Verzamelen van Familie

Vrijwel iedereen was inmiddels aan de koffie of thee, behalve Rhexenor die maar bezig bleef met eten. Het zou me niets verwonderd hebben als hij de neiging moest onderdrukken om de schalen echt leeg te likken. Aan het hele gesprek had hij dan ook weinig toe te voegen, behalve dat hij nog eens benadrukte mee te willen helpen.
Voor alle duidelijkheid legde ik het plan nog eens uit.
“Er moet dus samengewerkt gaan worden tussen Chaosieten en Amberieten,” zei ik nogmaals met klem.
“De eerlijkheid gebied me te zeggen dat dit plan weinig kans van slagen heeft,” zei Bances. “Vooral omdat Amberieten niet te vertrouwen zijn.”
Ik ergerde me, dat was nogal een reden. Als iedereen er nu van tevoren van uit zou gaan dat het niet zou gaan werken vanwege dit soort wantrouwen, konden we beter ophouden voordat we maar zouden beginnen.
“Er zijn meer mensen die niet te vertrouwen zijn,” hoorde ik Mandor naast me zeggen en ik zag hoe hij de Amblerashes met een scherpe blik opnam. “Die zitten hier aan tafel bijvoorbeeld.”
Ik zag hoe Bances wit weg trok en ook zijn dochter en neef moesten even wat wegslikken. Mijn aanstaande had bepaald een reputatie opgebouwd, dankzij wat ik had gezien in die poel in Tir-na Nog’th wist ik nu dat dit niet onterecht was. Ik legde heel even een hand op zijn been, hij legde meteen zijn hand daarbovenop en gaf mijn hand een zacht kneepje. Dit gaf me de moed om verder te gaan, om door te zetten wat we begonnen waren.
“Ik weet dat er onderling nogal wat wantrouwen is,” zei ik. “Toch moet er zo snel mogelijk actie worden ondernomen die tegelijkertijd doeltreffend zal zijn. We vragen jullie medewerking om een groot overleg te kunnen organiseren op neutraal terrein, Elysium. Hierbij zal besproken wat de mogelijkheden zijn en hoe we zo optimaal mogelijk iets aan de situatie kunnen doen.”
“Ik zit anders niet te wachten op een heleboel Chaosieten in Elysium,” protesteerde Deirdre.
Ik onderdrukte de neiging om heel hard te gillen. Als dit gesprek al zo moeizaam verliep en als alle toezeggingen zo lang op zich zouden laten wachten, dan zou er straks helemaal niets ondernomen worden. Afgezien daarvan vond ik haar opmerking over Elysium niet erg gepast, het was net of zij er de baas van was. Waarom hadden wij het toegewezen gekregen als zij het eigenlijk onder controle wilde houden? Intussen voelde ik een aantal ritmische tikken in mijn onderbuik en begon ik me af te vragen of dit gewoon de beweginkjes van de tweeling zouden kunnen zijn. Het was niet voor het eerst dat ik het voelde, maar had het tot nog toe een beetje genegeerd. Met twee maanden leven voelen was immers erg vroeg, ook al ging het deze keer om twee kinderen en had ik de aanwezigheid van hun broers toch ook wel in een vroeg stadium gevoeld. Mandor keek me tersluiks aan en glimlachte.
“Het is genoeg als alleen de Hoofden en wat belangrijke leden van de Huizen aanwezig zijn,” zei Bances. “Er is niemand die zijn hele familie mee zal nemen. Ik weet alleen niet hoe het moet met het koningshuis, Gramble Sawall is immers gevangen genomen en er is nu niemand die Huis Sawall kan vertegenwoordigen.”
“Ik kan ons Huis in mijn vaders afwezigheid vertegenwoordigen,” zei Mandor afgemeten. Zowel Deirdre als Bances keken of ze het niet gepast vonden, maar ze durfden geen van beiden tegen Mandor in te gaan.
“Dus jullie zeggen je hulp toe?” vroeg ik nog maar eens.
Eindelijk, eindelijk knikten zowel Bances als Deirde, zij het nog steeds heel terughoudend.
“Vind je het wat als ik Iolanthe erbij haal?” vroeg Rhexenor plotseling. Het eten was nu echt op en voor even liet Anastasia hem met rust.
“Dat zou je kunnen doen,” zei ik nadenkend en negeerde de afkeurende blikken van de anderen. Iolanthe had ik nog maar enkele malen gezien en pas één keer echt gesproken. Een dame met een zekere reputatie. Iolanthe was volgens mij niet politiek geïnteresseerd en zou alleen daarom wel eens een heel waardevolle toevoeging kunnen zijn.
“Mooi,” zei mijn neef, opgewekt als immer. “Dan zal ik eerst dat leger van me in Elysium nog wat extra trainen.”
“Daar zou wel eens niet veel tijd voor kunnen zijn,” remde Deirdre zijn enthousiasme wat af.
“Oh, maar dat kan Morwenna regelen,” zei hij en keek me aan. “Jij bent immers goed met Patroon, als je nu even een snelle wereld voor me vindt waar ik ze kan trainen…”
“Ik zou een dergelijke Schaduw wel kunnen vinden,” legde ik hem rustig uit, “maar dat kost ook tijd. Ik weet namelijk zo geen Schaduw die echt veel sneller gaat.”
Hij keek een beetje beteuterd.
“Het zijn oorspronkelijk Benedicts legers,” zei Deirdre. “Ik denk niet dat ze extra training nodig hebben.”
Ik keek naar haar hoe ze erbij zat. Een beetje stijfjes, zo te zien voelde ze zich niet erg op haar gemak. Haar felblauwe ogen hielden iedereen in de gaten en intussen merkte ze niet eens dat ze in feite haar zoon een beetje het gras voor de voeten wegmaaide. Ik kon me voorstellen dat hij de manschappen van Benedict iets meer zijn eigen manschappen wilde maken.
“Je zou het eens aan een oom kunnen vragen,” adviseerde ik Rhexenor. “Die houden zich regelmatig bezig met legers, allicht dat ze ook dergelijke Schaduwen weten.”
“Ja, vraag het aan Corwin,” zei Deirdre een beetje afwezig.

Eindelijk was het tafelen klaar. Rhexenor zei dat hij wat dingen te doen had eerst, de rest van ons troefde naar de ingang van Elysium. Bances begon meteen in zijn Troevendeck te bladeren, Deirdre liep met Anastasia en Johnny door de mistingang naar binnen, waardoor ze het heel duidelijk maakte dat ze het oproepen van familieleden aan mij overliet. Ik liep met Mandor een eindje van Bances weg, tot we buiten gehoorsafstand waren.
“Ik heb daarstraks leven gevoeld,” vertelde ik hem. “Ik heb het eigenlijk al eerder gevoeld, ik voel de aanwezigheid van de baby’s altijd wel, maar ik weet nu zeker dat ik ze echt voel bewegen.”
Hij lachte en keek naar mijn buik.
“Dit is ook een moment om dat te zeggen, ik kan moeilijk hier gaan staan voelen,” zei hij zacht en wierp even een blik naar Bances die duidelijk in troefcontact was met iemand.
“Wat ik bedoel is dat het wat vroeg is om al beweging te voelen,” zei ik.
“Vast een actief stel,” was hij van mening. “Als we straks alleen zijn, zal ik dat zelf even onderzoeken.” Hij bekeek me van top tot teen. “In ieder geval is er aan jou met deze jurk aan echt niets te zien, ook niet voor degenen die het weten of vermoeden.”
Ik glimlachte naar hem, wat spijt voelend over het feit dat ik hem niet openlijk kon omhelzen. Hij glimlachte terug, een warme blik in zijn ijsblauwe ogen. Hij liep daarna een eindje verder om de rest van de benodigde voorraden overal vandaan te gaan halen. Ik zocht een goede plaats onder een tweetal bomen, niet te dicht bij Bances die nu iemand had doorgehaald die ik herkende als Belissa Minobee. Ik knikte vriendelijk tegen haar en haalde mijn deck tevoorschijn.
Met een aarzeling troefde ik eerst Ronardo. Hoewel ik niet wist wat er met hem aan de hand was en ook niet of hij te vertrouwen was, was hij wel één van degenen die erg goed met Dalt overweg kon en ik had bedacht dat het helemaal niet zo gek zou zijn als iemand met deze oom zou gaan praten om erachter te komen wat diens opzet was. Ik had al snel contact en Ronardo keek me vriendelijk aan. Ik merkte zo niets vreemd aan hem, alleen lachte hij net iets te onschuldig en vond ik ook de compleet zwarte achtergrond niet echt prettig aandoen.
“Ronardo, heb je tijd om door te komen?” vroeg ik. “We hebben hier een probleem en ik zou je iets willen vragen, maar niet over Troef.”
“Helaas,” zei hij, nog vriendelijker glimlachend. Ik huiverde onwillekeurig, het deed me een heel klein beetje denken aan hoe Brand zich altijd opstelde. Maar Ronardo is een volle neef van Brand, dus zo gek was het niet dat ze wat gelijkenissen vertoonden hield ik mezelf voor.
“Ik heb geen tijd om door te komen,” zei hij.
Ik voelde de neiging om meteen op te geven, bang als ik altijd ben om anderen tot last te zijn. Maar ik zette mezelf eroverheen en probeerde het nog eens.
“Het is erg dringend,” zei ik met klem.
Zij lach verdween, hij keek me alleen maar aan en veegde me toen letterlijk het contact uit. Het was iets dat ik nog nooit had meegemaakt en me zware hoofdpijn opleverde. Ik haalde een paar keer diep adem en liep wat heen en weer. Het hielp, de pijn zakte al snel weer weg. Ondertussen vroeg ik me af waarom Ronardo zich zo gedroeg. Hij mocht dan goed zijn met Troef, maar dat waren er meer. Mandor, Gramble, Deirdre, Eric… maar nog nooit hadden zij me op een dergelijk lompe manier behandeld.
Pas toen ik me weer helemaal goed voelde, troefde ik naar Corwin. Hij keek me lichtelijk verbaasd aan en grijnsde toen.
“Morwenna, jou had ik niet helemaal verwacht. Wat leuk! Alles goed?”
“Met mij wel,” zei ik. “Zou ik je door kunnen halen?”
“Jij altijd,” zei hij en stak een hand uit. Ik haalde hem door, in de hoop dat hij niet op de vaderdochter toer wilde gaan. Het viel alleszins mee, hij maakte een respectvolle buiging en gaf me een handkus.
“Mijn excuses, ik had niet zoveel tijd eerder, ik werd getroefd door een broer,” zei hij.
Ik keek hem verbaasd aan. Eerder? Ik kon me niet herinneren hem na de verloving nog gezien te hebben en daar leek hij niet erg gehaast te zijn.
“Op die Defiant,” legde hij uit. “Je weet wel, die ruimteslag.”
“Oh, heb je het daarover! Ik kan me niet herinneren dat ik jou daar gezien heb.”
“Nou ja, het was ook erg druk,” zei hij terwijl er een licht teleurgestelde trek op zijn gezicht verscheen.
Ik haastte me om het onderwerp te veranderen en vertelde hem wat er aan de hand was en dat er overleg zou komen.
“Ga je nu iedereen troeven?” Hij keek naar Bances die in gesprek was met Rolovians Jesby.
“Degenen aan de Amberkant alleen,” zei ik. “Het overleg vindt uiteraard plaats in Elysium, wegens de neutraliteit.”
“Heb je de gastenkamers geregeld?”
“Nee,” zei ik verward. “Het personeel weet dat er een flink aantal gasten komt en dat ze voor genoeg eten moeten zorgen, maar kamers?”
“Dat is heel gebruikelijk,” zei hij. “Je heb een algemeen overleg, maar ondertussen worden er ook een heleboel afspraken gemaakt onderling, willen mensen elkaar spreken in de wandelgangen of op een eigen kamer… het is belangrijk dat daar gelegenheid voor is.”
“Oh,” ik voelde me opnieuw het kleine kind dat nergens van wist. “Goed dat je het zegt, dan zal ik dat eerst maar in orde gaan maken.”
“Jij moet troeven,” zei hij vriendelijk. “Ik zou dat met die kamers kunnen gaan regelen.”
“Graag,” zei ik.
Hij knikte even, ook naar Bances en liep tegelijkertijd met Rolovians de mist in.
Rinaldo’s Troef lag onder die van Corwin en deze was de volgende die ik activeerde. Rinaldo, een grote knappe man met het rode haar en de groene ogen van Brand, maar met verder weinig uiterlijke gelijkenis, leek wat ongelukkig te zijn, al was zijn begroeting uiterst voorkomend en hij liet zich meteen doorhalen toen ik het vroeg. Hij omhelsde me, gaf me een paar zoenen op de wangen. Wat terughoudend gaf ik hem een zoen terug, na zoveel jaar had ik nog steeds moeite met het familiaire gedrag van een aantal familieleden.
“Hoe is het met jou?” vroeg ik.
“Ik heb problemen,” zei hij terwijl hij om zich heen keek. Bances had verderop een tweetal mensen doorgehaald die zo te oordelen naar de uniformen van Huis Helgram waren.
“En jij hebt die zo te zien ook,” concludeerde hij en keek me weer aan. “Dit is toch de ingang naar Elysium? Er moet iets aan de hand zijn als er zowel Chaosieten als Amberieten bij de toegang worden doorgehaald.”
“Er speelt inderdaad iets,” zei ik en vertelde hem over de coup in Chaos. “Ik weet dat Dalt een goede vriend van je is en zou het op prijs stellen als je met hem zou willen praten, misschien dat je erachter komt wat er aan de hand is.”
“Hmm, ik weet niet of ik dat wil doen,” aarzelde hij. “Dalt is een goede vriend van mij.”
“Dat weet ik. Ik vraag niet of je hem wilt gaan verraden of bespioneren, maar alleen of je met hem wilt praten.”
“Goed,” knikte hij. “Ik doe dat dan wel.” Hij liep een aantal meter van me vandaan terwijl hij zijn troevendeck pakte en er een kaart tussenuit haalde. Even later was hij verdwenen. Ik realiseerde me dat ik niet naar zijn problemen had gevraagd, vervuld als ik was van de mijne. Dat was een slechte zaak.
Mijn vader zei even later dat ze nog bezig waren met het onderzoek.
“Maar we lijken iets te hebben nu,” zei hij. “We kunnen hier nog niet weg, als je me later nog eens wilt troeven?”
“Dat is goed,” zei ik en verbrak het contact.
Naar de kaart van Benedict moest ik even zoeken, toen ik deze had gelokaliseerd troefde ik hem. Hij liet zich meteen doorhalen, ik lichtte hem in het kort over de huidige situatie in. Een prettige eigenschap van Benedict is dat hij altijd to the point is in dit soort zaken. Hij knikte slechts en zei dat hij wilde meedoen aan het overleg. Ik voelde een troefcontact, Rinaldo die vroeg om doorgehaald te worden. Hij begroette Benedict netjes en respectvol.
“Het is geen moeilijk verhaal,” zei hij. “Dalt is ingehuurd door die familie en wordt goed betaald. Dalt zegt dat deze lui erg meevallen voor Chaosieten, er zitten een paar hele aardige tussen, hij schijnt daar een vriendin opgedoken te hebben.”
“Ah, het gaat dus om een vrouw,” zei ik met een grijns. Rinaldo grinnikte ook. Benedict had als immer zijn serieuze gezicht.
“Verder moest ik zeggen,” zei Rinaldo met nog steeds een lach op zijn gezicht, “ dat Dalt het niet erg vond dat jullie dit wisten, dat als jullie zouden gaan aanvallen jullie dat zouden verliezen en dat het ernstige gevolgen zou hebben.”
“Ik dacht al zoiets,” knikte Benedict. “Het klinkt niet anders dan anders.”
“Dacht je dat van die vrouw ook?” vroeg ik verbaasd. Dalt kende ik nauwelijks, maar ik kon niet zeggen dat hij een vrouwenversierder was.
“Oh dat. Dat is natuurlijk flauwekul,” veegde hij het hele onderwerp weg.
Rinaldo grijnsde.
“Zeg, waar is die jaloerse minna… eh … echtgenoot… ik bedoel die verloofde van je eigenlijk?”
Benedict trok een wenkbrauw op, ik keek naar het groepje Chaosieten wat verderop. Waarschijnlijk hadden ze niets gehoord. Ik wees de richting uit waar Mandor nog steeds bezig was om voorraden te regelen. Rinaldo aarzelde wat.
“Ik denk dat ik hem later maar eens spreek,” zei hij toen beslist.
“Is Corwin er al?” vroeg Benedict.
“Corwin is al naar binnen, gastenkamers regelen enzo.”
“Dat is mooi. Ik moet hem even spreken over die geweren die hij ooit naar Amber bracht.”
Hij draaide zich om en beende weg. Rinaldo rende achter hem aan: “Ik ga wel even mee. Dat lijkt mij ook erg interessant.”
Bleys was de volgende van de familie die ik troefde. Hij was netjes, voorkomend, ik kreeg van hem een handkus. Hij was zelfs enthousiast dat ik hem voor deze bijeenkomst had getroefd.
“Geweldig, ik wil graag weer eens met Chaosieten praten,” zei hij en ging ook Elysium binnen.
Fiona kreeg ik niet te pakken, ik had het gevoel dat ze troefcontact met iemand anders had. Eric liet zich tot mijn verbazing doorhalen en wilde komen praten. Zijn eerste optreden in het openbaar zou in Elysium zijn. Vreemd idee.
Gérard was ook geïnteresseerd en even later gingen hij en Eric samen de mistpoort door. Ook Caine zelf kreeg ik niet bereikt, ik zag het gezicht van een dame die me vroeg iets in te spreken. Ik hield het bij het simpele: ‘kun je me even terugtroeven?’
Random verscheen naast me. Ik heb er een hekel aan wanneer mensen dat doen. Eric, Brand, Random… allemaal idioot goed met Troef op een disrespectvolle manier voor anderen.
“Er is een nieuw probleem,” kondigde hij aan nadat hij zich ervan verzekerd had dat er niemand meeluisterde.
“Wat dan?” vroeg ik zuchtend. Nog een probleem konden we eigenlijk niet gebruiken.
“Dyenne heeft me getroefd omdat de route van Antioch naar Amber afgesloten blijkt te zijn. Ik ben dat gaan onderzoeken en het komt erop neer dat Amber totaal geïsoleerd is nu van de Gouden Cirkellanden, alle poorten zijn afgesloten, op die van Kashfa na.”
“Random, dat is ontzettend vervelend!” zei ik. “Niet alleen voor stad Amber, maar we kunnen dat er even niet bij hebben nu.”
Hij knikte.
“Mijn idee. Het is het beste hier geen ruchtbaarheid even aan te geven tot dat met Chaos is opgelost. Zodra Deirdre of een paar anderen hiervan horen wordt dat als prioriteit gesteld.”
“Hoe weet je van het probleem in Chaos?” vroeg ik argwanend.
Hij grinnikte en ik had zo mijn vermoedens. Wie was dat ook alweer die zei dat hij Troeven afluisterde? Hoewel, ik had niets over Troef verteld. Of waren het zijn spionnen geweest die hem hadden ingelicht? Natuurlijk, dat moest het zijn.
“Rinaldo weet misschien meer van het probleem met die poorten is.” zei ik nadenkend. “Hij zei problemen te hebben, allicht dat hij je meer kan vertellen. Hij is in Elysium.”
“Prima, dan zoek ik hem op,” zei Random en liep naar binnen.
Merlijn was de volgende die ik troefde. Een contact dat razendsnel tot stand kwam.
“Haal me asjeblieft door!” riep hij en ik greep zijn uitgestoken hand. Hij zag er vreselijk verfomfaaid uit, zijn haar zat door de war, het leek of er op hem geschoten was, zijn kleding was gescheurd en hij plofte hijgend op het gras zodra hij er was.
“Wat ben ik blij dat je met troefde!” zei hij en stond meteen weer op.
“Problemen?” vroeg ik.
“En of! Wat is dit hier? Het stikt van de Chaosieten!”
“Overleg,” zei ik. “Je weet vast waarom.”
“Ik heb mijn vermoedens,” knikte hij. “Het lijkt heel lastig te zijn om bij de Logrus te komen, alsof dat extra afgeschermd is.”
“Ik begrijp dat je in het paleis was?”
“Klopt. Die ouwe gek kon ik er echter niet vinden.”
“Je bent de enige niet,” zei ik troostend. “Je zou naar Elysium kunnen gaan om je daar te fatsoeneren en even wat uit te rusten.”
“Ik denk dat ik dat maar doe,” zei hij en liep op een groepje mensen af dat bij Bances stond. Ze gingen even later allemaal de mistpoort door, inclusief Bances die blijkbaar iedereen van zijn kant al gehad had.
Ik dacht even na. Mandor die Gramble niet kon vinden, Merlijn die hem niet kon vinden… meer en meer begon ik me af te vragen of Gramble zich wel gevangen had laten nemen. Ik pakte zijn Troef en activeerde deze. Meteen keek hij me aan, zijn jonge zelf. Hij was dichtbij wist ik.
“Morwenna, wat leuk dat je me troeft,” zei hij met een brede lach.
“Je bent dus niet gevangen genomen en gemarteld,” concludeerde ik. “Dus we kunnen stoppen met ons zorgen te maken?”
“Deed je dat dan?” vroeg hij.
“Natuurlijk,” zei ik. “We hadden geen idee wat er met je gebeurd kon zijn. Mandor heeft naar je gezocht, Merlijn later ook. Er werd gezegd dat je gevangen was genomen.”
Hij grinnikte.
“Dat doet me echt goed,” zei hij. “Ontzettend lief van je dat je je zorgen maakt. Leuk, zo’n bezorgde schoondochter.”
“Heel gewoon,” zei ik lichtelijk opgelaten. “Ik begrijp dat je niet ver uit de buurt bent?”
“Mwah…” zei hij en keek om zich heen. De ruimte waar hij stond kwam me bekend voor, het leek een spreekkamer in Elysium te zijn. “Wat doen al die mensen eigenlijk hier?”
“Je bent dus in Elysium,” zei ik, half geamuseerd, half geërgerd. “Dat was toch afgesloten?”
“Ach,” grijnsde hij. “Tenslotte heb ik hier en daar wat geholpen dit op te bouwen. Niet erg moeilijk om binnen te komen en het is veilig.”
Ik zuchtte. Hoeveel meer mensen hadden gemakkelijk toegang tot Elysium omdat ze mee hadden geholpen op een bepaalde manier om het op te bouwen? Van Gramble vond ik het niet echt erg, al vroeg ik me af hoe Mandor dit zou vinden.
Ik vertelde mijn aanstaande schoonvader over het overleg. Hij keek nadenkend.
“Wat ga jij doen?” vroeg ik.
“Wat moet ik?” vroeg hij zich af. “Ik kan me schuilhouden en meekijken, het lijkt me sowieso erg interessant. Ik kan meedoen, maar men zal zich afvragen hoe de oude seniele koning wist te ontsnappen.”
“Je zou je rolstoel act kunnen opgeven,” zei ik. “Voor mijn part omdat je eindelijk een werkende verjongingskuur hebt weten te vinden.”
“Hmm,” zei hij peinzend. “Ik praat erover met jou, maar eigenlijk moet ik hier met Dara over praten.”
Ik begreep het. Blijkbaar had hij dit toneelstuk samen met Dara opgezet en kon hij nu niet eenzijdig een beslissing nemen in deze zaak.
“Dara is nog bezig met die opdracht,” zei ik.
“Hoever zijn ze daarmee?”
“Zo goed als klaar, ze waren nog wat aan het uitzoeken. De dame in kwestie hebben ze te pakken, maar haar computer moest nog gehackt worden en daar is een neef van mij mee bezig. Ik zal mijn vader zo weer troeven, ik kan dan aan Dara vragen of ze je opzoekt.”
Hij grinnikte weer, zijn grijze ogen twinkelden.
“Lijkt me een heel goed idee,” zei hij. “Het zal haar vast deugd doen als ze ziet dat ik zo ben opgeknapt.”
Ik glimlachte ook terwijl ik de verbinding verbrak. Gramble moest wel goed zijn met Troef als ik hem in Elysium zelfs kon bereiken. Waarom had hij dan zelf niet naar Dara getroefd?
Ik troefde mijn vader weer, die zei dat ze klaar waren. Ik haalde ze allemaal door, inclusief de honden die me begroetten alsof ze me al in lange tijd niet hadden gezien.
Mandor kwam naderbij met een kar die hij op de weg zette naar Elysium, William ging meteen naar hem toe om te helpen.
“Ik moet heel even met Mandor praten,” zei Julian en liep diens kant uit. Ik gaf de honden wat aandacht en beval ze toen afstand te nemen en de gebonden en geknevelde Xiah te blijven bewaken, iets wat me een boze blik van haar opleverde. Ik had daar geen vriendin gemaakt. De honden deden onmiddellijk wat ik zei, toch wel tot mijn verbazing. Martin stond er intussen een beetje bedremmeld bij, maar ik besteedde niet al te veel aandacht aan hem. Ik nam Dara bij de arm en liep met haar tot buiten gehoorsafstand van iedereen.
“Ik heb Gramble net gesproken,” zei ik.
“Wat! Die ouwe is gewoon bereikbaar?!” riep ze verontwaardigd.
“En ongedeerd,” grinnikte ik. “Hij is in Elysium.”
Haar mond viel open van verbazing.
“Hij wil je graag even spreken,” zei ik.
“Dan ga ik dat maar gauw doen, voordat hij weer allerlei gekke dingen gaat uithalen,” zei ze alsof ze het over een klein ondeugend kind had. Ik liep met haar mee naar de mistpoort en keek haar na. Julian kwam weer naar me toe en nam me bij de arm.
“We hebben in ieder geval wat gevonden,” zei hij terwijl we naar Martin toe liepen. Deze keek Julian met een chagrijnig gezicht aan.
“Dat was echt gore troep,” zei hij boos. “Echt smerig!”
“Je had iets nodig om te ontnuchteren,” zei mijn vader kort. “Anders zou je nooit achter dat password gekomen zijn.”
“Wat ben jij ontzettend saai,” voer Martin uit. “Jij en Mandor gunnen een ander niets. Ik mag toch wel eens feest vieren!”
“Sommige dingen zijn belangrijker dan feest vieren,” vond mijn vader.
“Ik ga wel even met Mandor praten,” zei Martin. “Eens kijken of hij al fatsoenlijk bier gevonden heeft.” Hij liep naar mijn verloofde toe.
“Bier heb je helemaal niet nodig!” riep mijn vader hem na en keerde zich naar mij.
“We hebben iets gevonden,” zei hij nog eens. “Een anti-gif, Martin heeft het bij zich.” Hij zuchtte. “Hij is alleen nu boos op mij vanwege dat ontnuchterende drankje.”
“Martin trekt wel bij,” wist ik en troefde naar Flora die enthousiast reageerde.
“Ik troef je zo, ik moet me eerst fatsoenlijk omkleden!” riep ze uit. Slechts enkele minuten later was het al zover en kon ik haar doorhalen. Zoals altijd stal ze de show, ze zag er perfect uit, mooi als altijd. William en Martin staarden haar ongegeneerd aan, zelfs mijn vader en Mandor keken heel even op. Dat laatste was niet best. Ook niet dat ik mijn lievelingstante dus als concurrente moest gaan beschouwen, dat zou een negatieve invloed gaan hebben op mijn relatie met haar. Ik wist dat ze dit gewoon expres deed en voelde mezelf verkillen.
Ik legde haar haastig uit wat er aan de hand was, ze werd steeds minder vrolijk, vooral toen ze erachter kwam dat ze als één van de laatsten getroefd was. Normaal zou ik me daarover schuldig hebben gevoeld, nu voelde ik iets van triomf. Ze had met haar gemanicuurde handjes van mijn verloofde af te blijven!
Ze verdween snel de mist in en ik troefde nogmaals naar Fiona. Ook al zo’n tante waar ik een wat vreemde relatie mee heb.
“Dat werd tijd,” zei ze scherp zodra ik haar in beeld had.
“We hebben een probleem…” begon ik, maar ze kapte me af.
“Ja, ik weet er alles van. En denk maar niet dat ik het waardeer dat jullie me helemaal niets hebben laten weten!”
“Ik heb je eerder getroefd,” verdedigde ik mezelf terwijl alweer die aloude verontwaardiging kwam opzetten. Dat effect had ze steeds op mij.
“Ja dat weet ik. Maar het kan wel eens voorkomen dat ik op dat moment een ander troefcontact heb,” zei ze fel. “Dat is ook niet wat ik bedoel: je had me moeten troeven toen het mis ging!”
Ik zuchtte, daar had je er weer zo eentje. Verder leek ze verschrikkelijk achter te lopen.
“Ik zou je door willen halen om even te praten over de situatie,” zei ik toch maar.
“Nu even niet Morwenna! Ik heb nog een zoon ergens die ik dringend moet spreken.”
Ze verbrak de verbinding abrupt, gelukkig liet het deze keer geen hoofdpijn na.
“Geen succes?” vroeg Julian.
Ik haalde mijn schouders op.
“Als vanouds. Ik werk op Fiona als een rode lap op een stier.”
Hij grinnikte even en ik haalde de troef van Coral tevoorschijn. Deze keek verheugd toen ik haar in beeld had.
“Je kunt me doorhalen,” zei ze zonder dat ik haar iets vertelde. Ik deed dat. Zodra ze er was, omhelsde ze me, pakte me bij de schouders en bekeek me van top tot teen. Ze had deze keer geen ooglapje en het juweel pulseerde rood in haar oogkas. Ik huiverde onwillekeurig, het kon nooit goed zijn om zo lang met dat ding rond te lopen.
“Neem me niet kwalijk dat ik je niet getroefd heb al die tijd, terwijl er zoveel gebeurd is. Wat ontzettend leuk voor jullie, ik ben wel zo blij voor jou en Mandor!”
Ik was verrast en zag hoe Julian zijn ogen ten hemel hief. Iets verderop stond Mandor met een frons tussen zijn wenkbrauwen toe te kijken terwijl William verbaasd van de één naar de ander keek. Martin keek ook op en trok toen Mandor opzij om iets te bespreken. Zo te zien had Mandor hem geen bier gegeven.
“Heb ik iets teveel gezegd?” zei Coral bedremmeld.
“Valt mee, er is nu toch bijna niemand en ongeveer de helft van de aanwezigen wist het al,” zei ik troostend.
“Ik zal maar eens een kijkje gaan nemen op jullie nieuwe landgoed,” zei ze haastig en liep naar de mistpoort. William haastte zich achter haar aan.
“Ik ga ook maar naar binnen,” zei Julian. Samen liepen we naar Mandor en Martin.
“Ik neem Xiah vast mee, de honden kunnen haar nog wel even bewaken,” zei mijn vader tegen Mandor die knikte. “En zal meteen wat mensen sturen om die karren op te halen.”
Hij liep naar Xiah toe, trok haar achter zich aan met zich mee de mist in, terwijl de honden hem op de voet volgden.
“Heb jij nog wat mensen getroefd?” vroeg ik aan Mandor. “Zoals bijvoorbeeld Jurt en Despil?”
“Ik heb bijna niemand getroefd,” zei hij. “Ik heb me bezig gehouden met de voorraden, nu is er genoeg voor Elysium. Het was erg moeilijk om voedsel binnen Amber te vinden overigens, dus ik heb verder moeten zoeken. Dit is toch al niet de beste plaats voor mijn Logrusgebruik, ik heb gedeeltelijk gebruik gemaakt van Troef. Maar Despil en Jurt heb ik wel gezien, ze zullen door Bances zijn getroefd.”
“Mooi,” zei ik. “Dan zijn we bijna klaar. Ik zou nog wachten op Rhexenor en Fiona zal misschien nog terug troeven.”
“Ik heb iets voor je,” zei Martin, opgewekter nu Julian door de mistpoort was verdwenen. Hij overhandigde me een reageerbuisje met daarin een oranjegekleurde vloeistof. Ik keek er bedenkelijk naar.
“Dat moet het zijn,” zei Martin. “Je vader en je aanstaande schoonmoeder zeggen dat dit het is.”
“Wat is het precies?” vroeg ik.
“Je hebt een eerste component van een gif in je,” legde hij uit. “Dat wordt hiermee geneutraliseerd. Het tweede component gif zal dan niets meer kunnen uitrichten.”
Ik aarzelde. Moest ik dit nu zomaar opdrinken?
“Heeft het geen bijwerkingen?”
“Je hoeft het niet op te drinken,” zei Martin die meteen weer humeurig werd. “Je kunt het ook aan de honden van je vader straks geven.”
Ik keek weifelend naar Mandor die ietwat bezorgd terugkeek. Ik moest een beslissing nemen en kon alleen maar hopen dat het de goede was. Ik dronk de inhoud in één keer op. Het smaakte een beetje naar sinaasappel en ik voelde niets, behalve dat het kind links, het jochie, een soort buiteling maakte.
Ik gaf Martin het buisje weer terug terwijl ik hem bedankte voor de moeite.
“Graag gedaan,” zei hij.
Er kwamen een aantal wachters naar buiten die de karren mee namen. Martin volgde. Ronardo verscheen voor me. Niet echt, niet door middel van Troef, maar het was iets anders.
Er was verder niets bijzonders aan hem te zien, behalve die vreemde lach dan…
“Je kunt me nu doorhalen,” zei hij. Ik trok hem naar ons toe, hij keek om zich heen voordat hij Mandor begroette, die hem nadenkend aankeek.
“Alles goed?” vroeg hij.
“Natuurlijk, het kan niet beter,” zei Ronardo en lachte weer uiterst vriendelijk. Te vriendelijk.
Ik legde hem uit waarom ik hem had getroefd, maar dat er inmiddels al met Dalt gesproken was.
“Maar als je mee wilt doen aan het overleg en wilt helpen om deze zaak op te lossen, dan graag,” zei ik.
“Dat is goed, het lijkt me heel interessant,” zei hij.
“Heb je je moeder nog gesproken?” vroeg ik. “Ze was naar je op zoek.”
Op dat moment zag ik aan zijn houding dat hij troefcontact had en was even later verdwenen.
“Dat was vast zijn moeder,” zei Mandor met een glimlach. Ik had geen tijd om hem te antwoorden, er was ternauwernood een getintel in mij hoofd waarneembaar, ik wist dat het Rhexenor moest zijn.
“Morwenna!” riep mijn neef enthousiast. “Je weet dat er een probleem is met de voedselaanvoer naar Amber?”
“Ja, dat weet ik. Ik zou het op prijs stellen als je daarover nog even niets tegen de familie zegt.”
“Waarom niet? Het is echt een groot probleem!”
“Dat weet ik. Als je even doorkomt, dan kunnen we erover praten.”
“Dat gaat niet, want ik kom niet direct op deze plaats terug. Ik sta in een pakhuis vol voedsel, genoeg om Amber te voorzien van eten voor een poosje, maar jij moet het even aanpakken.”
“Door Troef?” vroeg ik ontzet. “Dat zal niet gaan. Je hebt óf een hele goede troefartiest nodig óf een Logrusgebruiker. Ik zal met Mandor overleggen.”
Ik verbrak de verbinding en vertelde Mandor wat er aan de hand was.
“Een heel pakhuis? Naar hier?” Ik zag ineens dat hij er wat vermoeid uitzag, het regelen van de voorraden voor Elysium had hem al heel veel kracht gekost.
“Ik kan proberen of iemand anders kan helpen,” stelde ik voor.
Hij glimlachte en gaf me een snelle kus.
“Niet nodig, ik zal kijken wat ik kan doen.” Hij bladerde door zijn troevendeck en haalde er een Troef van Rhexenor uit, een andere dan die in het standaard deck van Amber zat. Hij concentreerde zich even en verdween.
Niet veel later kon ik hem opnieuw doorhalen.
“Het is nogal veel,” legde hij uit. “Alles wordt daar nu op karren geladen en Rhexenor is gaan regelen dat alles straks hier wordt opgehaald. Ik krijg die hoeveelheid niet voor elkaar met Troef, dus ik zal het echt met Logrus moeten gaan doorhalen. Dat doe ik niet hier, maar in Elysium.”
“Daar was gebruik van Logrus en Patroon toch niet mogelijk?” zei ik verbaasd.
“Voor anderen inderdaad niet,” grijnsde hij. “Maar wel voor jou en mij. Wij zijn ook de enigen die daar fatsoenlijk naartoe en vandaan kunnen troeven.”
“Oh, vandaar dat ik gewoon met je vader kon praten.”
“Mijn vader?” vroeg hij verbaasd.
“Ik heb hem gesproken, hij is in Elysium.”
“Die ouwe gluiperd. Ik maar naar hem zoeken en hij duikt doodleuk onder op ons landgoed.”
Ik voelde dat Rhexenor opnieuw contact zocht en haalde hem door. Ik vertelde hem waarom ik liever had dat hij het poorten probleem nog even voor zich hield.
“Ik denk dat ik kan beginnen om die voorraden hierheen te gaan halen,” zei Mandor en wandelde Elysium in.
“Heb je Iolanthe al getroefd?” vroeg ik aan Rhexenor. Op dat moment voelde ik een sterk troefcontact doorkomen. Dat bleek Fiona te zijn.
“Haal ons maar even door. We komen helpen,” zei ze en ik haalde haar en Ronardo door. De laatste had een triomfantelijke grijns op zijn gezicht, alweer was de gelijkenis met Brand treffend. Ik wees ze de poort en zei ze naar het kasteel te wandelen, waar voor ze gezorgd zou worden. Ook zij gingen door de poort van mist.
Rhexenor had inmiddels Iolanthe doorgehaald en ik hoorde dat hij haar bijpraatte. Ze knikte, kwam naar me toe en begroette me vriendelijk.
“Hoe is het eigenlijk met Dyenne en de baby?” vroeg ze aan Rhexenor.
“Heel goed. Over vier maanden wordt ze al één jaar,” zei hij trots.
“Ja, dat gaat heel hard, die kindertijd is zo voorbij.”
“Ach, zo snel zijn ze niet volwassen,” dacht Rhexenor.
“Nee, mannen inderdaad niet,” zei Iolanthe. “Maar snel gaat het wel degelijk. Moet jij niet naar je legers, Rhexenor?”
“Huh?”
“Je legers,” zei ik, begrijpend dat Iolanthe me even alleen wilde spreken. “Die in Elysium, je wilde daar toch nog iets mee doen?”
“Oh ja,” herinnerde hij zich en liep ook de mistpoort door.
Iolanthe nam me scherp op met haar katachtige ogen en glimlachte toen.
“Gefeliciteerd,” zei ze. “Leuk, ik neem aan dat het jullie bedoeling was tenminste?”
“Als je bedoeld of de zwangerschap gewenst is, dat is zo,” antwoordde ik.
Ze bekeek me weer nauwkeurig.
“Voel je je goed?”
“Uitstekend zelfs.”
Ze knikte en keek nog eens aandachtig.
“Er is iets mee…” zei ze toen.
“Het zijn er twee,” zei ik trots. “Ik ben nu een maand of twee zwanger.”
Ze schudde haar hoofd.
“Je bent veel verder. Eerder een maand of drieëneenhalf of vier.”
Ik staarde haar ontzet aan.
“Dat kan helemaal niet,” protesteerde ik. “Ik heb een dag of tien geleden een scan laten doen, toen was het zeven weken.”
“Ik weet het zeker,” zei ze. “Maar is er zo niets aan je te zien hoor.”
“Het verklaart wel waarom ik al zo snel mijn kleding niet goed meer dicht kreeg. En dat ik ze voel bewegen. Maar in tien dagen tijd kunnen die kinderen toch niet zo explosief groeien?”
“Het is een bijzondere zwangerschap,” zei ze. “Waar zijn ze verwekt?”
“In Tir-na Nog’th.”
“Dat zou de verklaring wel eens kunnen zijn,” dacht ze. “Het zullen bijzondere kinderen zijn en dan nog een tweeling ook. In jouw familie zijn er een paar ooms en tantes die een ongezonde interesse zullen hebben in hen.”
Ik schrok niet echt van deze opmerking, het was iets dat ik eigenlijk al wist. Sand had me ooit gezegd dat Oberon gebiologeerd was door het feit dat zij en Delwin een tweeling waren, dat hij zelfs probeerde dat ze met elkaar seks zouden hebben. En ik wist dat er meer zo waren.
“We zullen ze moeten beschermen tegen hen,” zei ik en legde onwillekeurig even een hand op mijn buik. Beide kinderen bewogen zich onmiddellijk naar die hand toe.
“Hoe is het met jullie andere kinderen?” vroeg Iolanthe. “Hoe oud zijn ze inmiddels?”
“Het gaat goed, ze zijn nu twee,” antwoordde ik.
“Mooi zo. Heb je al eens gedacht over de Feniks?”
Wat was dit nu weer. Was het een retorische vraag of was ze serieus?
“Wel eens over gedacht. Maar niet om als Macht te hebben ofzo.”
“Jammer. Je zou uiterst geschikt zijn.”
“Helemaal niet. Ik heb niets met leven. Ik bedoel, ik zou daar niet voor ten strijde trekken.”
“Dat zou ik zo niet zeggen. Jij met al je dieren. Je vader zou misschien ook geschikt zijn.”
“Ik denk niet dat het iets voor mij is, waarschijnlijk ook niet voor hem. Ik hou me liever bij Patroon.”
“Nou ja, misschien één van je kinderen later,” zei ze hoopvol. “Wanneer gaan jullie trouwen?”
“Het is weer uitgesteld.”
“Niet handig in jullie geval. Waarom trouwen jullie niet stiekem in een Schaduw ergens?”
“Vanwege de veiligheid voor onze kinderen is het waarschijnlijk het beste om dat openlijk te doen, zodat het huwelijk ook door iedereen erkend wordt als zijnde geldig.”
Ze schudde haar hoofd.
“Dat is gewoon Mandor,” zei ze. “Hij is vreselijk formeel. Een huwelijk in het openbaar en jullie maar wachten tot het iedereen eens uitkomt. Je weet dat er mensen zijn die hem een droogkloot noemen?”
“Is bekend,” zei ik kortaf. “Hij is dat niet.” En wat dat huwelijk in het openbaar betrof was ik het met hem eens, maar dat zei ik niet.
Iolanthe lachte alleen even.
“Is Benedict er eigenlijk ook?” vroeg ze toen.
“Daarbinnen.”
“Mooi, ik ga eens even kijken of hij iets van zijn stoïcijnse houding kan loslaten. Ik zou ook wel een kind van hem willen, maar hij wil niet.”
“Lastige situatie,” zei ik.
“Ik ben wel eens met hem naar bed geweest, maar hij is nogal teleurgesteld in zijn kinderen. Ik dacht eerst dat hij een grapje maakte toen hij zei dat zijn dochter een tank was. Maar hij bleek bloedserieus.”
“Dat verhaal klopt inderdaad,” vertelde ik. “Ik ben het ook een poosje geweest uit noodzaak, maar zij vond het geweldig en is gebleven. Rhexenor is trouwens ook vrij lang tank geweest.”
“Idioot,” was haar mening.
Ondertussen liepen we naar binnen Elysium in. Op de weg stonden een groot aantal wagens klaar, Mandor zag er heel moe uit. Rhexenor had hem geholpen om de karren op een rij te zetten en deze liep samen met Iolanthe naar het kasteel, terwijl ik me naast Mandor in het gras liet zakken terwijl we de komst van de wachters afwachtten die de karren zouden komen ophalen.
Ik merkte de aanwezigheid van Fillipien op, ze zat op de tak van een boom naar me te kijken.
‘Leuk je hier te zien,’ vertelde ik haar in gedachten.
‘Ik merkte dat je hier was. Boudicca en de anderen zijn nog in Arden. Het is hier ontzettend druk.’
‘Problemen en een bijeenkomst. Kun jij nagaan of we hier kunnen worden afgeluisterd of bekeken?’
Ze fladderde op en vloog even rond. Toen landde ze op mijn uitgestoken arm, Mandor ging een eind opzij zitten.
‘Iedereen is in het kasteel. Jullie zijn niet zichtbaar of hoorbaar voor anderen. Aan de andere kant naderen er een aantal personen, wachters zo te zien.’
‘Dank je. Kun je me waarschuwen als ze bij de poort zijn of als er iemand anders onze richting opkomt?’

Ze wreef met haar kopje tegen mijn wang, vloog weer op en ging op een boomstronk zitten die aan weerskanten van de weg stonden.
Ik keek Mandor aan.
“Op dit moment is er niemand die op ons let. Dus als je je zoon en dochter wilt voelen bewegen?”
Hij keek me lichtelijk geschokt aan en ik begon te lachen.
“Kom op Mandor, we zijn hier alleen en ik vraag je niet of je de liefde met me wilt bedrijven.”
“Dat zou helemaal ongepast zijn,” zei hij met toch een twinkeling in zijn ogen. “Het voelt een beetje aan alsof we hier in de openbaarheid zitten, het kan zijn dat men zich nu al afvraagt waarom wij tweeën er nog niet zijn.”
“Dat is dan maar zo,” was ik het met hem eens. “We hebben echter niet heel veel tijd. Het is of nu of nog minstens een aantal uren wachten tot na die bijeenkomst.”
Hij glimlachte, ik ging bij hem op schoot zitten, hij schoof een hand onder mijn rok en legde deze op mijn buik. De tweeling reageerde onmiddellijk enthousiast op de aanraking.
“Het is één en al armen en benen,” zei Mandor lachend en verschoof zijn hand iets, de kinderen volgden. Ik vertelde hem over wat Iolanthe had gezegd over deze zwangerschap.
“Als het net zo gaat als met Randal, zal ook deze zwangerschap als het ware schoksgewijs gaan wat groei betreft. Het is nu niet zichtbaar, maar dat kan over enkele dagen misschien wel het geval zijn omdat die kinderen zo snel groeien. Het kan ook zijn dat het dan juist even rustig aan gaat. Het komt er in ieder geval op neer dat ik geen idee heb wanneer ze geboren zullen worden, maar deze zwangerschap zal geen negen maanden duren.”
“Tweelingzwangerschappen zijn meestal al wat korter,” zei hij. “En deze dus nog wat meer. Ik vind het geen probleem, al zal het betekenen dat jij je al heel snel niet meer in de openbaarheid kan begeven, zeker niet zolang we niet getrouwd zijn.”
Fillipien liet me weten dat de wachters bijna bij de poort waren en ik zei dat tegen Mandor. Hij trok zijn hand weer terug, ik stond op en fatsoeneerde mezelf, hij deed hetzelfde. Intussen vertelde ik hem snel dat dit bijzondere kinderen zouden zijn en dat er in mijn familie mensen zouden zijn die een ongezonde belangstelling voor hen zouden hebben. Hij keek grimmig.
“Al onze kinderen zijn bijzonder,” zei hij. “Ik ben bang dat die ongezonde belangstelling ook Owen en Randal betreft, daar hebben we al iets van gemerkt zelfs.”
Er kwamen aan aantal wachters door de poort. Mandor gaf hen aanwijzingen en ik wilde weer naar buiten lopen. Mandor hield me tegen.
“Wat ga je doen?” vroeg hij.
“Ik ben vergeten om Julia te troeven.”
“Dat kun je gewoon hier doen,” zei hij grijnzend. “Ik zei je toch dat we van hieruit kunnen troeven.”
“Ik stond daar even niet bij stil,” zei ik en haalde de kaart van Julia tevoorschijn.

No comments: