Het ontstaan van een nieuwe Schaduw

Zeker als ik eraan terug denk, bleef de ervaring om met mijn volwassen zoon een poosje op te trekken wat vreemd aanvoelen. Het klopte allemaal en het gebeurde echt. Normaal groeien moeders naar de volwassenheid van de kinderen toe, in dit geval werd ik als het ware zo’n twintig jaar vooruit geslingerd en had te maken met een kind dat mij wel al die jaren had meegemaakt, maar ik hem niet. Ik kon me steeds beter en beter de gevoelens van mijn vader voorstellen, die pas met mij te maken kreeg toen ik ruim volwassen was. En ik voelde me beschaamd vanwege de dingen die ik hem verweet. Hoe kan hij nu een slechte vader zijn geweest terwijl hij er helemaal niet was in mijn jeugd? Hoe kom ik erbij om hem dat te verwijten? Waarom ben ik zo’n ongelooflijke egoïstische bitch? Ik kan hem niet verwijten wat er niet goed ging tijdens mijn jeugd. Mijn zoon kan mij dat wel verwijten, want ik was er gewoon bij en ik heb alles verkeerd gedaan. Maar misschien was dat de reden waarom ik Randal ontmoette. Om me een kans te geven wat meer alert te zijn op gebeurtenissen in de toekomst. Om niet in al die valkuilen te vallen waar de meeste ouders in vallen. Ik was gewaarschuwd. Ja toch?

Het wachten tot de hele wereld weg was, duurde vrij lang. Niet dat ik daar normaal een probleem mee heb – met wachten bedoel ik – er is altijd wel wat te lezen of te schrijven, maar voor Randal werd het al snel saai. Zo vroeg hij me waar de beesten waren. Ik begon een uitgebreide uitleg dat ik Fillipien en Boudicca tijdens de verloving had achtergelaten in Amber. Maar feitelijk was hij helemaal niet bijster geïnteresseerd in het waarom, voor hem was het belangrijkste nieuws dat ze niet in de buurt waren en dat stemde hem gelukkig. Er begon me iets te dagen. Bijvoorbeeld dat er een plan dat ik al voor hem had gemaakt, in duigen zou vallen. Het plan om hem, de kleuter Randal dan, aan een dier te binden, zoals ook met Owen het geval was en met mij. Ik besloot nog even geen overhaaste conclusies te trekken, wellicht overdreef hij. Tenslotte had Mandor eens opgemerkt dat Randal dieren leuk scheen te vinden. Ik dacht er even aan terug, in Tir-na Nog’th en ook de steden was alles even bizar geweest. Dieren leuk? Het enige wat ik me kon herinneren is een Randal die altijd achter dieren aanjaagde, een kat zowat doodkneep en een bloederige aanvaring had gehad met een hond.
Ik gooide het onderwerp van het gesprek maar om en vroeg hem naar zijn zus en zijn ‘andere’ broer die hij inmiddels een aantal keer genoemd had.
“Is dat een tweeling?”
Hij keek me onderzoekend aan en stelde me een tegenvraag.
“Waarom wil je dat weten? Ik weet niet of ik je meer moet vertellen zolang je niets weet.”
“Ik heb een soort voorspelling gehad dat we een tweeling zouden krijgen,” legde ik uit. Ik vertelde niet van wie en in welke context ik die voorspelling had gehad.
Hij aarzelde even voor hij antwoordde.
“Mijn zus en mijn broer zijn inderdaad een tweeling. Maar ze lijken helemaal niet op elkaar hoor. Echt in het geheel niet. Een twee-eiige tweeling in de meest overdreven versie die je je kunt voorstellen. Eiig zijn ze zonder meer.”
“Goed,” zei ik met een glimlach. “Dank je voor de informatie. Kan ik me vast wat voorbereiden.”
“Het kan anders zijn als ik terug ga naar mijn eigen tijd,” zei hij met een schouderophaal. “Al weet ik niet zo zeker of dan een hele tweeling verdwenen kan zijn. Maar ik heb wel eens gemerkt dat sommige dingen wat anders waren als ik terug kwam.”
“Zoals wat?” vroeg ik.
“Daar heb ik het liever niet over,” zei hij stug. “Er waren gewoon wat dingen anders. Niet vreselijk anders, maar gewoon een beetje. Ik heb trouwens weer trek en de mand is leeg.”
Ik knikte en begon me te concentreren op een warme maaltijd. Uiteindelijk lukte het om een grote pan met wortelstamppot en verse worst tevoorschijn te toveren met een kruik witbier.
We aten en dronken tot we genoeg hadden. Daarna vroeg hij om hem iets te leren.
“Doe maar over Patroon,” zei hij alsof hij een willekeurig onderwerp noemde.
“Wat weet je daar al van?” vroeg ik. “Ik bedoel, je hebt onlangs Gebroken Patroon gelopen. Heb je dat vaker gedaan?”
“Wel eens,” zei hij.
“En het echte? Ik bedoel niet zozeer het Oerpatroon en ook niet dat van Tir-na Nog’th dat je als tweejarige liep, maar een afspiegeling zoals in de kelder van paleis Amber of dat van Rebma. Of misschien toch het Patroon van Tir-na Nog’th, maar dan op latere leeftijd.”
“Nee, nee en nee,” zei hij grinnikend. “Niet zoveel behoefte toe gevoeld nog. Kun je niet gewoon vertellen? Je hebt al die jaren geheimzinnig tegen me gedaan, daar heb ik niets aan.”
Ik dacht even na. ‘Vertel wat over Patroon’ was nog complexer dan de complete dynastieën van alle Farao’s te duiden. Dus ik begon voorzichtig hem wat over de basis uit te leggen. Eerst over het Schaduwreizen. Daar vond hij niets aan. Of het niet wat spannender kon, zoals ergens specifiek naartoe te bewegen. Dat ging veel sneller. Over de Hellrides wilde hij al helemaal niets horen, zeker niet omdat er Amberpaarden bij betrokken waren. Ik vertelde hem zelfs iets over het Patroon lopen in je hoofd… ook dat leek hem vreselijk saai. Het Patroon opbrengen om jezelf af te schermen: duf. Hij vond het hele Patroongebruik niet erg praktisch, je kon er niets mee kapot maken en er geen spreuken in hangen. Waardeloos. Er iets mee opbouwen vond hij op zich wel lollig, maar om daarvoor nu even Patroon te leren… hem niet gezien. Vooral niet omdat Patroonkennis blijkbaar niet in een middagje te leren was.
Ik vroeg me in stilte af wat het Patroon met hem had gewild toen ik nog zwanger van hem was. Later, als peuter, hoefde het Patroon niets meer met hem – zo leek het tenminste. Maar ik had hem wel een keer ontmoet op Oerpatroon. Het werd steeds vreemder. Fiona had gezegd dat je daar geen mensen hoorde te ontmoeten. Maar ze had ook gezegd dat het Oerpatroon heel moeilijk was. Ik kwam er zelf in ieder geval niet helemaal uit, heel misschien moest ik dan toch nog maar een keer met Fiona praten en wat meer duidelijk zijn over wat er was gebeurd.
Randal besloot dat het Patroon niets voor hem was. Het aanleren duurde te lang, Patroongebruik was te gezapig, enzovoort. Hij kwam terug op de tweeling.
“Ik kan je daar best iets over vertellen,” was hij van mening. “Ze zijn lastig. Vanaf het moment dat zij er waren werden wij, Owen en ik, verwaarloosd.”
“Ach, kom nou,” zei ik lichtelijk verwonderd. “Hoe is dat nu mogelijk!” Ik voegde er niet aan toe wat ik eigenlijk had willen zeggen. Randal was een enorme handenbinder zowel als baby als peuter, dus op zich moesten we echt wel wat gewend zijn. Kon het nog erger worden dan?
“Echt waar,” knikte hij beslist, al meende ik een vermaakte trek op zijn gezicht te bespeuren. “Jullie hadden nooit meer tijd voor ons, we mochten niets, leerden ons nooit meer iets, want daar was geen tijd voor.”
“Nou ja, pasgeboren baby’s vragen veel tijd,” gaf ik toe. “Maar na een paar weken wordt dat vanzelf beter in mijn herinnering. Wij zijn gewend aan de baby en de baby aan ons. Dan gaat alles meer vanzelf.”
“Nee hoor, het bleef zo. Ik kreeg altijd straf, voor de meest onzinnige dingen. Allemaal de schuld van de tweeling. Jullie waren helemaal niet aardig voor me. De tweeling is een lastig stel, heel onaardig ook.”
Ik staarde hem aan. Meende hij dat nu allemaal? Aan één kant bleef ik het gevoel houden dat hij overdreef, aan de andere kant zouden er wel eens heel goed punten van waarheid in dat verhaal kunnen zitten. Zo’n goede moeder ben ik inderdaad niet, maar Mandor heb ik altijd gezien als een heel goede vader. Maar als ik het verhaal van Randal moest geloven, zou hij ook flink de fout ingaan.
“Ze kwamen veel te snel,” mopperde Randal en er lag zowaar een verongelijkte trek op zijn gezicht. “Niet lang nadat ik thuis was gekomen, werden ze al geboren. Gelukkig bleef het daarna even rustig.”
“Dat kan ik me voorstellen,” zei ik. “Dat klinkt als vier kinderen in minder dan drie jaar. Ik denk dat we…”
“Misschien dat er niet nog meer kwamen omdat Pap geen tijd had,” viel hij me in de rede. “Hij is de laatste jaren sowieso veel weg. Misschien heeft hij een vriendin ofzo.”
Meteen keek hij me met een vorsende blik aan, ik trok echter een stoïcijns gezicht. Maar binnenin me woedde het, deed het pijn en het wrong. Nog geen twintig jaar en dan gooide hij me al weg voor een ander? Maar waarom niet? Als ik Randal zo hoorde had ik er niets van gemaakt, teveel kinderen gekregen in een te korte tijd en kon ik ze niet eens aan. Ik was waardeloos, zowel als vrouw en als moeder. Mandor had niets aan me. En dat toekomstige wijf dat het waagde om aan hem te zitten… ik zou haar, de slet! Die zou met mij te maken gaan krijgen!
“Hij is bijna nooit thuis. Misschien houdt hij niet van de tweeling,” haalde de stem van Randal me uit mijn moordlustige stemming. “En scheept hij ons er mee op. Jou, mij en Owen. Wij zitten maar met die lastpakken. Vooral ik, want Owen interesseert het niet. Hoewel… hij heeft ze wel een keer opgesloten.” Dat laatste kwam eruit met een grijns. Ik zuchtte. Wellicht kon een beetje competitie tussen de kinderen geen kwaad, maar het beeld dat Randal voor me schetste, zag er niet heel geweldig uit. Kinderen die elkaar niet konden uitstaan, Mandor die me niet meer zag zitten en wellicht een ander had… ik wist niet wat ik het ergste vond. Maar wat kon ik doen dan slikken en doen alsof ik het me niet zo kon schelen?
“En dan heb je ook nog zo’n vieze hond,” vervolgde mijn zoon met een trek van walging op zijn gezicht. “Wat een rotbeest. Je stopt er veel te veel tijd in, net als in dat paard en die vogels. Owen vindt de vogels en het paard leuk, maar de hond niet. Ik vind al die beesten een grote misser. Zeker die hond met die blikkerende tanden en die valse blik, hij mag me niet.”
“Als hij je nog nooit heeft aangevallen, valt het allemaal wel mee,” zei ik terwijl ik me afvroeg waarom ik toch een hond naar Gormenghast zou halen, het was immers mijn bedoeling om het bij paarden en valken te houden, vooral omdat Mandor een afkeer had van de dieren.
“Dat moest er nog bijkomen,” zei hij verontwaardigd. “Ik zou hem afgemaakt hebben!”
Ik keek hem strak aan. Dat klopte niet. Ik zou het beest hebben afgemaakt als het één van de kinderen ooit had aangevallen. Persoonlijk. Op dat moment zou alle vertrouwen weg zijn. Ik weet heel goed dat mijn dieren belangrijk zijn voor me, maar mijn geliefde en mijn kinderen zijn veel belangrijker.
“Ik snap niet dat je al die dieren in huis haalt,” zei Randal ontstemd.
Ik eerlijk gezegd ook niet. Nou ja, wat die hond betrof. Mijn vermoeden was dat het om een Barghest ging en het was mijn bedoeling om die lekker in Elysium te laten. Het huis, het ‘thuis,’ waar Randal over sprak, was Gormenghast.
“Ik vermoed dat Pap daarom niet meer thuis komt,” zei hij toen. Iets wat me meteen weer een beetje met beide benen op de grond plaatste. Randal had duidelijk geen idee waarom Mandor zoveel weg was. De vriendin, de tweeling, de dieren… allemaal redenen die hij had bedacht om diens afwezigheid te verklaren, de werkelijke oorzaak wist hij echter niet. Maar als het een vriendin was, dan zou ik… Ik riep mezelf tot de orde. Hemel, we waren aan het praten over iets wat op dit moment nog helemaal niet speelde. De tweeling was hoogstwaarschijnlijk onderweg, maar verder was er nog niet zoveel aan de hand. Ik kon nog proberen om lering te trekken uit alles dat Randal zei.
“Verder moet je Owen niet zo voortrekken,” ging Randal verder. “Niet alleen jij doet dat, Pap ook. Jullie gaven hem veel minder vaak straf dan mij.”
“Misschien komt het een beetje omdat jij wat ondernemender bent?” vroeg ik voorzichtig terwijl ik zijn ondeugende oogopslag observeerde. Ik had het idee dat hij het gedeeltelijk echt meende, maar dat er ook een groot deel gespeelde verontwaardiging bij was.
“Helemaal niet. Hij is de oudste! Dat roepen jullie keer op keer, terwijl ik ouder ben!”
“Hmm, misschien bedoelen we daarmee ‘eerstgeborene’, maar dat klinkt wat plechtig,” probeerde ik uit te leggen.
“Dat maakt niet uit. Hij wordt verwend omdat hij de oudste is en jullie lievelingetje. En de jongste twee zijn jullie troetelkindjes, die mogen zowat alles!”
Heel even zag ik toch wat humor in zijn opmerkingen. Eerder beweerde hij dat Mandor mogelijk niet van de tweeling zou houden, niet veel later sprak hij zichzelf tegen. Alhoewel… Mandor had me een aantal jaar geleden gezegd niet in staat te zijn om van iemand te houden. Zou dat ooit veranderen?
“Ik zeg het maar vast, dan kun je er rekening mee houden,” zei Randal en stond op. Hij liep zigzag kruislings tussen de stenen door. Zelfs als jonge volwassene was hij nog steeds een fysiek iemand.
Ik stond ook op en liep wat op en neer. Toch prettig om de benen te kunnen strekken. Toen we weer zaten ging ik verder met het gesprek.
“Het spijt me dat ik het zo slecht heb gedaan tijdens je jeugd, ik kan je vertellen dat het niet mijn intentie is. Owen is mij niet liever dan jij me bent. Over de tweeling kan ik natuurlijk geen zinnig woord zeggen nu. Je moet me geloven als ik zeg dat ik stapel ben op jullie allebei en op ieder van jullie omdat hij is zoals hij is.”
Hij leek wat verlegen met mijn verklaring te zijn.
“Nou ja, zo erg is het ook weer niet,” krabbelde hij toen een beetje terug. “Eigenlijk ga je wel, als moeder zijnde. Ik bedoel, ik ken ook andere moeders en dan val je best mee.”
“Ik ben vereerd,” zei ik met een grijns. Ik wist nog maar al te goed hoe ik zelf dacht over mijn ouders op zijn leeftijd. Ik vond ze niet zo heel geweldig, maar had ze liever dan andere ouderparen.
“Je legt anders nooit iets uit,” meende hij toch nog te moeten zeggen.
“Goed,” zei ik. “We zitten hier nu toch, wat mis je allemaal precies?”
“Ik heb artefacts nodig met power,” zei hij met een onbewogen gezicht.
“Met Merlijn gepraat zeker?”
“Die heeft me geholpen en heeft me les gegeven. Hij heeft wel tijd voor me, in tegenstelling tot jullie.”
“Grappig,” mompelde ik. “Wel voor jou maar niet voor zijn eigen kinderen.”
Hij keek me een beetje bevreemd aan en ik had er spijt van dat ik dit had laten vallen. Hij ging er echter niet op in, maar praatte verder.
“Jurt en diens dochter hebben ook tijd voor me. Mayna heet ze,” voegde hij eraan toe toen hij mijn vragende blik zag. “En ze is lang zo onhandig niet als hij.”
Leuk, toch een kind voor Jurt. Ik herinnerde me dat hij ooit tegen me had lopen klagen dat Julia geen baby’s wilde hebben, terwijl hij er zo naar uitkeek.
“Is Julia de moeder?” vroeg ik.
“Ik geloof het wel. Dat is ook wel een aardig mens. Het is trouwens moeilijk kiezen hoor. Je hebt dan Mayna en Xena en ze zijn allebei leuk. Wie moet ik nu kiezen?”
Ik slikte even bij het horen van de naam Xena, maar zorgde ervoor dat Randal niets van mijn ontzetting merkte.
“Als je niet kunt kiezen, zijn ze misschien beiden niet de ware,” zei ik behoedzaam.
“Je hebt ze me eerder allebei afgeraden,” grijnsde hij. “Waarom doe je niet wat andere moeders doen voor hun zonen? Me introduceren bij andere leuke meisjes?”
Volgens mij had deze jongen geen introductie nodig bij wie dan ook. Maar voordat ik iets kon zeggen in die trant, beweerde hij dat ik zoiets voor Owen wel gedaan zou hebben. Tja, wat kon ik daarop zeggen. Misschien was dat om een andere reden geweest, waarom zou ik mijn zonen van iets ouder dan 20 jaar proberen te koppelen aan iemand? Niets was zo vervelend als dat!
“De dochter van Rhexenor is trouwens ook wel leuk en die is tenminste ook nog opgevoed,” zei hij, “Maar ze is verschrikkelijk druk. En ze vindt beesten leuk.” Er lag een trek van afschuw op zijn gezicht.
“Heeft ooit iemand tegen je gezegd dat je heel veel op je vader lijkt?” kon ik niet nalaten op te merken.
“Helemaal niet,” zei hij verontwaardigd. “Ik lijk niet op hem, Owen lijkt op Pap! Is hij daarom misschien jullie lievelingetje? Ik krijg nooit wat, de tweeling krijgt alles en Owen heeft alles al!”
“Ik vermoed dat jouw spullen gewoon niet lang heel blijven. Ik kan me gewoon niet voorstellen dat je minder krijgt,” zei ik.
“Toch is het niet eerlijk!” riep hij verontwaardigd uit. “Kom ik thuis en wat blijkt: Owen heeft bergen speelgoed en ik alleen maar een rugzakje vol!”
“Dat kan kloppen We konden niet veel meenemen, maar dat zullen we later in orde hebben gemaakt, denk ik.”
“Dat doet er niet toe! Mijn broer blijkt een enorme speelkamer voor zichzelf te hebben, die helemaal vol ligt met speelgoed, puzzels en alles wat je je maar kunt bedenken!”
Ik kon me voorstellen dat het voor hem een raar begin geweest moest zijn. Hij had een heel vreemde start gehad doordat hij gescheiden van zijn oudere broer was geboren en de eerste jaren opgegroeid. Dat lag niet aan hem, noch aan Owen. Daar was ik zelf voor verantwoordelijk. Het zou een natuurlijke gang van zaken zijn geweest als hij was geboren en opgegroeid in Gormenghast en daar vanzelf langzamerhand die speelkamer was ingerold. Nu zou de peuter Randal het idee hebben dat de kamer van zijn broer was omdat deze vol lag met diens speelgoed. Owen zou het niet erg vinden om zijn ruimte de delen, dat wist ik zeker. Ook niet om zijn speelgoed te delen. Er was nog een heleboel dat geregeld moest worden als we allemaal thuis zouden zijn. Eén ding ervoer ik trouwens als heel prettig, dat was het feit dat hij Gormenghast wel als ‘thuis’ zag.
“Zo’n probleem kun je niet gehad hebben met die puzzels,” zei ik lachend. “Dat vond je als klein kind in ieder geval niet leuk om te doen.”
“Nee, echt niet. Dat speelgoed van Owen… die treinbaan die stukje bij beetje aan elkaar gelegd moest worden, duizenden puzzels, die stomme boerderij waarvan hij vond dat er dieren in woonden… als opstapje is zoiets toch veel beter geschikt?!”
Ik zag een beeld voor me van veel geruïneerd speelgoed. En niet eens omdat Owen een driftbui had gehad. Nee, alleen doordat zijn broer thuis kwam.
“Wat voor speelgoed had je dan wel leuk gevonden?” vroeg ik.
“Leuke dingen! Zoals… een light saber!” Hij stond op en trok een soort handvat van een zwaard uit zijn riem. “Shit, dat doet het hier natuurlijk niet,” mopperde hij toen en stopte het weer weg. “Dat soort leuke dingen regelt Merlijn voor me,” verklaarde hij. “Jullie doen dat nooit, ik ben de meest verwaarloosde zoon van het gezin.” Er was een ondeugende schittering in zijn ogen te zien, de jongen zat me behoorlijk te stangen en het lukte hem aardig.
“Waarom hebben wij geen wapens in huis?” vroeg hij. “Wij zijn de enige familie zonder, dat is gewoon raar. Merlijn heeft er genoeg, al je ooms en tantes, zelfs tante Flora hebben wapens. Ronardo, Rhexenor en William hebben er ook zat in huis, maar wij niet.”
“Geen behoefte aan,” zei ik eerlijk. “Het past niet zo bij ons. Heb je nooit overwogen om bij de meer wapenminnende familieleden te gaan wonen?”
“Oh ja, gedaan ook,” zei hij. “Maar eerlijk gezegd werd dat toch steeds heel snel saai en ging ik maar weer naar huis.” Ineens lag er een wat serieuzere trek op zijn gezicht.
“Ik heb van jullie wel andere dingen geleerd hoor. Logrus, van Pap dan voornamelijk. En magie van jullie beiden. Wel goeie magie natuurlijk, niet dat waardeloze gedoe.”
“Je bedoelt machtswoorden?”
Hij knikte
“Ik heb een combinatie van Logrus en magie gebruikt om dat ene meisje te beschermen, die dochter van Fionn. Die kon zelf geen magie. Wel een leuke meid ook, helaas was het maar kort. Ik heb niet eens de kans gehad om wat met haar te … eh … praten.”
Ik keek hem aan, wist zeker dat hij iets heel anders bedoelde. Maar zei niets.
“Zij zag me wel zitten,” zei hij met zekerheid. Ik vermoedde dat hij daar wel eens gelijk aan zou kunnen hebben. Maar een meisje uit een andere realiteit… dat kon nooit iets worden. Ik zei dat echter niet.
“Haar vader zag me duidelijk niet zitten als haar vriendje,” vervolgde hij grijnzend. “Natuurlijk was hij dankbaar dat ik zijn dochter had gered, maar hij was me liever kwijt dan rijk op dat moment. In het algemeen doen vaders niet dankbaar tegen mij, terwijl ik best netjes doe en ben.”
Ook dat was waar. Ik had me een redelijke indruk kunnen vormen van deze zoon en het was duidelijk dat er – naast zijn ondernemende gedrag – ook iets was van zowel beleefdheid als goedgemanierdheid. Hij had zelfs tussen neus en lippen door aangegeven dat Xena en Mayna niet bepaald opgevoed waren, iets dat hem blijkbaar opviel en niet helemaal leek te bevallen.

Om ons heen verging de wereld gestaag. Na verloop van tijd wist ik dat er niets meer over was, behalve de steencirkel en wij. De cirkel was behoorlijk sterk, het voelde aan als een soort Patroon. Na wat concentratie zag ik dat er tussen twee stenen een soort poort was aan beide kanten, eentje in de buitencirkel, de andere in de binnencirkel. Daar waar eerder het pad van Gebroken Patroon was geweest. Nu zag ik kriskras paden lopen van de ene steen naar de andere, daar tussendoor een kronkelig pad. De paden lichtten blauw op en kruisten elkaar nergens, doordat ze over elkaar heen liepen en onder elkaar door. Dit was geen plat Patroon… Het juweel, wat had dat precies gedaan? Weer maakte ik een mentale noot: vragen aan Eric.
Randal zei last te hebben van het Patroon en ik keek hem van terzijde eens aan. Ik geloofde het niet zo. Maar als Logrusgebruiker kun je natuurlijk moeilijk zeggen géén last te hebben van Patroon. Hij had Gebroken Patronen gelopen, dus enige affiniteit met Patroon zou hij toch moeten hebben. Ik vond het heel prima dat hij zich had geconcentreerd op de Logrus, wellicht sprak het meer destructieve karakter daarvan hem gewoon meer aan en het kon goed zijn dat het ook beter bij hem paste. Wat had het Patroon dan van hem gewild toen hij nog niet geboren was?
Ik legde hem het plan, dat ik had zitten bedenken tijdens het wachten en het praten, aan hem uit. Een nieuwe Schaduw bouwen vanuit het niets. Een Schaduw die zoveel mogelijk in evenwicht moest zijn. En ik zou daar graag hem willen betrekken als Logrusgebruiker. Zowel in Gormenghast als in onze eigen wereld had ik gemerkt dat Logrus en Patroon elkaar niet in de weg zaten, dat het heel goed naast elkaar kon bestaan. Daar waren beide machten zelfs zodanig vertegenwoordigd dat het gebruik ervan niet meer mogelijk was
Randal knikte, hij wilde graag helpen. Het leek hem gemakkelijk en vooral boeiend.

De Macht van de cirkel kon ik niet gebruiken, het was niet zoals de machtsbron in Gormenghast Ik herkende het soort Macht niet helemaal.
Ik begon vanaf het begin, vanaf de cirkel. Eerst voorzichtig, een heuvelachtige grasland waarin de cirkel zich bevond. Van daaruit verder. Het samenwerken met Randal ging verbazend goed, wat ik gebruikte ging heel goed samen met wat hij gebruikte. Ik deed de basis, hij verweefde de woestheid, de wilde plekken erin die ik zo graag wilde zien. Ik vermoedde dat hij zijn macht uit de storm haalde.
Meer en meer kwam ik tot het besef dat wat er in de steencirkel was, anders was dan waar ik mee bezig was of hij. Ik had ook het idee dat normaal gesproken een Gebroken Patroon niet te herstellen was.
Tussendoor namen we voldoende rust en zorgde ik voor genoeg te eten. Af en toe hadden we zo onze gesprekken, het was goed om een poos met hem op te trekken. We bouwen een klein onderkomen in het veld vlakbij de cirkel, zodat we in ieder geval een dak boven ons hoofd hadden. ’s Nachts sliep hij rustig, terwijl ik ruim de tijd had om na te denken en te piekeren. Als ik sliep was dat vaak onrustig door de dromen die me nog steeds kwelden, ik begon het vermoeden te krijgen dat het nooit meer helemaal weg zou gaan. Wanneer zou ik eindelijk eens een nacht hebben waarin ik gewoon ongestoord door kon slapen? In Tir-na Nog’th had ik redelijk veel geslapen, maar ook daar bleven de dromen me kwellen.
Er waren een paar dingen die me erg dwars zaten. Uiteraard de uitspraak van Randal over Mandor die nog maar weinig thuis zou zijn en geen tijd meer zou hebben. Het maakte me onrustig. Ook de eerste keer toen ik hem ontmoette op het Oerpatroon had hij iets daarover gezegd, in ieder geval dat ik hem bijna nooit mee zag. Het was geen losse opmerking geweest. Wat ter wereld kon die verwijdering tussen ons veroorzaken? Een ander in het spel was uiteraard een heel goede mogelijkheid, maar ook een beetje eigenaardig. Geen van beiden zijn we mensen die van de ene relatie in de andere vallen. Mogelijk zou ons samenleven in een sleur belanden na lange tijd, maar dit was iets dat over een jaar of twintig al zou spelen en dat was heel snel. Doordat Randal eigenlijk niet wist wat er aan de hand was, vermoedde ik dat het niet om een andere relatie ging. Of één van ons zou een slippertje gemaakt hebben? Weer vlamde de jaloezie op bij de gedachte aan Mandor die met een ander… Ik dwong mezelf om er niet aan te denken, maar dat was moeilijk.
Iets anders dat me toch verontrustte was Randals opmerking over de tweeling. Twee dingen eigenlijk. Dat ze zouden komen vlak nadat we thuis waren… hoe snel zou dat zijn? Het andere was dat er daarna geen kinderen meer kwamen. Uiteraard zou het een plausibele verklaring zijn dat we, na vier kinderen kort op elkaar gekregen te hebben, het even voor gezien hielden. Maar na een aantal jaar zou er waarschijnlijk toch nog eentje bijgekomen zijn. Of was de relatie toen al op een dieptepunt beland? Eigenlijk had Randal daar niets over gezegd. Niet dat we ruzie zouden hebben ofzo. Raar.
Een andere mogelijkheid was eigenlijk veel waarschijnlijker en dat zou ook mogelijk het gedrag van Mandor kunnen verklaren. Ik dacht aan wat ik had gezien in de poel en huiverde. Misschien was het allemaal gebeurd met dat gif en hadden we het niet kunnen voorkomen. Misschien zou na een aantal jaar pas blijken dat het inderdaad definitief was. En wat dan? Mogelijk hadden we van tevoren gedacht dat het effect zou verdwijnen na enkele jaren, als Amberiet herstel je immers van alles? Als het echter duidelijk zou worden dat de onvruchtbaarheid definitief was, zou Mandor hoogstwaarschijnlijk zeer radicaal zijn en wraak gaan nemen op alle betrokkenen. Dat zou een verklaring kunnen zijn voor diens veelvuldige afwezigheid.
De tweeling… ik kon me voorstellen dat we hen geen risico wilden laten lopen. Als ze inderdaad al onderweg waren, zouden we ervoor kunnen kiezen hen ook geboren te laten worden voor het huwelijk, dat leek op dit moment de meest zekere manier om hun leven te redden. Een gif dat mogelijk hun leven zou aantasten of ze zelfs kon doden, was geen goed vooruitzicht, zelfs niet als er sprake was van een tegengif. Of het moest 100% zeker zijn dat het tegengif geheel afdoende werkte.
Ik trachtte niet al te veel op de toekomst vooruit te lopen, dat wierp alleen maar vragen en problemen op. Toch was het bijzonder om een poos samen op te trekken met iemand die in je toekomst thuis hoorde. Randal, mijn zoon. En die van Mandor. Zou ik hem ooit kunnen ik vertellen dat mijn eerste ontmoeting met hem voor mij het zetje was geweest om iets te beginnen met Mandor? In gedachten had ik hem Owen genoemd, maar die naam was niet voor hem. Deze had ook niet bij hem gepast. Hoe kon ik Randal ooit vertellen dat ik zelfs de eerste weken na Owens geboorte dacht dat hij het was? Op een bepaalde manier was Randal toch de oudste geworden, maar hadden wij als ouders besloten dat dat eerstgeboorterecht toeviel aan Owen. Naar mijn idee was dat terecht, toch kon ik me levendig voorstellen dat het naar Randal toe niet als helemaal eerlijk overkwam. Maar wat hadden we dan moeten doen?
Ik voelde me trots op de jongeman die Randal geworden was. Ondanks alles was hij uitgegroeid tot een prachtmens, inderdaad heel behulpzaam zoals de andere Mandor al opmerkte. En aardig. Met zijn knappe gezicht en olijke oogopslag zou hij waarschijnlijk heel wat jonge vrouwenharten sneller doen kloppen, ik kon alleen maar hopen dat hij hen met respect zou behandelen. Maar daar was ik niet zo bang voor, hij had zonder twijfel goede manieren. Blijkbaar hadden we hem toch iets bij kunnen brengen.

Op een middag – we hadden inmiddels een dag- en nachtcyclus gecreëerd – vroeg ik hem hoe hij door de tijd kon reizen.
“Dat is geheim natuurlijk,” grijnsde hij.

Toen we de laatste hand legden aan de Schaduw – het was niet alleen bij deze wereld gebleven, maar we hadden een heel cluster van werelden met een eigen universum weten te maken - kwam hij terug op demonen.
“Heb jij je ooit bezig gehouden met oproeping?” vroeg hij tijdens een lunch. Hij zag er moe uit, ondanks dat we steeds op tijd onze rust namen en goed aten, vergde dit met name van hem heel veel.
“Ik heb wat theorie gehad toen ik net in verwachting was van jou. Van je vader mag ik pas verder gaan als ik niet zwanger ben, zwangere oproepers zijn erg interessant voor sommige demonen. Maar ik ben zeker van plan om daar meer over te leren.”
“Dat is mooi,” zei hij met een tevreden gezicht. “Ik wil het echt leren, zie je. Pap zal het aan jou wel willen leren, dan kun jij het aan mij leren als ik je weer ontmoet.”
“Het kan even duren voor ik ermee verder ga,” zei ik glimlachend. “Ik wil eerst mijn studie Conjuration afronden en beter leren omgaan met Troef. Ik heb wat probleempjes gehad daarmee de laatste tijd.”

Eindelijk was het af. Ik weet niet hoe lang we erover hadden gedaan, naar mijn gevoel ging het om weken of maanden. Alles was precies geworden zoals ik het wilde hebben. Ook Randal was uiterst tevreden met het resultaat. Er waren zeeën, continenten, er was veel woeste natuur, er waren bossen en wouden en steencirkels op elk continent. We hadden complete voedselketens gebouwd, er waren dorpjes ontstaan en er woonden mensen. Nergens drukbevolkt, het was zoals het zou moeten zijn. Het had veel moeite gekost en ik voelde me moe, Randal was uitgeput.
Die dag kwam er een processie van Druïden onze kant op, aangevoerd door de Valk en de Hound. Vlak voor ons bleven ze staan en maakte een diepe buiging. In het Keltisch vroeg de Aartsdruïde om mijn instructies en ik gaf gedurende die middag, die overging in de avond en nacht en vroege morgen, de aanwijzingen. Soms werd me gevraagd om dingen te verduidelijken, wat ik dan ook deed. Randal keek alles belangstellend aan en had niets toe te voegen toen ik hem daarnaar vroeg. Hij vroeg me alleen of ik nog van plan was om iets over deze cirkel in het bijzonder te vertellen. Ik besloot dat niet te doen, ik zei alleen dat deze cirkel de belangrijkste was en dat deze goed onderhouden diende te worden.
De jonge Barghest en de jonge Valk werden toegewezen als hun leidsgeesten en deze kregen ook zo hun instructies.
In het kort kwam het er op neer dat de Druïden de leiders, de magiërs, de priesters, de wijsgeren, de adviseurs, de genezers en de rechters zouden zijn. De opleiding tot druïde zou zwaar zijn en het kon jaren duren eer men in de hoogste kringen kwam. De Aartsdruïde is het hoogst in rang. Ze kregen de taak om de wereld zoveel mogelijk in balans te houden en om in te grijpen waar nodig. Ontwikkeling diende niet tegengehouden te worden, maar met grootste nauwkeurigheid gevolgd te worden en indien mogelijk moest dat worden omgebogen. Ik voorspelde ze dat er onenigheid zou zijn en dat er oorlogen zouden komen. Dat alles hoefde niet te worden tegengehouden, maar ze zouden moeten ingrijpen indien ze dat noodzakelijk achtten.
Hun leerweg zou een individuele zijn, leraren zouden leerlingen zoveel mogelijk persoonlijk les geven. Er moest zo min mogelijk worden opgeschreven, alleen mochten er gebeurtenissen opgetekend worden in Het Boek van de Eik.

De volgende middag vertrok de processie weer, druk discussierend onderling over hoe ze hun Taak zouden gaan volvoeren. De Valk en de Barghest bleven achter bij de cirkel.
Randal keek me aan en glimlachte vluchtig. Hij knikte naar de steencirkel.
“Ik denk dat daar de weg naar huis ligt,” zei hij. “Voor ieder van ons een eigen richting. Ik ga wel eerst.”
Hij omhelsde me heel kort en liep daarna even om de cirkel heen terwijl hij deze nauwkeurig bekeek.
“Dat is vooruit,” mompelde hij en liep er nog eens omheen. “En dat is achteruit,” zei hij toen. Hij keek nog eens naar mij, lachte breed en stapte tussen twee stenen de cirkel in. Meteen was hij verdwenen.
Ik had geen idee waar hij op doelde met dat vooruit en achteruit, mogelijk had het iets te maken met tijd. Ik liep een aantal keer om de cirkel heen en kon niets meer maken van het lijnenspel daartussen als eerder. Het bracht me behoorlijk aan het twijfelen, ik wist zelfs niet meer waar Randal nu tussen de stenen was gestapt. Het was een poort geweest, maar was het die van de buitenring of van de binnenring?
Beide dieren zaten rustig aan weerskanten van een poort. Ik keek naar hen en besefte dat ze daar al zaten sinds Randal daar naar binnen stapte. Ik haalde diep adem en stapte door dezelfde poort.

Alles om me heen veranderde. De wereld was er niet meer, er was geen sprake van een steencirkel en er waren geen dieren. Er was alleen een trap die zover omhoog wentelde dat ik niet kon zien waar deze naar toe leidde.
Ik zette een voet op de eerste trede en liep naar boven. Het was vreselijk vermoeiend, na iets van een uur van klimmen zag ik een deur, terwijl de trap verder omhoog kronkelde. Ik twijfelde – uiteraard deed ik dat, zoals steeds – of ik deze deur door moest gaan. Aangezien het handig zou zijn om te weten waar deze deur heen leidde, concentreerde ik me op de deur en probeerde zo uit te vinden wat daarachter zou zijn. Dit werkte verrassend goed, ik zag ineens een beeld voor me waarvan ik wist dat het maar even stand zou houden.
Ik zag een vrouw met vlammend rood haar die met een verbeten gezicht in bed lag te bevallen. Het kind, een jongetje met ook al rood haar, werd geboren en schreeuwde één keer. Daarop keek hij triomfantelijk om zich heen.
Goed, ik wist daardoor een paar dingen: de roodharigen hadden hun haarkleur van hun moeder geërfd, Brand had als baby al een bepaald ego en dit was zeker niet de goede periode.
Verder die trap op. Het is vreselijk vermoeiend om uren lang naar boven te lopen. De volgende deur gaf me ook een kijkje in het familieverleden. Deze keer een broer en zus, hun haarkleur bijna zwart. Erg jong nog beiden, de jongen was de kindertijd net ontgroeid, het meisje was een jaar of acht. Zij had zelf koekjes gebakken en bood ze haar broer aan die ze met graagte opat. Onschuldig? Nee, zeker niet. Ik wist dat het meisje wat meer ingrediënten had gebruikt voor de koekjes dat nodig was. Toevoegingen die thuishoorden in bepaalde heksenbrouwsels, niet in thuisgebakken koekjes. Het was interessant, al meerdere malen was er gesuggereerd dat Deirdre haar oudere broer Corwin in hun jeugd betoverd zou hebben. Hier zag ik iets dat inderdaad in die richting wees. En het was weer niet de periode waar ik in thuis hoorde.
Het was uren lang trappen lopen en meerdere deuren bekijken. Beelden van de Amberkant van de familie. Een blond jochie, kleine Random, die met pesterige blik op zijn gezicht een spijker door een schoenzool sloeg. Niet zijn eigen schoen uiteraard. Ergens anders het beeld van een huis dat in de band wordt gestoken, hier en daar aanslagen. De Zwarte Weg met legers van enge wezens. Ik kwam steeds verder totdat ik getuige was van de Slag aan de voet van de Kolvir.
Uiteindelijk was er een deur waarachter een Spiegelzaal te zien was. Moest ik hier naar binnen gaan of nog niet? De trap ging nog verder. Ik probeerde eerst of het mogelijk was de trap weer af te dalen, maar dat ging niet. Iets van het geheel had toch wat gemeen met Patroon.
Ik twijfelde deze keer niet lang. Misschien zou ik nog steeds niet in de goede tijd zijn, maar via die Spiegelzaal zou het mogelijk zijn om in mijn tijd uit te komen. Ik opende de deur en merkte dat ik zelf achter een spiegel stond. Tot mijn niet geringe verbazing zag ik ineens mezelf lopen, het haar vreselijk door de war en in een broek en een shirt dat ik herkende van een paar jaar geleden. Mezelf leek wat verwilderd om zich heen te kijken, iets dat ik me al te goed kon voorstellen door wat Mezelf net had meegemaakt. Het was eenvoudig om uit de spiegel te stappen. Ik liep naar Mezelf toe en zag de stomverbaasde blik waarmee ze me aanstaarde. Ik voelde niet veel tijd te hebben, er was dus geen verdere uitleg mogelijk.
“Ik heb heel weinig tijd, dus onderbreek me niet, luister alleen. Ik moet je waarschuwen, vergeet niet jezelf ook te waarschuwen. Je tweeling loopt gevaar. Er is een verrader. Op je huwelijksdag zal er een aanslag op je gepleegd worden, je zult net moeten doen of er niets aan de hand is. Iemand zal je een gif willen toedienen waardoor je spontaan niet zwanger kunt zijn.
Ik kan niet langer blijven.”

Ik kon zien dat Mezelf vreselijk schrok van deze woorden, maar mijn tijd was echt op. Ik stapte terug door de spiegel die de deur naar buiten bleek te zijn.
Weer omhoog op de trap. Het voelde raar om een voorspelling te doen terwijl je zelf nog niet zeker weet dat het gaat gebeuren. Maar met iedere tree die ik omhoog ging, wist ik steeds zekerder dat ik niet onder de gifaanval uit kon komen en dat ik mijn tweeling niet wilde verliezen.
De volgende deur was niet ver verwijderd, de trap ging nog verder omhoog. Door de deur heen zag ik opnieuw de Spiegelzaal. Deze keer zag ik een lange blonde man met aan zijn hand een klein, donkerharig jongetje. Mandor onderzocht met een ernstige trek op zijn gezicht de omlijsting van de spiegels en Randal keek belangstellend toe.
Hier moest ik zijn. Ik opende de deur, het tweetal keek op.
“Hai Mamma!” riep Randal opgewekt. Mandor rende op me af, vloog me om de nek en omhelsde me stevig. Ik had sterk het gevoel dat hij langer zonder mij was geweest dan ik zonder hem. Heel even namen we de tijd om te genieten van elkaars lichamelijke aanwezigheid, daarna maakte Mandor zich los. Toen pas zag ik de staat waarin zijn kleding verkeerde, het leek alsof hij gevochten had. Hij pakte Randal opnieuw bij de hand.
“Kom, we hebben niet veel tijd,” zei hij en ging verder met het voelen aan spiegelomlijstingen terwijl hij ondertussen vertelde dat hij al een aantal keren in deze zaal was geweest.
“Ik zat verkeerd qua tijd, heb uiteindelijk die Spiegelzaal gevonden…” ik had het gevoel dat hij heel wat oversloeg. “… ben een aantal keer door een spiegeldeur gestapt, maar steeds verkeerd. Ik heb steeds wachters achter me aan. Toen kwam Randal er ook bij.”
Het jochie straalde, het viel me op dat zijn ogen inmiddels blauw waren. Had het lopen van het Patroon in Tir-na Nog’th dat veroorzaakt?
Mandor drukte tegen een lijst en de spiegeldeur zwaaide open. We stapten er met zijn drieën door. Zoals ik al verwachtte kwamen we uit in een gang van Amber, maar deze keer hing deze ook vol met spiegels. Eén van de eerste spiegels liet ons een heel vertrouwd beeld zien, dat van kasteel Gormenghast. Met Randal tussen ons in stapten we zwijgend door die spiegel. We waren eindelijk thuis.

Het was laat in de ochtend. De zon straalde aan een lichtbewolkte hemel en het was tamelijk fris. We waren net buiten het kasteel uitgekomen. De poort naar de binnenplaats stond open en Owen kwam enthousiast naar buiten rennen. Dat hij van onze aanwezigheid op de hoogte was verwonderde me niets, Mandor had me eens uitgelegd dat hij een soort link bij de jongen had aangebracht. Op die manier wist hij ten alle tijde waar Mandor of ik ons bevonden als we in Gormenghast waren.
“Pappa! Mamma!” riep hij en rende op ons toe… om plotseling tot stilstand te komen toen hij Randal tussen ons in ontwaarde die voor zijn doen wat bedeesd was.
“Wie is dat?!” Hij wees op Randal die, normaal niet op zijn mondje gevallen, nog steeds zweeg en zijn broertje van top tot teen bekeek. Mandor liet Randals handje los, liep de twee passen die hem van Owen scheidden, tilde het kind hoog op en gaf hem een stevige knuffel. Daarna zette hij het kind weer op de grond tegenover Randal en ging er op zijn knieën bij zitten.
“Dit, Owen, is je jongere broer Randal. En Randal, dit is je oudere broer Owen. Jullie zijn broers, echte broers. Leuk hè?!”
De jongens bekeken elkaar opnieuw, al die tijd was er geen woord uit Randal gekomen. Ik knielde ook neer en gaf Owen een knuffel – daar had ik al meer dan twee jaar op gewacht. Owen sloeg zijn armpjes om me heen. Toen zag ik het gezicht van Randal. Hij keek met een jaloerse blik toe. Ik schrok er een beetje van en verweet mezelf mijn onnadenkende gedrag. Hij had me van tevoren zelfs gewaarschuwd dat ik in zijn ogen Owen altijd voortrok!
Owen had me weer losgelaten, liep naar Randal toe en pakte hem bij de hand.
“Kom eens kijken,” nodigde hij hem uit en nam hem mee de binnenplaats op. Mandor en ik keken elkaar aan, het was vreemd om te zien dat de normaal wat afstandelijke Owen zojuist zijn immer voortvarende broertje onder zijn hoede had genomen. We wilden allebei tegelijk iets zeggen, toen we een schreeuw van schrik van de binnenplaats vandaan hoorden komen en vrijwel meteen Randal naar buiten zagen rennen. Hij omklemde Mandors been en keek angstig achter zich. Owen kwam aanlopen met een stomverbaasde uitdrukking op zijn gezicht en Malfoy op zijn arm.
“Hemel, hij heeft geprobeerd om het ijs te breken met behulp van dat beest,” verzuchtte Mandor terwijl hij Randal troostend over zijn hoofd aaide. “Dat is geen beste binnenkomer.”
“Randal wil niet vasthouden,” zei Owen met teleurstelling in zijn stem. “Is gewoon Beest.”
Het was definitief. De valk was omgedoopt tot ‘Beest.’ Dankzij Mandor. Ik kon er beter maar aan wennen. En Randal, mijn Chaoszoon, kon niet overweg met dieren. Hij had zich losgemaakt van Mandor en keek met ontsteltenis naar de andere dieren die nu hun opwachting maakten en mijn aandacht wilden. Zelfs Owen keek wat moeilijk toen hij de Barghest in het oog kreeg.
“Goed,” zei Mandor met een zucht. “Ik zie je straks wel, ik heb binnen wat dingen te doen.” Hij liep in de richting van de binnenplaats, bedacht zich, draaide zich om en liep naar Randal die zowat verstijfd stond bij de aanblik van de dieren. Hij pakte zijn zoon op en zette hem op zijn schouders. Daarna gingen ze samen naar binnen.
Ja, de Barghest was er. De oude Hound moest me zijn gevolgd van Tir-na Nog’th, samen met de oude Valk. Ze waren blij me te zien en verwachtten dat ik ook blij was met hun komst. En het mag vreemd klinken, dat was ik. Ook Fillipien en Boudicca waren gekomen om me te begroeten en om wat van mijn aandacht te eisen. Ze waren dus niet in Amber, zoals ik had gedacht, maar hier. Als ze zelf de weg naar huis hadden gezocht, wat beiden heel goed konden, was er meer tijd voorbij gegaan als ik had gedacht. Misschien waren ze met Julian meegekomen, mits deze inderdaad voor Owen was komen zorgen.
Ik zette Owen als vanouds op het paard en ging achter hem zitten. Ik riep de valken toe om mee te vliegen en spoorde de Barghest aan tot rennen. Daarna liet ik Boudicca draven.
We reden niet lang, nog geen half uur en gingen toen terug naar het fort. De dieren kregen de verzorging die ze nodig hadden, ik gaf de Barghest de naam Fenris en de Valk noemde ik Loki.
Tijdens het verzorgen babbelde ik wat met Owen en dacht intussen na over Randal. Het was een slecht begin voor hem geweest. Er begon zich echter een idee in mijn hoofd te vormen over hoe verder te gaan met hem. Ik wilde onder geen beding dat hij zich achtergesteld voelde bij Owen, maar het moest ook niet zo zijn dat daardoor Owen juist achtergesteld zou gaan worden. Er was veel om over te praten met Mandor. Maar een aantal dingetjes kon ik gelijk gaan ondernemen wat Randal betrof. Die dag was een bijzondere dag, onze tweede zoon was thuisgekomen!

No comments: