Mijn zoon is een Sawall

Al die lege avonden zorgden voor genoeg tijd om mijn aantekeningen en dagboeken bij te werken. Hier en daar kon ik gedeeltes verduidelijken, fragmenten uitgebreider beschrijven en conclusies trekken door wat stukjes bij elkaar te leggen. En zo kwam ik erachter dat er nog heel veel miste. Dingen die ik wel gehoord had, maar nooit opgeschreven. Dingen die gebeurd waren of die ik gedaan had en nooit neergepend. Nu was niet alles even belangrijk natuurlijk en met de levensverwachting die ik als Amberiet heb, zal ik waarschijnlijk nog genoeg tijd hiervoor hebben.
Zo missen er nog steeds hele stukken uit mijn jeugd, uit de tijd voordat ik in Amber kwam. In die tijd heb ik wel iets als een dagboek bijgehouden – soms – maar dat alles was erg miniem en hier en daar vrij kinderlijk. Of zou naïef een beter woord zijn? Zou men me over 1000 jaar nog steeds naïef vinden?
Ook had ik nooit iets opgeschreven over onze slaapkamer of over mijn zus. Bepaalde gebeurtenissen waren minimaal beschreven, omdat ik toen geen tijd had of kon vinden.
Ook kwamen er, zoals vaker als men ineens haar verleden opnieuw inkijkt, bepaalde vragen naar boven en daaruit vloeide voort dat ik ineens allerlei gissingen begon te maken.
Uiteindelijk besloot ik om een paar van die overpeinzingen op te gaan schrijven – altijd leuk voor later, als zou blijken dat ik er compleet naast zat.
Zo vroeg ik me af of het mogelijk was dat er ergens in mijn voorouders, aan mijn moeders kant, een Chaosiet voorkwam. Het uitzoeken van mijn moeders familielijn was net als puzzelen en ik had nog maar een paar stukjes. Een aanwijzing kon zijn dat mijn moeder de schurft had aan dieren. Met name aan die van mij, ze moest er helemaal niets van hebben. Zeer typerend voor Chaosieten. Maar dat was natuurlijk niet genoeg aanwijzing.
Verder had ik zo mijn vraagtekens bij het familie artefact dat ik van Gramble Sawall had gekregen. Gramble, die ook de afkomst van mijn moeder had uitgezocht. Wat heeft hem ertoe gebracht mij dat artefact te geven? Alleen omdat ik de aanstaande van zijn zoon ben? Of klopt het wat Mandor eerder opmerkte? Dat Gramble me ziet als een Sawall? In dat geval zou het kunnen betekenen dat mijn voorouder, als het inderdaad een Chaosiet was, een Sawall zou zijn? Of daaraan verwant?
Twee stukjes die aan elkaar passen, maken een puzzel niet compleet. Maar al bladerend door mijn eerdere aantekeningen deden me stuiten op het derde stukje. Mogelijk cruciaal. De dwerg die ik ontmoette en me het patroonkistje overhandigde had een aantal dingen gezegd.
‘Jij hebt Chaosbloed in je.’
‘Natuurlijk heb ik dat, Huis Amber komt toch oorspronkelijk uit Chaos? Iedereen in mijn familie heeft dat dus.’
‘Dat is zo.’

Die ene opmerking van de dwerg had ik meteen verklaard en er niet meer verder over nagedacht. Nu pas kwam het besef dat hij misschien niet alleen over de oorsprong van Huis Amber sprak, maar dat ik het mogelijk van twee kanten in me heb. Net als dat ik van twee kanten Amberiet ben.
Er was nog iets. Niet eens een heel puzzelstukje, eigenlijk alleen maar een fragment. En hoogstwaarschijnlijk wel heel ver gezocht. Bij veel Chaosieten in de buurt voelde ik me niet helemaal prettig, iets dat kwam door hun band met Logrus. Dat probleem had ik echter nooit ondervonden met zowel Mandor als Gramble Sawall. Nu weet ik wel dat Logrus niets te maken heeft met mogelijke familiebanden, toch was dat vreemd. Eerder had ik bedacht dat Mandor alles zo goed onder controle had, dat hij zelfs de Logrus uitwaseming controleerde. Als dat mogelijk was tenminste. Of kon het zijn dat hij Logrus zo goed beheerste, dat ik er niets meer van merkte? Of was het anders? Had ik geen last van Logrus in zijn nabijheid omdat ik me aangetrokken voelde door hem? Zou hij last hebben van mijn Patroon? Anderen hadden dat, wist ik. Hij had er in ieder geval nooit iets over gezegd en ik had er ook nooit iets van gemerkt. Maar Mandor is een zeer hoffelijk persoon die zichzelf uitstekend weet te beheersen.
Ineens drong het tot me door dat er nog een Chaosiet was bij wie ik geen allergische reactie kreeg als hij in mijn buurt was. Jurt! Deze gedachte deed me even duizelen, dat had nogal veel impact! Want, als mijn redenatie klopte en het geen-last-hebben-van-Logrus te maken zou hebben met een bepaalde familieband, dan zou ik ook niets moeten merken aan Merlijn en dat deed ik wel. Of Jurt zou veel dichter bij staan, veel directer aan me verwant zijn als dat ik dacht. Ik probeerde mijn gedachten een halt toe te roepen, maar het was te laat.
De jongste drie broers Sawall lijken op elkaar. Jurt op Merlijn en Despil wat op Jurt. Van de drie lijkt Despil het meest op Dara en Merlijn het meest op Corwin. Ze lijken geen van drie ook maar een greintje op Mandor of diens vader. Mandor had me vanaf het begin gezegd dat het alle drie zijn stiefbroers waren, later bevestigd door Gramble. Heel lang heb ik gedacht dat Corwin ook de vader van Jurt was, pas de laatste tijd begon ik hier aan te twijfelen. Toch achtte ik het heel goed mogelijk dat Jurts vader ook een Amberiet was, net als de vader van Despil.
Ik dacht eerst op Despil door, dat voelde wat veiliger. Ik ging in gedachten af wie er in aanmerking kwamen. Een ondeugd, rokkenjager en uitmuntende magiër. Allemaal kwaliteiten van Gramble Sawall, toch was hij zeker niet de vader. In mijn familie voldoen verschillende mannen aan het begrip rokkenjager/ gemakkelijk met vrouwen. Corwin, Bleys, Gérard en Random zeker. Caine misschien ook, maar daar wist ik te weinig van. Benedict, Julian en Delwin zijn veel afstandelijker.
Dan de magiërstalenten. Van de rokkenjagers kwam alleen Bleys in aanmerking. Of Eric. Wat wist ik nu van Eric? Wie weet is dat ook een enorme vrouwenversierder. Zelfs Oberon kwam nog in mijn hoofd op, doch ik had niet het idee dat hij een mogelijkheid was. Dat bracht de mogelijke vaders van Despil naar Eric, Bleys of misschien Caine. Eric zou, vanuit Dara gezien, een hele goede kunnen zijn. Verder was Eric lang dood geweest, ik geloof niet dat hij en Despil elkaar ooit hebben ontmoet. Als Bleys de vader was van Despil, zou hij hem toch herkend hebben als zoon? Hmm… als dat zo was, zou Bleys waarschijnlijk niets hebben laten merken. Ik dacht terug aan de blik van afschuw waarmee hij mij bekeek toen ik als mogelijke dochter werd voorgesteld. Als Bleys hem herkend had, zou hij dat aan niemand hebben laten merken. Voorlopig hield ik het echter op Eric, met Caine als eventuele joker.
Toen gingen mijn gedachten toch naar Jurt. Jurt met zijn pech, met zijn typische uitspraken. Hij had eens enthousiast gezegd dat we broer en zus waren, al was dat toen met Corwin als mogelijke vader. Jurt, die in de ogen van zijn moeder ‘mislukt’ was. Waar was ze op uit geweest met hem te krijgen?
Jurt die me vond, ondanks de goed afgeschermde wereld. Mijn zoon, die onmiddellijk lachte toen hij Jurt zag, terwijl hij toen in zijn eenkennige periode zat.
Zou het mogelijk zijn dat mijn vader ook de vader van Jurt was? Er waren wat aanwijzingen: beiden hebben iets met de Abyss. Jurt was er als klein kind ingevallen, hoe kwam hij er weer uit? Wie heeft hem daarbij geholpen? Mijn vader had hoe dan ook iets met Jurt.
‘Jurt maakt zich zorgen. Hij denkt dat je er iets op tegen hebt dat ik met hem door Arden reis, op weg naar de Abyss.’
‘Jurt? Waarom zou ik daar een probleem mee hebben?’
Mager, heel mager. Maar dat is niet alles.
‘We hebben een probleem met Jurt, we krijgen die spreuk niet bij hem verwijderd en hij troeft iedere keer weg als jouw naam wordt genoemd. Je kunt het beste je vader om hulp vragen.’
‘Mijn vader? Die heeft geen verstand van dergelijke spreuken.’
‘Ik denk toch dat je het hem moet vragen.’

En later, toen ik hem inderdaad om hulp vroeg: ‘wat kan ik daar dan aan doen?’
‘Ik weet het niet. Mandor zegt dat ik het jou moet vragen.’
‘Oh zo. Ja, ik kan me met hem bezig houden. Ik denk dat ik weet waar hij is. Nee, niet bij de Abyss, maar het heeft er wel mee te maken.’

Ook toen en nu weer vroeg ik me af wat Mandor wist over mijn vader en Jurt. Er was een bepaalde overeenkomst tussen hen, maar er waren ook veel tegenstellingen.
Het kon. Dara was mijn vaders type vrouw. Anderzijds rook mijn vader Chaosieten al op een mijl afstand en zou hij zich nooit inlaten met eentje. Ook wist ik heel zeker dat Julian hem niet herkend had als zoon, maar dat had mogelijk te maken met het feit dat er sowieso iets aan de hand was met Jurt. Diens affiniteit met Abyss misschien?
Een andere mogelijkheid was Gérard. Jurt had dezelfde naïviteit en jovialiteit. Altijd bereid om anderen te helpen en ook Jurt is behoorlijk sterk. Dara was volgens mij niet echt Gérards type vrouw, maar ze is een vormveranderaar en kan er derhalve uitzien zoals ze wil. Of zoals hij wil. Gérard is de volle broer van mijn vader en misschien dat er onbewust daardoor een band is tussen deze zoon van Dara en mijn vader, omdat Jurt wellicht op jonge leeftijd al in handen van Julian viel.
Natuurlijk kan ik ook Random aanwijzen als mogelijke vader van iedereen van wie ik het niet weet. Bah!
Ach, waarschijnlijk zijn dit niet meer dan hersenspinsels, te wijten aan het feit dat ik teveel tijd over had. Nu maar over op feiten.

Mijn zus. Ik heb geen idee waarom ik haar niet eerder heb vermeld in mijn dagboeken, daar ik toch al enige maanden op de hoogte ben van haar bestaan. Misschien is het toch grappig om het dwergje weer aan te halen.
‘Ben jij een dochter van Julian? Ik had niet gedacht dat Julian nog een dochter zou hebben… Hebben ze hem gedwongen ofzo? Jullie van Julian zijn koppig en veel te serieus.’
Ach, dat is al tijden geleden geweest. Al te veel aandacht schonk ik er toen niet aan, omdat mijn vader eerder had gezegd dat er geen andere kinderen zouden zijn. Later bleek dat hij niet helemaal de waarheid had gesproken, maar zei hij geen anderen erkend te hebben. Zelfs toen wilde hij me niets vertellen. Pas tijdens zijn verblijf bij ons in Gormenghast, was hij eraan toe om iets over mijn sibling te vertellen. Ik weet niet hoe hij er ineens toe kwam. Het was op een avond, ik was doodmoe van het omvormen van het landschap. Mandor was niet bij het gesprek aanwezig, ik geloof dat hij Owen naar bed aan het brengen was.

“Herinner je je nog ons gesprek van voor je naar Dark End ging?” vroeg Julian.
Ik was totaal niet helder en vroeg me af op welk gesprek hij precies doelde. Er waren er meerdere geweest en de meeste gingen niet bepaald lekker in die tijd.
“Je weet wel, je vroeg me of je broers of zussen had,” verduidelijkte hij.
Oh, dat gesprek. Het eerste dat een beetje normaal verliep toen. Ik trachtte een gaap te verbergen en knikte.
“Ik weet het nog. Hoezo?”
“Jij bent mijn tweede dochter. Ik heb geen zonen en ook geen derde dochter.”
“Ik heb dus een zus.” Ik was te afgemat om enig enthousiasme op te kunnen brengen. Terwijl ik altijd zo graag een zus had willen hebben.
“Jij bent de enige die ik erkend heb,” benadrukte hij nog eens, terwijl hij me strak aankeek. Ik wist een flauwe glimlach op te brengen en vroeg me intussen af hoe onbeleefd het zou zijn om gewoon naar bed te gaan. Maar ik had zelfs de energie niet om op te staan, dus ik bleef in de stoel hangen en afwachten wat hij verder te vertellen had.
“Ze wil niets van Amber weten,” zei hij zonder enige emotie.
“Daar zijn er meer van,” zei ik. “Hoe heet ze eigenlijk?”
“Ilza. Het leeftijdsverschil met jou is aanzienlijk, meer dan 100 jaar.”
“Leuk, ik heb altijd graag een zus willen hebben,” zei ik toch maar. “Denk je dat ik haar eens op kan zoeken?”
“Van mij mag je.” Hij aarzelde even. “Ze woont ergens op een Schaduw, is daar boerin. Ze is wat anders dan jij, een heel potige dame.”
“Een boerin?” vroeg ik stomverbaasd.
“Haar eigen keuze.”
“Nou ja, het heeft wel iets met dieren te maken natuurlijk.”
Hij grinnikte even.
“Ze is op die Schaduw getrouwd geweest en al lang weduwe. Haar man is wel heel oud geworden, heeft langer geleefd dan de gemiddelde mens, maar is al lang dood. Ze heeft twee zonen. Ook al potige en sterke kerels, die daar de streek onveilig maken. Ze zijn een stuk ouder dan jij, maar het lijkt alsof ze in een eeuwige pubertijd zitten.”
“Dus Owen is niet je eerste kleinzoon,” realiseerde ik me.
“Dat niet. Die andere twee ken ik echter nauwelijks en mij kennen ze niet. Met Owen heb ik al een bepaalde band. Dat we elkaar niet kennen is een keuze die mijn dochter heeft gemaakt en ik respecteer dat.”
“Toch weet je wel wat van ze, dus blijkbaar hou je het wel in de gaten?”
“Natuurlijk. Ik heb jou ook in de gaten gehouden vanaf dat ik wist dat je bestond. Ik bemoei me niet met hen, omdat dat niet gewenst is. Met jou kon ik me niet direct bemoeien indertijd omdat ik me beter niet bekend kon maken. Maar je moet weten dat ik wel altijd op je gelet heb.”
“Weet ik,” grijnsde ik. “Wat je vertelt over je sterke kleinzonen doet me trouwens eerder denken aan Gérard.”
“Mij ook wel eens,” lachte hij.
“Maar je ziet en spreekt haar ook nooit?” vroeg ik.
“Sporadisch. Ze wil het niet. Lang geleden is er een situatie geweest met Oberon.” Zijn gezicht stond ineens grimmig. “Hij had haar ontvoerd, ik ben tegen hem ingegaan, heb haar uit zijn klauwen gered en weer terug gebracht. Ze verwijt mij echter al dat gedoe – en wil niets te maken hebben met Amber of de familie. Dat moet ze natuurlijk zelf weten. Ik weet dus niet hoe ze zal reageren als jij haar gaat opzoeken, het kan voor jou teleurstellend zijn.”
“Ik zie wel,” gaapte ik, mijn ogen vielen zowat dicht.
“Je zou beter naar je bed kunnen gaan,” zei mijn vader. Daar had ik echter geen zin in, niet om op te staan en me naar dat bed te slepen. Maar het zegt veel dat ik niet verder vroeg. Niet naar de namen van mijn neven, niet naar de moeder van mijn zus, zelfs niet hoe ze eruit zag en of ze van mijn bestaan wist. Erger was in feite dat dit hele gesprek ergens op de achtergrond van mijn denken belandde en ik mijn vader waarschijnlijk de indruk heb gegeven niet geïnteresseerd te zijn.

Verder heb ik ook niets geschreven over onze slaapkamer. Vermoedelijk omdat dit voor ons een nieuw verschijnsel is. We hebben ieder een slaapkamer, annex zitkamer en studeerkamer. In het fort hebben we nog een tweetal zitkamers en meerdere ruimtes die vaak als bibliotheek en/of studeerkamer dienen. Verder een grote eetzaal, een aantal gastenkamers, kleedkamers, badkamers, genoeg kamers voor het personeel en een heel groot aantal ruimtes die geen echte functie hebben. Owen had meerdere vertrekken waar hij sliep, zijn voorkeur ging uit naar mijn kamer of de kamer die aan het vertrek van Mandor lag. Eigenlijk was de situatie wat bizar te noemen en weinig overzichtelijk. Daarbij kwam dat Mandor en ik nooit meer apart sliepen wanneer we samen waren.
Dus zo kwam het dat we uiteindelijk onze gezamenlijke slaapvertrekken hebben ingericht. Een slaapkamer voor ons, daaraan vast een slaapkamer voor Owen, een kleedkamer en een badkamer. Natuurlijk hielden we onze eigen slaapkamers intact, dat was altijd handig voor als we eens alleen wilden zijn of de ander niet wilden storen.
In de eerste nachten na Mandors vertrek, sliep ik met Owen op mijn eigen kamer. Na een paar dagen besloot ik dit te veranderen en bracht ik de nachten door in onze slaapkamer, alleen in ons echtelijk bed, ook al waren we niet in de echt verbonden. Soms speelden mijn achtergrond en opvoeding heel hoog op en voelde ik me onrustig bij de gedachte dat we eigenlijk in schande leefden. Gelukkig duurden dat soort momenten nooit lang.
Owen accepteerde de verandering zonder enige problemen, zoals hij in het algemeen gemakkelijk in de omgang is.

Op een ochtend werd ik wakker door iets glibberigs dat zich in mijn bed bevond. Ik slaakte een verschrikt gilletje en sprong meteen het bed uit. Op de zijkant van mijn afgedragen nachtjapon zat een groenige natte vlek. Ik sloeg het dek terug en stond oog in oog met een groene, glibberige kikker. Achter me hoorde ik gegiechel en een paar kleine blote voetjes weg rennen. Ik rende mijn zoon achterna, de gang op. Ik had hem zo te pakken en knuffelde hem stevig.
“Wat ben je een rakker, door een kikker in mamma’s bed te stoppen,” zei ik lachend. Samen gingen we weer terug naar mijn kamer, de kikker zat nog steeds op het bed.
“Lief hè,” riep Owen en zijn gezichtje straalde.
“Heel lief,” zei ik, “maar waar heb je die kikker vandaan?”
“Is beest, voor mamma,” zei hij beslist en liep naar het bed toe om de kikker te aaien, die dat rustig toe liet.
“Dat is heel lief van je, dank je wel,” zei ik. Toch vond ik het vreemd, de kikker was blijkbaar een cadeautje van mijn zoon voor mij, maar hoe kwam hij aan het beest? De rivier was hier zeker een half uur lopen vandaan. De vorige dag waren we wel een poos buiten geweest, maar ik kon me niet herinneren dat hij in de buurt van de rivier was geweest en al helemaal niet dat hij stiekem een kikker had meegesmokkeld. Uit was hij zei kon ik opmaken dat het geen plagerij was geweest, al had hij mijn verschrikte kreet wel leuk gevonden. Het was vreemd. De kikker voelde aan alsof hij recht uit het water kwam, terwijl er geen bak of emmer in de buurt te bekennen was.
“Ik denk dat de kikker weer terug wil naar zijn vriendjes in de rivier,” zei ik tegen Owen die ernstig knikte. De kikker begon onrustig te worden en om te voorkomen dat hij zou ontsnappen, pakte ik hem in één hand, terwijl ik Owen bij de andere pakte en met hem naar buiten liep. Het personeel dat we tegen kwamen, keek ons bevreemd aan, waarschijnlijk vanwege onze nachtkleding. Ik trok me er echter weinig van aan, tot ik buiten de binnenplaats kwam.
Onlangs waren ze begonnen met huizen te bouwen en de werklieden keken allemaal onze richting uit. Dat ging me te ver en ik wist ineens weer waarom ik niet zo blij was met al dat extra volk, ik kon eigenlijk niet echt mijn eigen gang gaan. Terwijl we op onze schreden terug keerden in het fort, kwam het oude idee weer in mijn hoofd op om één of meerdere cottages te hebben in het bos, zodat we ons daar zo nu en dan in alle rust konden terug trekken en helemaal onze eigen gang gaan.
Uit de keuken haalde ik eerst een hoge pan, waar ik de kikker in liet glijden. Het personeel was hier allesbehalve blij mee.
Vervolgens liepen we met pan weer naar onze vertrekken, alwaar ik eerst Owen kleedde in een spijkerbroek en een wollen blauwe trui. In plaats van de sloffen, kreeg hij een paar sokken en een paar soepele leren schoentjes aan zijn voeten.
“Wil jij de kikker vasthouden? Dan kleed ik me even aan,” zei ik toen tegen hem. Hij knikte en met grote precisie pakte hij de kikker met twee handen vast en had een ernstige uitdrukking op zijn gezicht.
Ik kleedde me snel in een strakke spijkerbroek en rood shirt. Mijn blote voeten wurmde ik in schoenen met platte zolen. Zo gingen we naar de rivier, nadat we de pan weer terug hadden gebracht in de keuken.
De rivier was wat ver lopen voor Owen, dus halverwege tilde ik hem op en droeg hem verder. Bij de rivier zetten we de kikker terug bij de andere kikkers en keken een poos samen toe hoe ze van blad naar blad sprongen en vanaf de oever in het water. Vooral dat laatste vond Owen fantastisch en sprong zo het water in. Ik viste hem er meteen weer uit, trok zijn natte kleding uit en conjuurde wat droogs voor hem.
Toen riep ik Fillipien, die al snel aan kwam vliegen, Malfoy in haar kielzog. Ze landde op mijn schouder, Malfoy vloog eerst een paar rondjes, voordat hij zich uiterst voorzichtig op Owens uitgestoken arm zette. Het kind begon de vogel onmiddellijk in zijn nek te krauwen.
“Kijk mamma, is Foy!”
Ik streelde Fillipien en vroeg haar of ze Boudicca kon gaan halen. Het paard was nu lang genoeg afwezig geweest wat mij betrof. Fillipien wilde dat wel gaan doen en vloog even later weg.
Malfoy bleef nog een poosje op Owens arm zitten en vloog toen ook op.
Ik wilde terug keren naar het fort, toen er ineens een kikker voor mijn voeten sprong. Zo te zien regelrecht uit het water, maar dan had hij wel een aardige sprong gemaakt. Owen bekeek de kikker nauwkeurig en ook deze werd terug gebracht naar het water. Wij keerden terug naar het fort voor het ontbijt. Daarna gingen we naar de speelkamer, waar Owen een puzzel uit de kast trok van een grijs paard en duwde deze onder mijn neus.
“Beest voor mamma,” zei hij.
“Ja, dat is een paard. Fillipien gaat het paard ophalen,” zei ik tegen hem terwijl ik hem over zijn bolletje aaide.
Hij ging spelen met de garage die ik de vorige avond weer bij elkaar geconjured had en ik had alle tijd om wat te studeren en te lezen.

Na een onrustige nacht vol dromen over bloed en altaren, werd ik vroeg in de ochtend wakker doordat er alweer een kikker in mijn bed was. Owen zat naast me, zijn gezichtje straalde.
“Lief hè, beest voor mamma!” Ik keek van mijn zoon naar de kikker en een vermoeden begon in me op te komen. Maar dat kon toch niet? Owen was pas 19 maanden oud!
“Erg lief van je,” zei ik. “Hoe komt de kikker hier?”
Hij liet zich van het bed afglijden en stak een mollig knuistje uit.
“Kom maar,” zei hij. Ik bekeek hem met enige verwondering. Zoals hij daar stond, met die ernstige uitdrukking op zijn gezicht en dat uitgestoken armpje, leek hij sprekend op zijn vader. Zowel zijn houding als zijn gezicht. Ik stapte ook het bed uit, greep de kikker en pakte het handje van Owen aan. Hij begeleidde me naar de speelkamer, pakte daar weer die puzzel van het grijze paard en wees.
“Beest voor mamma!”
Ik bekeek de kikker eens heel goed en wist toen dat deze inderdaad was opgeroepen. En dat had ik niet zelf gedaan. Ik keek naar Owen die me afwachtend aan stond te kijken.
“Is een kleine beest,” legde hij uit. “Kleine kikker.”
Ik tilde hem op en knuffelde hem.
“Heb je dat voor mamma gedaan? Wat ontzettend lief van je!” Ik vroeg me af of hij geprobeerd had om misschien Boudicca voor me te conjuren? Hij was nog zo ontzettend klein, kon dat wel?
Ik liep de kamer uit om Mary Ann te zoeken, ze was bezig met een lijst de voorraadkamer te controleren.
“Mary Ann, ik wordt wakker met kikkers in mijn bed,” zei ik, “en deze worden geconjured. Ik denk niet dat ik het zelf doe, maar dat Owen dat doet. Kan dat eigenlijk wel?”
Ze legde de lijst neer en bekeek de kikker aandachtig. Daarna nam ze Owen goed op en knikte.
“De kikker is inderdaad opgeroepen, het had echter een paard moeten zijn. Maar die zijn hier niet. En Owen heeft dat gedaan.”
Hoewel bevestigd werd wat ik vermoedde, was ik toch tamelijk ondersteboven. Onze zoon kon conjuren! Ik was onder de indruk, tegelijkertijd besefte ik dat hij heel erg de kant van zijn vader op aan het gaan was, althans die van zijn familie. Een Sawall dus. Ik had een Sawall voortgebracht. Moest ik deze ontwikkeling nu stimuleren of het maar even op zijn beloop laten? Hij was nog zo verschrikkelijk jong en toch al zo ouwelijk voor zijn leeftijd!
We kleedden ons aan, gingen ook deze kikker terug brengen naar zijn vriendjes en terug naar het fort om te ontbijten.
Daarna ging Owen spelen met houten blokken, zorgvuldig werden ze naast elkaar en op elkaar geplaatst. Intussen troefde ik Mandor om te vertellen wat er voorgevallen was. Ik kon me niet herinneren dat ik hem eerder zo verschrikkelijk trots had gezien.
“Mijn zoon kan dus conjuren! Dat is fantastisch nieuws, geweldig! Maar goed trouwens dat er geen paarden zijn, dan had je wakker geworden met een paard in je bed,” grinnikte hij.
“Ik ben blij dat het kikkers zijn in plaats van de varkens,” gaf ik toe.
Mandor wilde precies weten wat er was gebeurd en ik beschreef alles zo goed mogelijk. Hij vond het prachtig van zijn zoon, al vond hij het heel normaal dat hij dit soort dingen deed.
“Goed van hem dat hij dat zomaar heeft opgepikt,” zei hij tevreden. “Hij zat er zeker steeds bij als jij les kreeg?”
“Vaak wel. Al zat hij dan gewoon te spelen, ik had toen niet de indruk dat hij zat te luisteren. Maar ik heb al eerder gemerkt dat hij vaak meeluistert.”
“Ik ook wel eens. Hij is erg schrander.”
Nadat ik hem helemaal had bijgepraat over alles wat Owen betrof, vroeg ik hem hoe het ermee was.
“Ach, ik leef nog,” zei hij met flauwe glimlach.
“Je wilt toch niet zeggen dat je levensgevaarlijk bezig bent geweest?” vroeg ik geschrokken.
“Dat valt wel mee,” zei hij. Ik had echter het idee dat het helemaal niet meegevallen was, dus zijn antwoord nam mijn bezorgdheid niet weg. Hij was duidelijk niet van plan om me meer te vertellen en ik wilde hem niet uithoren, naar mijn gevoel deed ik dat toch al te vaak. Uiteindelijk verbraken we het contact.
Het bouwwerk van Owen begon vorm aan te nemen, het leek wat op Gormenghast.
“Het wordt erg mooi, Owen,” zei ik.
Hij knikte ernstig.
“Is huis,” zei hij. “Pappa huis, mamma huis, mijn huis.”
Hij was inderdaad het fort aan het nabouwen, het enige thuis dat hij ooit gekend had.

Ik had bedacht dat er iets als een speeltuin moest komen voor Owen. Hij had nog steeds een wat onzekere manier van lopen, hoewel hij al heel lang liep. Eigenlijk was hij tamelijk onvast in zijn hele grove motoriek. Waarschijnlijk hoorde het ook een beetje bij zijn leeftijd, maar het liep heel erg uit de pas met de rest van zijn ontwikkeling. We maakten ons daar zelf ook schuldig aan door hem vooral aan te spreken op zijn verstand, ik vond het mijn taak om wat meer aandacht te gaan besteden aan zijn lichamelijke ontwikkeling. Ik had er een poos over nagedacht wat er moest komen. Uiteraard een schommel, verder dacht ik aan een eenvoudig en laag klimrek en een glijbaantje. Op de binnenplaats was een geschikte plaats, een beetje uit de wind.
Op Larenian hadden we ook schommels gehad, die aan een hoge boomtak waren bevestigd. De meest gemakkelijke manier om een schommel te maken. Het probleem was echter dat er geen bomen waren op de binnenplaats en ook buiten het fort was het nog maar minimaal.
Er moest dus een soort stellage komen waar die schommel aan kon hangen. Ik kon proberen wat te conjuren, maar wilde niet altijd mezelf daarvan afhankelijk maken. Buiten de poort zag ik de werklieden bezig met het bouwen van de huizen en liep met Owen aan de hand er naar toe.
Aan een paar werklieden legde ik uit wat mijn bedoeling was. Ze keken bedenkelijk en maakten tegenwerpingen. Als ze zich bezig gingen houden met een schommel, zouden ze daarmee kostbare tijd kwijt zijn. Ik ergerde me mateloos, het bouwen van een schommel zou door een stel ervaren vaklui in een dagje gebeurd kunnen zijn.
“Jullie worden er natuurlijk goed voor betaald,” beloofde ik. Met een heleboel gemopper besloten ze om zich dan maar daarmee bezig te gaan houden en begonnen op de binnenplaats gaten te graven voor de stellage.
Mary Ann kwam naar buiten en fronste haar wenkbrauwen. Ze nam me apart, vroeg wat de bedoeling was en ik legde het uit.
“Dat kost allemaal tijd, hierdoor zullen de huizen later af zijn” zei ze geërgerd. Daar had je het weer. Ze bemoeide zich inderdaad niet meer met hoe ik met mijn zoon omging, wel met de rest.
“Niet zoveel tijd,” wierp ik tegen. “Ze zullen ervoor betaald worden.”
“Ik vind dat ze zich bezig moeten houden met die huizen,” zei ze. “Ik kan hout conjuren voor die schommel en dan kunnen wij die toch samen bouwen.”
Ik zuchtte en slikte maar weer. Geen zin om uit te leggen hoe ik op het idee kwam , ik kon net zo goed haar zin doen. Tenslotte ging het om Owen en niet om mij. Dus ik stuurde de timmerlieden terug die me een vuile blik toewierpen.
Mary Ann conjuurde alle materiaal voor de schommel, het construeren deed zij ook voor het grootste deel, daar zij veel sterker bleek dan ik. Ik hoefde niet meer te doen dan af en toe eens wat aan te geven en mijn ideeën te verduidelijken.
Tegen het einde van de middag was de schommel klaar en riep ik Owen, die zich geweldig had vermaakt met de kippen op de jagen.
Omdat ik geen idee had hoe hij zou reageren op zo’n schommel, zette ik hem erop, zei hem zich goed vast te houden en duwde hem zachtjes. Hij vond het geweldig!
“Hard!” riep hij, dus ik duwde hem wat harder. Dat was nog niet hard genoeg naar zijn zin. Pas toen hij zo hard ging, dat hij bijna over de kop sloeg, was hij tevreden. Hij schaterlachte en juichte en toen de schommel weer op zijn hoogste punt was, ging hij staan en viel hij eraf. Met een snelle duik wist ik hem net op te vangen voor hij de grond raakte, hij was verschrikkelijk enthousiast en wilde opnieuw.
Steeds ging het weer hetzelfde, hij moest op zijn hardst en viel van de schommel af als hij ging staan. De meeste keren wist ik hem op te vangen, slechts één keer belandde hij op de grond en viel hij zijn knieën open. Hij keek even beteuterd naar zijn knietjes, ik veegde het bloed eraf en zag tot mijn verwondering dat de wonden zo dicht trokken. Mijn zoon de vormveranderaar. Hij lachte alweer en wilde opnieuw op de schommel. En nog eens en nog eens.

Een paar dagen later was er ook een klimrek bijgekomen die uitkwam op een glijbaan. Owen was nog steeds niet uitgekeken op de schommel en er was qua onbesuisdheid niets veranderd. Ook het klimrek werd door hem enthousiast begroet, hij ging het letterlijk te lijf. Hij had moeite met klimmen, maar gaf niet op. Hij viel regelmatig en liep zo aardig wat blauwe plekken op. Het was bijzonder om te zien hoe de immer ingetogen Owen zich helemaal uitleefde op de speeltoestellen. Ook de bal die ik voor hem conjuurde vond hij geweldig en vermaakte zich door uren achter die bal aan te hollen, al dan niet vergezeld door mij of iemand van het personeel. Met name de wat jongeren vonden het fantastisch, het spelende kind op de binnenplaats en deden maar wat graag met hem mee.

Nadat ze meer dan een week weg was geweest, kwam Fillipien weer terug. En ze was niet alleen, daar kwam Boudicca ook aandraven. Beide dieren begroette ik enthousiast, net als Owen, die steeds weer: “Beest van mamma!” riep.
“Dat is Boudicca, het paard van mamma,” zei ik tegen hem en zette hem erop om Boudicca naar de stal te brengen. Owen klemde zich vast aan haar manen en straalde.
“Beest is paard,” zei hij en knikte wijs. In de stal verzorgde ik Boudicca, ze zag er uitstekend uit. Ik had het idee dat ze een goede tijd had gehad. Ik nam me voor om te gaan rijden zodra Owen die avond op bed zou liggen, maar ik had geluk. Owen viel tijdens de lunch zomaar in slaap en ik kon hem in bed leggen. Ik vroeg Mary Ann om een oogje in het zeil te houden in geval hij eerder wakker zou worden en ging uit rijden.
Het was heerlijk om na zo’n lange tijd weer eens op het paard te zitten en haar flink te laten draven. Ik was echter nog niet lang onderweg toen ik het bekende getintel in mijn hoofd voelde. Ik liet Boudicca stoppen en nam het troefcontact aan.
“Zeg, waar zit je?” vroeg Mandor verontwaardigd. “Ik kom thuis en jij bent weg!”
“Ik kom eraan,” beloofde ik, verbrak het contact en ging terug naar het fort. Ik voelde me erg vervelend, precies die ene keer dat ik Owen even alleen liet, kwam hij thuis. Wat moest hij wel van me denken?
Ik verzorgde Boudicca zo snel mogelijk en rende de trappen op naar het woongedeelte. Mandor zat op een gemakkelijke stoel in de zitkamer met Owen op schoot een boekje te lezen. Hij keek even op toen ik binnenkwam, zei: “Hoi,” en las weer verder voor. Ik liet me ook maar op een stoel zakken, nadat ik een soort van begroeting had terug gestameld. Wat moest ik hier nu van denken! Ik vermoedde dat hij Owen gewoon van zijn bed had gelicht, het was vrij onwaarschijnlijk dat deze al wakker was geweest. Niet dat het erg was aan het vergenoegde gezicht van onze zoon te zien.
Maar Mandor leek me verder volkomen te negeren, hij ging helemaal op in het voorlezen aan zijn zoon. Op zich wel leuk, maar ik vond het boek, ‘Het kleine demoontje,’ totaal niet geschikt voor een jong kind. Het demoontje maakte heel veel slachtoffers, de tekeningen waren vergeven van uit elkaar gerukte wezens, botten en bloed, de teksten waren maar al te duidelijk over wat het kleine demoontje allemaal uithaalde. Owen vond het echter geweldig, vooral het gedeelte waarin het demoontje werd opgeroepen door een aantal domme mensen, die hij dus ook moest verscheuren. Was dit een educatief boek in Chaos misschien? Probeerde Mandor op die manier aan Owen te vertellen wat hij moest doen in geval hij opgeroepen zou worden?
Toen het boek uit was, liet Owen zich van zijn schoot zakken, pakte een boekje van een stapeltje andere prentenboeken dat er lag en begon dat aandachtig door te kijken. Klaarblijkelijk had zijn vader wat leesvoer voor hem meegenomen.
Ik keek naar mijn geliefde en vond dat hij er moe uitzag.
“Hoe is het met de conjuration?” vroeg hij aan mij, zonder enige andere vorm van begroeting.
“Redelijk wel,” zei ik. “Ik heb heel wat kunnen leren.”
“Ik heb het niet over jou, maar over Owen,” zei hij bruusk.
Ik slikte even.
“Hij heeft die kikkers opgeroepen, maar dat weet je al.”
Hij keek me met een priemende blik aan.
“Je bedoelt dat er niet op ingespeeld hebt?”
“Nou nee, hij is nog wat jong en ik heb er niet zo aan gedacht. We hebben andere dingen gedaan.”
“Hoezo heb je er niet aan gedacht?! Ik heb zijn eerste keer conjuration gemist! Ik heb me gehaast om zo snel mogelijk weer terug te zijn en wat blijkt… je hebt er niets mee gedaan! Dit is ontzettend belangrijk, veel belangrijker dan zijn eerste stapjes!”
“Sorry,” zei ik. “Ik begrijp dat het belangrijk is.”
“Talent moet je aanmoedigen, Morwenna! Ik doe dat, ik zorg ervoor dat hij puzzels heeft die hem uitdagen, dat hij genoeg blokken heeft om wat mee te kunnen doen en ander uitdagend speelgoed! Hij is erg intelligent en daar hoor je iets mee te doen!”
“Ik waardeer het zeer dat je hem zo uitdaagt,” zei ik geïrriteerd. “En ik heb daar echt wel op ingespeeld. Ik heb er alleen niet zo aan gedacht om hem verder te laten bekwamen in conjuration.”
“Je doet net of dit niet belangrijk is!” riep hij kribbig uit. “Mijn zoon is een natuurtalent en jij wandelt alleen maar wat met hem!”
“We hebben echt wel meer gedaan dan dat!” zei ik met een brok in mijn keel. Eigenlijk had ik geen idee wat ik op dit alles moest zeggen. Natuurlijk had hij gelijk, ik was nalatig geweest. Alweer.
“Ben je nu boos op mij?” zei hij. “Jij bent anders degene geweest die haar taak niet heeft gedaan! Jij bent zijn moeder. Ik vertrouw erop dat je er iets mee doet als hij een dergelijk talent laat zien! En wat doe je? Helemaal niets! En waarom zeg je nu niets? Ben je dan niet trots op onze zoon?!”
“Natuurlijk ben ik trots op hem,” zei ik zacht.
“Je bent net als de rest van je familie. Je wilt zeker dat hij net als kinderen van Amberieten opgroeit in een Schaduw en dat hij het maar zelf uitzoekt. Dat hij erachter komt wie zijn ouders zijn als hij volwassen is!” raasde hij door.
“Dat heb ik nooit gewild en dat weet je,” zei ik nog zachter.
“Oh nee? Hij heeft een talent voor magie! En jij gaat gewoon over tot de orde van de dag! En als hij straks zestien is en dat moet leren, moet ik zeker zeggen: ‘ooit kon je het, toen je anderhalf was, maar je moeder heeft het genegeerd’.”
“Pappa? Mamma?” zei Owen. Hij stond tussen ons in en keek met een verbaasde en onzekere blik van de één naar de ander. Toen klom hij bij Mandor op schoot, zoals altijd zijn toevlucht in onzekere situaties. Mandor sloeg een arm om het kind heen en zuchtte diep. Verder zei hij niets meer.
Ik haalde een aantal keer achter elkaar diep adem. Ik voelde me vreselijk trillerig en draaierig, ik was heel slecht in conflicten. Meestal ging ik ze uit de weg of liet ik alles langs me afglijden.
Maar waar het Mandor betrof was het anders. Hij was één van de weinige mensen die me kon kwetsen. En dat was nu weer gebeurd. Heel hard. Ik begreep dat hij moe was, dat een groot deel van zijn kribbigheid daaraan te wijten was, maar er waren een paar dingen gezegd die ik niet zomaar kon vergeten. Het ergst was dat hij nu recht in mijn gezicht had gezegd dat hij me geen goede moeder vond voor zijn zoon. En hij had gelijk, ik wist dat ik een slechte moeder was.
Zo zaten we een poosje zwijgend bij elkaar, tot Mandor de stilte verbrak.
“Ik ben gewoon moe, ik ga naar bed.” Hij stond op, gaf Owen aan mij en liep de kamer uit.
“Is pappa?” vroeg Owen meteen.
“Pappa gaat een poosje slapen,” zei ik tegen hem. Ik nam hem mee naar de speelkamer. Het was mijn bedoeling om iets samen met hem te doen, zodat ik mijn gedachten wat kon verzetten, maar Owen ging al snel zijn eigen gang. Hij kon zichzelf enorm goed vermaken. Hij was feitelijk constant nieuwe dingen aan het bedenken, iedere keer zag ik andere elementen in zijn spel opduiken.
Intussen raasden de gedachten door mijn hoofd. Dit was allesbehalve een fijne thuiskomst geweest. Zowel niet voor hem als voor mij. Het feit dat ik niet thuis was geweest op dat moment was al een slecht begin. Het leek erop dat hij alleen voor Owen thuis was gekomen, vanwege diens nieuwe vaardigheid. Wat moest het een ontzettende teleurstelling voor hem zijn om te ontdekken dat er niet was ingespeeld op dit talent. Mandor had gelijk, ik had er toch wel iets mee kunnen doen? Ik was inderdaad ook als moeder totaal niet geslaagd. Heel even kwam het idee in me op om de boel de boel te laten, weg te gaan en nooit meer terug te komen. Daarmee zouden een heleboel problemen zijn opgelost. Maar nee, dat zou laf zijn. Hoewel? Was blijven niet net zo laf?
Waarheid was dat ik Owen niet meer kon missen. En Mandor niet uit mijn leven kon weg denken. Dus bleef ik dan hier om louter egoïstische redenen? Ook. Maar ook omdat ik wist dat Mandor, ondanks al zijn aantijgingen, toch om me gaf. En ook Owen leek me wel te mogen, al hing hij meer aan zijn vader. En ik kon toch niet al weg rennen als we een keer woorden hadden? Dat was pas kinderachtig!
Ik dacht terug aan alles wat er was gezegd. Mandor had gewoon gelijk, zo ontzettend gelijk. Ik was een waardeloze moeder en had het talent van onze zoon laten sluimeren.
Na het avondeten bracht ik Owen naar bed, toch nog iets dat ik kon. Hij ging tevreden slapen met de dinosaurus tegen zich aangeklemd. Zelf was ik wat onrustig, ik kon maar niet met mijn gedachten bij het boek blijven dat ik wilde lezen, iedere keer dwaalden ze weer af. Uiteindelijk besloot ik naar bed te gaan.
Tot mijn niet geringe opluchting bleek Mandor in ons bed te zijn gaan slapen en niet in zijn eigen vertrekken. Misschien was hij me nog niet helemaal zat. Hij was wakker, maar leek me niet te zien. Hij reageerde ook niet op mijn begroeting en ook niet toen ik naast hem ging liggen. Ik sloeg heel voorzichtig een arm om hem heen, misschien was hij daar helemaal niet van gediend. Hij reageerde echter totaal niet en voelde vreselijk koud aan. Ik voelde me bijzonder ongerust, terwijl ik tegen hem aan ging liggen en hem verwarmde met mijn lichaam. Uiteindelijk viel hij in slaap. Zijn lichaam voelde wat warmer aan en zijn ademhaling was vrij rustig. Toch voelde ik me totaal niet gerust gesteld, wat was hier aan de hand? Al die tijd had hij geen enkele blijk van een reactie gegeven, alsof ik er net zo goed niet kon zijn. Of eigenlijk alsof hij er zelf niet bij was. Ik vond het verontrustend.
Pas tegen de ochtend viel ik zelf in slaap, niet veel later alweer wakker gemaakt door Owen, die tussen ons in kwam liggen. Niet om te slapen, bleek al snel. Mandor stond op en regelde het water voor het bad. Hij en Owen waren al gewassen en aangekleed toen ik eindelijk het bed uitkwam om ook een bad te nemen.
Niet veel later zaten we aan de ontbijttafel. Mandor zoals altijd tot in de puntjes verzorgd en ik slordig, ik had geen tijd gehad om ook nog mijn haar te doen.
Het ontbijt verliep tamelijk zwijgzaam. Mandor zei niet meer dan hoognodig en leek in gedachten te zijn.
Toen Owen klaar was met eten, vroeg ik hem om een ‘beest voor pappa’ te halen. Tja, ik moest toch ergens beginnen. Owen knikte ijverig en klom van zijn stoel. Hij pakte zijn dinosaurus en gaf deze aan Mandor, die verbaasd opkeek, het beest even oppakte en bekeek en met een knikje terug gaf aan het kind. Owen pakte het beest weer vast en ging spelen in een hoek van de kamer.
“Waar ben je mee bezig geweest?” vroeg ik aan Mandor. Ik moest de vraag nog een keer stellen, voordat ik een reactie kreeg.
“Oh. Gewoon. Met van alles,” zei hij afwezig.
Ik vrat mezelf zowat op. Wat was dit nu weer voor antwoord? Van mij zou hij iets dergelijks ook niet echt waarderen.
“Zoals wat?” drong ik aan.
“Van alles,” zei hij schouderophalend. “Er is van alles gebeurd.”
Weer verviel hij in stilzwijgen. Zou het persoonlijk bedoeld zijn? Had hij besloten om me te gaan negeren omdat ik zijn zoon niet opvoedde? Of was dit toch iets anders?
“Wat is er gebeurd?”
“Wat?”
“Je zegt dat er een heleboel is gebeurd. Wil je ook nog vertellen wat dan?”
Hij keek me vragend aan. Mijn bezorgdheid nam nog verder toe. Het leek alsof hij nauwelijks kon volgen wat ik zei en dat baarde me grote zorgen.
“Oh, gebeurd. Iedereen heeft je dan nodig hè.”
Wederom een grote stilte. Mandor leek mijlenver weg met zijn gedachten. Zou hij misschien een andere vrouw tegen zijn gekomen? Ik ergerde me aan mezelf en vroeg daarom door.
“Wie is iedereen?”
“Oh. Merlijn bijvoorbeeld, die is bezig met één of ander zaakje.”
Weer een grote stilte. Het leek er niet op of er een andere vrouw in het spel was, maar wat dan wel?
“Ik neem aan dat je nog wel meer hebt gedaan?”
“Ja best wel. Veel eigenlijk. Veel magie, demonen opgeroepen en weer weg gestuurd, Logrus gebruikt…”
“Was je daarom zo moe?” vroeg ik met een zucht. Hij bleef maar in algemeenheden spreken.
“Dat is nu wat beter. Ik heb weinig geslapen al die tijd. En wat heb jij gedaan?”
“Niets. Wat gewandeld in de omgeving,” zei ik sarcastisch. Hij leek wat verbaasd over het antwoord, alsof hij niet wist waarover ik sprak. Zou hij die hele discussie van de vorige dag vergeten zijn?
Hij zag eruit alsof hij pas geleden een heleboel magie had gebruikt, dus ik vroeg verder.
“Waarom heb je zoveel magie gebruikt?”
“Daarom,” viel hij uit. “Waar bemoei je je eigenlijk mee! Ik ben nu weer thuis, er is niets aan de hand. En moet jij niet weg ofzo?”
“Je bent nog niet van me af,” zei ik, toch wat gekrenkt alweer.
Hij haalde zijn schouders op.
“Wat je maar wilt.”
Weer een enorme stilte. Ik zei niets meer. Mandor was thuis… maar wat hadden we eraan? Zoals hij zich gedroeg, was het beter niet weg te gaan, hoe graag hij dat misschien ook wilde. Ik liet me niet wegjagen door de eerste de beste tegenslag. Hij zou weten dat hij te maken had met een koppige dochter van een Amberiet!
“Oh ja,” zei hij ineens en graaide in zijn broekzak. Daaruit haalde hij een groezelig uitziende brief, die hij me aangaf. Hier en daar was een schroeivlekje op het papier te zien. Het beviel me helemaal niets, wat was er gebeurd?
Ik vouwde het papier open en las. In hoogwaardige taal en een hoop blabla werd de aankondiging gedaan voor een verlovingsfeest. Ergens zeer binnenkort, in het kader van de wapenstilstand. De verloving tussen Morwenna van Amber en Mandor Sawall, ondertekend door koningin Deirdre en koningin Dara. Ik vond het een vreemde ondertekening. Goed, Amber had momenteel geen koning, maar Chaos had toch een koning en koningin? Misschien was het maar detail, toch deed het raar aan dat alleen de koningin van Chaos ondertekende. Alsof de koning hier niets mee van doen had.
“Dat kan een leuk feest worden, zoals je nu bent,” zei ik cynisch en gaf Mandor de brief terug.
“Wat?” zei hij en bekeek zichzelf eens goed. Nee, op zijn uiterlijk was niets aan te merken en daar doelde ik ook niet op. Ik had echter geen zin om er verder op in te gaan, hij deed geen enkele poging om me te begrijpen.
Ik voelde helemaal niets. Eindelijk was er een soort bevestiging gekomen van onze plannen en ik was er niet eens blij mee. Die hele aankondiging deed zo koud aan, zo verschrikkelijk officieel. Ik ging inderdaad een verstandshuwelijk aan met iemand die me zelfs nog nooit mee uit had gevraagd. Ik ging me verloven met iemand die me niet eens ten huwelijk had gevraagd. Niet dat ik hier enige romantische ideeën bij had, maar dit was wel het andere uiterste. Een aankondiging, dat was alles. Een verstandshuwelijk – ik liet het goed tot me doordringen. Een verstandshuwelijk zou het worden. De man met wie ik zou gaan trouwen hield niet eens van me. Het was inderdaad alleen in het belang van de wapenstilstand. Een politiek huwelijk. Ik was een pion geworden en ik had mezelf in die positie laten manoeuvreren. Dit alles in het kader van Het Plan.
Ik schrok van mijn eigen gedachten. Had ik dan spijt? Nee, in het geheel niet. Het was alleen dat ik me sommige dingen toch anders had voorgesteld.
De deur ging open en Mary Ann kwam binnen met een lijst. Ze keek naar Mandor, ik zag haar schrikken en ze maakte dat ze weg kwam. Ik stond op en liep haar achterna, in de gang haalde ik haar in.
“Mary Ann, wat is er aan de hand?”
Ze keek even om zich heen en toen naar mij.
“Is hij je aanstaande? Ik weet niet precies hoe het zit tussen jullie.”
“We gaan trouwen ja. Dus dat maakt hem mijn aanstaande.”
Ze knikte.
“Dan is dat duidelijk. Meneer heeft nogal een oproeping gedaan, zeer recent. Ik denk dat hij er zelfs nog mee bezig is.”
“Dat zou wat verklaren,” zei ik. “Hij is bijzonder afwezig.”
“Misschien is het beter om hem niet uit zijn concentratie te halen,” meende ze. Onmiddellijk verweet ik mezelf al mijn vragen van die ochtend.
“Als ik het zo zie, heeft hij een grote Sluiper opgeroepen,” vervolgde ze, “en is dat niet helemaal lekker gegaan. Dat is een soort Pitfiend, komt uit de Abyss. Een dergelijk wezen is heel slim en heel machtig. Die stuur je achter iemand aan als je die dood wil hebben. Ik hoop niet dat hij dat op mij gedaan heeft.” Ze huiverde zichtbaar.
Ik schrok vreselijk. Waar in vredesnaam was Mandor mee bezig! Wie verdiende het om op die manier dood te gaan? Kon het zijn dat hij zo boos was op Brand dat deze het doel was? Ook ik huiverde bij de gedachte daaraan. Hoe het dan ook zou gaan, dat zou grote problemen opleveren! Of was het op iemand anders? Ik dacht aan zijn eerdere opmerking ‘ik leef nog’. Was er iemand geweest die geprobeerd had hem te doden en was dit Mandors wraak?
“Ik weet wel zeker dat hij dat niet op jou heeft afgestuurd,” zei ik tegen Mary Ann.
“Het kan mis gaan,” zei ze. “Het was niet erg slim van meneer om dat te doen, als ik dat zo mag zeggen.”
“In ieder geval bedankt voor de informatie,” zei ik en liep weer terug naar de eetkamer. Eén ding was zeker, zolang Mandor hiermee bezig was, zou ik bij hem blijven. Ik dacht niet dat mijn aanwezigheid van enig nut voor hem zou zijn, maar ik kon hem niet in de steek laten.

No comments: