50. De toren van twaalf werelden

Uit mijn troevendek haalde ik de kaart van de Toren van 12 werelden. Ik concentreerde me op de kaart, voelde deze nog kouder worden en zag de contouren van de hal verschijnen. Ik deed een stap voorwaarts en kwam daar uit.
Het was raar om hier weer te zijn. Ik rekende haastig uit dat ik, volgens de tijd hier, zes weken niet geweest was. Alleszins een acceptabele tijd voor een zwangerschaps/ bevallingverlof. Het leek echter alsof het langer geleden was. De meeste mensen, leerlingen en leraren, kende ik niet eens, sommige dacht ik te herkennen, maar leken ouder geworden. Ook ik werd niet of nauwelijks herkend.
Ik besloot eerst alle beveiligingen na te gaan, te onderzoeken of alles nog in orde was, of dat iets kon vinden dat er op zou wijzen dat Jasra ook hier voet aan grond probeerde te krijgen. Naarmate mijn onderzoek vorderde raakte ik ervan overtuigd dat dit voor haar heel moeilijk zou gaan worden. Dit was een stevig stukje Schaduw. Open naar die 12 werelden en wat toegankelijker van daaruit, maar alles was heel zwaar beveiligd met behoorlijk wat Patroonmagie. Niet alleen van mij, maar vermoedelijk ook van Sand en Caine. En er was inmiddels wat Logrus aan toegevoegd. Ik vroeg me af wat Sand hier nu van zou vinden, ze had eerder aangegeven niet erg gelukkig te zijn met mijn keuze voor een Chaos magier in de toren en was toen alleen bereid om wat beveiliging weg te halen tegen Chaosieten als Mandor beloofde de toren niet voor eigen doeleinden te gebruiken. Het toevoegen van eigen Macht aan een bepaalde plaats houdt echter in dat een plaats aan iemand gebonden is. In principe zou dat ‘misbruikt’ kunnen gaan worden. Nu ben ik daar niet bang voor wat Mandor betreft, maar hoe staat Sand eigenlijk tegenover Chaosieten?
Ik heb haar al heel lang niet meer gesproken en ik denk ook niet dat het ervan komt voorat ik naar Dark End ga. Sand is niet iemand die ik ‘even’ spreek…

Een van de jongste leraren, Harold, herkende ik als de leerling Harry van de vorige keer dat ik hier was.
“Leuk om je hier te zien als leraar,” zei ik.
“Fijn om U weer te zien. Het is al even geleden dat U hier was, zeker twee jaar.”
“Het spijt me, ik had wat andere bezigheden. Er zijn veel mensen die ik niet ken nu.”
“Oh ja, er is veel gebeurd, we hebben veel nieuwe instroom gehad van veelbelovende leerlingen. Dit is een centrum van kennis aan het worden, de bibliotheek is inmiddels behoorlijk aangevuld.”
Daarna ging ik de bibliotheek inspecteren. Ene meneer van Dale, was daar de bibliothecaris. Een zeer langzaam iemand die sprak met lijzige stem. Hij liet me weten niet tevreden te zijn over de manier waarop ik school, met name de bibliotheek, runde.
“Niet dat ik wil klagen natuurlijk,” zei hij toen hij mijn frons zag. Ik besloot het even zo te laten, tenslotte kon de man het ook niet helpen dat ik zo lang weg geweest was. De bibliotheek was inderdaad bescheiden, te bescheiden voor een school van dit niveau.
“Kunt U aangeven welke boeken er missen?” vroeg ik. Hij overhandigde me een keurig getypte lijst met wel zo’n 10.000 titels. Ik stopte de lijst in mijn zak.
“Ik zal er naar kijken en proberen zo spoedig mogelijk een en ander aan te vullen,” zei ik. Dat moest geen probleem zijn. Misschien niet alle titels, maar ik moest een heel eind kunnen komen. En boeken hebben iets, zelfs als ik ze alleen maar hoef te kopen. Dan is het fantastisch om in Schaduw te kunnen reizen en uit diverse Schaduwen wat te gaan halen.
Toen ik weer de gang in liep, op weg naar mijn eigen kamer, dacht ik Mandor in een flits voorbij te zien komen. Hij leek mij echter niet gezien te hebben. Ik liep de kant uit waar hij heen was gegaan. Maar zag hem niet meer. Ik vroeg me af of het nodig was om hem te spreken of dat ik dat zelf graag wilde. Van allebei wel een beetje, besloot ik.
De administratie leek povertjes en wat chaotisch bijgehouden te zijn. Er was een jaarboek met de namen en foto’s van afgestudeerde leerlingen en er waren een aantal leerling rapporten. Deze las ik met belangstelling door. Er waren wat ongelukjes gebeurd met soms veelbelovende leerlingen die dat niet hadden overleefd. Er werd iets geschreven over een incidentje met een trol in de hal, over leerlingen die hun toverstafjes kwijt geraakt waren of ze gebrast hadden. Er was sprake van een uit de hand gelopen demonenoproeping. Er leken wat problemen te zijn met het budget.
Ik was inderdaad te lang weggeweest, er lag hier weer een hele berg werk voor me. Op een bepaalde manier was het eigenlijk een voordeel dat de tijd hier zo snel ging, ik zou hier een paar dagen kunnen zijn, zonder dat ik thuis te lang weg was. Er waren hier ruim twee jaar voorbijgegaan in, pakweg, zes weken Ambertijd. Dat betekende dat de tijd hier zo’n 18 keer sneller ging dan in Amber , misschien zelfs iets meer nog, dat lag er een beetje aan vanaf wanneer de tijd sneller was gegaan.
De Schaduw waar Owen nu opgroeit gaat ongeveer 6 keer sneller ten opzichte van Amber. Die is ook veel sneller geweest, maar dat heb ik inmiddels wat aangepast. Dus als ik drie dagen in de toren zou zijn, was dat één dag thuis.
De laatste keer dat ik hier was, werd ik met een enorm respect benaderd door zowel leerlingen als leraren. Nu was dat helemaal weg. Ik werd niet of nauwelijks herkend. Het was ze niet kwalijk te nemen, in hun ogen had ik de boel te lang laten sloffen.. Ik probeerde erachter te komen hoe het kwam dat er iets was veranderd met het tijdsdifferentieel. Ik kwam er niet veel verder mee. Het was Patroon geweest en ik had het idee dat ik het zelf had gedaan. Heel even vroeg ik me af of het te maken had met mijn gemanipuleer in mijn eigen wereld, maar dat kon eigenlijk niet het geval zijn. Ik keek alle verslagen nog eens na, maar kon niets ontdekken dat op een verandering wees die verantwoordelijk kon zijn hiervoor.
Over dit probleem kon ik niet echt met één van de leraren hier aanwezig praten, ik had de indruk dat ze me niet verder zouden kunnen helpen.

Uit mijn deck haalde ik de troef van Julia en zocht contact. Ze was erg vrolijk en aan het giechelen.
“Die William is een echte humorist,” zei ze lachend. Oh… nog weinig van gemerkt. Hm, neef William met verborgen kanten… ik vroeg me af wat er zich aan het afspelen was tussen die twee. Het was niet echt mijn zaak natuurlijk en het zou me normaal ook niets kunnen schelen, als ik me niet wat ongemakkelijk voelde over Jurt, die duidelijk alles, maar dan ook alles voor Julia over had.
“Julia, ik ben in de toren en er lijkt iets veranderd te zijn met de tijd.”
“Hoe?”
“Weet ik nog niet precies. Ik ben hier zes weken niet geweest…”
“Zes weken niet! Veel te lang.”
“… eh, dat is hier dus ruim twee jaar niet.”
“Oh. Nou ja, ik weet van niets. Ik denk dat je dat dus beter zelf kunt uitzoeken.”
Ik verbrak de verbinding. Het feit dat ze zelf niets had gemerkt van het tijdsverschil gaf aan dat ze hier zelf ook al een poos niet was geweest. Ik ging nog een keer alles na. Het was beslist Patroonmagie geweest, het kon niet anders. Wat ik wel vond is dat deze plaats gemakkelijk te manipuleren was met Patroon. De enige die dat gedaan zou kunnen hebben, was Sand. Maar ik vroeg me af waarom ze zoiets zou doen. Het leek er op dat ze hier ook al heel lang niet geweest was.

Ik zou toch beter eerst met Mandor praten. Ik ging de roosters voor vandaag door en zag dat hij surveillance had bij een proefwerk en besloot naar het betreffende lokaal te gaan. Onderweg kwam ik een groep leerlingen tegen, waarvan eentje me opviel. Het meisje liep snel vooruit toen ze me zag. Een bleek kind, half lang zwart haar. Ik ging haar achterna en vond haar uiteindelijk in een leerlingenkamer waar ze zich probeerde te verschuilen achter een boek. Ik zag haar nu wat duidelijker en wist wie ze was.
“Hallo Xena,” zei ik. “Leuk je te zien. Ik zou je graag even apart willen spreken.”
“Ik heb niets gedaan!” zei het kind met schelle stem, maar ze liep mee naar een aparte kamer. Het was vreemd haar zo te zien, gewoon in schooluniform, zonder de make up en de zware kettingen die ik eerder aan haar kleding had gezien. Ze stopte een stuk kauwgom in haar mond en begon met open mond te kauwen.
“Vertel eens hoe je hier zo terecht bent gekomen?”
“Ik heb niets gedaan!” zei ze fel. “Die boeken komen gewoon uit de bieb!”
“Ik ben hier niet om je iets te verwijten. Ik wil gewoon graag weten wat je op onze school doet.”
“Oh, is het ineens jouw school! En wat ben je dan wel hier?” Het wicht gedroeg zich buitengewoon brutaal en had me tot nog toe geen enkel antwoord gegeven.
“Ik ben hier directrice.”
“Ah, mooie directrice dan om de boel zo te laten versloffen. Je bent er nooit en nu kom je je ineens met mijn zaken bemoeien?” Ze liet de kauwgom klappen, trok eraan met haar vingers. Hoogst onsmakelijk. Ik besloot er echter geen opmerkingen over te maken.
“Ik ben inderdaad wat langer afwezig geweest dan mijn bedoeling was en ben daarom ook bijzonder verrast om jou hier aan te treffen. Dus ik ben benieuwd naar het hoe en waarom.”
“Nou, als je me kwijt moet! Geen probleem hoor! Ik kan het niet helpen dat ik hier ben. Ik ben hier omdat het moet. Van iemand!”
“Van wie?”
“Gaat je geen barst aan! Ze haalde de kauwgom uit haar mond, en gooide deze op de grond. Toen keken haar bruine ogen me met een sluwe uitdrukking aan.
“Zeg anders maar tegen mijn vader dat ik hier niet thuishoor, dat jullie me niet kunnen gebruiken. Dan ben je van me af.”
“Oh zo,” zei ik. “Bedankt voor je tijd, je kunt weer terug naar waar je mee bezig was.” Ze stond op en liep weg, terwijl ze een vuile blik naar me wierp.
Toe maar, wat een kind! Hoe kwam Martin op het idee om zijn dochter hier te plaatsen! Ze kwam niet van een van de twaalf werelden, ik voelde de misselijk makende aanwezigheid van Logrus bij haar en ze had helemaal niets van Patroon in zich. Toch had ik de indruk dat ze bijzonder veel talent had voor magie.
Dat is ook zoiets, ik heb zelf niets met magie. Een enkel machtswoord en dat is het. Ik zou eigenlijk best wat lessen zelf kunnen gebruiken hier. Helemaal geen gek idee.
Mandaor was inderdaad aan het opletten bij een proefwerk, zag ik wat later door het raam van het betreffende lokaal. Hoewel hij mijn richting uitkeek, leek hij me niet te zien.

Vervolgens ging ik naar mijn kamer met de bedoeling om achterstallige post door te werken. In de loop der tijd was er echter besloten om deze als opslagruimte te gebruiken, zowel op het bed als op de vloer stonden dozen en er lagen overal papieren. Mijn bureau was bedekt met ik weet niet hoeveel notes. De kamer was een puinhoop, zo kon ik helemaal niets beginnen.
Even verderop in de gang zat een secretaresse. Ook iets nieuws. Een blond meisje, er was iets raars met haar. Ze zat stokstijf stil achter haar bureau dat helemaal opgeruimd was. Ze kwam me heel bekend voor, dit was één van Mandors demonen. Ik liep naar haar toe.
“Een goedemiddag, ik ben Morwenna.” Ze kwam wat in beweging en keek me aan.
“Ik ben Jo Ann,” zei ze. Hm, een variatie op Mary Ann. De naam van de derde, bij mijn ouders thuis, was Sally. Ik vroeg me af of Mandor ze de Engelse namen had gegeven om het gemakkelijk voor mij te maken of dat hij dit altijd deed. Deze demoon was trouwens zonder meer de meest eenvoudige van de drie. Net als bij Sally voelde ik me wat allergisch in haar directe nabijheid – iets waarbij ik bij Mary Ann helemaal geen last had – maar deze begreep ook een heleboel dingen niet die ik zei.
“Kun je ervoor zorgen dat je die dozen van mijn kamer afhaalt en je meester roepen?”
“Ja,” zei ze. En bleef zitten. Ik probeerde het anders.
“Ik wil dat je de dozen van mijn kamer afhaalt.”
“Ja,” zei ze weer, maar kwam niet in beweging. Ik probeerde nog wat te varieren in mijn vragen, zonder zichtbaar resultaat en besloot om dan zelf die kamer maar te gaan ontruimen. Maar toen ik de enorme hoeveelheid dozen zag, zonk de moed me in de schoenen. Eigenlijk was het belachelijk om dit zelf te gaan doen. En kom op, dit was maar een demoon, het moest toch mogelijk zijn om deze aan het werk te krijgen?
Dus ik ging weer terug.
“Sta op!” zei ik. Dat deed ze.
“Mee komen!” Ook dat deed ze.
“Ruim de dozen van mijn kamer.” Ze begon de dozen naar de gang te dragen. Ze was sterk, werkte netjes en snel. Het duurde niet lang of mijn kamer zag er acceptabel uit. Ik liet haar stoppen, teruggaan naar haar bureau en zei: “Roep je meester.”
“Ja,” zei ze. Er gebeurde niets. Ik vroeg me af of ze dat nu wel of niet had gedaan en zei na even wachten:
“Zeg tegen je meester dat ik hem wil spreken.”
“Ja,” zei ze weer. Nog steeds geen verandering.Ik besloot naar mijn kamer te gaan en vast te beginnen met het ordenen van het papierwerk. Mocht hij niet komen opdagen, zou ik altijd kunnen troeven natuurlijk. De meeste notities die ik vond, waren van lang geleden en de vragen daarop waren niet echt meer van toepassing, dus die konden weg. Er waren er een paar met vragen over het budget – die legde ik apart, daar moest ik me inderdaad over gaan buigen. Blijkbaar was het financiele gedeelte niet fout gelopen in de afgelopen twee jaar, maar ik kon zo niet terug vinden hoe dit was opgelost.
Ik hoorde hoe leerlingen de gang op kwamen en Jo Ann om geld vroegen. En ook kregen. Hm, of dit nu de meest ideale secretaresse was?
Na verloop van tijd hoorde ik zachte voetstappen in de gang, de stem van Mandor die aan de secretaresse vroeg; “Wie heeft er naar me gevraagd?” Ik liep naar de gang.
“Mandor, fijn dat je tijd vrij kon maken,” zei ik vormelijk, “kom even binnen.”
Dat deed hij, sloot netjes de deur achter zich, schoof een stoel voor mij aan, tilde zonder iets te zeggen een vergeten doos van een stoel en nam daarop zelf plaats.
“Vergeef me mijn manieren, wil je iets drinken?” vroeg hij. Ik besefte dat ik hem dat had moeten aanbieden en dat het in feite mijn manieren waren die hij moest vergeven.
Er verscheen een dienblad met een karaf wijn en twee glazen. Hij fronste even zijn wenkbrauwen.
“Het spijt me, dit is niet je favoriete drank. Als je wilt, kan ik proberen thee te regelen.”
“Doe geen moeite, dit is prima.” Hij schonk in terwijl ik me afvroeg sinds wanneer hij wist dat ik graag thee dronk.
“Waarom heb je me laten roepen?” vroeg hij. “En was het zo dringend dat je zelfs twee keer om me verzocht?”
“Mijn excuses. Dat is mijn onbekendheid met dit type … eh … demoon. Ik wist niet of ze mijn eerste verzoek had begrepen, dus vroeg ik het nog een keer.”
“Ja. Deze is inderdaad niet helemaal goed, niet zoals die andere. Ze leert niets. De leerlingen nemen een loopje met haar. Ik denk dat ik haar zal moeten vervangen.” Hij gaf me een van de glazen en ik nipte van de lichte wijn.
“Wat heb je trouwens gedaan met Jurt?”
“Niets. Ik heb je verteld wat er gebeurd is.”
“Het is niet goed met hem. En jij hebt ermee te maken. Dus wat heb je met hem gedaan!” Ik dacht even na. Ik had inderdaad verteld wat er gebeurd was, maar niet helemaal alles.
“Jurt had geen last van ongelukjes toen hij bij me was. Helemaal niets. Geen gestruikel, geen gekluns. Hij hield de baby in de lucht zonder hem te laten vallen…” hij fronste licht, maar zei niets, “… hij toverde meubelen en thee tevoorschijn en alles weer zonder problemen weg. Hij heeft het houtwerk van het huis netjes in de verf gezet. Toen hij weg ging, beloofde hij het gat te zullen dichten en een spreuk op zichzelf te doen zodat hij niets aan anderen zou vertellen.”
“Geen ongelukken? Dat lijkt me onmogelijk voor Jurt.”
“De wereld is heel goed afgeschermd. Het kan zijn dat hij daardoor niet wordt gestoord door invloeden van buitenaf.” Hij knikte langzaam.
“Er zit een perfecte spreuk op hem. Die zou hij zelf nooit zo perfect hebben kunnen doen. Maar het is erg onwaarschijnlijk dat dit door iemand anders is gedaan, tenzij jij…”
“Ik niet. Ik kan geen magie en dat weet je.”
“Dat weet ik. Dus het lijkt erop dat hij zichzelf dit heeft aangedaan. We hebben hem gevonden en geprobeerd de spreuk los te maken. Zowel Despil als ik krijgen deze niet verwijderd. Jurt is een levende troef, dus het is heel lastig hem vast te houden en hem iedere keer opnieuw te zoeken. Het grote probleem is echter dat hij steeds weg is zodra we over jou beginnen.”
Arme Jurt! Hij had de spreuk zo goed gedaan dat hij nu opgesloten was in zichzelf. Om mijn geheim te beschermen had hij ervoor gezorgd dat zijn leven nu verwoest was. Ik voelde me verantwoordelijk. Mandor verwoordde mijn gedachten.
“Je had beter ‘nee’ kunnen zeggen toen hij met dat voorstel kwam.” Ik knikte.
“Aan de andere kant kon je niet weten dat het dit effect zou hebben,” zei hij. “Niemand kan Jurt voorspellen.
Het ziet er naar uit dat we Merlijn hierbij moeten halen en ik ben bang dat de spreuk alleen weggehaald kan worden op die wereld. Maar eerst… kun jij je vader om hulp vragen?”
“Mijn vader? Die kan een dergelijke spreuk niet weghalen denk ik. Ik zou het beter aan Fiona kunnen vragen.” Hij schudde zijn hoofd.
“Liever niet. Je vader is volledig op de hoogte van onze omstandigheden.” Verder zei hij niets, maar ik begreep dat hij Despil had moeten inlichten. Vandaar de aarzeling om ook nog eens Merlijn hierbij te betrekken. Er waren nu twee zonen van Dara op de hoogte… dat waren er twee teveel. En we hadden niet veel tijd, het was zaak te voorkomen dat Dara erachter kwam wat er aan de hand was met Jurt
En dan Merlijn… altijd op zoek naar Macht, naar mensen en dingen waar iets mee was. Het kon zijn dat hij Owen als voor hem interessant onderzoek zou zien, misschien ook niet.
“Ik ga mijn vader zo spoedig mogelijk vragen of hij kan helpen,” zei ik. Hij vulde mijn glas nog eens bij en nam zelf ook. Hij was wat minder afstandelijk dan de laatste paar keren dat ik hem sprak, dit was bijna een normaal gesprek te noemen.
“Ik was hier eigenlijk naar toe gekomen om na te gaan of Jasra hier ook bezig is,” zei ik. “De beveiligingen zijn in orde, ze zal hier niet gemakkelijk kunnen komen. Maar tot mijn grote verbazing is er een tijdsverschil van zeker twee jaar met wat het had moeten zijn.”
“Ik vroeg me al af waarom je de tijd zo snel had gezet, maar er was steeds geen gelegenheid dit te vragen.”
“Ik heb het niet gedaan. Het voelt alsof ik het gedaan heb, maar weet zeker dat het niet zo is. Ik zal dat moeten uitzoeken, het klopt gewoon niet. Verder heb ik je gezien als surveillant, maar je zag mij niet.”
“Een projectie. Ik heb veel andere dingen te doen. En bij zo’n proefwerk hebben ze me niet persoonlijk nodig.”
“Handig,” vond ik.
“Je zult hebben gemerkt dat we wat leerlingen erbij hebben. Een paar veelbelovende, zoals die kleindochter van Random.”
“Ik heb haar gesproken,” zei ik met een lichte zucht.
“Ze zat op een dag gewoon tussen de leerlingen, ik weet niet hoe ze hier is gekomen en waarom. En ze is vreselijk lastig, brutaal en ongemanierd. Ze heeft een slechte invloed in de klassen en in haar jaar. Ze had in het begin een beest… nou ja, dat zijn we gelukkig vanaf gekomen. Er is al een poos geleden een voortgangsrapport naar haar vader gestuurd met de vraag of hij contact wilde opnemen. Tot zover is dat niet gebeurd.”
“Martin heeft haar hier geplaatst,” zei ik. “Dat kon ik opmaken uit het gesprek met haar.”
“Oh. Dus dat rapport is naar de juiste persoon gegaan. Maar waarom heeft hij dat gedaan?”
“In de hoop dat ze iets zou leren misschien? Al had hij haar beter naar zo’n opvoedingsgesticht kunnen sturen.”
“Het kan zijn dat hij dat al eens geprobeerd heeft. Ik heb wel eens laten vallen tegen Martin dat we deze school hebben. Dat had ik waarschijnlijk beter niet kunnen doen.”
“Maakt niet uit. Ze is hier nu. Misschien niet alleen om magie te leren, maar ook om opgevoed te worden.”
“Hm, ik vraag me af… Zou Martin gedacht hebben dat ik een goede invloed op haar zou kunnen hebben? Ik kan wel wat gaan proberen natuurlijk.”
“Graag,” zei ik. “Ik zal binnenkort contact met Martin opnemen.”

Er viel even een stilte. Geen ongemakkelijke stilte trouwens. Twee mensen die elkaar eigenlijk veel te zeggen hebben, maar niet zo nodig hoeven te praten. Hij keek me aan.
“Heb je al iets gehoord van Amber?”
“Ik heb met Caine gepraat en…” Hij onderbrak me, iets dat niet zijn gewoonte is.
“Over de onderhandelingen. Hoever zijn ze daarmee? Hebben ze al een datum?”
“Ik heb niets gehoord.”
“Nog steeds niet? Waarom schiet dat niet op? Dat hoeft toch niet zo lang te duren?” riep hij uit.
“Ben ik met je eens. Ik kan eens nagaan hoever ze al zijn, ik moet alleen bedenken hoe ik dat aan ga pakken.”
Dit was een behoorlijk emotionele uitbarsting van zijn kant geweest. Immer vormelijk, hoewel hij tijdens ons gesprek wat daarvan had laten varen, altijd geduldig en nu dit ongeduld. Het deed me goed, meer dan ik zo zeggen kan. Ik vond het heel moeilijk om te bepalen hoe ik me moest gedragen met hem in de buurt en eigenlijk ook zonder hem. Het afstand houden viel me veel moeilijker dan ik ooit voor mogelijk had gehouden. Ik begon me af te vragen of het niet mogelijk was om toch eens samen iets te doen, uit te gaan ofzo. We konden dit wel helemaal spelen volgens de regels van de etiquette, volgens Het Plan, maar in feite was dit bijna niet haalbaar. Dat zou het wel zijn geweest als het hier echt om een verstandshuwelijk ging, maar mijn gevoelens lieten zich niet uitschakelen. We waren zo ontzettend vreemd begonnen. Onze ontmoetingen met elkaar waren nog steeds op de vingers na te tellen, twee keer met elkaar maar bed geweest en één keer had dat gevolgen gehad. We waren nog nooit met elkaar uit geweest, nog nooit iets samen ondernomen. Nou ja, we hadden wel dingen samen – een toren, een wereld, een kind, een plan en een hoop problemen. Eigenlijk niet iets wat gewoon alleen maar leuk is, waar geen verantwoordelijkheid bij komt kijken.
Blijkbaar had hij soortgelijke gedachten. Hij keek op van de wijn die hij had zitten ronddraaien in het glas en zei zacht: “Moeilijk he!”
“Ik vind het niet gemakkelijk,” gaf ik toe. “Ik heb geen spijt van mijn keuze, maar het gedoe er omheen… erg moeilijk inderdaad. Maar eh… ach laat ook maar.”
“Wat wilde je vragen?” vroeg hij vriendelijk. Ik dacht even na en besloot om de vraag die ik had niet te stellen. Misschien later eens. Echter vragen had ik nog steeds genoeg, dus ik kwam met een andere.
“Hoe kan ik in noodgevallen van die wereld aftroeven?”
“Dat kan niet. Hoezo noodgevallen?”
“ Troef werkt er niet. Ik weet dat mensen me troeven, maar ik kan ze niet aannemen. Zelf troeven lukt ook niet. Ik moet daarvoor altijd naar een andere wereld en het kost veel tijd om daar naar toe te reizen. Daar heb ik geen probleem mee, prima zelfs. Maar in geval van nood kan ik niet snel met kind uittroeven.”
“Het was nog heel moeilijk om het goed af te schermen. De wereld, de troeven… Maar het is goed nu, er komt niemand in.”
“Jurt was er.”
“Dat is de uitzondering. En Brand waarschijnlijk.” Daar noemde hij zomaar even het meest gevaarlijke figuur denkbaar. Er leek echter niets aan te doen. Maar er was iets wat ik nog niet had geprobeerd en dat was door middel van een Hellerit van de wereld af te gaan. Dat moest ik eens proberen. Patroon lopen in mijn hoofd was een andere optie, maar dit zou niet gaan als ik onder stress was. En het duurde te lang. Of, een derde optie, was magie leren, zoiets als een snelle verplaats spreuk en daarna te paard of via Patroon gaan reizen. Hm…
“Hoe is het met hem?” wilde hij weten. Ik moest glimlachen bij de gedachte aan onze zoon.
“Goed,” zei ik. “Ruim twee maanden, groeit goed en lacht veel.” Ook hij glimlachte nu. Ik aarzelde even voor ik de volgende vraag stelde. Toch wilde ik hier meer over weten. Ik heb totaal geen ervaring met kinderen, laat staan met kinderen van demonen.
“Wanneer zou hij kunnen veranderen? Vanaf welke leeftijd kan dat zijn?” Zijn glimlach verdween en hij keek me onderzoekend aan. Toch kwam hij dit keer niet met de ‘waarom wil je dat weten’ vraag.
“Ik weet niet of hij zal veranderen. Hij is een halve Amberiet en jullie genen zijn nogal sterk vertegenwoordigd in hem.” Ik vroeg me af hoe hij dat had uitgevonden of dat het iets was dat hij hoopte… het vasthouden van de mensvorm is het hoogste goed in de Hoven. Toch had hij al iets dergelijks gezegd toen hij Owen voor de eerste keer in zijn armen had. Maar ik dacht ook aan Rhexenor, Merlijn en Jurt die zeker demonische kenmerken hebben. Allemaal halve Amberieten. Nu waren Merlijn en Jurt opgegroeid in Chaos, dus het van vorm veranderen was bij hen tevens een noodzaak geweest. Maar Rhex was gewoon in een Schaduw opgegroeid.
“Maar stel dat hij wel een vormveranderaar is, wanneer merk je dat dan?”
“Heb je al iets gemerkt dan?” vroeg hij onwillig.
“Nee.”
“Het lijkt wel of je graag wilt dat het gebeurt,” zei hij. Ik haalde mijn schouders lichtjes op. Het was geen kwestie van hopen of niet. Niet voor mij. Ik probeerde het hem uit te leggen.
“Ik ga er vanuit dat hij dat kan. Het maakt me niets uit of hij wel of niet een vormveranderaar is, maar als hij dat kan, vraag ik me af of er bepaalde leeftijden zijn waarop ze dat laten zien.” Hij was even stil.
“Misschien als hij zich een keer kwaad maakt in zijn baby of peutertijd,” zei hij toen. “Het kan zich ook pas in de pubertijd manifesteren. Of helemaal niet dus.”
Weer viel er een stilte. Weer niet ongemakkelijk te noemen. Gek genoeg was dit één van onze betere gesprekken. De spanning en emoties waren er, maar alles leek wat meer een plaats te hebben nu.
“Als je naar Dark End gaat, wil je me dat dan iets van tevoren laten weten?” vroeg hij toen, hiermee terugkomend op een eerdere vraag. Er viel een last van me af. Ik had niet echt gedacht dat hij Owen aan zijn lot zou overlaten, maar het was toch fijn dat hij erop terug kwam.
Er was genoeg gezegd. Er was nog veel wat we moesten bespreken, maar voor dit gesprek was het genoeg. Ik zei hem nog eens dat ik mijn vader zou troeven. Hij pakte mijn hand met een teder gebaar en drukte daar een kus op. Toen was hij weg. Niet via troef, maar gewoon weg.

Vrijwel meteen voelde ik de lichte tinteling in mijn hoofd, iemand probeerde contact te zoeken. Het was Martin. Heel goed, hem moest ik toch nog spreken. Hij begon zich uit te putten in excuses.
“Ja, ik denk ik troef je even. Ja, ik dacht al eerder dat ik je zou moeten troeven, maar je weet hoe dat kan gaan soms…” Oh ja, dat wist ik. Hoe het soms gaat met Martin dan.
“Ik wilde je toch spreken, bij jou of bij mij?”
“Oh, het kan hier wel.” Hij stak een hand uit en even later stond ik in zijn appartement dat in dezelfde staat verkeerde als de laatste keer dat ik hier was. Ik realiseerde dat het hier was dat ik Mandor voor de eerste keer ontmoette. Raar idee.
Vorige keer had hij alles in een oogwenk opgeruimd en schoongemaakt door middel van een spreuk, deze keer veegde hij alleen de bierblikjes van de bank en nodigde me uit te gaan zitten. Ik kreeg meteen een blikje bier in mijn handen geduwd, op zijn eigen manier is Martin altijd gastvrij.
“Ja, sorry, ik dacht: ik stuur Xientje naar die school van jou, Julia had het er een keer over. Of Mandor. Nou ja. Ik heb je zelfs een keertje getroefd, maar je was niet te bereiken. Denk ik. Ik weet het niet meer zo precies. En daarna vergeten.” Hm, zou hij degene zijn geweest die me tijdens de zwangerschap had geprobeerd te troeven? Kon zijn. Het was echter een aantal keer gebeurd, hardnekkig zelfs en hij had het over een keer. Nou ja, niet echt belangrijk.
“Ja, het was inderdaad een verrassing haar aan te treffen,” zei ik. “Maar nu ik hier toch ben, er is namens de school een voortgangsrapport gestuurd. Heb je dat ook gelezen?” Hij streek door zijn warrige haar, keek wanhopig en begon door een stapel papieren te zoeken. Ook in andere stapels was het niet te vinden. Uiteindelijk vond hij het op de wc, de envelop was nog nooit open geweest.
“Ik dacht al dat ik het ergens gezien had!” zei hij opgewekt en scheurde de envelop open. Hij las het rapport vluchtig door.
“Oh, ik zie het al. Niks bijzonders, het gewone. Relschopper, verkeerde vrienden en vriendinnen, ze had er waarschijnlijk beter geen Logrus kunnen doen… ja, dat kan ze ook niet helpen hoor! Wat is dit voor gezeik… als ze boos wordt kan ze wel eens klauwen krijgen, waar bemoeit hij zich mee! Ja, weet je, mensen maken misbruik van haar, eigenlijk heeft ze een beetje een rotleven gehad. Ja, wel veel gereisd natuurlijk, veel feestjes bezocht…”
“Wat ik ervan begrepen heb,” zei ik voorzichtig, “is dat ze een slechte invloed heeft op de anderen. Ze heeft heel veel talent voor magie, maar ze is hondsbrutaal en weet zich niet te gedragen.”
“Oh, nou, als ze zo lastig is, stuur je haar maar weg hoor!”
“Nee, dat doen we niet. Misschien is het goed voor haar als ze dit af weet te maken.”
“Ja precies! Dat dacht ik nou ook! Daarom heb ik ook de tijd daar wat sneller gezet daar, zodat ze niet teveel mist als ze weer terug komt!”
“Oh, nu begrijp ik het. Ik had dit inderdaad van tevoren willen weten, het is heel vervelend als zes weken ineens meer dan twee jaar blijken te zijn.”
“Ja, nou… ik had al sorry gezegd hoor van dat niet troeven. Oh ja, ik zal meteen Mandor even troeven, die loopt ook al zo te zeuren.” Hij zocht minutenlang in zijn troevendeck, haalde de troef van Mandor eruit en even later zag ik dat hij contact had. Toen het troefcontact ten einde was, keek hij wat verward.
“Hij leek wel boos!” zei hij verbaasd. Ik had moeite om mijn lachen te houden. Hij had zijn dochter nu bijna twee jaar daar op school zitten en nooit eerder gereageerd op pogingen om contact te krijgen. En dan verbaasd zijn dat iemand daar geërgerd over is? Of had hij gedacht dan Mandor echt nooit boos was?
“Nou ja zeg!” hij was nog steeds verbaasd. “Tjee, dat ongelukje met die leerling is inderdaad wat vervelend, maar om daar zo over door te gaan… Xientje kan er niets aan doen hoor! In ieder geval..” hij keek weer opgewekt, “zegt Mandor dat hij waarschijnlijk iets weet om haar op de juiste manier aan te pakken.”
“Ongetwijfeld,” zei ik.
“Ja, je moet het haar maar vergeven hoor. Weet je onze familie… nou ja, ik bedoel wij dan… eh… Random en ik en haar moeder… staan een vrije opvoeding voor. Dus we hebben haar heel erg vrij gelaten, net zoals mijn vader vroeger mij vrij liet… ja, later ging hij zich ineens bemoeien, heel vervelend!”
“Het gaat me niets aan hoe jij je dochter opvoed,” zei ik. Hoewel er van opvoeden geen sprake leek te zijn geweest. Meer van een soort van liefdevolle verwaarlozing. Geen wonder dat het arme kind zich zo gedroeg. Eén ding is zeker, Owen krijgt nu al een andere opvoeding. Trouwens, met een vader als Mandor is er zeker geen sprake van ‘vrij laten.’
“Verder zal ik de tijd bij de toren nog even zo laten. Misschien een tikje terug, dat is voor bepaalde mensen toch wat prettiger.”
“Mooi,” zei hij blij. “Trouwens, nu je hier toch bent, je weet natuurlijk dat je er niet uitziet in die soepjurk. Een strak zwart pakje en zo’n halsband met pinnen zou je veel beter staan. Je bent zo echt een braaf en naief Amberietje. En dat terwijl je banden aan wilt gaan met Chaos.”
Nu dat weer. Het volgende punt waar ik me mee bezig had willen houden was inderdaad mijn garderobe, maar eerlijk gezegd zat ik niet te wachten op kledingadvies van Martin in deze. Hij had intussen een boek gepakt en bladerde daar wat in.
“Kijk, zoiets als dit.” Hij wees op een afbeelding van een dame in een soort van motorpak.
“Ik zal het in gedachten houden, ik moet nu….”
“En weet je wat zo goed uitkomt,” zei hij terwijl hij me aan een arm meetrok naar de gang, “Hier vlakbij zit een shopping mall met precies de winkel waar we moeten zijn.” Op de gang hoorde ik een vrouwenstem uit blijkbaar een slaapkamer komen die in het Engels vroeg waar Martin bleef? Zo te horen was de dame in kennelijke staat. Martin antwoordde haar, ook in het Engels, dat hij straks weer terug zou zijn.
Tegenstribbelen hielp niet. Martin is een aardige jongen, vreselijk ongemanierd, vloekt minstens twee keer in iedere zin die hij zegt. En nu ontdekte ik nog een eigenschap bij hem: hij was een drammer. Hij had zich in zijn hoofd gehaald dat ik nieuwe kleding moest hebben, mijn mening telde hij niet.
In een motorzaak waar ze ook kleding verkochten, maakte hij het personeel wijs dat ik uit een toneelstuk kwam, dat mijn eigen kleding was gestolen omdat ik te dronken was om daar goed op te letten. Dus ik was actrice en nu liep ik in mijn toneeljurk. Het personeel begreep hem en haalde kleding tevoorschijn. Heel zwart, alles zwart. Heel strak vooral. Ik moest alle kleding passen, inclusief zo’n kattenband. Gek genoeg, toen ik mezelf bekeek in de spiegel, moest ik toegeven dat het me wel goed stond. Misschien ben ik één van die mensen die alles goed staat… Martin nam foto’s… stiekem… maar helemaal achterlijk ben ik niet. Hij was vreselijk enthousiast.
“Met dit soort kleding kun je elke Chaosiet verleiden. Zelfs een droogkloot als Mandor Sawall!”
Uiteindelijk gingen we met een zwart leren pak met halsband, zijn keuze, in een plastic tas en een mat zwarte broek, zwart t-shirt met doorzichtige mouwen en zwarte laarzen aan mijn lijf, de winkel uit. Een van de bedienden had zelfs mijn lippen zwart gemaakt. En ja, het stond me. Alleen voelde deze metamorfose totaal niet aan als ik. Ik stond erop dat ze mijn jurk weer meegaven, niks te weggooien, zoals Martin suggereerde.
Even verderop had hij een motor staan. Ik moest achterop en zo scheurden we de stad uit. Ik ben paarden gewend. Paardrijden is echt geweldig, hoe sneller hoe beter. Maar met die motor was ook spannend, het had wel iets.
Ik werd meegenomen naar een gelegenheid waar een feestje aan de gang was en waar alle vrouwen in dat soort kleding liepen. Blijkbaar vonden ze dat ik erbij hoorde, want ze namen me op in hun midden en waren aardig. Ze praatten gewoon met me, al begreep ik niet altijd waar ze het over hadden. XTC, Gothic Rock. De muziek was vreselijk, maar paste wel bij het sfeertje hier. Ik zag dat Martin vol respect werd behandeld… dat is blijkbaar iets dat veel Amberieten afdingen. Ik zie het vaker binnen de familie tenminste.
Na een paar uur gingen we weer naar zijn flatje, alwaar ik het zwarte pak verwisselde voor de jurk en de zwarte lipstick afwaste. Martin zei niets, keek alleen afkeurend.
“Martin, bedankt voor de gezellige dag en de aankopen. Ik hoop je binnenkort weer te zien.” Hij grijnsde.
“Je weet dat je er zo weer braaf uitziet he!”
Nee, zwart is niet mijn kleur, de pinnen passen ook niet bij mij. Toch heb ik iets geleerd van Martin, dus mijn bedankje was echt gemeend. Ik heb geleerd dat ik blijkbaar inderdaad alles kan dragen, misschien was die opmerking van Mandor op die bruiloft niet alleen uit beleefdheid geweest. En iets anders, strakke broeken zitten eigenlijk best lekker. Ik denk dat dat ook veel prettiger zit tijdens het paardrijden dan jurken. En die broeken zijn natuurlijk elders ook in andere kleuren te krijgen. Naast een aantal jurken, zowel voor netjes als gewoon, moest ik zeker een aantal broeken gaan aanschaffen. En mooie laarzen. Strakke broeken met van die bloezen met wijdvallende mouwen… dat zou me best eens heel goed kunnen staan en zou ook bij me passen.

No comments: