Nakomelingen van Isis en Osiris

Er werd zachtjes aan de deur geklopt, op het ‘binnen’ van mijn moeder kwam er een dienstmeisje binnen dat een nette kniebuiging maakte.
“Excuseer me, maar ik moest zeggen dat het diner gereed is.”
“Dank je,” zei mijn moeder. “We komen eraan.”
Het meisje boog weer een verliet de kamer, ze sloot zachtjes de deur achter zich.
“Ik had niet eens in de gaten dat het al zo laat was,” zei mijn moeder verbaasd.
“We hebben gewoon veel gepraat,” zei ik terwijl ik opstond en mijn tas oppakte. “Denk je dat er op mij gerekend is? Anders ga ik gewoon.”
“Doe niet zo raar, natuurlijk is er ook voor jou gedekt,” zei mijn moeder.
“Fantastisch, ik heb flink honger… eh… trek, verbeterde ik mezelf toen mijn moeder licht fronste.
“Zou ik jou geen etiquette bijbrengen vanwege dat staatshuwelijk?” bedacht mijn moeder. “Aan je taalgebruik is echt nog wel wat te doen.”
Intussen verlieten we de serre en liepen we naar de eetkamer. Daar begroette ik allereerst mijn stiefvader, die er iets beter uitzag dan de laatste keer dat ik hem zag. Nog steeds oud, maar hij leek wat levendiger. Hij had het hier goed naar zijn zin, antwoordde hij op mijn vraag.
“Heerlijk klimaat, prachtige wandelomgeving. Ik kan me zowaar nuttig maken door me met de pachters te bemoeien. Die lui hebben niet eens in de gaten wat voor uitmuntende grond ze hier aan het bewerken zijn en doen er veel te weinig mee.”
Daarna begroette ik Dyenne, die er moe uitzag, en de immer opgewekte Rhexenor.
“Hoe kom je hier? Ik dacht dat je mij zou troeven,” zei hij toch enigszins verontwaardigd.
“Sorry, er kwamen wat dingetjes tussendoor,” legde ik uit. “Het was voor mij daarom handiger om via de oprijlaan te komen. Hoe lang ben je al thuis?”
“Een dag of wat,” zei hij. “Ik zie er wel naar uit om weer met de mechs aan de slag te gaan.”
“Hij komt zich met Cathrynn bezig houden,” zei Dyenne.
Rhex haalde zijn schouders op en keek een beetje weg.
“Hoe is het met haar?”
“Wel goed, ze is erg sterk. Ze ligt nu op bed, zodat we rustig kunnen eten,” zei Dyenne.

Er was erg veel te eten. Echt vreselijk belachelijk veel. Hoewel ik sinds Dark End meer at dan voorheen, daartoe aangemoedigd door mijn vader en Mandor, waren deze hoeveelheden gewoon afgrijselijk. Het was al snel duidelijk dat het grootste deel voor Rhexenor bestemd was. Altijd al een grote eter geweest, leek het nu alsof er een gat in zijn maag zat, hij wist gewoon niet van ophouden. Intussen praatten hij en mijn vader aan één stuk door over vechten, Boeren, Zoeloes en legers. Dyenne en mijn moeder probeerden er af en toe een ander onderwerp tussendoor te gooien, maar deze waren ook al niet bijster interessant. Over het weer, de laatste mode in Amber-stad en een nieuwe lijn van Wedgewood porselein. Ik voegde niet meer aan het gesprek dan af en toe een ‘ja’ en een ‘nee’, naar ik hoopte op passende momenten. Intussen liet ik alles wat mijn moeder me had verteld nog eens de revue passeren. Na de verloving zou ik dat zonder meer gaan uitzoeken. Ook was het belangrijk dat Julian en mijn moeder eens met elkaar zouden praten. Het was eigenlijk vreemd om na al die tijd bevestigd te krijgen dat hij inderdaad mijn vader is.
Tegen het einde van de maaltijd was er ineens een woest gekrijs van boven te horen. Mijn moeder hief haar ogen ten hemel, Dyenne trok wat bleek weg en mijn vader begin ineens aandachtig zijn bestek te bekijken. Rhex keek heel verbaasd en schoof zijn stoel naar achteren.
“Ik ga wel even,” zei hij en liep de kamer uit. Boven de eetkamer hoorden we, behalve krijsen en gillen, ook een hoop gebonk en gekraak. Ik keek nog eens de mensen aan tafel langs. Geen van hen zei iets, niemand die iemand aankeek. Dyenne had een gegeneerde trek op haar gezicht, mijn ouders keken geschokt, al had ik het idee dat ze dit niet voor het eerst aanhoorden. Ik vermoedde dat het kind een woede-uitbarsting had en ja, dat kon wel eens heftig zijn. Ik herinnerde me nog maar al te goed hoe ik haastig de deuren van de speelkamer afsloot tegen nieuwsgierige ogen toen Owen eens een driftbui kreeg.
Eindelijk leek het boven wat rustiger te worden en mijn medetafelgenoten herademden. Het personeel begon de tafel af te ruimen. Rhexenor kwam binnen gerend, een blond en lieftallig klein meisje op zijn arm.
“Wacht even, ik ben nog niet afgegeten!” riep hij. Het personeel maakte dat ze weg kwamen en Rhexenor begon weer te bunkeren, met het kind op zijn knie dat met grote blauwe ogen om zich heen keek. Dyenne wilde Cathrynn oppakken, maar deze klemde zich stevig aan haar vader vast.
“Had ze last van een boertje?” informeerde Dyenne. “Want daar kan ze behoorlijk van uit haar doen raken.”
“Geloof het wel,” bromde Rhex en keek eens naar zijn dochter. “Ze is sterk, ze heeft vrij veel gesloopt.”
“Is het echt waar? Dat gebeurt nu nooit!” zei Dyenne.
“Haar wieg is aan flarden,” zei Rhexenor.
“Dan moet ze maar op een andere kamer slapen, gelukkig heeft ze er meerdere. Ook meerdere wiegjes. Ik laat morgen de timmerman maar weer komen. Ze heeft je toch niet geknepen?” vroeg Dyenne bezorgd.
“Gebeten ook,” mopperde Rhexenor. “Ik heb haar geprobeerd op bed te leggen na twee keer een schone broek, maar ze raakt dan helemaal buiten zichzelf. Toch moet ze nu echt naar bed.”
Cathrynn zat nog steeds met een brede lach op haar gezicht om zich heen te kijken, ze zag er niet uit alsof ze moe was.
“Waarom breng je haar niet naar bed als ze slaap heeft?” bemoeide ik me er toch maar mee. “Het heeft weinig zin om te zeggen dat ze moet slapen terwijl ze niet moe is.”
“Natuurlijk moet ze gaan slapen rond bedtijd,” zei Rhexenor verontwaardigd.
“Je kunt een kind toch niet dwingen om te gaan slapen?” zei ik. “Jullie zijn natuurlijk de ouders, dus jullie weten dat uiteraard beter…”
“Eerlijk gezegd laat ik haar ook wel eens spelen als ze niet moe is,” zei Dyenne. “Dat voorkomt toch problemen.”
Rhexenor keek wat geërgerd.
“Een kind moet regelmaat hebben.”
Mijn ouders excuseerden zich, stonden op en liepen de kamer uit. Blijkbaar hadden ze geen zin om bij deze echtelijke discussie aanwezig te zijn. Ik overwoog ook om weg te gaan, aan de andere kant had ik mijn moeder min of meer toegezegd dat ik in ieder geval eens naar het kind zou kijken. Aan Dyenne te zien kon dit niet al te lang zo doorgaan. Een Chaoskindje was nu eenmaal niet gemakkelijk, daarbij kwam dat Dyenne eigenlijk een gewoon meisje was. Heel aardig, heel hartelijk en ik kon zien dat ze echt heel veel om het kind gaf, maar er moest hulp voor haar komen voordat ze in zou storten.
“Verandert ze vaak?” vroeg ik naar de bekende weg.
“Heel veel,” zei Dyenne. “Eigenlijk continu. Het is wat minder als Rhex erbij is.”
“Daarnet had ze hoorntjes en een staart,” zei Rhexenor. Ik meende iets van trots in zijn blik te zien.
“Het gaat dus om een volledige verandering?” vroeg ik verbaasd.
“Het is nu eenmaal een kwart demoontje,” zei Rhexenor.
Dat klopte. Echter Owen is een halve demoon en zelfs in zijn driftbuien is hij nog nooit volledig veranderd. Had dit toch iets te maken met Patroon? Of met het feit dat Mandor erg stabiel is? Owens karakter is natuurlijk ook erg ingetogen, hij lijkt wat dat betreft heel veel op zijn vader. Ik vroeg me af of het kind dat ik verwachtte net zo stabiel zou zijn.
“Hebben jullie al eens aan een kindermeisje gedacht?” vroeg ik voorzichtig.
“Dat is niet nodig, want vanaf nu is Rhexenor vaak thuis,” zei Dyenne snel. Rhex keek bedenkelijk.
“Dat zou heel mooi zijn, maar ik neem aan dat jullie ook wel eens tegelijkertijd weg moeten,” zei ik. “Bovendien is Rhex toch ook legeraanvoerder? Dus zelfs na die straf zal hij toch regelmatig voor langere periodes weg zijn.”
“Dat is wel zo,” zei Rhexenor tegen zijn vrouw.
Toen keken ze beiden mij aan.
“Heb je iemand op het oog dan?”
“Dat niet. Het gaat erom dat je iemand hebt die ook met Chaoskindjes om weet te gaan.”
“Misschien dat Dara iemand weet,” bedacht Rhexenor.
“Heel goed mogelijk. Herinner je je nog dat ze een soort van kindermeisje had geregeld voor Merlijn? Een Ty’iga? Alleen had ze dat gedaan toen hij al volwassen was. Die Ty’iga zijn echter best geschikt. En vraag het anders aan Deirdre. Zij heeft in ieder geval met jou ervaring.”
“Hmm, mijn moeder… ik geloof niet dat ik een kindermeisje had.”
“Het gaat er maar om dat ze eventueel een goede tip heeft voor jullie,” zei ik.
“Je zou het je vader kunnen vragen,” zei Dyenne ineens enthousiast. “Liever dan Dara, want die heeft toch een beetje rare ideeën over kinderopvoeding.” Ze keek naar mij. “Dara zegt dat ik haar iedere keer moet slaan als ze verandert. Daar heb ik geen zin in!”
“Begrijpelijk,” vond ik. Met een inwendige grijns dacht ik aan de opvoedingstechniek van Mandor: streng kijken als Owen dat deed. Niet dat het hielp. Maar geslagen had hij het kind nooit. Ik vermoedde dat de ijzige blik wel zou gaan helpen als Owen wat ouder was.
“Ik ga het mijn vader niet vragen,” zei Rhexenor verontwaardigd. “Jij was er niet bij toen hij met zijn opvoedingstechnieken aankwam. Op de kop houden en flink schudden. Tegen muren aanslaan als ze ouder dan twee zijn.”
Ik moest even slikken. Blijkbaar waren de opvoedingsmethodes van de Hendrakes wat minder subtiel als die van de Sawalls. Hoewel, Mandors vader deinsde er ook niet voor terug om zijn zoon flink af te rossen. Mandor had me eens gezegd dat hij in dat opzicht niet zoals zijn vader was, misschien was hij in zijn jeugd ook nogal vaak geslagen.
“Dan vraag ik het nog liever aan Dara! Maar eerst zal ik het mijn moeder vragen.”
“Liever niet,” zei Dyenne en keek mij weer aan.
“Jij hebt toch contacten? Weet jij niet iemand?”
ik dacht even na. Wij hadden een kindermeisje dat fungeerde als hoofd van de huishouding en niet echt met het kind van doen had. Misschien was het mogelijk haar hier te plaatsen. Aan de andere kant zouden ook Mandor en ik wel eens allebei weg zijn. En dan moest er voor Owen worden gezorgd. Wellicht kon er iets geregeld worden op een soort van deeltijdbasis. In ieder geval iets dat ik niet zomaar zelf kon beslissen.
“Misschien,” zei ik. “Dat zal ik na moeten vragen.”
“Onzin,” zei Rhexenor tegen zijn vrouw. “Ik troef Deirdre wel even.”
Hij pakte meteen zijn troevendeck en haalde er een kaart tussenuit. Niet veel later stond de koningin in de eetkamer, die meteen de baby van Rhexenor overpakte. Het kind stak een vingertje uit met een wel heel lange nagel, Deirdre pakte het vingertje beet en schudde het hoofd tegen Cathrynn.
“Dat doen we niet.”
Het meisje lachte en brabbelde wat. Het was een apart gezicht om Deirdre zo te zien met de baby tegen zich aan. Ze had een excentriek pak aan, een broek met bijbehorend jasje en daaronder een bloes. Ze sprak een vreemdsoortig babytaaltje met Cathrynn, die dat geweldig vond en schaterde.
“Grappig dat ze ineens blond is met blauwe ogen,” zei Deirdre. “Op wie lijkt ze eigenlijk?”
“Op van alles,” zei Rhexenor grijnzend. “Van de kat tot aan een echte demoon.”
“Het is logisch dat ze in een demoon verandert,” zei Deirdre streng. “Ze is voor een kwart Chaos.”
Ja, dat was mijn moeder waarschijnlijk ook. En ik dus voor een achtste. Ik zei echter niets.
Rhexenor wilde de situatie uit gaan leggen, Deirdre vroeg eerst om iets te drinken en ging aan tafel zitten met haar kleindochter op schoot.
“Jij ook iets, Morwenna?” vroeg mijn neef.
“Als ik in de weg zit… ik kan me voorstellen dat jullie dit liever onderling bespreken,” zei ik.
“Ik moet jou dadelijk even alleen spreken,” zei Deirdre. “En mij zit je niet in de weg.”
“Mij ook niet,” zei Rhexenor en schonk me een rode wijn in. Ik keek naar Dyenne, zij leek ook geen problemen te hebben met mijn aanwezigheid.
Toen iedereen weer zat, vertelde Rhexenor over de problemen met hun dochter. Deirdre knikte.
“Dat was te verwachten. Erg lastig voor Dyenne inderdaad.”
“Pijnlijk,” zei Dyenne. “Ze wordt zo agressief steeds.”
“Hmm. Misschien kun je inderdaad wat hulp gebruiken.” Ze keek haar zoon streng aan. “Jij bent zeker ook een dag thuis? En je komt eindelijk tot de conclusie dat het niet helemaal naar wens gaat?”
“Nou ja,” verdedigde Rhex zich. “Ik moet die straf tenslotte uitzitten.”
“Het is belachelijk dat je naar Chaos bent gegaan voor die hoorzitting, maar dat heb ik je al gezegd. Anders had je nu helemaal niet bij de familie Amblerash gezeten, maar had je gewoon je eigen legers kunnen aanvoeren.”
“Het valt mee, ze hadden me ook ter dood kunnen veroordelen.”
“Dan was er een oorlog uitgebroken. Jij onderschat de situatie heel erg!”
“Dat was dan jullie oorlog geweest. Ik ga niet kiezen voor Chaos of Amber.”
“Laf. Dan sta je aan de verkeerde kant. Ook als je geen kant kiest.”
Ik kon me het dilemma van Rhexenor echter al te goed voorstellen. Zelf zat ik daar ook al mee, wat was mijn positie zodra er oorlog uitbrak? Hoe moest Mandor daarin staan? En hoe zou het zijn voor onze kinderen?
“Ik denk dat het moeilijk kiezen is voor Rhexenor. Voor hem zal het aanvoelen als kiezen voor zijn moeder of zijn vader,” zei ik.
“Dat is te begrijpen,” zei Deirdre. “Maar,” ze keek weer naar Rhexenor, “wat gebeurt er als er hier, in Antioch, een leger van Chaosieten komt huishouden? Wat doe je dan? Dat is wat ik bedoel! Die demonen vreten alles en iedereen op, ze verkrachten, ze moorden en erger.”
“Ach, kom nou, dat is overdreven,” vond Rhexenor. “Denk je nu dat de legers van Amber zoveel beter zijn?”
“Je hebt niet helemaal begrepen wat demonen zijn hè? Dat is een gebrek in je opvoeding. Dat is dan niet helemaal jouw fout, dat ligt aan mij. Ik kan uiteraard niet garant staan voor alle legers, maar mijn legers doen dat niet. Ook die van Dalt doen dat niet, ondanks het feit dat hij tegen Amber is. Die van Julian en van Benedict doen dat 100% zeker ook niet! We zijn niet hetzelfde als Chaosieten.”
“Je probeert me op te zetten tegen Chaos,” zei Rhexenor boos.
“Nee. Ik wil alleen dat je er over nadenkt wat er hier gebeurt als er oorlog uitbreekt.”
“Je overdrijft.”
“Nou,” mengde Dyenne zich in het gesprek, “in de oorlog zijn er aardig wat dorpjes rond de Gouden Cirkel uitgemoord. Dat weet iedereen.”
“En jullie vielen Chaos niet binnen? Jullie hebben daar niemand vermoord?” vroeg Rhexenor.
“Het was oorlog! En nee, we vermoorden geen onschuldige mensen en kinderen. Maar het gaat hier om demonen, een enorm verschil!”
“In oorlogen vallen slachtoffers aan beide kanten,” vond ik. “Ik denk dat het heel moeilijk is om goed en fout aan te wijzen.”
“Het gaat om levende wezens,” zei Rhexenor. “Het moet mogelijk zijn om samen te leven met Chaos.”
“Hoe dan ook, we hebben nu vrede,” zei Deirdre. “We gaan ook proberen om dat zo te houden. Je nicht heeft het er zelfs voor over om een huwelijk aan te gaan met een Chaosiet. Alleen is dat dan wel meteen één van de ergste. Ik moet zeggen dat ik bewondering heb voor je opofferingsgezindheid, Morwenna!”
“Ik offer me op ten bate van de wapenstilstand,” zei ik melodramatisch. Ik zag dat Deirdre me ineens scherp opnam. Dat was blijkbaar een grapje dat ik beter niet had kunnen maken. Ik vroeg me af hoe Mandor aan zijn reputatie kwam bij de meeste Amberieten. En waarom mijn vader altijd had gezegd dat hij wel meeviel voor een Chaosiet. Mijn vader beweerde zelfs dat de hele familie Sawall fatsoen had en dat was iets dat ik nog geen van mijn ooms en tantes had horen zeggen. Wat had Julian dan voor ervaring gehad met hen?
“Het verlovingsfeest is over drie dagen,” zei ze tegen mij. “Heb je bedenkingen?”
“Die heb ik niet.”
“Over drie dagen al? Waarom heb ik geen uitnodiging gehad?” vroeg Rhexenor verontwaardigd.
“Jullie ook niet? Er zijn wat problemen om de uitnodigingen op tijd bij de juiste mensen te krijgen,” zei Deirdre met een zucht. “Ik sprak Benedict daarnet en die had ook geen uitnodiging gezien. Het probleem is dat ik zowel Fiona als Bleys niet echt te pakken krijg, terwijl die dat heel snel zouden kunnen verzorgen.”
“Ik weet dat Ronardo ook geen uitnodiging heeft gehad,” zei ik, “en mijn ouders heb ik er ook niet over gehoord. Dus die waarschijnlijk ook niet.”
“Dat zijn er veel,” zei ze peinzend. “Ik ga dat zo snel mogelijk in orde maken.”
Ze keek naar haar zoon en schoondochter. Cathrynn, nog steeds op haar schoot, begon moe te worden en zat wat lodderig voor zich uit te kijken. Eigenlijk had ik haar graag een poosje vastgehouden, maar ik had geen idee hoe zij of haar ouders daarop zouden reageren.
“Misschien weet ik iemand voor jullie,” zei ze. “Dat is wel een beetje een heks.”
“Jasra?” vroeg Rhexenor ontzet.
“Zeg, wat denk je wel van me! Ze heet Amalia, het is een nichtje van de moeder van Bleys en Fiona en… Ik denk dat ze betrouwbaar is. Eerst wil ik weten wat je plannen zijn met Cathrynn.”
Het stel keek haar onthutst aan.
“Hoe bedoel je?” vroeg Rhexenor.
“Heel eenvoudig, op de korte termijn dan maar: hoe denk je over dat veranderen van haar? Wat moet ze leren?”
“Eh…” zeiden beiden. Ik had moeite om niet heel hard te gaan lachen. Dyenne en Rhex vormen gewoon een heerlijk stel dat bij de dag leeft. Dat gold in ieder geval voor wat betrof hun dochter en hun landgoed. Deirdre zuchtte eens diep.
“Ik zal met Amalia praten,” zei ze. “Ze is aardig zelfstandig. Als ze belangstelling heeft, zal ze met jullie willen praten, dan leggen jullie zelf maar uit wat de bedoeling is. Je moet wat nadenken over dingen. Willen jullie haar introduceren binnen de familie?”
Dit had ook mijn belangstelling, vooral vanwege Owen.
“We hebben al heel wat familie op kraamvisite gehad,” zei Rhex.
“Goed, dan moeten we dat maar als introductie beschouwen. Verder zul je je moeten afvragen of ze van Machten moet weten, of je haar wilt meenemen naar ander Schaduwen, of je haar snel op laat groeien… Kortom, alles wat van belang is voor een Prinses van Amber.”
Ze stond op en gaf het bijna slapende kind aan Dyenne.
“Ik ga weer, je hoort binnenkort van me.” Toen keek ze naar mij.
“Ga je mee? We moeten een aantal dingen doorspreken.”
“Goed,” zei ik. “Dan zeg ik eerst even gedag tegen mijn ouders.”
Ik stond op en liep haastig naar hun vertrekken. Met name mijn moeder leek het jammer te vinden dat ik alweer zo snel weg moest.
“Er is een hoop te doen,” legde ik uit. “Het verlovingsfeest is over drie dagen, er zijn wat problemen met de bezorging van de uitnodigingen, maar dat komt in orde. Ik zie jullie dan in ieder geval weer.”
“Drie dagen?” zei mijn moeder onthutst. “Maar ik heb niets om aan te trekken!”
“Laat een naaister komen, Dyenne zal toch ook iets nodig hebben. Geef mij naderhand de rekening maar.”
“Dat is belachelijk Morwenna, we kunnen dat echt zelf wel betalen.”
“Wat je maar wilt. Als je maar weet dat ik jullie niet op kosten wil jagen.”
“Dat heb je nooit gedaan,” zei mijn vader. “Vanaf je veertiende werden vrijwel alle rekeningen voor je voldaan voordat we deze maar onder ogen kregen. Ik denk nu dat het je eigen vader is die daarvoor zorgde?”
“Hij wist vanaf toen dat ik bestond. Dus waarschijnlijk wel. Hij besloot om me bij jullie te laten en zich indirect te bemoeien.”
Mijn moeder keek ontzet.
“Had hij je dan weg willen halen bij ons?”
Ik dacht even na voordat ik antwoord gaf.
“Hij heeft het overwogen. Hij vond echter dat ik beter af was bij jullie, zeker vanwege de situatie toen rond Amber. Hij heeft me vanaf toen wel in de gaten gehouden en Fillipien mocht bij me blijven. Ze was oorspronkelijk zijn valk.”
“Hmm, had hij niet iets anders kunnen bedenken?” mompelde mijn moeder korzelig.
Ik grinnikte en omhelsde haar. Mijn stiefvader stak snel een hand uit ter afscheid, die ik gewoontegetrouw voorzichtig schudde.

Deirdre nam me door middel van troef mee naar een werkkamer in paleis Amber en wees me een stoel. Ik keek om me heen, er was veel veranderd sinds Random weg was. De weelderigheid was weg, daarvoor in de plaats was een Spartaans aandoende inrichting die ik wel bij Deirdre vond passen. Het zwarte harnas in de hoek duidde op tijden van weleer, nog niet eens zo lang geleden.
Ze schonk ongevraagd wijn in, gaf mij een glas en ging met haar glas in de hand tegenover me zitten.
“Hoe is het met jou?” vroeg ik.
Ze keek me lichtelijk verrast aan en dacht even na voor ze antwoordde.
“Koningin van Amber zijn is een waardeloze baan voor een militair zoals ik. Ik zou veel liever mijn eigen dingen doen en mij eigen legers aanvoeren. Geen van mijn zussen heeft interesse in vechten en volgens mij jij ook niet ondanks je afkomst. Klopt dat?”
“Mijn interesse voor vechten is inderdaad matig. Ik heb wel wat training gehad uiteraard – met een vader als Julian is dat logisch – en kan mezelf verweren als het nodig is.”
“Ik heb het gezien op die bruiloft. Als één van de weinigen, het is heel triest. Jouw interesse in dieren deel ik een beetje, verder heb ik interesse in magie, vooral in magiegebruik tijdens gevechten. Grieken hebben daar altijd iets mee gehad, je kunt het wetenschap of magie noemen. Andere volkeren vonden dat ze wonnen door middel van vals spelen. Helaas kan ik als koningin maar weinig uitrichten met mijn kennis over vechtmagie.”
“Waarom heb je dit eigenlijk gedaan? Ik bedoel, Amber overgenomen? Ik neem aan dat je van tevoren wist dat het koningschap niet precies jouw ding was.”
“Het was een samenloop van omstandigheden. We kwamen erachter dat er een aanslag op Random gepleegd zou gaan worden, hij was waarschijnlijk vermoord als we niet hadden ingegrepen.”
De hele toestand rondom de coup had ik niet zo erg meegekregen. Eén en ander viel samen met de ontmoeting met mijn zoon op het Oerpatroon en alle gevolgen daaromtrent – ik had me niet bepaald met het lot van Amber beziggehouden.
“Had het iets te maken met Dalt?”
“De aanslag was niet beraamd door hem. Er is een partij die mogelijk uit de Hoven komt die geprobeerd heeft om Random op te ruimen. Dit alles heb ik hem niet verteld, ik vind ook dat hij het niet hoeft te weten.”
“Van mij zal hij het niet horen.”
Ze knikte.
“Dat weet ik. Het is echter van belang dat jij het wel weet. Je gaat je verbinden met een Chaosiet. We vermoeden dat er een aantal families van Chaos achter deze groepering zitten die het niet eens zijn met de wapenstilstand. Mijn troepen kwamen hier in het paleis ninjas tegen die magie gebruiken. Het zijn sluipmoordenaars.”
De Sawall Spikard. Wist Gramble Sawall iets van deze groepering? Gaf hij me mede daarom de Spikard zodat ik meer verweer zou hebben?
“We hadden via via vernomen dat er een aanslag zou worden gepleegd. Gérard was bezig met luchtschepen die gestolen waren door Dalt. Natuurlijk was door de explosie het paleis blootgesteld, dat wisten we en we waren extra alert.
Ik heb Samurai. Deze kunnen omgaan met ninjas, ze kunnen ze opsporen en het tegen ze opnemen. Samurai hebben Eergevoel, terwijl ninjas stiekem zijn en dus hun eigen magie hebben. Ik had een aantal van mijn Samurai laten infiltreren in het paleis en ze hadden ze opdracht om Random te bewaken. Desondanks werd het bijna een puinhoop, niet in de laatste plaats door de bemoeienis van Dalt. Een aantal van de ninjas zijn opgespoord en er is met ze afgerekend. Daarna zag ik geen andere mogelijkheid dan de macht te grijpen, iemand moest iets doen.”
“Ik denk dat ik het begin te begrijpen,” zei ik nadenkend. “Er is niemand die de baan wil, je bent zowat in die rol gedwongen.”
“Ik zei al dat het geen dankbare taak is. Afgezien daarvan verwacht ik dat dezelfde groepering het op jou en Mandor heeft gemunt. Daarom heb ik bewust alles rondom jullie huwelijk uitgesteld. Beredeneerd dat de ideale gelegenheid om toe te slaan op jullie verlovingsfeest zal zijn, met een stel Chaosieten en Amberieten bij elkaar. Het is totaal niet te vergelijken met de bruiloft van mijn zoon, dat gebeuren daar was een milde afspiegeling van wat er bij jullie verloving kan gebeuren, om het over de bruiloft nog maar niet te hebben. In de afgelopen maanden hebben we geprobeerd om zoveel mogelijk ninjas onschadelijk te maken, met het idee dat het beter is om schade te voorkomen dan achteraf te repareren. Intussen lijken jullie vastbesloten om dat huwelijk door te zetten. Men zeg dat je ambitieus bent, ik wil echter je ware motieven niet weten.”
Ze haalde haar schouders op.
“In ieder geval lijkt Dara er blij mee te zijn, tenminste nog één iemand die gelukkig is met dat voorgenomen huwelijk.”
Ik zei niets om mezelf niet te verraden. Dat er aanslagen gepleegd zouden worden, was geen nieuws voor me. Ook niet dat er een groepering was die tegen de wapenstilstand was. Wel werd het steeds duidelijker dat er inderdaad, zoals Flora al zei, maar weinig familieleden zouden zijn die in onze politieke smoes zouden gaan trappen. Ik moest heel voorzichtig zijn met mijn uitspraken.
Deirdre schonk opnieuw wijn in en ging achterover op haar stoel zitten. Ze sloeg haar benen over elkaar en keek me toen aan met haar felblauwe ogen.
“Ik heb zelf een tijd opgetrokken met een Chaosiet. Dat zijn geen gemakkelijke wezens om mee samen te leven. Er staan je een hoop moeilijkheden te wachten. Eén ervan is dat als je een baby krijgt, dat ook een halve demoon is. Jullie, en ook de kinderen die uit deze verbintenis kunnen voortkomen, zullen te maken krijgen met een vijandige buitenwereld. Die ninjas vormen eigenlijk maar één groepering, er zullen er meer zijn. Ik heb er heel veel en lang over nagedacht en zie maar twee mogelijkheden. Eigenlijk is het het beste als we dat hele huwelijksgedoe afgelasten. Als je dat niet zit zitten, dan moet de bruiloft zo snel mogelijk na de verloving plaats vinden.”
“Ik wil het gewoon door laten gaan,” zei ik. “Ik stel het zeer op prijs dat je me helder uitlegt wat de problemen zijn. Ik wist natuurlijk al dat ons pad niet bepaald over rozen zal gaan, dit maakt alles nog wat duidelijker. Toch wil ik het doorzetten.”
“Hmm. Ik kan niet zeggen dat het slim is, maar wel te verwachten. Goed, in dat geval zal het huwelijk een week na de verloving zijn.”
Ik hapte even naar adem. Hoewel ik zelf alles zo snel mogelijk achter de rug wilde hebben, ging het nu ineens wel heel erg hard. Deirdre keek me onderzoekend aan.
“Eigenlijk geloof ik niet zo in die politieke achtergrond. Ik vraag me toch af wat je reden is om dit te doen.”
Ik had mijn beheersing alweer terug gekregen en keek haar stoïcijns aan.
“Je zei net dat je de motieven niet wilde weten.”
“Dat was de koningin die sprak,” glimlachte ze.
“Goed. Laat ik ermee volstaan te zeggen dat het voor Mandor en mij beter is dat dit huwelijk zo snel mogelijk voltrokken wordt.”
“Oh, hebben jullie het zover laten komen,” zei ze met een frons. “In dat geval gaan we hier gewoon mee verder. Er moeten een aantal dingen zo snel mogelijk geregeld gaan worden nu. Ik heb iemand nodig die me helpt bij de voorbereidingen. Eigenlijk iemand die heel snel een flink aantal troeven kan maken.”
“Mandor,” zei ik.
“Hmm. Hij zou het voor de Chaoskant kunnen regelen, maar het moet allemaal op korte termijn. Voor de Amberkant moet je dat maar aan Random vragen.”
“Kan Random troef tekenen?”
“Zeker wel.”
“Ik vraag het hem liever niet. Misschien Ronardo,” zei ik weifelend.
“Liever Random. Weet je wat, vraag Rhexenor of hij Random hier even over troeft, dan moet Random het verder maar via mij opnemen. Mijn zoon en Random liggen elkaar goed. Verder heb je een maid of honour nodig. Iemand die dingen voor jou kan regelen. Je hebt toch wel een vriendin ofzo?”
Dat laatste zei ze op een manier alsof ze er zelf niet in geloofde, niet helemaal onterecht. Ik dacht even na en overwoog een paar mogelijkheden.
“Julia,” zei ik uiteindelijk. Ze was de enige van de jongere generatie met wie ik een bepaalde band had. Ik voelde me bezwaard dat ik haar hier zomaar mee op zou zadelen, vooral omdat er nog maar zo weinig tijd voor was. Ik nam me voor om dat eens goed te maken.
“Die kan ik wel bereiken. En wie wordt het voor Mandor?”
“Daar kan ik niets over zeggen. Ik moet het hem vragen,” zei ik.
“Doe dat dan zo snel mogelijk. Het zal die Merlijn wel worden,” zei ze wat misprijzend. Waarschijnlijk had ze gelijk. Mandor had het tegen mij nooit over vrienden gehad, maar Merlijn scheen hij te mogen en ook te vertrouwen. Of de combinatie Merlijn en Julia nu zo’n goed idee zou zijn, was nog maar de vraag uiteraard.
“Om terug te komen op de troeftekenaars: het is de bedoeling dat alle uitnodigingen voor de bruiloft via troef gaan. Er zal een beperkte gastenlijst zijn vanwege veiligheidsredenen en de gasten krijgen pas vlak voor de bruiloft die uitnodiging. Tot die tijd zal de plaats waar het huwelijk wordt voltrokken niet bekend zijn. Ik heb trouwens liever niet dat Mandor zelf de troeven maakt. Vraag hem of hij iemand anders daarvoor regelt.”
“Zal ik doen.”
“Hmm, zal ook wel weer Merlijn zijn.”
Mogelijk. Maar zelfs voor iemand als Merlijn zou het lastig worden om tig troeven in korte tijd te maken en Mandors zaken voor het huwelijk te regelen.
“Goed,” zei ze en zette haar glas neer. “Bespreek het één en ander met Mandor en laat wat van je terug horen. Ik ga van mijn kant alles in werking zetten. Heb je nog vragen?”
“Ja. Ik heb een claim op een landgoed, indertijd nog door Random gegeven. Ik zou dat graag willen opeisen. Niet voor mezelf, maar voor mijn ouders.”
“Jouw ouders willen in de Gouden Cirkel blijven?”
“Ja, vooral vanwege het klimaat. Zoiets als Antioch zou heel prima voor ze zijn, vooral voor mijn stiefvaders reumatiek. Mijn moeder lijkt het wat om de zomers in Engeland door te brengen en de Engelse winters hier.”
“Jij houdt je eigen claim en je ouders gaan dat landgoed van mij krijgen. Ze hebben enorm veel werk verzet bij mijn zoon thuis en daar mag best wat tegenover staan. Het is ongelooflijk wat ze bereikt hebben in die korte tijd, het is daar ineens goed toeven geworden. Voorheen met dat personeel… het was een puinhoop.”
“Ik weet het. Ik was er op kraamvisite en zag hoe het er aan toeging. Vandaar dat ik me besloot te bemoeien, wel met goedvinden van beide kanten uiteraard.”
“Ik ben blij dat je het gedaan hebt. Je ouders kunnen een landgoed in de buurt krijgen, dan kunnen ze ingrijpen bij Rhex thuis zodra het nodig is. En ik denk dat dat regelmatig het geval zal zijn.”
Er was eindelijk een glimlach te bespeuren op haar gezicht.
“Rhexenor heeft dat soort dingen nooit in de gaten, hij is in dat opzicht precies zijn vader. Al vallen de muren om hen heen om, ze zien er niets van. De eerste keer dat ik zijn vader tegen kwam, had deze niet eens in de gaten dat er een pijl in zijn voet zat. Soms denk ik dat het een truc was, of een deel daarvan. Ik heb me daarom ingehouden en daardoor heeft hij me kunnen verslaan. Toen zat ik aan hem vast.”
De glimlach was weg en ze keek een beetje somber in gedachten voor zich uit. Ik was verbluft door het vertrouwen dat ze in me stelde door me iets van de achtergrond over haar samengaan met Nicolas te vertellen.
“Je hebt er in ieder geval een aardige zoon aan overgehouden,” probeerde ik haar een beetje op te beuren.”
“Dat wel.” Ze zuchtte en schonk voor ons beiden opnieuw wijn in.
“Ik vind Nicolas wel vriendelijk, hij heeft iets innemends. Ik kan me voorstellen dat je je door hem hebt laten verslaan.”
“Hij is wel knap hè,” zei ze ineens vrolijk. “Officieel is hij mijn echtgenoot, ik ben pas van hem af als ik hem versla. Maar de laatste tijd doet hij eindelijk een beetje normaal, zoals op die bruiloft van Rhexenor en Dyenne. Dat viel me erg mee, want we hadden toen net die invasie van Rebma achter de rug. Maar eerder… ik heb lang in de Abyss gelegen en dan gaan er dingen niet goed.”
Opeens voelde ik een heel nare sfeer opkomen, het voelde vreselijk aan. Het was vele malen erger dan wanneer Mandor in mijn buurt bezig was met Logrus.
Langzaam verdween het nare gevoel terwijl we beiden van de wijn dronken.
“Bedankt dat je dit hebt willen delen,” zei ik terwijl ik mijn lege glas op de tafel zette.
“Ik denk dat ik je begin te begrijpen,” zei ze. “Wonderlijk. Ik vind het prettig om zo te kunnen praten met je.”
“Dat is wederzijds,” zei ik gemeend. Het was vreemd, vroeger mocht ik haar niet, net zoals andere vrouwen haar niet mogen. Dat gevoel van mij had verschillende oorzaken, onder andere omdat ik sterk het gevoel had dat ze op me neerkeek. Pas tijdens Rhex’ bruiloft zag ik een glimps van een andere kant. Ze leek toen erg opgelucht te zijn toen ze hoorde dat Mandor en ik een verbintenis aan wilden gaan, maar er was wat meer geweest. Misschien was het feit dat we beiden iets hadden met een Chaosiet dat ons verbond. Het was toen in ieder geval voor het eerst dat ik haar aardig begon te vinden. Een gevoel dat versterkt was door dit gesprek. Ze had me dingen verteld die ze waarschijnlijk niet met veel anderen had gedeeld. Ze had een soort vrouwelijke intuïtie die ik herkende van mijn eigen moeder, op een heel andere manier dan Flora.
“Ik ga wat met Mandor bespreken,” zei ik en stond op. “Oh ja, één ding nog. Ik weet niet in hoeverre ik hier invloed op kan uitoefenen, maar wil je asjeblieft niet de muziek door Random laten regelen?”
Ze begon te lachen.
“Oh, die muziek!” riep ze uit. “Het was afschuwelijk! Natuurlijk laat ik dat niet door hem regelen, ik deel meer jouw smaak, dat zei ik je toen ook. Dat gaat echt in orde komen!”
We namen afscheid en ik liep haar kamer uit de gang in. Daar was niemand te zien, dus ik pakte de troef van de waterput en draaide deze om.

Natuurlijk had ik niet persé naar huis hoeven gaan. Ik had Mandor gewoon kunnen troeven en hem alles voorleggen. Vermoedelijk was dat sneller gegaan. Maar ik miste hem en Owen en wilde ze graag in levende lijve zien. Bovendien waren er meer dingen die ik met Mandor wilde bespreken en een persoonlijk gesprek was gewoon veel prettiger. Bovendien draaide de tijd thuis sneller ten opzichte van Amber, dus zoveel zou het niet eens uitmaken in tijd.

Nee, het zou niets in tijd hebben hoeven schelen. En met mezelf via troef te verplaatsen had ik nog nooit problemen gehad. Toch had ik kunnen weten dat de verplaatsing niet goed zou gaan, ik heb daar gewoon iets mee.
Op het moment dat ik door de troef heen stapte, voelde ik dat er iets mis ging. Ik kwam uit bij een waterput, dat wel. Maar niet in onze wereld, niet in Gormenghast. In de verte was een onweer bezig, de lucht was grijs. Ik stond op de binnenplaats van een verlaten vestingboerderij. Was dit alweer een wereld die ten onder aan het gaan was aan de Morlog?
Ik probeerde de troef om te draaien, teneinde deze af te sluiten. Maar dat ging niet echt goed, de troef was nog steeds actief. De vorige keer dat me zoiets overkwam, was ik verder gereisd via Schaduw, maar daar was nu absoluut geen tijd voor.
Ik concentreerde me nog eens op de waterput op de troef en stapte weer door. Tegelijkertijd besefte ik dat ik iets deed dat ik beter niet had kunnen doen.

De wereld om me heen leek uit elkaar te springen. Er werd aan me getrokken door iets dat ik niet helemaal begreep. Niet veel later – misschien was het wel veel later – voelde ik een soort rukje en bevond ik me in een ruimte alwaar ik mezelf honderden keren weerspiegeld zag. Ik voelde me vreemd. De troef in mijn hand voelde doods aan, ik draaide deze om en stopte de kaart bij de andere troeven in mijn zak. Ze leken geen van allen te werken.
Ik keek om me heen, zo deden ook zeker zo’n 300 tot 400 andere Morwenna’s. De kleding die ik droeg was niet bepaald die van een prinses, zag ik, en mijn haar... Al die andere Morwenna’s leken tot dezelfde conclusie te komen. Een enkeling daartussen deed trouwens iets anders. Ik zag dat er eentje naar een troef staarde en verdween. Een ander stond heftig op een spiegel te bonzen. Ik liep naar een spiegel toe, zoals ook een Morwenna naar mij toe deed. Vanaf daar wilde ik alle spiegels langs gaan lopen in de hoop een uitgang of doorgang te vinden. De meeste deden hetzelfde. Ineens stapte er vlak voor me een Morwenna uit de spiegel. Een oudere versie van mezelf. Haar donkerbruine haar zat vreselijk slordig en ze keek erg ongerust. Van mijn stuk gebracht begroette ik haar. Ze keek me met haar helderblauwe ogen ernstig aan.
“Ik heb heel weinig tijd, dus onderbreek me niet, luister alleen. Ik moet je waarschuwen, vergeet niet jezelf ook te waarschuwen. Je tweeling loopt gevaar. Er is een verrader. Op je huwelijksdag zal er een aanslag op je gepleegd worden, je zult net moeten doen of er niets aan de hand is. Iemand zal je een gif willen toedienen waardoor je spontaan niet zwanger kunt zijn.
Ik kan niet langer blijven.”
Ik voelde me vreselijk verontrust, keek toe hoe ze weer terug stapte in de spiegel en haar kant een deur opende, waar ze door verdween. Er moest dus een deur zijn en ik ging verbeten zoeken, ik stond mezelf niet toe om verder te denken, eerst moest ik hier weg.
Eén van de spiegels bleek een deur te die open kon. Het laatste dat ik zag was dat alle Morwenna’s de ruimte verlieten via een dergelijke deur. Zelf kwam ik uit in een gang in paleis Amber.

Ik pakte opnieuw mijn troevendeck. De kaart van de put was niet langer actief, maar alle troeven werkten weer. Deze keer koos ik voor zekerheid, voor zover dat mogelijk was en haalde de kaart van Mandor er tussenuit.
“Kun je me doorhalen?” vroeg ik zodra het contact tot stand was gekomen. Er verscheen een bezorgde trek op zijn gezicht terwijl hij zijn hand uitstak. Even later stond ik in zijn armen en knuffelde hij me. Ik merkte dat ik het koud had gekregen en dat ik vreselijk veel behoefte had aan zijn omarming. Ik sloeg mijn armen om zijn nek en kuste hem heftig terug. Hij legde zijn handen aan weerszijden van mijn gezicht, duwde me een beetje van zich af en keek me onderzoekend aan.
“Je ziet eruit alsof je een geest hebt gezien. Wat is er gebeurd?”
“Dadelijk. Hou me nog even stevig vast,” smeekte ik hem. Hij sloeg zijn armen om me heen en kuste me opnieuw.
“Owen slaapt,” zei hij toen. “Wil je even gaan kijken?”
Hij hield een arm om me heen terwijl we naar Owens kamer gingen. Ik staarde een poos naar onze zoon, zoals hij heerlijk rustig in zijn bedje lag, de afgesleten dinosaurusknuffel tegen zich aangeklemd. Ik aaide hem heel voorzichtig over zijn wangetje, hij glimlachte in zijn slaap.
“Hij is lief hè,” fluisterde Mandor naast me. Hij trok het dek iets hoger en streelde Owen even over zijn haartjes. Daarna gingen we terug naar de zitkamer, alwaar Mandor me in een stoel zette.
“Wat drinken?” vroeg hij. “Wijn? Iets sterkers tegen de schrik?”
Ik koos voor wijn, hij schonk voor ons beiden in en zette de glazen op een tafeltje. Daarna kwam hij bij me zitten en nam me weer in zijn armen. Hij woelde met zijn handen door mijn haar en begon me uitgebreid te kussen. Kussen die ik maar al te graag terug gaf. Wat hield ik veel van deze man!
Even later gaf hij me een van de glazen aan en nam het andere glas in zijn eigen hand. De stoel waar we in zaten was eigenlijk net iets te smal voor ons samen, zodat ik half op zijn schoot hing wat ik wel zo prettig vond.
“Ik heb je gemist,” zei hij, terwijl hij doorging met me te aaien. “En nu wil ik graag weten wat jou zo heeft doen schrikken.
Ik dronk een paar slokken van de sterke, zoete wijn, terwijl ik probeerde om de chaos in mijn hoofd iets te ordenen. Dat bleek erg moeilijk te zijn, dus ik besloot om gewoon ergens bij het begin te beginnen. De gesprekken met Flora, Merlijn en mijn moeder sloeg ik over, dat kwam nog wel.
“Ik heb met Deirdre gesproken,” zei ik. “Er schijnt een groepering actief te zijn die mogelijk vanuit de Hoven komt en die het gemunt kan hebben op jou en mij vanwege het huwelijk.” Ik vertelde wat voor soort groepering dat was en hij knikte.
“Heel goed mogelijk,” zei hij. “Het zullen de enigen niet zijn die er iets op tegen hebben.”
“Denk het ook niet. Vanwege de veiligheid, zowel voor de gasten als voor ons, leek het Deirdre het beste het hele huwelijk af te blazen en anders zo snel mogelijk te plannen.”
Hij lachte even hardop.
“Dat laatste dus.”
“Heb ik ook gezegd. Ook dat het voor ons het beste is zo snel mogelijk te trouwen. Ze is niet bepaald gek.”
“Daar zijn er meer van.”
“Klopt. De verloving is over drie dagen, ik denk nu twee. Het trouwen dan een week later.”
“Wat!” riep hij. “Dat is wel erg snel!”
“Zeker. En dan een besloten huwelijk met niet te veel gasten.”
“Mooi zo. Maar Morwenna, dat is over een ruime week al!”
“Er is een hoop te regelen inderdaad.”
“En wat weet je nog meer? Waar gaan we wonen bijvoorbeeld?”
“Daar is niet over gesproken.”
“Geen punt, dan wonen we hier gewoon verder totdat dat wel geregeld is. Maar daar ben je toch niet zo van geschrokken?”
“Niet zo,” gaf ik toe.
Ik merkte dat hij geïrriteerd begon te raken.
“Vertel wat er aan de hand is!” zei hij boos. “Waarom kom je niet meteen ter zake, wat heeft Deirdre gezegd dat je zo overstuur bent?”
“Het heeft niets met Deirdre te maken.”
“Waarom dan al dat geklets eromheen?” Hij klemde me met één arm stevig om mijn middel en drukte een kus in mijn haar. “Je kunt het mij wel zeggen toch?” zei hij zacht.
“Het heeft zelfs heel direct me jou te maken. Laat me even rustig vertellen, zodat je het plaatje een beetje compleet hebt.”
Ik vertelde hoe ik de troef had gebruikt van de waterput om thuis te komen en wat er toen gebeurde.
“Je kwam verkeerd uit. Dat overkomt je toch vaker?”
“Ik heb het nog niet meegemaakt met troef. Ik denk dat het een eigenschap van mij is,” zei ik zuchtend. “Maar de troef was nog actief en toen heb ik deze nog eens gebruikt.”
“Wat! Je hebt de troef niet eerst afgesloten?!” Hij haalde zijn arm weg, stond op en begon heen en weer te lopen.
“Je hebt doodleuk de troef een tweede keer gebruikt terwijl deze actief was? Je had ik weet niet waar kunnen uitkomen die tweede keer! Je weet gewoon niet wat je aan het doen bent! Stomme amateurs, maken gebruik van troef en doen maar wat als het mis gaat!”
Hij kwam voor me staan, nam mijn gezicht tussen zijn handen en keek me dringend aan.
“Het kan een enkele keer gebeuren dat een troef wordt afgebogen,” zei hij ernstig. “In dat geval moet je altijd de troef afsluiten. Ik weet dat het soms heel moeilijk is, maar je moet dat echt doen. Twee keer troeven via hetzelfde troefcontact is gewoon niet mogelijk. Je moet dat echt nooit meer doen zo, ik moet niet denken aan wat er met jou had kunnen gebeuren. Je had uit kunnen komen tussen Schaduwen. En dan? Er is dan niets meer dat werkt.”
Ik huiverde en dacht aan het korte moment van desoriëntatie tussen de waterput en de spiegelzaal. Ik was daar inderdaad niet in één keer gekomen.
“Het spijt me zo,” zei ik. “Ik wist het echt niet. Ik kreeg inderdaad die troef niet zomaar afgesloten.”
Hij kuste me vol op de mond, trok me uit de stoel, ging zelf zitten en trok me op zijn schoot.
“Ik kwam in plaats daarvan uit in de spiegelzaal van Amber. Een oudere ik kwam uit een spiegel gestapt. Zeg,” onderbrak ik mezelf, “zit mijn haar echt zo slordig?”
“Nu wel, ik ben daar helemaal voor verantwoordelijk,” grinnikte hij en woelde nog wat in mijn haar.
“Die oudere ik heeft me iets verteld en dat heeft me doen schrikken. Ze zei dat er een verrader tussen de huwelijksgasten zou zitten en dat er op die dag een aanslag op me gepleegd zou worden.”
“Natuurlijk zal er een poging gedaan worden,” zei hij in mijn haar. “Ben je daarvan geschrokken dan?”
“Niet vanwege dat feit alleen. Maar ze zei meer, ze zei dat mijn tweeling gevaar liep en dat er iemand zou gaan proberen me een gif toe te dienen waardoor ik niet meer spontaan zwanger kan zijn.”
Hij zat ineens doodstil. Ik ging wat verzitten op zijn schoot zodat ik hem kon aankijken. Ik zag verbijstering en ongeloof op zijn gezicht. Ook dat er een stille woede aan het opkomen was.
“Ik had je vertelt over die zwangerschapstest,” zei ik.
“Je zei dat die uitslag misschien betekende dat je niet zwanger zou zijn,” bracht hij me in herinnering. Ik had moeite om niet te lachen, hij is net zo verstandelijk als ik in die dingen.
“Dat weet ik. Het ziet er echter naar uit dat ik volop zwanger ben. Ik heb, nadat ik die kamer uit was, meteen naar jou getroefd. Ik bevat één en ander zelf nog niet helemaal.”
Hij knikte langzaam en streelde me over de zijkant van mijn gezicht.
“Een tweeling,” zei hij. “Dat klinkt als behoorlijk zwanger. En dat gaat natuurlijk niet gebeuren met dat gif! Shit, nu moet ik toch mijn vader erbij gaan halen, die is expert in dat soort dingen! Weet je zeker dat ze het over een tweeling had?”
“Heel zeker. En ik neem mezelf wel serieus.”
“Ik jou ook. Die waarschuwing krijg je niet voor niets en we moeten er iets op gaan verzinnen.”
Ik stond op om de fles wijn te pakken, schonk nog eens in en kroop daarna weer terug tegen Mandor aan.
“Ik ben me lam geschrokken,” zei ik. “Het lijkt erop dat het een soort gif is dat zowel een abortus veroorzaakt als een mogelijke andere zwangerschap zal voorkomen. Het klonk als tamelijk definitief. Misschien is het iemand die weet van deze zwangerschap?”
“Ik denk het niet. Ik denk dat het een gif is om een zwangerschap te voorkomen, wie weet wat het allemaal vernietigd. Een bijeffect zal dan zijn dat een bestaande zwangerschap wordt onderbroken. Ik denk dat er iemand achter zit die verder niets weet. Die niet weet dat we al een kind hebben.” Toen hij dat laatste zei, klonk er iets van tevredenheid in zijn stem door. “Het gaat erom hoe we dit gaan aanpakken. Dat het niet uitmaakt dat het gebeurt.”
“We hebben nog even om het te overdenken,” zei ik. “Het is nog een dag of negen tot de bruiloft, dat is hier 24 dagen.”
“We hebben nauwelijks tijd, er zijn heel veel andere dingen die ook geregeld dienen te worden. Bovendien kost dat misstappen van jou toch ook altijd extra tijd, hoeveel dagen denk je er nu mee kwijt geweest te zijn?”
“Je bedoelt dat die verloving wel eens over tien minuten zou kunnen zijn bij wijze van spreken?” vroeg ik verschrikt. “Ik weet het niet, ik zal dat moeten nagaan.”
“Praktisch gezien is het waardeloos als jij niets kunt eten en drinken tijdens de bruiloft,” zei hij peinzend.
“Afgezien daarvan zou het ook op een andere manier toegediend kunnen worden.”
“Hmm ja. Op het mes waarmee we de bruidstaart aansnijden, in je bruidsboeket, via de lucht… bah, ik ben bang dat ik toch mijn vader om hulp moet vragen, dit kan en mag gewoon niet gebeuren! We moeten iets hebben dat het opspoort.”
“Tja, een stand-inn is ook weer zoiets,” zei ik in een flauwe poging tot een grapje.
“Dat zou kunnen. We halen iemand uit Schaduw, laten die bezitten door een Ty’iga en die krijgt het gif. Jij bent dan veilig. Niet zo slecht eigenlijk.”
“Doe maar niet, ik wil dat niet op mijn geweten hebben. Mijn vader heeft vrij veel verstand van giffen heb ik eens horen vertellen, misschien dat hij…”
“Jouw vader! Die is ook niets en niemand ontziend! Jouw vader heeft een hekel aan mij. Hij kan van plan zijn om mij te vermoorden en jou een gif toe te dienen, zodat je niet nog eens zwanger van me wordt.”
“Dat kan,” zei ik, al twijfelde ik hier aan. Als dat zo was, had mijn vader al veel eerder met gif kunnen beginnen. Tenslotte wist hij dat we samenwoonden en dat er al die tijd een reële kans stond op een nieuwe zwangerschap. Gif toedienen tijdens de bruiloft was dan rijkelijk laat.
“Het klinkt alsof dit uit de koker komt van een Chaosiet of Amberiet,” zei Mandor peinzend. “Het meest waarschijnlijk door iemand die niet wil dat onze verbintenis gevolgen gaat hebben. Dat kan heel goed te maken hebben met het koningschap, maar hoeft niet zo te zijn.”
“Het kan zelfs persoonlijk gericht zijn,” zei ik. “Iemand die niet wil dat jij je voortplant. Of dat ik kinderen krijg. Of iemand die tegen mengvormen is.”
“Alles kan. Helaas kunnen we in deze zaak niemand echt vertrouwen,” zei hij met een zucht. “Niemand van jouw kant, niemand van de mijne.”
“Misschien Iolanthe Hendrake,” bedacht ik. “Ik denk niet dat ons voorgenomen huwelijk enig effect zal hebben op haar en ze zal nooit iets doen dat tegen leven is gericht. Maar of ze hierin kan helpen?”
“Ik ben haar liever niets schuldig. Dara heeft hier trouwens ook veel verstand van, ze zou er echter heel goed achter kunnen zitten. Het is in haar belang, of in dat van haar zonen, dat er geen opvolgers komen binnen Huis Sawall.”
“Ik zou met Caine kunnen praten,” zei ik.
“Die is ook niet te vertrouwen. Hij niet, je vader niet, niemand uit je hele familie. We staan er alleen voor.”
“Dan toch je vader,” zei ik. “Hij is er absoluut niet op tegen dat we ons verder voortplanten, hij beweert immers dat er tussen onze kinderen een geschikte kandidaat voor de troon zal zijn. Hij weet ook van Owen.”
“Misschien ben ik dan toch liever iets schuldig aan Iolanthe,” zei hij grimmig en dacht toen even na. “Hoewel…. hij heeft je wel de Sawall Spikard gegeven. Hoezo zijn we eigenlijk familie? Je zei iets over je overgrootvader. Heb je al meer uit kunnen vinden?”
Op dat moment verscheen er een lichtpunt in de kamer. Ik keek naar Mandor om te zien of hij daarachter zat, maar hij keek net zo verbaasd naar mij.
“Wat is dat?” zeiden we tegelijkertijd tegen elkaar. Ik maakte me los uit zijn omarming en liep in de richting van het lichtpuntje dat wat rond zweefde in de kamer, bijna alsof het naar iets op zoek was. Toen ik in de buurt was, leek het lichtbolletje zich ineens naar mij te richten.
“Ah, Morwenna, daar ben je, wat ben jij moeilijk te vinden!” hoorde ik een wat bekende stem.
“Merlijn?” vroeg ik, want de stem deed me aan hem denken. Inmiddels was Mandor naast me komen staan, één hand in de zak waar ik de metalen ballen wist.
“Wie ben je?” vroeg hij bars.
“Ghostwheel, een construct. Ik ben een project van Merlijn geweest.”
Mandor haalde zijn hand weer uit zijn zak, maar bleef staan kijken met een alerte uitdrukking op zijn gezicht.
“IK heb Merlijn gevraagd om mijn familielijn uit te zoeken, vooral het Chaosgedeelte,” zei ik tegen Mandor. “Hij zei dat hij het door Ghostwheel uit zou laten zoeken.”
“Ik heb voldoende input gekregen,” zei Ghostwheel, “en heb de informatie waar je om gevraagd hebt. Waar wil je dat ik begin?”
“Begin maar bij mijn moeder,” zei ik. “Aildith van Larenian. Larenian, van bedoel ik,” me herinnerend wat Merlijn daarover gezegd had.
“Aildith Larenian is de moeder van Morwenna Amber en Oleg Larenian. Ze heeft één zuster, Lenore. Lenore is dood, vermoord. Geen kinderen.”
Dus toch. Niet zomaar in een dronken bui van een klif gevallen, maar moedwillig vermoord.
“John Frederiks en Judith Larenian zijn de vader en moeder van Lenore en Aildith. Beiden dood. Rondom hun dood is geklooid door zowel Amberieten als Chaosieten. Judith had een broer, Donall. Status onbekend, waarschijnlijk dood. Geen kinderen. Lorrayne Amber en Herbert Sawall zijn de ouders van Judith en Donnal.”
Inderdaad een Sawall. Hoewel ik het ergens al verwacht had, was het toch een lichte schok om te horen dat mijn vermoedens klopten. Ik keek opzij naar Mandor, die tegelijkertijd met een verbaasde trek op zijn gezicht naar mij keek. Intussen ging Ghostwheel verder.
“Herbert is dood, vermoord. Status van Lorrayne is onbekend. Is verdwenen, men zegt dat ze omgekomen is. De vader en moeder van Lorrayne zijn Oberon Amber en Dulcimea Tir-na n’Oght. Over Dulcimea is niets te vinden. Oberon bevindt zich ergens in Overschaduw, daar kan ik niet komen. Tir-na n’Oght is een soort van magische stad waar ik ook niet kan komen. Er zijn vele legendes van Ti-na n’Oght, de stad die onder bepaalde omstandigheden te zien is. Shangri-La of Atlantis zijn afspiegelingen van Tir-na n’Oght. Ik denk dat Oberon daar ook vandaan komt. Er wordt gezegd dat Dworkin en de Eenhoorn zijn ouders waren, ik geloof dat niet.”
“Ik ook niet, maar er zijn meer mensen die daaraan twijfelen,” zei ik. “Als Oberon uit Tir-na n’Oght komt, verklaart dat wel wat.”
In ieder geval waarom ik hem daar ontmoet had. En hoe hij aan een vrouw als Dulcimea was gekomen.
“De vader van Herbert was Julius Sawall, zijn moeder onbekend. Ze zijn beiden dood. De vader van Julius is onbekend, zijn moeder is Nefertiti. Ook dood, vermoord. De vader van Nefertiti is onbekend, haar moeder is Isis Sawall. Osiris Sawall is haar broer, hun ouders zijn onbekend.”
Ik stond verbluft bij het horen van al die Egyptische namen. Zou mijn belangstelling voor Egyptologie bij de familie Sawall vandaan komen? Ik dacht aan Gramble met zijn boek over Hiëroglyfen, aan Mandor die bijzonder veel interesse had getoond in mijn opgravingen in Egypte.
“Osiris Sawall is de vader van Herdotus Sawall. Ze zijn allemaal omgekomen, meest vermoord. Met Osiris is iets vreemds aan de hand, men zegt dat hij dood is geweest en uit de oude wereld komt. Hij is door zijn zus Isis tot leven gewekt. Ja, die Egyptische verhalen zijn erg interessant.”
Ja, dat kon je wel zeggen. In meer dan één opzicht zelfs.
“Beiden waren heel sterke magiërs. In de Herbert-tak is dat een beetje verwaterd, eigenlijk bij Julius al.”
Oh, vandaar dat ik de Sawall Spikard had gekregen. Voor de minder begaafden met magie in de familie. Eigenlijk was het lachwekkend.
“Herdotus Sawall is de vader van Gramble Sawall. Gramble Sawall is de vader van twee zonen en een dochter. Ik heb slechts van één zoon een naam, Mandor. Die leeft. De oudste zoon is vermoord.”
“Dat was Ernest,” zei ik.
“Bedankt, dat voeg ik dan toe aan mijn bestanden. De dochter is op jonge leeftijd vermoord. Gramble Sawall is getrouwd met Dara Hendrake. Zij stamt af van Lintra Hendrake, ook vermoord en Benedict Amber. Tussen Lintra en Dara zitten twee Hendrakes die ook vermoord zijn. Nu moet ik weer gaan.”
“Bedankt,” zei ik en het lichtpuntje verdween. Mandor staarde naar waar het lichtpuntje al die tijd was.
“Ik wist niet dat ik een zus had,” zei hij.
“Je hebt me wel eens gezegd dat er jongere zussen van je vermoord waren.”
“Ik heb wel eens geruchten gehoord dat ze er waren, ik heb het nooit zeker geweten. Tot vandaag dus. Oh wat stom!”
“Wat?”
Hij keerde zich naar mij en pakte me bij de schouders.
“Ik had naar mijn moeder kunnen vragen en er niet aan gedacht! Wat onbenullig van me!”
“Ik dacht er ook niet aan. Je zou het Merlijn eens kunnen vragen.”
Hij keek verward, zelf voelde ik me ook nogal ondersteboven. De laatste paar uur waren ronduit tamelijk bewogen geweest voor ons allebei, ik wist niet in hoeverre hij alles kon bevatten, wat mezelf betrof merkte ik dat er een aantal dingen niet echt goed doordrongen.
“Ik heb net gehoord dat we familie van elkaar zijn,” zei hij.
“Er is vreselijk huisgehouden in die familie. Ook mijn familie dus,” besefte ik.
Hij knikte en trok me tegen zich aan.

No comments: