ik je vertellen hoe bepaalde dingen er aan toegaan in de Hoven. Ik weet dat er in Amber ten tijde van Oberon machtsspelletjes zijn gespeeld. Familieleden werden tegen elkaar uitgespeeld, er was een gunstelingen beleid, er verdwenen personen en ga maar door. Op een bepaalde manier zal dit nog steeds doorgaan. In de Hoven is het niet veel anders. Dan kun je een neef hebben die eigenlijk heel aardig is, maar door deze te manipuleren verandert hij in een monster. En dat is nodig, want er is een sterke nummer 1 nodig in die familie. Zo verschuift deze neef naar nummer 1 en de oorspronkelijke eerste verdwijnt, wordt vermoord of, in het gunstigste geval, in diskrediet gebracht. In de Hoven heb je een bepaalde rangorde. Kinderen-van kunnen deze helemaal in de war gooien. In principe zijn ze de opvolgers binnen een bepaalde familie, maar door die rangorde kan een kind soms nog voor de eigenlijke nummer 1 komen. Ik heb troonsafstand gedaan, daardoor is binnen mijn familie er geen directe opvolger meer. Merlijn maakt misschien de meeste kans, maar als het bestaan van Owen bekend wordt, zal hij de eerste positie innemen. Het maakt niet uit hoe jong hij is, er zijn dan lieden die meteen opstaan en hem om willen brengen.”
“Je hebt me dat al eens verteld,” zei ik. “En dat was ik nog niet vergeten. Maakt het dan niet uit of hij al dan niet erkend is?”
“Als zijn bestaan bekend wordt, zal ik hem onmiddellijk erkennen. Dat maakt iets uit voor wat betreft zijn veiligheid. Zoals ik al zei, worden kinderen echter meestal verborgen gehouden. Zo is er onlangs een jonge Helgram komen opduiken, ene Andreas. Tot voor kort was hij overal buiten gehouden, hij is nooit het middelpunt geweest van wat dan ook. Toen hebben een aantal familieleden de handen in elkaar geslagen en hem naar voren geschoven als de troonopvolger voor de familie Helgram. Je weet dat iedere familie in Chaos een troonopvolger moet kunnen leveren…”
“Weet ik. Ook dat Huis Sawall nu zonder zit dankzij jouw weigerachtige houding. Aldus je vader dan…”
“Die ouwe zak… Afgezien daarvan, Andreas Helgram is nu de eerste van Huis Helgram. Sindsdien is hij het doelwit voor allerlei aanslagen.
De opvolger van Huis Jesby is iemand die heel ambitieus is en die ten koste van anderen nummer 1 is geworden. Ach, Morwenna, er worden zulke vuile dingen uitgehaald…”
Het was een poos stil. Ik lag tegen hem aan te genieten van de rust na dat uitputtende verlovingsfeest. Uiteindelijk praatte Mandor verder..
“Iets wat binnen Chaos zeker gebeurt is dat een kind wordt omgebracht en dat er vervolgens maatregelen worden genomen om te zorgen dat er bij die ouders niet nog eens een kind geboren wordt.”
“Dat doet me denken aan de waarschuwing die ik heb gekregen,” zei ik met een huivering.
Weer zwegen we een poosje.
“Wat dat betreft,” zei hij met zachte stem, “kan het net zo goed verraad zijn vanuit de Amber familie. Je wilt niet weten wat voor verschrikkelijke dingen er zijn gebeurd door de eeuwen heen. Ik heb afstand gedaan, grotendeels omdat ik liever macht uitoefen achter de troon, maar ook om wat minder doelwit te zijn voor allerlei groeperingen. Ik heb indertijd Merlijn naar voren geschoven, het leuke was dat hij het lange tijd zelf niet in de gaten had. Het had er zelfs alle schijn van dat hij graag op de troon wilde, al heeft hij dit later hardnekkig ontkend. Maar het was handig om hem de eerste te laten zijn binnen Huis Sawall. Dat zou daardoor meer macht gaan krijgen, vooral omdat de koning van de familie Amblerash net dood was en door allerlei omstandigheden konden ze geen geschikte opvolger leveren. Als Merlijn koning was geworden, had ik hem beschermd en tegelijkertijd zou ik zelf niet het mikpunt zijn van allerlei aanslagen.
Maar Merlijn werd geen koning, in plaats daarvan greep mijn vader de macht. Toen heb ik in het openbaar troonsafstand gedaan. Hoewel het mij ernst is, gelooft vrijwel niemand dat en wordt ik nog steeds door velen gezien als de opvolger.”
“Klopt,” zei ik. “Binnen Huis Amber ook.”
“Dat is heel typerend,” zuchtte hij. “Die troonsafstand kan ik niet doen voor of namens onze kinderen. Er is dus een groep mensen die ze zullen zien als een bedreiging, een andere groep zal de kinderen willen gebruiken voor hun eigen doeleinden. Het feit dat ze gedeeltelijk Amberiet zijn, maakt ze volgens sommigen mogelijk nog interessanter, terwijl ze door anderen zullen worden verguisd daarom.”
“Je vertelt me dus dat we het onze kinderen niet gemakkelijker maken door ze een gemengde afkomst mee te geven. Binnen mijn familie zijn er trouwens ook een paar personen die dat verafschuwen.” Ik dacht aan het vertrokken gezicht van Eric toen hij hoorde over onze zoon en over zijn houding tegenover Rhex. Ik vermoedde dat hij niet de enige zou zijn die er zo over dacht.
“Het is wel interessant om de gevolgen te zien van bepaalde dingen die je onderneemt. Op het moment dat ik officieel met iemand van Amber ga trouwen, wordt dat op verschillende manieren opgepakt. Er zijn er die het als een beweging zien richting de troon van Chaos. Anderen denken juist dat het meer richting Amber is, er zijn er ook die denken dat het om beide tronen te doen is. Zelf ontken of beken ik niets, ik moedig dat soort gedachten alleen maar aan. Het is erg fascinerend om te ontdekken dat bepaalde personen je dan ineens goed gezind zijn vanwege hun eigen hachje of waar iedereen dan staat. Daar kan een verschuiving in plaats vinden als mensen ontdekken dat ik een zwakke plek heb voor jou. Zelf pak ik ook mensen bij hun zwakke plek. En nee, dat doe ik niet door hun kinderen te vermoorden, dat heb ik ook nooit gedaan. Uiteraard is het wel eens gebeurd dat er bij een aanslag een hele familie werd opgeblazen, dat is soms niet te voorkomen.”
“Zoiets als collateral damage?” vroeg ik cynisch. Meteen betreurde ik dat, zelf had ik er toch ook niet veel problemen mee gehad dat er een hele Schaduw was opgeblazen opdat Owen veilig zou zijn? Soms voelde ik wat wroeging, een aantal mensen daar had ik best aardig gevonden. Maar verder lag ik er ’s nachts niet van wakker.
“Sorry,” zei ik haastig. “Ik bedoel er niets mee.”
Hij glimlachte en sloeg ineens stevig zijn armen om me heen.
“Het was in ieder geval niet met voorbedachten rade, als je het zo wilt stellen. Uiteraard zat ik niet achter die aanslagen, dat weet iedereen.”


Ik voelde me verschrikkelijk leeg en alleen. Het was donker, het duurde even voordat ik de omgeving herkende. Tir-na Nog’th. Nog steeds. Ik ging rechtop zitten in mijn bed en voelde wat beweging in mijn buik. Mijn zoon die liet weten dat ik niet helemaal alleen was. Ik legde mijn hand op mijn buik, duwde daar wat tegen. Meteen kwam er een reactie terug. Toen pas realiseerde ik me dat ik gedroomd had dat ik weer thuis was. Maar het was allemaal zo echt geweest! Weer voelde ik wat beweging van de baby onder mijn hand. Ik vroeg me af wanneer dat begonnen was, ik kon me niet herinneren wanneer ik hem voor het eerst had voelen bewegen. Maar hij was overduidelijk aanwezig en actief. Ik stond op en keek omlaag. Ik was gekleed in een nachtjapon die ik niet herkende en inmiddels zichtbaar zwanger. Wanneer was die buik gaan groeien? Het duurde even voordat ik mijn gedachten weer redelijk bij elkaar had en keek om me heen. De kamer waar ik was herkende ik wel. Wat van mijn persoonlijke spullen, in een hoek prijkte een draagwieg die ik eerder in een opwelling in de Romeinse stad had gekocht. Er waren andere steden geweest en overal had ik wat babykleding vandaan. Deze zoon zou goed ontvangen worden, ook al zou zijn vader er niet bij zijn. Zijn vader… wanneer had ik hem voor het laatst gesproken? Met een schok kwam ik tot het besef dat ik nog steeds, op die ene brief na dan, nog steeds niet had getracht hem te bereiken. Het verblijf in Tir-na Nog’th had geen goede invloed op mijn geheugen en op mijn denken.

No comments: