De Hoorzitting

Tijdens het gesprek probeerde ik me een indruk te vormen van deze man. Zijn voorkomen was streng, net als Mandor kan zijn. Hij was netjes gekleed, hoewel wat minder perfect als Mandor zich altijd kleedt. Ik schatte dat hij heel oud was. Mandor is al oud, Gramble nog veel meer. Qua leeftijd zou hij mogelijk in de buurt kunnen komen van Eric en Corwin. Uit zijn ogen sprak niet een bepaalde levenservaring zoals ik bij Benedict en Corwin wel zag, maar meer zoals ik bij Eric had gezien, een bepaalde wijsheid, zwijgzame diepgang en vastbeslotenheid. Gramble is een man met vele kanten, iemand die veel gedaan heeft, gezien en meegemaakt. Allesbehalve oud en seniel, zeer goed op de hoogte van alles wat speelt en maakt daaromheen zijn plannen. Iemand om rekening mee te houden. Ik wist niet of hij me goed gezind was – ik had de impressie dat het feit dat ik een Amberiet ben nogal in mijn nadeel werkte. Misschien zeg ik dat niet goed. Het had gekund dat hij me had gemogen als ik een Chaosiet was geweest. In feite was hij eerlijk naar me toe geweest, hij had verteld wat de algemene opvatting was in Chaos over mijn vader. Mogelijk dacht hij anders over mijn vader, maar in welk opzicht was voorlopig niet duidelijk. Het kon zowel slechter als beter zijn.
Het begon tot me door te dringen dat hij me al geaccepteerd had als aanstaande schoondochter. Dat was al langer geleden gebeurd, misschien net nadat Mandor de aanzet had gegeven voor ons huwelijk. De Sawall Spikard was nu niet bepaald een voorwerp te noemen dat je zomaar aan iemand geeft, daar zit meer achter. Het was een vreemd idee, maar zou Mandor gelijk hebben gehad met zijn opmerking dat zijn vader me waarschijnlijk als een lid van de familie Sawall zag? Zou hij me beschouwen als een soort waardevolle toevoeging?
En wat betekende dit verder? Dat hij toch respect had voor de keuze die Mandor had gemaakt? Dat ik de ring kon beschouwen als een welkomstgeschenk?
Het was merkwaardig dat Sawall eigenlijk nog maar tamelijk kort aan de macht was in de Hoven. Hij had me een uitleg gegeven hoe de strijd om de troon normaliter kon gaan, maar ten tijde van zijn troonsbestijging waren er geen echte schermutselingen geweest toch? Ik probeerde me te herinneren wat ik hierover had gehoord, maar dat was niet echt veel. Hiervoor was de familie Amblerash aan de macht en toen de koning dood ging, werd Gramble de nieuwe koning. En deed Mandor afstand… dat moet inderdaad als een schok zijn aangekomen.
Hoe werd Gramble koning? En waarom? Uit wat hij gezegd had kon ik opmaken dat hij vond dat er teveel aan beschaving en cultuur verdween als er gevochten werd om de troon. Hij sprak van een strenge selectieprocedure om dat te voorkomen. Het kwam in me op dat het heel goed mogelijk was dat we aan een begin van vernieuwingen stonden met Huis Sawall aan de macht. Die tegelijkertijd aan de macht was gekomen met de nieuwe generatie van koningen van Amber. Ik realiseerde me dat het in Amber niet goed geregeld was. Een groot huis, maar er leek meer chaos te heersen rondom de troon dan in de Hoven.
Huis Sawall is machtig, maar erg klein. Dat Gramble de drie van Dara heeft erkend is niet voor niets geweest, anders had het regerende huis wel een heel wankele basis gehad, nu leek het wat sterker te zijn. Maar in feite was al zijn hoop op Mandor gevestigd geweest, die het had laten afweten. De drie van Dara waren nu niet bepaald het meest geschikt als troonopvolger, dus Huis Sawall bleef die wankelheid houden.
Waarom had Gramble Mandor eigenlijk zo vrij gelaten? Was hij benieuwd geweest hoe een kind van hem zich zou ontwikkelen op die manier? Blijkbaar was dat ook al teleurstellend geweest, Mandor is het buitenbeentje in het Huis van Magiërs. Of was het gewoon niet nodig om een al te strakke opvoeding te geven omdat Gramble nog een oudere zoon had? Mandor had me verteld dat deze was vermoord, wanneer was dat eigenlijk gebeurd en hoe? Wie was hij? Ook zijn er jongere zussen geweest die hetzelfde lot ondergingen. Blijkbaar was er een flinke moordpartij aan de gang geweest binnen Huis Sawall. Was dit wel zo gewoon voor Chaos? Of was daar een andere reden voor geweest?
Mandors plan, de officiële verbintenis, was een juiste beslissing geweest. Het is de meest veilige weg om met elkaar verder te gaan, in ieder geval voor onze zoon die toch beter erkend kan worden. Dan heeft hij in ieder geval de bescherming van zowel Huis Sawall als Huis Amber. Ik begon me alleen af te vragen in hoeverre dat hele adoptieverhaal nodig zou zijn.

“Dus geen goede vrienden met Brand. Hoe komt dat zo?”
“Ik weet het niet. Het ligt aan mij, er is iets aan hem dat mij de rillingen bezorgd.”
“Dus je bent bang voor hem,” concludeerde hij.
“In feite wel. Ik weet niet goed waarom, hij heeft me eigenlijk nog nooit iets aangedaan.” Ik liet de confrontatie die ik onlangs met hem had gehad maar even buiten beschouwing. Opsluiting in een Schaduw en bedreigingen was feitelijk alles, simpel op te lossen door Brand gewoon zijn zin te geven. Ik voelde me daar nog steeds verbolgen over. Hij had me niet echt gedwongen, maar zo voelde het toch wel. Dat kon ik echter niet allemaal gaan uitleggen aan deze man, hij zou het waarschijnlijk niet begrijpen en het als een emotionele conclusie beschouwen.
“Misschien het resultaat van je opvoeding? Engelsen die een hekel hebben aan de roodharige Ieren?”
“Ach nee, we hebben geen hekel aan Ieren. Wel aan Hollanders trouwens, maar die zijn in het algemeen niet roodharig.”
“Misschien dat je een hekel aan hem hebt omdat hij zoveel intelligenter is dan jij?”
Ik schoot een beetje in de lach.
“Daar zijn er zoveel van, de meeste mensen die ik ontmoet weten meer dan ik. Misschien omdat ik het gevoel heb dat hij niet recht door zee is, hij vertelt iets en houdt intussen een heleboel achter.”
“In dat geval zou je half Chaos ook op je lijst hebben en je hele familie.”
Ik zuchtte eens. Het was waar wat hij zei.
“Mijn familie houdt inderdaad veel voor me achter. Kan ook aan mij liggen, ik ben niet zo’n familiemens. Maar in geval van Brand lijkt het toch een beetje anders te zijn.”
“Misschien vindt je familie het niet fijn dat jij op sommige punten verder bent dan zij.”
“Dat lijkt me onwaarschijnlijk. Ze zijn allemaal veel ouder dan ik en weten ook veel meer.”
“Kom nou, je zult toch wel ergens goed in zijn?”
“Sommige zaken beheers ik redelijk, maar ik ben lang zo ver niet als mijn familieleden natuurlijk.”
Hij haalde zijn schouders op
“Zo natuurlijk vind ik dat niet. Maar goed, ik zal nagaan of er binnen de Hoven een soort indringers zitten, maar ik denk dat dat nog heel lastig zal worden. Er zitten er wel meer namelijk. Zo is er al heel lang een familie geïnfiltreerd door vampieren. Eén van die familieleden is per ongeluk op een Schaduw een vampier tegen gekomen, gebeten en niet dood gegaan. In plaats daarvan heeft hij het in zijn familie gebracht. Kun je je het voorstellen? Een demoon met dat soort eigenschappen? Dat is helemaal niet best.
Hoe dan ook, ik vermoed dat ik het één en ander tegen ga komen als ik ga graven.”
“Opsporen zal misschien niet zo gemakkelijk zijn. Als U dat wilt, kan ik U vertellen wat ik weet over de dingen die over dat bloed zijn uitgezocht.”
“Alle informatie kan helpen. Wie heeft het uitgezocht? Dat kan van belang zijn”
“Bleys. Natuurlijk is er toen alleen uitgegaan van Amberieten-bloed.”
Ik vertelde hem wat ik me zo nog wist te herinneren van de dingen die Bleys had verteld en bedacht intussen dat ik beter ook nog een schriftelijk verslag zou kunnen maken daarover. Lastig alleen dat de dagboeken waarin ik dat had beschreven in Ghormenghast waren, dus het zou nog even moeten wachten.
“De angst is dat die wezens uiteindelijk Patroon willen gaan lopen. Toen dat duidelijk werd heeft de familie alle Patronen onder bewaking gesteld, maar er zijn ook nog een aantal Gebroken Patronen en die schijnen niet allemaal bewaakt te kunnen worden.”
“Die zijn wel te bewaken hoor”
“Ik vertel alleen maar wat mij is verteld.” Ik vroeg me af wat mijn familie zou vinden van het feit dat ik dit allemaal zat te bespreken met de koning van Chaos. Maar dat was eigenlijk geen vraag, ik wist al hoe ze daarover dachten. Maar ach, wat ze niet wisten, zou ze ook niet deren.
“De meeste van die plekken zijn zelfs bewaakt.” Hij zei het rustig, zonder superieur te zijn. Ik was even met stomheid geslagen. Alweer iets waarvan de familie het niet noodzakelijk vond me nader over in te lichten? Wat een bunch van individuen waren we eigenlijk, wat een disfunctionele familie!
“Van de Logrus zijn er trouwens ook een soort afspiegelingen. Op plaatsen waar altijd iets mee loos is. Het is daar ook gevaarlijk, er zijn plakken die verdwijnen, het spookt er en het is er altijd slecht weer. In veel werelden waar zo’n gebroken Logrus is, is vaak ook leven. Het is maar zelden dat ik zo’n plaats tegenkwam in een levenloze wereld en zelfs dan bleek er toch altijd wel iemand gewoon te hebben. Maar hoe dan ook, er is altijd iets met die vorm van de Logrus. Je treft het nooit zomaar aan.”
“Dat lijkt me heel bijzonder. Zelf heb ik nog maar één keer een Gebroken Patroon aangetroffen en gelopen. Er zit een fout in – dat schijnt in alle Gebroken Patronen te zitten. Maar ik heb me daar verder niet mee bezig gehouden, nu begin ik te denken dat dat mogelijk ook van belang zou kunnen zijn ergens.” Dat laatste zei ik eigenlijk meer tegen mezelf dan tegen hem Ik ben absoluut een slechte Amberiet, in dit gesprek had ik iemand, die door mijn familie wordt gezien als ‘de vijand’, voorzien van informatie die de andere familieleden nooit zouden hebben gegeven aan een Chaosiet. Waarom ik dat toch deed, weet ik niet precies. Ik kwam pas in Amber na de Patternfall War en had van die tijd en van daarvoor weinig of niets meegekregen. En in mijn ervaring zijn Chaosieten niet gevaarlijker of liever dan Amberieten. Mogelijk pakken ze zaken anders aan – hoewel, is het wel zoveel anders? Verder ben ik ervan overtuigd dat we hier te maken hebben met een gezamenlijk probleem, dit is iets dat duidelijk niet alleen Amber aangaat. En tijdens dit gesprek begon ik meer en meer het gevoel te krijgen dat de Hoven onder het bewind van Sawall een andere koers waren gaan varen. Een meer ‘open’ politiek, als je dat zo kon noemen. Vernieuwend en dat moest voor het toch wel wat conservatieve Amber moeilijk te verhapstukken zijn.
“Hoe dan ook,” ging ik verder, “er zijn een aantal vrouwen vermoord die met Amberieten te maken hadden. Een tweetal vrouwen van Oberon, een vroegere vriendin van Rinaldo, een ex-vriendin van Merlijn en tenminste nog een vrouw meer, maar dat is een wat vaag verhaal.
Wat echter interessant is om te weten is dat een dergelijk wezen geprobeerd heeft, al heel lang geleden, om een Amberiet over te nemen. Een kleinzoon van Osric. Het wezen had op de langere duur geen vat op hem, maar de jongeman was daardoor in dusdanige slecht conditie geraakt, dat hij heel lang in coma heeft gelegen in een ziekenhuis in een verder verlaten Schaduw. De jongen is gevonden, ik heb me een poosje over hem ontfermd, maar hij had totaal geen herinneringen meer. Pas na het lopen van een Patroon kwam er weer wat terug.”
De man tegenover me zat met een nadenkende uitdrukking op zijn gezicht te luisteren.
“Een kleinzoon van Osric, zei je? Ik dacht dat we de kinderen van Osric hadden uitgemoord.”
“Dat verklaart iets, William zei dat zijn ouders zijn omgekomen door een aanval van bandieten, later sprak hij echter over tovenaars. Hij was toen nog heel jong en gered door Osric.”
Gramble was even in gedachten. Intussen keek ik nog eens om me heen. De studeerkamer was deed ouderwets aan, maar had tegelijkertijd toch een prettige sfeer. Geen stoffige, muffe indruk, integendeel.
“Goed, ik zal je iets meer vertellen,” zei hij. “Ik denk dat je dit moet weten. Osric was een hele vervelende persoonlijkheid, hij had een hekel aan alle Chasoieten, scheerde ons allemaal over één kam.”
“Zoiets vermoedde ik al. William denkt ook erg zwart-wit, heeft gewoon iets van duizend jaar gemist. We proberen hem nu op andere gedachten te brengen, maar dat is erg moeilijk.”
“Hm, als het nu niet mocht lukken met die heropvoeding, laat het dan weten. Dan maken we hem dood.”
Dat was wel heel duidelijke taal en het zei me iets meer over Gramble. ‘Een ambitieuze, nare man’ had Benedict hem eens genoemd. Ambitieus zeker. Nare man? Ik wist het zo net nog niet. Hij had zonder meer vervelende methoden om zijn doel te bereiken, methoden waar ik niet achter kon staan, maar alweer: was dat nu zoveel slechter of gemener dan de gemiddelde Amberiet? En wees nu eerlijk: ben ik zoveel beter?
“Osric is door Oberon altijd gebruikt om ruzies met ons te beslechten. Dus eigenlijk is Osric niet meer dan het product van zijn opvoeding. Finndo, de tweelingbroer, was altijd bezig met andere volkeren. Toen ze de dood werden ingestuurd door Oberon, was er alleen nog maar Benedict die in feite beide broers heeft moeten vervangen en dat heeft hij op zijn eigen manier gedaan.
Osric had hele sterke krachten, allemaal tegen Chaosieten. Jouw vader heeft die krachten lang zo sterk niet als dat Osric ze had. Was dat wel het geval geweest, dan was jij er niet geweest.”
“Hoe bedoelt U dat? Waren dan ook zijn nakomelingen uitgemoord?”
Hij lachte wat sardonisch, zoals ik een enkele keer Mandor heb zien doen.
“Nee. Hij zou de kans niet hebben gekregen om zich voort te planten. Een Amberiet is sterk, maar met een goed plan en samenwerking, kunnen we hem heel goed aan. Zo heeft Oberon hier erg lang gevangen gezeten. Niet precies hier, maar in Chaos bedoel ik.”
“Dat wist ik niet eens!”
“Nee, dat zal wel niet. Hij was bezig met iets en dat werd vervelend. Je moet weten dat we weten waar iedereen uithangt in Chaos. Nou ja, niet heel precies op de plaats en seconde af, maar toch genoeg om iemand goed in de gaten te kunnen houden. Zo konden we hem te grazen nemen. Hij dacht dat hij iemand was, dat hij invloed had in Chaos. Och, die mensen waren gemakkelijk op te sporen en te vangen en verder… vormveranderaars genoeg. We hebben hem te pakken genomen en gevangen gezet. We zijn heel redelijk geweest verder, we hebben zelfs zijn kinderen hier laten studeren.”
“Waarom eigenlijk?”
“Was interessant. De drie roodharigen van Oberon. Zij leerden ons iets, wij iets aan hen. Moesten we ook mee om leren gaan, ieder voor zich lieten ze niet veel los, maar alledrie samen een heleboel.”
“Ik heb begrepen dat ze zowel bij Dworkin als Suhuy hebben geleerd.”
“De familie Barimen. Moeilijk te volgen.”
“U bedoelt?”
“Ik vraag me af waarom Dworkin Barimen zegt dat hij de grootvader is, jouw overgrootvader dus. Zit er een dwerg in de rest van de familie?”
Ik was even verbijsterd. Zo had ik het nog nooit gezien! Maar er vielen tegelijkertijd aardig wat stukjes weer op hun plaats – tegelijkertijd waren er nu nog meer onduidelijkheden. Zoals: waar komt Oberon dan vandaan? Heeft hij zichzelf bedacht? Of uit welke familie komt hij dán?
“Nee, geen dwergen.”
Hij schudde even met zijn hoofd en keek me doordringend aan met zijn grijze ogen.
“Ik vraag me af of jullie, de nakomelingen van Oberon, eigenlijk wel iets verteld wordt. Het lijkt erop dat jullie geen informatie krijgen, maar intussen wel tegen elkaar worden uitgespeeld. Het Huis Barimen bestaat uit een soort van dwergachtige demonen. De leden hebben zich verbonden met andere Huizen. Suhuy is ook een Barimen. Voorheen behoorde hij tot Huis Amblerash, nu is hij aan Sawall gebonden. Maar we weten wél hoe het zit.”
“Ik dus niet wat Dworkin betreft. En dat grootvader verhaal… misschien dat hij Oberon heeft geadopteerd en diens kinderen, dat hij het daarom zegt.” Intussen begreep ik dat Dworkin, al dan niet mijn grootvader, in feite dus een demoon was.
“Dat kan zijn. Ik zei al, de Barimen zijn moeilijk te volgen. Er lopen er nog een paar rond, zo’n nar bijvoorbeeld.”
“Ik weet wie U bedoelt, maar die zie ik liever niet. Er is ook ene Wayland, die heb ik wel eens ontmoet.”
“Dat is er ook één. Hier hebben we wel eens last van ene Knirpson. De Barimen zijn allemaal verbonden met andere dingen. Ze houden zich buiten alles, maar hebben wel hun eigen plannen. Je kunt eens met ze praten, er zijn er die dat wel eens lukt.”
“Met Wayland was dat inderdaad heel moeilijk,” herinnerde ik me. “Dworkin en Suhuy heb ik wel eens gesproken. Dat was ook lastig nog, vooral met Dworkin was het zowel zin als onzin.”
“Goed,” zei hij terwijl er weer een strenge uitdrukking op zijn gezicht te zien was. “Ik stel voor dat we dit gesprek beëindigen. Er is nog een rechtszaak die ik moet gaan voorzitten.”
“Dank U voor het gesprek,” zei ik. “Ik kan U beloven dat ik, wat ik hier vandaag heb gezien, niet verder zal vertellen. Met Dara heb ik afgesproken dat ik die rechtszaak als toeschouwer zal bijwonen, zo kan ik me een indruk vormen over hoe het er in de Hoven aan toe gaat. Is er iets waarmee ik rekening moet houden als ik hier ben, waar ik voor op moet passen?”
“Ik stel voor dat je hier niet alleen gaat rondlopen.”
“Dara zei dat ze had geregeld dat Despil me gaat begeleiden.”
Hij fronste zijn wenkbrauwen.
“Op zich interessant, die kan wel toveren. Maar hij is nogal een rokkenjager.”
“Dat zal wel meevallen,” zei ik.
De frons tussen zijn wenkbrauwen werd dieper.
“Bedoel je dat hij het inmiddels ook met mannen doet?”
Ik schoot in de lach.
“Ik zou het niet weten. Maar Dara zei dat ze hem ernstig heeft toegesproken, dat ze hem op het hart heeft gedrukt zich netjes te gedragen.”
Hij grijnsde zowaar.
“Dat zal best. Dara kennende zal ze hem eerder hebben aangemoedigd. Nou ja, je zul je wel redden.”
“Is er iets dat ik voor U kan doen?” vroeg ik beleefd.
Hij dacht even na en schudde toen zijn hoofd, een vage glimlach op zijn gezicht.
“Nee, dank je. Daar ben ik een beetje te oud voor…”
Met het schaamrood op mijn kaken, ik had niet eens in de gaten gehad dat ik blijkbaar een zeer dubieuze vraag had gesteld, nam ik met een buiging afscheid van mijn aanstaande schoonvader.
“Ik laat het je weten als er iets nodig is,” zei hij.
Ik liep naar de deur en klopte. Terwijl de deur voor me open werd gedaan, keek ik nog eens om. Achter het bureau zat weer de oude, seniele koning, die met een beverig handje goedendag zwaaide.

Terwijl ik achter de engerd aan weer door het paleis liep, overpeinsde ik het gesprek. Eigenlijk niet het gesprek op zich, maar iets specifieks dat hij zei. Oh, hij had heel veel verteld en alles moest nog een plaats gaan krijgen. Maar door iets wat hij had gezegd, beving me het bange vermoeden dat ik mogelijk een klein minderwaardigheidscomplex had. En dat was zorgelijk, zowel binnen Amber als binnen de Hoven kan dat heel gevaarlijk zijn. Ik had gewoon niet het gevoel dat ik ergens in uitblonk binnen mijn familie en eigenlijk was het zo ook wel goed. Nu pas realiseerde ik me dat ze me daarom waarschijnlijk nooit nodig hadden. Wel werd als vanzelfsprekend aangenomen dat ik me ergens mee bezig hield, zoals met die wezens die er niet horen te zijn, maar er is nog geen Amberiet geweest die me ooit echt ergens voor nodig had. Meestal werd ik geacht om een oogje te houden op de neefjes als ze iets gingen ondernemen. Misschien ben ik te vergelijken met de joker, met de vliegende kiep, de extra troef, of wat dan ook. Wel nuttig soms, maar niet echt een waardevolle toevoeging. Ik grijnsde in mezelf, ik begreep heel goed dat het mijn eigen gedrag was dat daarvoor verantwoordelijk was. Stug, weinig meedeelzaam, met zelfs hier en daar ronduit slechte familierelaties of onvoldoende onderhouden. En nu was ik hier, in de Hoven, en werd geacht om me als een waardig lid van de familie van Amber te gedragen. Terwijl ik totaal geen verstand had van de etiquette binnen Chaos, eigenlijk ook geen idee van de etiquette van Amber. Ik kan me niet kleden – die reiskleding waarin ik nog steeds rondliep, was zeker niet erg passend. Ik weet niet wat te zeggen in bepaalde situaties. Ik hoopte dat er geen moeilijkheden zouden ontstaan vanwege het ‘dochter-van-Julian’ zijn. Of dat ze me zouden zien als de snobistische Amberiet die het in haar hoofd gehaald heeft om met de kroonprins van Chaos te willen trouwen.

Ik werd terug gebracht naar de kamer waar ik eerder ontvangen was en werd begroet door Dara en Despil.
“Hoe is het gegaan?” wilde Dara weten. “Wat duurde dat ontzettend lang zeg! Wel meer dan een uur.”
“Het ging wel,” zei ik.
“Hij is toch niet lastig geweest?” vroeg ze bezorgd.
“Ach, welnee. Gewoon wat koffie gedronken samen.”
“Het duurde in ieder geval best lang, nu hebben we helemaal geen tijd meer om nog gezellig wat te kletsen, we moeten naar de rechtszaal.”
Ze stond op, keek Despil streng aan.
“Ik reken erop dat je Morwenna goed begeleid.”
Hij knikte, een grijns van oor tot oor op zijn sympathieke gezicht.
“Natuurlijk, je kent me toch..”
“Dat is precies waar ik me zorgen over maak. Neem haar mee naar de zaal, ik zal mijn man gaan halen.”
Despil stond nu ook op en bood me een arm, die ik accepteerde en begeleidde me de kamer uit. We gingen weer een heleboel gangen door en trappen op en af terwijl intussen Despil over koetjes en kalfjes praatte. Ik luisterde maar half naar hem, ik had het druk om de omgeving in me op te nemen. Het viel me op dat het paleis tamelijk solide leek, iets dat ik niet zo had verwacht in Chaos. Er hing we heel veel magie, misschien dat dat er iets mee te maken had. Toen ik er Despil naar vroeg, deed hij dat met een schouderophaal af als zijnde ‘onbelangrijk’.
Despil was trouwens heel vriendelijk tegen het meeste personeel dat we onderweg tegenkwamen, tegen een enkeling niet. Zo kwamen we twee mannen tegen die met elkaar aan het praten waren, Despil keek hen vuil aan en beiden maakten ze zich uit de voeten.
“Dat zijn twee secretarissen,” zei hij. “Het zijn een stel slijmerds, altijd aan het roddelen en weinig uitvoeren. Weet je trouwens dat we in dit paleis heel veel slaapkamers hebben?”
Net als de vorige keer switchte hij heel gemakkelijk van het ene onderwerp naar het andere.
“Dat geloof ik best, dat zal in de meeste paleizen wel zo zijn.”
Hij pakte me wat steviger bij de arm en keerde zijn gezicht naar me toe. Met twinkelende ogen en een jongensachtige lach keek hij me aan.
“Wil je ze zien?”
Ik was een beetje van mijn stuk gebracht, zat hier een dubbelzinnige bedoeling achter of was het een vorm van beleefdheid?
“Nee, dank je,” zei ik zo vriendelijk mogelijk, ik wilde hem niet voor het hoofd stoten. “Ik denk dat ze niet zoveel anders zijn dan in paleis Amber toch?”
“Je zult ze moeten zien om daarover te kunnen oordelen. Tenslotte heb ik ook een reputatie hoog te houden, nietwaar?”
Okay, dit was inderdaad dubbelzinnig. Ik was nog naar een antwoord aan het zoeken toen hij vervolgde: “Daarbij komt dat de meeste vrouwen me wel leuk vinden. Dus wat heb je op me tegen?”
“Helemaal niets,” zei ik, “maar ik ben echt niet geïnteresseerd in het bezichtigen van de slaapkamers. Is het nog ver lopen naar die rechtszaal?”
Hij grinnikte. Het volgende stel deuren bleek naar de rechtszaal te leiden. Hij leidde me naar een soort loge op het balkon, dat was vrijgehouden. Ik voelde de ogen van de andere aanwezigen in mijn rug prikken, doch het leek eerder nieuwsgierigheid te zijn dan vijandelijkheid bij de meeste. Niet wetend wat er van me werd verwacht, knikte ik vriendelijk naar degenen die door Despil werden begroet en kon alleen maar hopen niet al te erg een flater te slaan.
De rechtspraak was net begonnen. Van waar ik zat had ik een heel goed zicht op de belangrijkste personen in dit schouwspel. Rhexenor, degene die beschuldigd werd, zat erbij alsof hij het allemaal wel vermakelijk vond. Hij was keurig gekleed in een net pak, zijn haar was geknipt tot een echt soldatenkapsel. Links naast hem zat Corwin, ook al tiptop gekleed, net als Sean die daar weer naast zat. Schuin tegenover hen was de tafel van de aanklager, een dame uit het Huis Jesby.
En dan, op de eerste rij, was Dara, die zich ontfermde over de oude, seniele en bevende man die naast haar zat. Daar weer achter waren de Hoofden van de negen belangrijke Huizen verzameld.
“Dat is hertog Bances Amblerash,” zei Despil en wees naar een vrij jonge man met donkere baard en donker haar. Hertogin Belissa Minobee van Hendrake herkende ik nog van de bruiloft, net als Lyntra Helgram. De andere Hoofden waren hertog Rolovians van Jesby, een lange, kale, magere man, duidelijk een tovenaar aan zijn kleding te zien. Hertog Tubble Thunder van Channicut was een nogal vreemd uitgedost figuur, gekleed in vloekende stijlen kleding. De hanekam, het sikje en de oorbellen maakten het plaatje compleet. Dan was er nog ene Yamina Ghaknez van Rodien, een net gekleedde dame. Yoshima Tanakan van Argens leek nog het meest op een Japannertje en Great Bukkhorn van Clouddancer op een indiaan met zijn verentooi.
De aanklaagster trok trouwens heel veel mannenogen. Gewoon een dame met het blonde haar in een staart en een mantelpakje aan. Eigenlijk een beetje truttig. Ze liep op hooggehakte schoentje en liet flink veel bloot been zien.
“Wat een lekker stuk,” hoorde ik Despil naast me mompelen.
Met enige verbazing volgde ik de rechtszaak. Nog niet eerder had ik iets dergelijks bijgewoond en wist derhalve dus niet zeker of dit een normale gang van zaken was. Maar ik vond het wat vreemd dat de aanklager een drietal getuigen opriep die op zijn minst nogal betwistbaar waren als het zou moeten gaan om een solide getuigenis. Eerst Lola Jesby die nogal wat tamtam maakte over de overval en vooral over het feit dat ze bijna verkracht zou zijn door Rhexenor. Storm in een glas water, bleek al snel, want even later moest ze toegeven niet verkracht te zijn.
Wel apart was het Punt van Orde, dat door Corwin werd gesteld.
“Het is helemaal niet veilig in de Hoven hier voor mijn neefje. Ik begreep dat hij berecht zou worden in een eerlijk proces en had begrepen dat alles goed geregeld zou zijn, maar men heeft hier geen fatsoen. Ik noem het een schandaal als mijn neef hier allemaal aanslagen moet overleven. Willen jullie geen rechtspraak? Willen jullie alleen maar zijn dood? Ik eis van de Huizen hier de uitdrukkelijke belofte dat er géén aanslagen meer op hem gepleegd gaan worden, er géén sprake meer zal zijn van achterbaks geroddel en dergelijke.”
Dara viel hem meteen bij, door van de aanwezige Huizen de belofte te eisen dat er géén aanslagen meer op Rhexenor gepleegd zouden worden.
“Wij moeten laten zien dat we wel degelijk achter dit voorstel kunnen staan. Rhexenors bed is vannacht doorzeefd, er zijn giftige dieren op zijn kamer gevonden wat weer personeel heeft gekost en er zat gif in zijn eten. Dus bij deze wil ik dat jullie unaniem akkoord gaan met dit voorstel.”
Ik keek naar de Hoofden van de Huizen en de andere mensen die dit proces als toeschouwer bijwoonden. Een aantal ging meteen akkoord, maar zeker de helft aarzelde nogal voordat ze hun akkoord gaven. Rhexenor zelf had een tevreden glimlach op zijn gezicht, het zou me niets verwonderen als hij zich opperbest had vermaakt de afgelopen nacht met de giftige dieren en het ontwijken van de pijlen. Hij had er zo te zien geen schrammetje van opgelopen.
“Dan gaan we nu verder met dit eh… proces,” zei Dara. Ik was niet de enige die de korte aarzeling opmerkte, naast me zat Despil te grinniken.
“Wat een fantastisch uitzicht hebben we hier,” zei hij toen met een zucht. Beneden ons was Ultima Jesby opgestaan om de volgende getuige aan te kondigen.

Anton Jesby was gewoon zielig. Kwam helemaal in het verband gewikkeld naar de rechtszaak. Misschien om duidelijk te maken dat ze hem heel erg te pakken hadden gehad tijdens die overval van zowat een jaar geleden? Ultima sprak wat bezorgde woorden tegen hem voordat hij plaats nam. Ik keek naar de gezichten van de mensen om me heen. Sommigen hadden een geamuseerde uitdrukking op hun gezicht , een enkeling keek meelevend.
“And the show must go on,” mompelde Despil.
De getuigenis was deerniswekkend. De jongeman, een magiër, had nauwelijks iets meegemaakt van het hele gevecht, had gedurende die tijd het druk gehad met het halen van zijn staf. Wel maakte hij meerdere malen duidelijk dat Rhexenor bij het gevecht aanwezig was. Het enige waar hij zelf mee te maken had gehad is dat hij opzij werd geduwd door iemand, niet eens door Rhexenor, en tegen een muurtje was gevallen met zijn hoofd, waardoor hij een dusdanige snee had opgelopen dat deze gehecht had moeten worden.
Sean vroeg er voor de zekerheid nog wel even naar.
“Dat verband. Is dat vanwege toen nog?”
“Eh nee.”
“Oh, ik had de indruk even.”
“Ik ben onlangs van de trap gevallen. Het gaat wel weer, dank U.”
Naast me zat Despil ongegeneerd te proesten, ook ik had moeite om mijn lachen te houden.
Daarna kwam er nog een andere getuige namens Huis Jesby, een jong meisje van een jaar of 13, Jayjay.
“Ben je al een beetje bekomen van de schrik?” vroeg Ultima haar bezorgd. Het meisje was wat verward, waar had de aanklaagster het over? Ultima zuchtte licht en ging over tot haar vraag: “Ik wil van jou maar één ding weten. Kun je je herinneren dat er iemand, die hier aanwezig is, Huis Jesby is binnen gedrongen een tijdje geleden?”
Het meisje keek zoekend om zich heen. Haar ogen gleden over de beklaagde, diens advocaten, Dara, de Koning en de Hoofden van de Huizen. Vervolgens gleden haar ogen langs alle toeschouwers op het balkon en ze liet deze bij Despil rusten. Haar gezicht vertrok in een blijde lach en ze wees.
“Hij daar!” Despil had het ineens druk met het strikken van zijn veterloze schoenen.
“Nee, zo niet!” siste Ultima.
“Oh ja,” zei het kind en keek toen weer naar Rhex. “Hij was het.” Het was grappig om te zien dat ze even verlegen naar hem zwaaide.
Daarna kon het kind weer gaan, begrijpelijkerwijs hadden mijn oom en neef geen vragen voor haar. En ik was wat wijzer geworden, blijkbaar was Despil betrokken geweest bij deze overval. Hmm…

Het betoog van Ultima was op deze zeer zwakke getuigenverklaring gebaseerd.
“Het is bewezen dat een groep bewapende mensen Huis Jesby is binnen gedrongen. Deze jonge Hendrake voerde de groep aan. Ze waren niet uitgenodigd, ze hebben mensen de stuipen op het lijf gejaagd en verwond en er waren zelfs kinderen aanwezig. Dankzij het slimme optreden van een aantal Jesby’s kon erger voorkomen worden. Daarom eisen we deze zware straf die in feite nog te licht is.”
Daarna kwam Sean met zijn tegenbetoog. Ik moet zeggen dat hij zich goed in deze zaak had verdiept.
“Het is niet bewezen dat ze daar zijn geweest. Geen foto’s gezien van beschadigingen. Het is al een tijdje geleden gebeurd, dus waarom de gewonde getuige? Er worden zelfs kinderen bijgehaald die mensen moet herkennen. Het is niet bewezen dat het mijn neef Rhexenor was die aanvoerde, ook niet dat dat in Huis Jesby was. Ik eis onmiddellijke vrijlating!”
Dara stond op en kondigde aan dat het tijd was voor de lunch. Despil pakte me bij een elleboog en loodste me uit de drukte. Hij nam me mee naar de eetkamer, onderweg nog nagrinnikend over de geweldige getuigen die waren ontboden.
Ook de eetkamer bezat een soort ouderwetse deftigheid, heel Koninklijk en doordat er wat meer eenheid bestond in de inrichting, leek deze wat meer smaakvol dan de eetkamer in Amber. De tafel was gedekt voor vier. Vrij kort na ons duwde Dara haar echtgenoot in een rolstoel naar binnen en werd hij op een stoel geïnstalleerd, daarbij ondersteund door een paar kussens. Daarna konden wij gaan zitten. Nogmaals besefte ik dat ik al werd gezien als lid van het gezin, een rare gewaarwording.
De maaltijd zelf was trouwens een verschrikkelijke vertoning met de knoeiende oude man, soms liep er ook kwijl langs zijn kin. Heel veel aandacht ging er naar hem uit, Dara deed haar best om er af en toe toch een hap in te krijgen. Zelfs zijn kleinzoon van een jaar eet vele malen netter dan hij.
Aan tafel werd er wat nagepraat over de rechtszaak. Unaniem waren we het erover eens, ook de oude Sawall, dat de Jesby’s er een enorme flauwekul van maakten en die getuigen gewoon zielig waren.
Na de maaltijd gingen we terug naar de rechtszaal. Despil pakte me weer bij de arm en trok me steviger tegen zich aan dan nodig was of zelfs gepast. Ik wist niet goed hierop te reageren, dus liet het maar zo, intussen oppassend dat hij niet dichterbij kwam dan dat. Ik voelde me opgelucht toen we in de rechtszaal waren.
“Ik vraag me af waar ze dat stuk vandaan hebben,” zei Despil die zijn ogen maar nauwelijks van de aanklaagster af kon houden. “Ik kan me niet herinneren haar eerder te hebben gezien.”
“Misschien dat je haar straks moet proberen alleen te spreken,” zei ik. “Dan kun je daar allicht achter komen.”
Hij verlegde zijn blik heel even naar mij en grijnsde.
“Dat zal niet gaan, ik moet oppassen. Hoewel, ik met twee van die knappe dames…”
Ik hield me in. Hoe aardig ook, de ietwat opdringerige houding van Despil begon me wat op de zenuwen te werken.
Dit gedeelte van de hoorzitting begon met Sean, die opstond en eiste dat de metgezellen van Rhexenor ook veilig zouden zijn gedurende hun verblijf in de Hoven. Dara stond ook op.
“Daar zullen we ook voor zorgen hè!” riep ze en keek met priemende ogen alle gezichten langs. Het duurde even voordat uiteindelijk iedereen akkoord was. Vervolgens kwam er iemand binnen rennen met twee flesjes en gaf er Corwin en Sean ieder één.
“Snel leegdrinken,” gebood hij, wat ze braaf deden.
“Ik meende al iets van buikpijn te voelen,” zei Corwin nadat hij zijn flesje leeg had. Sean trok nog wat bleker weg dan hij gewoonlijk al was.
“Goeie hemel, ze hebben toch niet geprobeerd om een stel Amberieten te vergiftigen!” sniklachte Despil naast me.
Dara keek opnieuw streng alle aanwezigen aan, maar er was niemand die verblikte of verbloosde, behalve Despil dan die bijna niet meer bijkwam van het lachen.
“Dan kunnen we nu verder met deze zaak!” kondigde ze aan en ging zitten.
Ultima stond op en liep heen en weer, haar hoge hakjes klikten bij ieder stap op de grond. Despil had zichzelf weer in de hand gekregen en staarde nu met open mond naar de dame.
“Bij deze wil ik gaan aantonen dat het initiatief zat bij deze Rhexenor en dat degenen die erbij kwamen, dat alleen deden omdat hij dat wilde. Bij deze ontbied ik Herdotus Helgram.”
Een wat slome jongeman met lang haar nam plaats in de getuigenbank.
“Zit je op je gemak?” vroeg Ultima.
“Ja hoor.”
“Heb jij deelgenomen aan de overval?”
Herdotus zei niets, keek alleen wat om zich heen.
“Je moet antwoorden,” zei Dara streng. De oude man naast haar lachte blij en knikte instemmend.
“Oh. Wat was de vraag ook alweer?”
“Je hebt deelgenomen aan een overval op Huis Jesby en ik wil van je weten hoe dat in zijn werk is gegaan,” zei Ultima.
“Weet ik niet meer precies.”
“Ik wil weten of het idee al lang op de plank lag.”
“Weet niet. Iemand zei ‘dat gaan we doen’ en ik ging mee.”
“Was hij die iemand?” vroeg Ultima en haar vinger priemde naar Rhexenor.
“Ik geloof van wel, zou kunnen ja.”
“Was het zijn plan of niet zijn plan.”
“Moet ik kiezen?”
Ultima ergerde zich inmiddels overduidelijk.
“Ja, het was zijn plan, maar niet dat we allemaal mee zouden gaan.”
“Zou je anders niet Huis Jesby hebben overvallen?”
De jongen keek haar met een lege blik aan. Ik moet zeggen dat ik toch wel wat bewondering had voor het geduld dat deze Ultima wist op te brengen.
“Ik bedoel, is zoiets ooit eerder gebeurd?” vroeg ze.
“Zo vaak, dat gebeurt vaker ja.”
“En je snapt ook niet waar al die heisa over gaat?”
“Neuh. Kan me niet schelen ook, ik ga mee om te knokken.”
“Maar je ging toch specifiek om te gaan stelen?”
“Weet niet, ik liep er gewoon achteraan.”
Daarmee kon de jongen gaan, de advocaten van Rhex hadden geen vragen.
“Blijft dat zo doorgaan?” vroeg ik aan Despil.
“Ik vrees van wel,” zei hij met een zucht. “Maar als je het zat bent, wil ik je wel wat van het paleis laten zien hoor…”
“Nee, laat maar,” zei ik haastig. Ik vroeg me af hoe lang deze rechtsspraak zou gaan duren en hoe lang ik me de vleierijen van Despil moest laten aanleunen. Hij haalde zijn schouders op.
“Dan niet, je weet niet wat je mist...”
Liamah Helgram was de volgende getuige, een militaire dame die salueerde naar alle Hoofden en een buiging maakte naar de oude koning. Ze antwoordde met grootste precisie op de vragen van Ultima.
“Ik ben vechter. Ik vecht. Dat is mijn beroep.” Despil kreunde en sloeg zijn handen even voor zijn ogen.
“Deze rechtszaak gaat over de beklaagde daar, die halve Amberiet. Die heeft jullie toch aangevoerd?”
“Oh ja? Ik dacht dat deze rechtszaak ging over een Hendrake.” Er werd wat gerumoerd in de zaal.
“Hoe dan ook, hij heeft jullie toch aangevoerd toen?”
“Nee, hij is mijn aanvoerder niet.”
“Ik heb het over een tijd terug, die gezamenlijke overval van Helgrams en Hendrakes op Huis Jesby. Wie heeft jullie toen aangevoerd?”
“Deodolan Helgram.”
Ik kon zien dat Ultima op het punt stond om te gaan stampvoeten, maar ze wist zich in te houden.
“Dat is niet wat ik bedoel. Wiens orders volgden jullie?”
“Als het daarover gaat, moet U bij mijn aanvoerder zijn.” Despil begon te giechelen.
“Nee!” Ultima schreeuwde zowat. “Ik vroeg U wiens idee het was, wiens orders U uitvoerde!”
“Ik kreeg orders en ik ging mee. En…” met toeknepen ogen keek ze Ultima aan, “… als U denkt dat ik zit te liegen, dan kunnen we dit buiten even gaan oplossen.”
Ultima trok wat bleek weg.
“Nee, dat bedoelde ik niet. Laat dit gedeelte maar voor wat het is. Een andere vraag: het is dus heel gewoon dat Huizen worden overvallen?”
“Ja.”
“Was het de eerste keer bij Jesby?”
“Nee. We dagen ze echter zoveel mogelijk persoonlijk uit, maar het zijn lafaards. Daarom overvallen we hen vaker.”
Ultima slaakte een diepe zucht en liet deze getuige gaan. Intussen lukte het Despil om niet de hele tijd met zijn aandacht bij Ultima te zijn, maar me wat te vertellen over de aanwezige families hier.
“Die Amblerash, Bances, is het Huidige Hoofd van dat Huis. Ze zijn boos op Huis Sawall en zullen alleen daarom al tegen stemmen.”
“Zijn ze boos omdat Sawall het koningschap over heeft genomen?” vroeg ik. Hij schokschouderde een beetje.
“Naar alle waarschijnlijkheid. Wat ik ervan weet is dat Huis Amblerash meestal de koning levert en Huis Sawall de tovenaars.”
Weer kwam er een puzzelstukje op zijn plaats te liggen. Het leek erop dat Gramble de macht had gegrepen voor zijn zoon. Wel bepaalde capaciteiten en geen volwaardige tovenaar. De zoon weigerde en nu was er een tovenaar op de troon van Chaos.
“Dat huwelijk met Dara is een slimme zet geweest,” vervolgde Despil. “Nu wordt Sawall gesteund door zowel Hendrake als Helgram. Drie sterke Huizen verenigd rond de troon.”
Geen wonder dat er was geprobeerd om Mandor eerder te koppelen aan een Hendrake. Nog meer macht en aanzien. Uit zo’n huwelijk had een hele goede troonopvolger kunnen voortkomen. Het moest voor de oude Sawall echt moeilijk te verteren zijn dat zijn zoon zo dwars lag.
Despil wees naar Belissa Minobee.
“Een Hendrake, zal zeker voor Rhexenor stemmen. Hendrakes hebben geen magie en in het algemeen geen interesse om een koning te leveren. De meeste zijn vechters en tamelijk strict. Nicolas is daar een buitenbeentje, speelt vals.
Bij de Helgrams is Lyntra de baas, die hebben een andere erecode weer dan Hendrake.Op een bepaalde manier nog veel stricter.
Rolovians Jesby is een sukkel, maar dat geldt voor alle Jesby’s. Op die Ultima na dan, wat een knap wijf is dat.” Hij viel stil en staarde naar Ultima die nu Deodolan Helgram opriep als getuige.
Dat was een stramme man met een snorretje en heel kort grijs haar. En ja, hij was de aanvoerder. Op vraag van Ulitma vertelde hij wat er gebeurd was die dag bij Jesby.
“Het was zo dat we te horen kregen dat er een expeditie georganiseerd zou worden tegen Huis Jesby. Het ging om een samenwerking met Huis Hendrake en ik heb me vrijwillig gemeld. Zoals te verwachten ondervonden we maar weinig tegenstand in Huis Jesby.”
“Was er sprake van een voorwerp dat gehaald moest worden?”
“Iets dat terug gehaald moest worden. Maar dat interesseert me verder niet, tenslotte gaat het om de overwinning.”
“Dus U dringt een Huis onrechtmatig binnen?”
De man keek haar scherp aan.
“Hoezo? Doen die dat van Jesby dan nooit?”
Ze beantwoorde deze vraag niet, maar stelde in plaats daarvan een andere: “Waar kwam het initiatief voor deze onderneming vandaan?”
“U zit te vissen,” antwoordde de man.
“Dat is niet het antwoord op de vraag!”
Deodolan dacht even na.
“Ik denk dat U gelijk heeft met het tijdstip dat U net noemde,” zei hij.
Ultima keek verward.
“Maar dat was de vraag helemaal niet!”
Deodolan zuchtte.
“Wat was de vraag dan?”
Ze herhaalde de vraag nog maar eens.
“Oh, wiens idee het was. Weet ik niet. Het kwam bij Hendrake vandaan, waarom vraagt U het hen niet?”
Ultima liet zich uitgeput in haar stoel zakken.
Sean stond op en knikte de aanvoerder vriendelijk toe, die hem achterdochtig bekeek.
“Ik heb geen vragen voor U. Hartelijk bedankt meneer, dit was heel duidelijk.”
“Kolonel voor jou.”
Sean slikte even.
“Dan bedankt kolonel voor Uw toelichting en ik wens U veel succes met Uw carrière.”
Deodolan stond op en liep weg.
“Stomme Rebmanen,” mompelde hij iets te luid…

Tijdens het rumoer dat daarna ontstond, vertelde Despil me meer over de andere Huizen.
“Tubble zijn tovenaars en vechters. Nogal onbestemd en het rommelt daar een beetje. Ze wonen op één van de mooiste plekken in de Hoven, ze hebben ook heel mooie dames. Dat gaat dan blijkbaar samen.
Rodien is pas sinds kort één van de machtigste. Ik heb geen idee wat ze doen en waar ze mee bezig zijn. Ik denk dat het Masker van hun is.”
Ik vroeg wat meer uitleg over het Masker.
“Dat is iemand die alle antwoorden op vragen weet en tegen betaling je ook van die informatie voorziet.”
De Archens zijn tovenaars en wetenschappers, totaal niet praktisch. Ze leveren informatie en diensten, zoals scholen en laboratoria.
Clouddancer is altijd een heel groot Huis geweest en dat is nog steeds het geval. Het zijn een soort van Nomaden die de wereld rond trekken, ze zijn maar zelden in de Hoven, maar leven meestal in Schaduw. Volgens Mandor zijn ze het gemakkelijkst oproepbaar van alle Chaosieten. Hij noemt ze ‘demoontjes,’ ik denk dat ze verwant zijn aan een groep weerdemonen.”
Ik liet de informatie op me inwerken. Het was zonder meer erg interessant om de achtergronden van de verschillende Huizen te weten. Maar er was nog iets anders wat me een beetje verontrustte en dat had betrekking op dat oproepen. Natuurlijk, Chaosieten zijn demonen, maar ik had er nog niet eerder bij stil gestaan dat ze daardoor ook oproepbaar waren. Dat gold dus waarschijnlijk ook voor Mandor en misschien Owen. Dat was alweer iets dat ik aan Mandor moest vragen hoe dat precies zat.
Despil wees me op een aantal toeschouwers,volgens hem behorend tot de lagere Huizen.
“Dat is iemand van Tandora. Dat Huis heeft recent nogal wat ruzie gehad met Iolanthe,maar dat is inmiddels beslecht. Daar zijn een paar afgevaardigden van Huis Katana, die vinden dit blijkbaar erg interessant. De lagere Huizen zijn trouwens meer op de achtergrond. Sommige zijn ambitieus en werken voor andere Huizen.
Er is ook een Huis Xenoban,” ging hij verder. Ik liet niet merken dat ik de naam kende. “Af en toe sturen ze berichten naar de koning en ze betalen hun belasting. Ze komen nergens, niemand ziet ze ooit.”
Ik vroeg me af hoe Mandor tegen iemand van dat Huis was aangelopen, sterker nog, daar zelfs een relatie mee was begonnen. Ik vroeg me af of die-vriendin-van-vroeger nog in leven was. En of ik ooit iets met haar te maken zou krijgen. Naar alle waarschijnlijkheid zou dat niet het geval zijn. Of hoopte ik dat alleen maar? Wat als de liefde van haar kant nu niet over was? Ik sprak mezelf in gedachten streng toe, dergelijke jaloerse gedachten moest ik toch zien in te tomen.
“Dracon was vroeger zwak,maar nu vrij sterk. Daar is iemand van Mason, die zijn heel religieus. Ze hebben alle bestaande godsdiensten afgelopen en daaruit hun eigen godsdienst gedestilleerd.”
“Doet me denken aan de Freemasons,” zei ik. “Die hebben het over een soort Almachtig Wezen, dat de maker is van het universum.”
“Misschien hebben ze er iets mee te maken,” zei Despil wat onverschillig. Ja, misschien. Ik heb me maar weinig bezig gehouden met godsdiensten, ten eerste ben ik er niet mee opgevoed, ten tweede merkte ik zeker tijdens mijn reizen dat godsdiensten vaak naar fanatisme helde en daar voelde ik me altijd ongemakkelijk bij.
“Anotis is minder bekend,” zei Despil. Ik had een beetje het idee dat hij een van buiten geleerd lesje inmiddels aan het afraffelen was, mogelijk omdat Dara hem gezegd had om me dat soort dingen te vertellen. Het was heel duidelijk dat de achtergrond van al die Huizen hem maar matig interesseerde, waar hij wel veel oog voor had, was voor de aanwezige dames.
“Waar houden ze zich me bezig?” vroeg ik.
Hij keek me licht geïrriteerd aan.
“Weet ik veel. Mijn moeder zegt trouwens dat al die Huizen iets te verbergen hebben.” Hij grijnsde weer. “Dus iedere keer als ik iemand van zo’n Huis tegen kom, vraag ik me af wat zij te verbergen heeft.”
Ik zuchtte even. Despil was een onverbeterlijke flirt.
“Maar meestal denk ik bij dames aan andere dingen hoor! Zoals uitgaan enzo.”
“Dat is vast leuk,” zei ik.
“Wat is er met jou?” vroeg hij. “Je hebt toch wel meer kerels gehad dan die droogkloot van een broer van mij?”
“Dat gaat je niets aan,” zei ik. “en uitgaan doe ik maar zelden.”
“Leef je wel?” Ik trok mijn wenkbrauwen vragend op.
“Natuurlijk,” zei ik stijfjes.
“Je zult eens moeten uitgaan,” zei hij beslist.
“Een keer – misschien,” zei ik.
“Leuk joh,dan moet je gaan met mij, Martin, Merlijn, Julia en Jurt. Met Jurt erbij is altijd lachen. En misschien dat we Mandor ook mee krijgen!” zei hij enthousiast.
“Ik zie wel,” zei ik vaag. Oh ja, uitgaan leek me wel leuk, maar als ik dat zou doen, zou het met Mandor zijn. We zijn nog nooit samen uitgeweest.

Intussen werd er medegedeeld dat de zitting voor vandaag geschorst werd. Deze keer was het Corwin die met het slotbetoog begon.
“Ik zal het kort houden. Dit alles was erg boeiend om te zien en aan te horen. Zo hebben we allemaal goed kunnen zien wat voor farce dit weer was. Dit is alleen maar tijdsverspilling. Ik eis onmiddellijke vrijlating!”
Hij ging zitten en staarde naar de benen van Ultima die opstond.
“Het is weer volkomen duidelijk hoe Amber en de vriendjes van Amber proberen om de Huizen tegen elkaar op te zetten. Ze doen het voorkomen alsof dit tijdsverspilling is. Hierbij wil ik echter duidelijk maken dat óók mensen die zich hoger achter dan anderen zich moeten scharen naar ónze wet!”
Om me heen zag ik mensen instemmend knikken. Ik moest het Ultima nageven, dit was een goed slotbetoog geweest. Mensen stonden op, pakten hun spullen en werden door Koningin Dara tot de orde gemaand.
“Allemaal gaan zitten, er mag nog niemand weg. Eerst zullen jullie horen wat de koning te zeggen heeft in deze zaak.” Onderwijl was de oude man met een bevende hand iets op een papier aan het schrijven, dat hij daarna aan Dara gaf. Ze las het voor.
“Namens de koning de volgende mededeling: hij zegt dat het morgen dat laatste dag moet zijn van dit proces. We willen hier geen verdere tijd aan besteden, er zijn andere zaken te doen.”
Het was even stil na die mededeling. De aanklaagster stond zowat met open mond naar de koningin te staren, zelfs Corwin was verbaasd. Om me heen zag ik een aantal verwonderde gezichten, sommigen duidelijk boos. Maar er was niemand die tegen de wil van de koning in durfde te gaan. Ik vond het een knap staaltje van durf. De koning werd geacht om in deze zaak neutraal te blijven, nu had hij toch iets besloten dat ten nadele was van Huis Jesby. Despil bevestigde wat ik al dacht: “Dat zal ze tegenvallen, de Jesby’s hadden dit een hele week willen rekken.”
Hoogstwaarschijnlijk had Gramble geen zin gehad om een week lang allerlei vage getuigen aan te horen. Mijn vermoeden was, zeker nu ik hem ietsje beter kende, hij het al zat was geweest tijdens het verhoor van die slome Helgram.
Iedereen verliet de zaal, ook ik werd weer bij de arm genomen door Despil.
“Saai hè,” zei hij terwijl hij een weg voor ons baande tussen de menigte.
“Die verhoren misschien,” zei ik. “Maar ik vind het ook interessant, zo leer ik op een bepaalde manier iets van de Hoven kennen. Weet jij trouwens wat er morgen gaat gebeuren?”
“Waarschijnlijk gaan er nog meer getuigen opgeroepen worden, allemaal tegen Rhexenor. Huis Jesby wil dat hij dood gaat.”
“En wat was jouw rol in die overval?” vroeg ik, denkend aan het meisje dat hem had aangewezen. Zijn grijsblauwe ogen flitsten even over me heen, zijn gezicht vertrok zich in een brede lach.
“Dat maakt niet uit, ze durft me toch niet op te roepen. Ze is veel te bang dat ze voor mijn charmes valt. Het is heel eenvoudig: de Amberieten zijn schuldig. Daarbij zijn ze nog lelijk ook.” Hij keek toen even verschrikt en haastte zich om te zeggen: “Jij trouwens niet hoor, jij bent wel knap, ik bedoelde die mannen dus.”
Ik ging er maar niet op in. Eindelijk waren we door de mensenmassa heen en liepen we in een verlaten gang die me niet bekend voorkwam.
“Waar slaap je eigenlijk vannacht?” vroeg hij.
“Weet ik nog niet. Ik neem aan dat er iets geregeld kan worden.”
“Oh ja,” zei hij met een sluwe glimlach op zijn gezicht. “Ik kan dat wel regelen natuurlijk.”
Alweer voelde ik me ongemakkelijk, wederom had ik geen idee hoe hierop te reageren.
“Dat is wel goed denk ik,” zei ik toen maar.
Iemand kwam ons tegemoet lopen, ik zag hoe Despil onaangenaam verrast keek. Kennelijk had hij er geen rekening mee gehouden Dara hier te ontmoeten, ik was echter opgelucht.
“Wat een takkewijf hè,” zei Dara toen ze ons dicht genoeg genaderd was. Ik maakte mijn arm vrij uit die van Despil en gaf antwoord.
“Ze lijkt zich goed voorbereid te hebben.” Voor mij was het volkomen helder over wie Dara het had.
“Ze is hier onbekend. Ik denk dat ze al die tijd in Schaduw geleefd heeft en daar rechten gestudeerd. Wie weet wat voor vuile trucs ze daar geleerd heeft.”
“Daar moet toch achter te komen zijn,” zei ik met een blik naar Despil. Dara begreep onmiddellijk wat ik bedoelde en keek ook naar haar zoon.
“Ja, wat ben je inmiddels te weten gekomen?” vroeg ze hem.
“Ik?” deed hij verwonderd. “Ik ken haar helemaal niet.”
“Waarom ga je dat mens niet versieren?” drong ze aan.
“Dat gaat niet zomaar, ik moet toch ook voor Morwenna zorgen?”
“In de rechtszaal ja. Daarbuiten is dat niet nodig, zeker niet als ik vrij ben.” Ze keek me aan. “En ik moet je ook nog je kamer wijzen.”
“Dat zou prettig zijn,” zei ik, “al heeft Despil ook aangeboden iets te regelen.”
Ze keek haar zoon broedend aan.
“Oh ja? En wat had je dan zo in gedachten?”
Hij was wat van zijn stuk gebracht.
“Nou, ik dacht zo… als er geen kamer meer vrij zou zijn, kon ik haarmijn kamer aanbieden. Ik zou natuurlijk ergens anders zijn gaan slapen,” haastte hij zich te zeggen toen hij de dodelijke blik van zijn moeder zag. Ik was, ondanks het feit dat ik het aanbod van Despil niet helemaal had vertrouwd, toch geschokt. Dat was wel heel brutaal. En geen kamers meer vrij in het Koninklijk Paleis?!
“In ieder geval hoef jij je daar nu niet meer druk over te maken,” zei Dara scherp. “En ga nu doen waar je goed in bent, ga dat mens inpalmen! Wellicht kun je haar een beetje uithoren.”
“Dat gaat niet zomaar, ze letten natuurlijk veel te veel op die dame, ik kom daar niet dichtbij. Ik dacht meer om dat overmorgen te proberen.”
“Daar hebben we niets aan, Despil, en dat weet je heel goed,” zei Dara streng.
Ik bemoeide me er ook maar mee, natuurlijk ook vanuit eigen belang. Het zou heerlijk zijn om voor de rest van de dag van Despil verlost te zijn. Hoe aardig ook, ik begon moe te raken van zijn pogingen om me te versieren.
“Ik vind het een goed plan,” zei ik tegen hem. “Wie weet wat je nog wijzer wordt.” Uiteindelijk liet hij zich overtuigen en vertrok. Dara zuchtte even en keek me toen vriendelijk aan.
“Ik zal je begeleiden naar de eetzaal en ook een kamer voor de nacht voor je gaan regelen. Geen kamers meer over! Hoe komt hij erop!”
Al babbelend over de rechtszaak kwamen we bij een grote eetzaal aan.
“Die ouwe eet ’s avonds meestal alleen,” vertelde Dara me, “dus ik eet samen met jullie.”
Natuurlijk at Gramble ‘s avonds alleen, bedacht ik. Dan kon hij tenminste fatsoenlijk wat naar binnen krijgen.
De eetzaal was tamelijk vol en er werd al volop gegeten door iedereen. Ik vroeg me ineens af waar Despil met me heen op weg was, toen we Dara tegen kwamen. Despil was er één om voor op te passen.
Dara nam me bij een elleboog en loodste me naar een tafel waar Rhexenor, Sean en Corwin zaten te eten. Ze commandeerde wat andere mensen die daar ook aan tafel zaten weg.
“Hee, wat leuk, Dara en Morwenna,” riep Corwin met volle mond. “Kom er gezellig bij zitten! Er is genoeg te eten!”
Rhexenor zat met een zorgelijke blik te bekijken wat Corwin allemaal op zijn bord had geladen, hij was zeker bang dat er voor hem niet genoeg zou zijn. Ik vroeg hem naar al die aanslagen van de vorige dag en -nacht.
“Oh, ik heb geen buikpijn meer,” zei hij. “En van die aanslagen heb ik niets gemerkt, ik heb bij mijn vader geslapen de afgelopen nacht.”
“Tja, het was een aardige puinhoop in je kamer,” zei Dara, die wat brood en kip op haar bord legde. “Zonde van de beddenlakens trouwens. En dan te bedenken dat we zoveel maatregelen hebben genomen met het oog op je veiligheid. Het hoeven overigens niet alleen maar Jesby’s te zijn die het op jou hebben gemunt. Of op jullie drieën.” Ze keek ook naar Sean en Corwin. “Er zijn er hier heel veel die een hekel hebben aan Amberieten.”
“Die indruk kreeg ik al,” zei Sean. Ik zweeg. Totnogtoe had ik eigenlijk helemaal niets van vijandigheid gemerkt. Of zou het zo zijn dat ze een hekel hadden aan mannelijke Amberieten?
Corwin pakte de fles wijn op die op tafel stond en schonk wat voor Dara en mij in. Intussen had ik ook wat kip en brood op mijn bord gelegd, het smaakte goed.
“Het probleem met je personeel lijkt opgelost,” zei ik tegen Rhexenor.
“Fijn,” zei hij.
“Werd hoog tijd dat er iets aan gedaan werd,” zei Corwin. “Komt dat personeel uit Amber?”
“Ja,” zei Rhexenor. “Ze vielen wel mee hoor, maar Dyenne heeft er wat moeite mee.”
“Ze vielen niet mee,” zei ik. “Ze vallen alleen mee als jij in de buurt bent, als je weg bent, nemen ze een loopje met Dyenne en de huishouding.”
“Je had het personeel toch kunnen betoveren?” mengde Sean zich in de discussie. Rhexenor keek hem verbaasd aan.
“Vast wel,” antwoordde ik, “maar daar ben ik niet goed in. Mijn moeder is daar nu en die zal ze tot de orde weten te brengen. Ze is erg goed met dat soort dingen.”
Corwin verslikte zich zowat in zijn zoveelste kippenbout.
“Heb je haar uit die Schaduw gehaald, dat doe je toch niet?”
“Natuurlijk wel. Zo zijn er een aantal mensen geholpen, Dyenne kan op die manier eindelijk zich aan andere zaken wijden, mijn moeder vindt dat gewoon leuk en mijn stiefvader is eens in een andere omgeving.”
Corwin keek me hoofdschuddend aan.
“Zoiets zou ik nu nooit gedaan hebben…”
“Zeg Corwin,” merkte Rhex op, “ik heb met die advocaat van jou gesproken die je vanuit een Schaduw hebt gehaald en naar Amber gebracht. Aardige man.”
“Zeker,” zei Corwin. “Maar ik heb hem ook altijd goed behandeld en dan doen mensen dat ook terug. Nou ja, met uitzondering van een broer van mij dan.”
Ik had even niet in de gaten waar dit heen ging, Rhexenor wel.
“Julian zeker, die is anders best aardig.”
“Julian aardig? Vergeet het even. Weet je wel dat hij ooit een glas wijn naar me heeft gegooid omdat hij aan het verliezen was bij een spel?”
“Wat voor spel?” vroeg ik belangstellend. Dara proestte het even uit, Corwin keek me verstoord aan.
“Dat doet er niet toe! Het gaat erom dat hij het deed. En hij heeft ook ooit een spijker door mijn zool heen geslagen.”
“Dat was Random,” zei Rhexenor.
“Het was Julians idee. Al die streken trouwens waren Julians idee, hij fluisterde Random altijd van alles in zijn oor.”
Ik ging er niet op in. Om een bepaalde reden had Corwin echt een bloedhekel aan Julian en het was me niet duidelijk waardoor dat veroorzaakt was.
“Maar één ding heeft hij wel goed gedaan. Hier in Chaos zijn ze goed bang voor hem,” zei Corwin tevreden.
“Hij speelt vals,” zei Dara. Corwin haalde zijn schouders op. Tja, als er iemand is die vaak vals speelt is hij het wel.
“Hoe is de oude Sawall eigenlijk koning geworden?” informeerde ik. “Ik bedoel, een man op zijn leeftijd en met zijn conditie…”
“Hij is niet altijd zo geweest hoor,” zei Dara, waarmee ze me geen antwoord gaf op de vraag. “Hij heeft een beroerte gehad en toen ging het snel bergafwaarts met hem.”
Met die opmerking speelde ze me precies in de kaart.
“Wat vervelend nu,” zei ik. “Is er dan helemaal niets aan te doen?”
Het was Corwin die me, daar zelf van onbewust, nog een beetje extra hielp.
“Natuurlijk moet dat mogelijk zijn,” zei hij. “Neem hem mee naar zo’n technoplaneet.”
“Dat gaat niet zomaar,” zei Dara verschrikt, “hij overleeft misschien de reis niet. Ruimteschepen zijn echt niets voor hem! Bovendien is hij slecht ter been en kan hij niet goed reizen.”
“Dan reis jij er naar toe en haal je hem door,” zag Corwin een mogelijkheid.
“Dat kan ook niet. Ik krijg hem eigenlijk nooit getroefd.”
Hee, dat was apart. Mandor kreeg hem wel getroefd herinnerde ik me van even geleden. Het leek erop dat hij bereikbaar was voor specifieke personen.
Corwin werd wat ongeduldig.
“Roep hem dan op ofzo!”
“Doe niet zo raar!”
“Ik weet het al,” zei Corwin en grijnzend keek hij haar diep in de ogen. “Je bent bang dat hij weer goed gaat zien en dat je dan niet goed genoeg meer bent.”
Ik bestudeerde de aardappeltjes die ik net op mijn bord had geschept uitgebreid. Ik vroeg me af wat Dara wist van Grambles toneelspel. Als ze het al wist, waren mijn opmerkingen en die van Corwin overbodig geweest, als ze niet op de hoogte was, zou er misschien nu een idee zijn gezaaid om een genezing voor de oude man te gaan zoeken en dan zou ze ook nog het idee hebben dat ze dit allemaal zelf had geregeld.
“Je woont hier wel leuk,” merkte Sean op.
Dara glimlachte naar hem.
“Ik moet hier wonen, maar ik heb ook ergens anders een huis.”
“Het heeft hier sfeer, het is netjes en er zijn aardige mensen.”
“Amber is ook best netjes,” zei Corwin verontwaardigd tegen Sean. Ik begon te lachen.
“Niet zo hoor,” zei Sean. “Het schijnt dat er een aantal heel stoffige kamers zijn.”
“Oh, die zijn hier ook,” stelde Dara hem gerust. “Je kunt hier verdwalen, er verdwijnen wel eens mensen, die worden dan opgegeten door het paleis.”
“Of door monsters,” zei Corwin.
“In Amber is het hetzelfde,” zei ik tegen Sean. “Daar kun je ook verdwalen, rare dingen tegenkomen en opeens kom je weer uit in een gang die je wel herkent.”
Hij keek me aan met een blik vol ongeloof.
“Er is wel een verschil hoor,” zei Corwin tegen Sean. “Dit paleis zit vol met monsters, paleis Amber niet. Die zitten in Arden. Je weet wel, de monsters van Julian.”
Ik vroeg me af waar hij het over had, alle anderen aan tafel knikten echter instemmend.
“Waar hij ook gaat, altijd laat hij zich vergezellen door die monsters,” zei Corwin.
“Oh, je hebt het over de honden!” begreep ik ineens. “Dat zijn geen monsters, de honden zijn aardig.”
“Die monsters zijn niet aardig,” zei Corwin een beetje boos. Fillipien hipte ineens vanaf de rugleuning van mijn stoel op de tafel, pikte daar een denkbeeldig kruimeltje op en fladderde weer terug.
“Echt wel,” zei ik rustig terwijl ik Fillipien achter haar kop krauwde. “Ik vind ze aardig en ook aaibaar.”
“Aaibaar! Je bent gek!” zei Corwin. De anderen knikten instemmend. Ik haalde mijn schouders op, ze ompraten zou toch niet lukken en dat was ook geenszins mijn bedoeling.
“Ik en wel eens aangevallen door een horde wolven vlakbij Amber,” vertelde Rhexenor. “Dat bleek een grapje te zijn van Random.”
Corwin trok zijn wenkbrauwen op.
“Wolven dus? Heeft Julian hem wolven geleverd?”
“Eh… denk het niet,” zei Rhex een beetje verward.
“Dus,” zei hij met klem terwijl hij Rhex strak aankeek, “jij hebt ook al last van Julians beesten. We zouden eigenlijk een familievergadering hierover bijeen moeten roepen, met Julian die dan zijn excuses moet aanbieden.”
“Belachelijk,” zei ik verstoord. “Waarvoor moet mijn vader zijn excuses aanbieden? Omdat hij Amber veilig houdt?”
Corwin keek me fronsend aan.
“Je vader?” vroeg hij met zo’n enorme dosis aan ongeloof dat ik mijn ogen ten hemel hief.
“Ik zal je eens iets vertellen over die zogenaamde vader van je.” Hij was in een bijzonder vervelende stemming weer.
“Julian dacht dat hij de beste jager was van de familie, toen ik zonder geheugen in Schaduw zat. Hij heeft zich toen Arden toegeëigend en doet nu of hij daar de baas van is. Toen ik weer uit Schaduw kwam, heeft hij me opgejaagd en uiteindelijk ben ik gevangen genomen en in de bak gegooid. Allemaal dankzij hem. Hij is trouwens ook degene die Eric heeft gezegd dat mijn ogen uitgestoken moesten worden.”
“Dat weet ik,” zei ik, “dat heeft hij eens verteld. Volgens mij met de bedoeling om je in leven te houden.”
“Drogredenen. Het heeft jaren geduurd voor mijn ogen weer terug waren gegroeid en nu jeuken ze af en toe nog! Ondanks alles heb ik toch weten te ontsnappen uit de cel.”
“Hoe heb je dat eigenlijk gedaan?” vroeg Rhexenor nieuwsgierig. Van mijn ooms gezicht was niets af te lezen toen hij antwoord gaf.
“Iemand kwam me opzoeken en die ben ik gevolgd.”
“Maar je hebt toch wel voor Amber gevochten?”
“Zeker. Ik had een poeder ontdekt dat in Amber wel werkte. Daarmee konden we alle demonenlegers terug dringen die op het punt stonden om Amber binnen te vallen.” Hij keek met een bepaalde blik naar Dara die met net zo’n eigenaardige blik terug keek. Ik kreeg er een vreemd gevoel bij
“Hoe staat het eigenlijk met de zaak?” informeerde ik bij Sean.
“We hebben de zaak goed voorbereid. Iedere getuige waarmee ze aankomen halen we onderuit,” zei deze.
“Hebben jullie zelf ook getuigen?” vroeg ik.
“Nee, dat is niet nodig. Je hebt het zelf gezien, hun getuigen zijn beklagenswaardig, we houden ons liever daarmee bezig.”
“Ik denk toch wel dat ze ergens mee zullen komen morgen,” zei ik. “Als ze niets hebben, dan zouden ze dit hele proces niet zijn gestart. En het lijkt er wat op dat je iedere keer hen aan zet laat, misschien is het beter om een keer het initiatief over te nemen?” Ik vroeg mezelf af waar ik het vandaan had, ik had toch nooit rechten gestudeerd? Dus waar bemoeide ik me in vredesnaam mee! Ik was net van plan mijn excuses aan te bieden toen Corwin met een opmerking kwam.
“Als het fout gaat lopen, hebben we wel iets bedacht voor op het laatst. Zeg, waar is je vader eigenlijk?” Dat tegen Rhexenor.
“Hij zou gaan kijken of er te praten is met sommige mensen.” Rhexenor pakte de bovenste troef van zijn deck en concentreerde zich erop. Niet veel later stond Nicolas in de eetzaal die ons begroette en zelfs met een innemende lach mij de hand schudde.
“Wat ontzettend leuk om je weer eens te zien. Hoe is het er mee?”
“Goed, dank je,” glimlachte ik terug.
“Wil je ook wat eten?” vroeg Rhexenor. Zijn vader liep naar een andere tafel waar mensen aan zaten, haalde daar de volle schalen vandaan en zette de lege schalen van onze tafel daar terug. De mensen hadden wel wat protesten, maar aangezien Nicolas deed alsof dit de gewoonste zaak van de wereld was, ventileerden ze deze niet te luid. Het viel me op dat Nicolas de belangstelling trok van diverse aanwezige vrouwen hier. Ook merkte ik weer dat er iets broeide tussen Dara en Corwin. En dat voelde als helemaal niet gunstig.
“Is Despil er niet?” zei Nicolas met volle mond tegen mij. “Ik dacht dat hij bij jou in de buurt zou blijven?”
“Hij had iets anders te doen,” zei ik.
“Ik wist trouwens niet dat ze zo’n lekker wijf hadden in de familie van Jesby,” zei hij, een stuk vlees wegkauwend.
“Zoiets zei Despil ook al.”
“Heeft Despil eigenlijk al Patroon gelopen?” informeerde Corwin bij Dara. Ik was verbijsterd, hoezo zou Despil Patroon gaan lopen als Chaosiet? Hoewel, zeiden ze niet dat Dara het ook had gelopen?
“Dan gaat hij dood,” zei Dara.
“Ach, als die jongen dat nu toch wil lopen. Dat is van tevoren te testen hoor, er bestaat zoiets als de Brand test.”
“Daar zou ik wel eens het fijne van willen weten,” zei Dara. “Bijvoorbeeld of dat bij alle familieleden werkt.”
“Daar hebben we het nu niet over,” zei Corwin.
Ik complimenteerde Dara met het eten, het had me goed gesmaakt. Als dessert waren er een paar grote taarten. Dara nam een stukje, ik een stukje, Sean een groter stuk en de rest werd verdeeld tussen Rhexenor, Nicolas en Corwin.
Tijdens het eten van de taart merkte ik hoe iemand probeerde contact probeerde te krijgen. Ik nam onmiddellijk aan en tot mijn grote blijdschap bleek het mijn vader te zijn.
“Pap, wat leuk!” zei ik enthousiast.
Hij keek me even onderzoekend aan en lachte toen breed.
“Ik wilde gewoon even informeren hoe het ermee is. Zo te zien zit je daar nog steeds?”
“Ja, ik heb een gesprek gehad en een dag van de rechtszaak meegemaakt.”
“Is alles naar je zin gegaan? Ik begrijp dat je niet te veel kunt zeggen over de troef.”
“Klopt, we praten binnenkort wel even bij. Maar ik kan zeggen dat het allemaal redelijk volgens wens gaat.”
“Ik hoorde dat Sean en Corwin daar ook zijn?”
“Ze staan Rhexenors zaak bij, ik moet zeggen dat ze het goed doen. Hoe weet je dat ze hier zijn?”
Hij grijnsde weer. Hij was gekleed in een soort camouflage broek met daarboven een zandkleurige wollen trui die zijn beste tijd gehad had.
“Ik kom wel eens in de stallen van Amber en daar weten ze altijd de laatste nieuwtjes. Hoe gaat het met die rechtszaak?”
“Een hele vertoning,” verzuchtte ik.
“Verbaast me niets,” zei hij met een lach. Hij was in een bijzonder goeie stemming en ik vond het echt prettig om even met hem te kunnen praten.
“Het is morgen de laatste dag,” zei ik, “en dan zal het oordeel geveld worden. Nu is de strafeis ‘Doodstraf door vierendeling en onthoofding na 37 slagen met de Doomwhip’. Sean en Corwin eisen onmiddellijke vrijlating.”
“Beide eisen lijken me redelijk,” zei hij. “Ik ben benieuwd hoe het uit gaat pakken.”
“Ik ook. Mocht het hier gigantisch misgaan, dan zal ik naar je troeven om me door te laten halen.”
“Dat is je geraden,” grinnikte hij.
“Alles goed met de paarden?” vroeg ik.
Hij lachte voluit.
“Ja, natuurlijk. Ik spreek je binnenkort weer!”
We verbraken het contact en ik zag dat een paar mensen aan tafel me vragend aankeken.
“Mijn excuses,” zei ik, “ik had even een gesprekje met mijn vader.”
Alweer gingen de wenkbrauwen van Corwin omhoog, deze keer hield hij zijn commentaar echter voor zich.

Even later begeleidde Dara me naar de slaapkamer die ze voor me had laten regelen, voor de deur wenste ze me een goedenacht en liep weg. Zodra ik de kamer binnen kwam, wist ik dat er iemand aanwezig was. Ik stak snel een kaars aan en bij het zwakke schijnsel zag ik dat het Julia was die in één van de stoelen zat.
“Hallo Julia,” zei ik terwijl ik wat meer kaarsen aanstak en ook nog een olielamp. “Dat is alweer even geleden.”
“Zoals altijd,” zei ze.
“Leuk dat je me even komt bezoeken,” zei ik, “hoe gaat het ermee?”
Ik liep naar de kast en vond daar inderdaad wat ik zocht, een gevulde karaf met wijn. Ik pakte twee glazen en schonk voor ons beiden in, ging toen tegenover haar zitten.
“Er is iets met de keep,” zei ze terwijl ze het glas opnam.
“Alweer of nog steeds?” Ik wist dat dit niet erg toeschietelijk klonk.
“Iets nieuws. De keep wordt aangevallen door legers, we houden ze eigenlijk al een tijdje tegen.”
Ik ging wat achterover zitten en lachte zacht.
“De vorige keer waren het een soort demonen die aan kwamen zetten, nu zijn het weer legers. Ook daar heb ik niet erg veel verstand van.”
“Jij niet, maar je vader wel,” zei ze scherp.
“Klopt, maar ik kan niet voor ieder wissewasje bij hem komen aanzetten.”
“Jij wel bij jouw vader,” meende ze. Ik wist dat ze gelijk had.
“Ik kom binnenkort wel even kijken,” beloofde ik haar, “en dan weet ik misschien wat er aan te doen is of haal ik mijn vader erbij.”
“Doe dat,” zei ze. “Verder heb ik wat informatie over de rechtszaak. Morgen gaan ze de bewaarder van Huis Jesby oproepen, de oude Colas. Dat is een echte bewaarder, aan allerlei eden gebonden. Hij bewaakt belangrijke regels en voorwerpen en dat soort dingen van Huis Jesby. Er gaat een veroordeling aankomen op basis van ‘niet eervolle diefstal’. Dit hele gedoe is een poging van Jesby om het voorwerp terug te krijgen. Als dat niet lukt, willen ze Rhexenor veroordeeld hebben. Het is tenslotte een afgang om een Spikard kwijt te raken.”
Aha, daar was dus alles om te doen. Dit was inderdaad waardevolle informatie.
“Dank je,” zei ik. “Wil je nog wat wijn? Dan kunnen we intussen wat bijkletsen.” Ik was nog niet helemaal zeker of ik haar zou vertellen van Owen, maar eigenlijk is Julia de enige vriendin die ik heb en wist ik ook zeker dat het bij haar veilig zou zijn. In ieder geval wilde ik haar iets vertellen over wat we te weten waren gekomen op Dark End.”
“Ik heb eigenlijk geen tijd,” zei ze.
“Dan kunnen we dat beter een andere keer doen,” zei ik.
“Is er iets dat je me wilt vertellen?” vroeg ze.
Ik was niet van plan om dergelijke zaken even in vijf minuten af te raffelen dus ik zei haar nog eens dat we bij een andere gelegenheid wat konden praten. We namen afscheid, ze pakte een troef en was weg.

Ik zocht in mijn deck naar de troef van Corwin en maakte contact.
“Ik moet je dringend spreken,” zei ik.
“Het lijkt me niet verstandig om dat op jouw of mijn slaapkamer te doen,” zei hij, “dus laten we afspreken in de eetzaal, die is nu leeg.”
Inderdaad was de eetzaal leeg, hier en daar was wat verlichting.
“Het is iets dat ik je in vertrouwen moet vertellen,” zei ik tegen Corwin. Hij knikte en deed wat magie, zodat ons gesprek niet kon worden afgeluisterd. Daarna vertelde ik alles wat Julia me had verteld, zonder haar als informatiebron te noemen.
“Ik hoop dat je er iets mee kunt,” zei ik.
Hij keek nadenkend voor zich uit en knikte toen langzaam.
“Ik zal erover moeten praten met Sean, ik denk dat we er wel uit gaan komen.”
Daarna gingen we ieder ons weegs, ik weer naar mijn slaapkamer. Deze was trouwens best mooi ingericht, als hoofdkleur was er lichtgeel gebruikt. Alle meubels waren met zorg gekozen en pasten goed bij elkaar. Er was een kast met daarin wat boeken, wat drank en glazen, er stonden twee gemakkelijke stoelen en er was een schrijftafel. De andere deur leidde naar een eenvoudig ingerichte badkamer met heuse kranen. Ik draaide er eens aan en liet het bad vollopen met heerlijk warm water. Uit de vele potjes die er stonden koos ik iets met een lavendelluchtje en liet dat er ook inlopen. Misschien was het puur gif, maar dat zou ik dan snel genoeg merken. Ik hing mijn kleding over een stoel, zodat ik deze morgen nog eens aan kon trekken, gelukkig had ik nog wel schoon ondergoed en schone kousen bij me.
Niet veel later kon ik me in een heerlijk warm en ontspannend bad laten zakken en alle gebeurtenissen van de afgelopen dag nog eens voorbij laten komen.
Het hoogtepunt was zonder meer het gesprek met mijn aanstaande schoonvader. Een interessante persoonlijkheid, heel duidelijk dat hij inderdaad plannen had en daar ook mee door zou gaan. Hij had dingen over Mandor gezegd die ik heel vervelend vond, maar vanuit Grambles gezichtspunt begrijpelijk. Desondanks had deze man er niet voor terug gedeinsd om zijn zoon op een heel nare manier te verwonden. Iemand om rekening mee te houden.
Dat bracht me op wat hij had gezegd over onze kinderen. Hij had nergens het woord ‘misschien’ gebruikt, hij ging ervan uit dat er een geschikte troonopvolger tussen zou zitten. Hoe we het ook wendden of keerden, Mandor en ik zouden altijd in een moeilijk positie blijven zitten en die kinderen later ook. Ik dacht aan Owen, die, onwetend wat er allemaal om hem speelde, rustig aan het opgroeien was op een desolate, door alles en iedereen verlaten wereld. Dat was een situatie die we niet konden volhouden. Owen niet erkennen leek inmiddels gevaarlijker te zijn dan Owen wel erkennen. Maar voor zijn veiligheid konden we dat pas doen als we getrouwd waren. Ook wist ik ineens zeker dat ik hem als onze eigen zoon wilde erkennen. Eigenlijk was het niet eerlijk naar Benedict toe om hem op de schepen met een kind en ook tegenover Owen was het niet eerlijk. Hij is onze zoon en ik ben trots op hem.
Ik wist alleen nog niet hoe ik dat aan moest gaan pakken. Rhexenor had het over een advocaat in Amber, misschien dat deze mogelijkheden wist? Of moest ik er niet iemand van buitenaf mee belasten? De erkenning kon het beste gedaan worden zodra we officieel getrouwd waren, dus alles moest voor die tijd helemaal geregeld zijn. Misschien was het een idee om met twee lagen te gaan werken: de bovenste laag zou zijn dat Benedict een kind wilde afstaan ter adoptie en dat wij daardoor rustig alles konden regelen voor de werkelijke erkenning. Inderdaad zou alles een stuk eenvoudiger zijn geweest als dit kind niet voor het huwelijk was geboren, dat besefte ik heel goed.
Ik wist ook zeker dat, zodra het bekend was dat we dit voorkind hadden, we iedereen over ons heen zouden krijgen. Ook daarom moest alles in ieder geval geregeld zijn, zodat er wettelijk gezien geen enkele belemmering zou zijn.
Ook kwam er een ander punt bij me op: ik wilde hem gewoon bij de bruiloft hebben. Maar hoe moesten we dat dan doen? Het mocht niet van tevoren bekend zijn dat hij ons kind was. Eventueel kon hij naar de bruiloft komen als Benedicts kind en dat na de bevestiging onthuld zou worden hoe het werkelijk zat. En onder wiens hoede moest hij daar dan komen? Benedict zag ik nog niet lopen met Owen op de arm. Maar dat was een probleem dat oplosbaar zou zijn.
Eerlijk gezegd had ik geen idee hoe een zogenaamd staatshuwelijk in zijn werk zou gaan, hoe lang het zou gaan duren, hoe het met de gasten zou zitten enzovoort. Mijn moeder had gelijk gehad, dat had ik allemaal uit kunnen zoeken.
Inmiddels was het badwater koud geworden, dus ik stapte uit bad en droogde mezelf goed af. Mijn hoofd liep een beetje om, er waren nogal wat praktische haken en ogen aan deze voorgenomen verbintenis. Ik moest lachen om mezelf, ik was nu net Maureen die zich indertijd druk maakte over dat huwelijk met die engerd.
Maar er was nog iets wat bij me opkwam. Afgezien van het feit dat Mandor niet te bereiken was, vermoedelijk zouden we, behalve dat eerste oriënterende gesprek, ook samen verwacht worden bij bepaalde gelegenheden? Of zou dat allemaal te skippen zijn? Want eigenlijk hadden we geen goede oppas. Ik wilde mijn kind niet achterlaten onder de hoede van een stel demonen, ook niet met het kindermeisje. Deze situatie was toch echt wel anders dan op zijn vorige wereld, waar er ook nog het nodige personeel was en een stel aardige buren.
Ik zette het even van me af, dat waren allemaal dingen die ik met Mandor zou moeten gaan bespreken, naast nog wat andere zaken.
Verder had ik vreselijk veel moeite met het gedrag van Despil. Ik liep naar de deur en deed deze op slot, al geloofde ik niet dat een magiër zich daardoor zou laten tegenhouden. Despil is een aardige jongen en erg vrolijk, maar ik voelde me niet verder aangetrokken tot hem. Wat me bracht op een andere gedachte: waarom vond ik dat ik Mandor trouw moest blijven? Ik dacht daar diep over na. In de eerste plaats was het voor mij iets heel gevoelsmatig, iets dat vanzelf sprak. Maar meer op het rationele vlak kwam het er op neer dat ik hem geen pijn wilde doen, dat ik wilde dat hij van me op aan kon op dat vlak, dat hij me hierin volledig kon vertrouwen. Zelf zou ik het vreselijk vinden als hij mij ontrouw zou zijn, besefte ik opeens. Zou dat andersom ook zo zijn? De gevoelens van jaloezie waren bij mij heel hevig, ik had dat nog nooit eerder meegemaakt. Al mijn gevoelens die te maken hadden met Mandor waren echter nogal heftig, wat had hij met me gedaan?! Ik dacht aan hem en verlangde naar hem, ik dacht aan Owen en verlangde naar diens stevige armpjes om mijn nek en zijn zachte haartjes tegen mijn wang.
Uiteindelijk ging ik slapen. Afgezien van de gebruikelijke dromen die met Dark End hadden te maken, werd mijn slaap nergens door verstoord.

Na een goed stevig ontbijt dat weer in familiekring plaatsvond, de oude man leek nu wat minder te knoeien dan de vorige dag, was het weer tijd voor de rechtszaal. Despil was die morgen ongewoon stil voor zijn doen, hij leek zelfs wat humeurig. Voor mij was dat een stuk prettiger, ik voelde me zo wat meer op mijn gemak.
Inderdaad werd Colas door Ultima binnen geroepen, de bewaarder van Huis Jesby. De man die in de getuigenbank ging zitten zag eruit als een oudere tovenaar, compleet met baard en muts. Hij sprak met een duidelijke stem en legde zijn taak uit.
“Ik ben Bewaarder van Huis Jesby en bewaar alle eervolle zaken van dit Huis. Ik let op regelhandhaving, de papieren van de familie en dat soort zaken.”
“Wat is er indertijd gebeurd in het Huis?” vroeg Ultima.
“Tussen de belangrijke spullen van het Huis zat een artefact. Ze hebben ons overvallen en het voorwerp meegenomen.”
“Misschien om alleen even te lenen?”
“Nee, dat was zeker niet het geval. Het is gestolen.”
“Dat was even voor de duidelijkheid,” zei Ultima. “Die twee heren Amberiet trekken alles in twijfel wat ik zeg, maar daar zijn het Amberieten voor.”
Ik zag dat er een boze trek lag op het gezicht van Corwin, ook Sean keek niet echt blij. Rhexenor keek alsof het hem allemaal niet zo interesseerde.
“Was het gemakkelijk mee te nemen?”
“Nee, het was allemaal beveiligd met magie, dat kan niet iedereen zonder voorbereiding daar weg krijgen. Dit was zonder meer een gelande overval, ze hebben speciaal een magiër meegenomen met de bedoeling het artefact te stelen.”
Ik keek even opzij naar Despil, die uitdrukkingsloos naar Ultima zat te staren. Voor mij was zijn rol in het hele gebeuren wel duidelijk.
“Dan weten we genoeg, U kunt nu gaan,” zei Ultima.
“Nee,” zei Sean terwijl hij opstond, “nu is het onze getuige.
Wat was dat voor voorwerp?”
“Een heel belangrijk voorwerp. Eén van de unieke voorwerpen zoals die bestaan.”
“Wat dan wel?”
“Een uniek voorwerp.”
“Hoe weet U dan als U het terug ziet dat dat het betreffende voorwerp is?”
“Vertrouw er maar op dat ik het weet,” glimlachte de man.
“Kan het zijn dat het geleend is door familie?”
“Nee, dat is niet het geval.”
“Rhexenor hier kan helemaal geen magie. Dus hoe kan hij een dergelijk goed beveiligd voorwerp hebben ontvreemd?”
“Dan hebben ze iemand anders meegenomen die dat heeft gedaan.”
“De Helgrams en Hendrakes hebben geen magiërs, die cliënt kan het niet hebben gedaan.”
“Dan heeft hij iemand ingehuurd. Wat denkt U dat hij anders kwam doen? Het voorwerp was goed beveiligd, die beveiligingen waren niet door de eerste de beste op te lossen. Dit alles was zonder meer voorbereid. Als ik dit vergelijk met iedere andere overval, zou ik deze ‘Diefstal’ noemen.”
Sean ging weer terug naar zijn stoel en smoesde wat met Corwin.
“Bedankt,” zei Ultima, “dat was een heel duidelijk verhaal.”
De man verliet de bank, de volgende getuige was Rhexenor zelf.
“Zeg,” zei Despil opeens, “heb jij Jurt gisteravond op mij dak gestuurd?”
“Nee,” zei ik, “ik heb hem niet gezien.”
“Had ik het net voor elkaar met dat wijf, had ik bijna alles eruit, komt Jurt binnen,” mopperde hij. “Ze at uit mijn hand, ik zweer het je!”
“Jammer dat het zo is gelopen,” zei ik meelevend.
Rhexenor verklaarde intussen zich niet schuldig te voelen.
“Dat dacht ik al. Je hebt zeker geen berouw?”
“Waar moet ik spijt van hebben?”
“Waar was jij ten tijde van de overval op Huis Jesby?”
“Ik was op een overval, ben naar binnen gedrongen bij Huis Jesby.”
“Vertel van het artefact!”
“Daar weet ik niets van. Waar wordt ik nu van beschuldigd?”
“Je hebt een artefact gestolen!”
“Ik heb helemaal niets gestolen!”
“Je zult het hebben doorverkocht!”
“Ik kan niets hebben verkocht dat ik niet gestolen heb.”
“Wat moet jij met een voorwerp voor magiërs? Je pleegt huisvredebreuk, vermoordt en verkracht mensen en slaat kinderen neer.”
Ik kon zien dat Rhexenor zich een beetje kwaad begon te maken. Corwin hief een hand op ter protest. Ultima bond een beetje in.
“Je hebt het artefact gestolen terwijl je er niets aan hebt.”
“Dat heb ik niet gedaan, waarom zou ik dat stelen?”
“Waarom anders die overval?”
“”Dat had niets met een object te maken.”
“Je bedoelt dat de eerbiedwaardige Bewaarder van daarnet hier heeft zitten liegen? Ach, wat is er anders te verwachten van een halve Amberiet.”
Ze nam met een tevreden uitdrukking op haar gezicht plaats op haar stoel. Nu was het Corwin die opstond.
“Ik heb een vraagje voor je,” zei hij terwijl hij zijn neefje streng aankeek. “Heb je vaker met dit soort overvallen meegedaan?”
“Nee,” zei Rhexenor met iets van spijt in zijn stem.
“Kom je vaak in Chaos?”
“Dat ook niet.”
“Je weet dus niet hoe dergelijke zaken zijn geregeld?”
“Nee.”
“ik weet genoeg,” zei Corwin.
“Ik ook,” zei Ultima.
Rhexenor stond op en liep weer naar zijn plaats. Corwin bleef staan en kondigde aan: “Nu wil ik iemand oproepen!”
Ultima schoot overeind.
“Waarom weet ik daar niets van? Ik protesteer!”
Corwin keek haar koeltjes aan.
“Je weet nog niet eens om wie het gaat. En de verdediging heeft net zoveel recht om getuigen op te roepen als de aanklager.”
“Ik wil een reces,” zei Ultima zenuwachtig.
Dara stond op en keek met een vage glimlach naar de blonde aanklaagster.
“Dat zal niet gaan, de Koning staat dat niet toe.”
De oude Sawall giechelde hardop, het meisje keek even verontwaardigd zijn richting uit.
“Maar ik moet me kunnen voorbereiden.”
“Dat doe je maar tijdens de ondervraging door Corwin,” zei Dara met een koude stem. “Ik neem aan dat je ergens toch wat hersens zult hebben? Of zitten die allemaal onder dat korte rokje?”
Zo, dat was pas een belediging! Ultima werd helemaal rood en stamelde wat. In de zaal gonsde het een poosje. Despil zat alleen maar te staren en zei helemaal niets, hij moest er echt vreselijk de pest over in hebben dat Jurt zijn geluk met Ultima kwam verstoren.
“Het gaat om Teresa Amblerash,” kondigde Corwin aan. Dara regelde intussen dat er koffie geschonken werd.
“Dan heb je nog even tijd om je voor te bereiden,” zei ze poeslief tegen Ultima.
Teresa leek een jaar of 30 te zijn en droeg een mooie blauwe jurk. Ze nam plaats op de getuigenbank.
“Wat is uw functie?” vroeg Corwin.
“Ik bewaak de regels binnen de Huizen.”
“Wat voor regels?”
“Er zijn regels over opvolging, over fatsoen, interne dingen zoals het uitvechten van een duel, een feestmaaltijd of een overval.”
“Kunt U me meer vertellen over de regels ontrent deze zaak van Huis Jesby? Ik zal eerst vertellen waar het over gaat, uiteraard met toestemming van mijn kortgerokte collega hier.” Ultima knikte met een bleek gezicht.
“Enige tijd geleden is daar een overval geweest, met minimaal geweld is er een Spikard uit de kluis gehaald.”
Teresa wachtte met antwoorden tot het rumoer in de zaal bedaard was.
“Het gaat om een artefact,” liet Ultima nijdig weten.
“Een Spikard,” zei Corwin nog eens. “Ik vraag me ook af: hoe komt Huis Jesby daaraan?”
“Dat is inderdaad typisch,” zei Teresa. “Een overval kan onverwacht zijn en er kan gestolen worden. Meestal wordt zo’n voorwerp dan weer terug verkocht aan het Huis. Dus als dat niet gebeurd is, dan kan er sprake zijn van oneervolle diefstal. Als er bij een overval geen doden of zwaargewonden vallen, is er niet veel aan de hand. Mensen van zo’n huis hebben het recht zich over te geven en worden dan geacht netjes behandeld te worden. Natuurlijk vallen er wel eens doden, maar dat wordt dan aan strenge regels getoetst. Kindermoord en verkrachting mag trouwens niet. Geen uitzondering op die regels.”
“Vandaar dat we hier een kind hebben gehad, een gewonde man en een bijna verkrachte vrouw,” zei Corwin peinzend.
“Bijna verkracht zegt U? Dat kan niet. Het is wel of niet, niet iets er tussenin.”
“Hoe zit het dan met zo’n gestolen voorwerp?”
“Als dat wordt gestolen en dan tegen een losprijs weer wordt terug gegeven, dan is er op dat gebied niets gebeurd. Als het om een geregistreerd voorwerp gaat dat in de annalen van Huis Jesby staat beschreven, dan heet het oneervolle diefstal en dat is strafbaar.”
“In dit geval gaat het om een Spikard,” zei Corwin nog maar eens, de protesten van Ultima werden genegeerd.
“Er zijn wel een aantal artefacten geregistreerd, de enige die artefact als een Spikard heeft geregistreerd is de familie Sawall.”
Het duizelde me even. Ik had die Spikard, inderdaad een artefact, zoals ik al vermoedde. Ik dacht aan de zoon op het Oerpatroon, die me verzocht niet al te boos te worden als hij als kind ervandoor ging met mijn artefact… als hij daarmee die Spikard bedoelde, zou dat wel problemen geven!
“Interessant. Dus Huis Jesby heeft geen geregistreerde Spikard?”
“Nee. Stel dat het inderdaad om een Spikard gaat die zoek is, dan heeft dat in dit geval niets te maken met een niet-eervolle diefstal.”
“Maar het moet toch na te gaan zijn of Huis Jesby al dan niet een Spikard geregistreerd heeft? Gewoon om zeker te zijn?” zei Corwin.
Dara bemoeide zich ermee.
“Dat moet snel uitgezocht worden. U bent toch een Logrusgebruiker? Haal die papieren onmiddellijk hierheen, dan hoeft er onderweg niets vervalst te worden.”
Teresa keek haar serieus aan.
“Wij Amblerashes hebben wel eer,” zei ze ernstig en had vrijwel meteen een map met papieren in haar handen, die ze begon te doorzoeken. Intussen blaatte Ultima alweer dat ze niets had kunnen voorbereiden wat haar een veeg uit de pan van Dara opleverde.
“Natuurlijk niet. In plaats daarvan heb je naar kerels zitten lonken!”
Teresa meldde dat er geen Spikard tussen de bezittingen van Huis Jesby stond.
“Zijn er meerdere artefacten?” informeerde Dara.
“Ja, die zijn er, maar die mag ik hier niet openlijk opnoemen. Ik heb echter wel een idee, ik kan de lijst aan de Bewaarder van Huis Jesby ter inzage geven en hij kan dan aangeven of er op het moment iets van die lijst uit de kluis ontbreekt.”
Daarop werd de Bewaarder opnieuw geroepen. Hij kwam naar voren en ging naast Teresa zitten.
“Ik heb één vraag aan U. Kunt U aangeven of er van de voorwerpen op deze lijst iets ontbreekt in de kluis?” vroeg Corwin.
De man pakte de lijst aan van Teresa en bestudeerde deze zorgvuldig. Toen gaf hij de lijst terug en schudde zijn hoofd.
“Nee, er ontbreekt niets.”
Corwin glimlachte tevreden.
“Ik heb geen vragen meer. Misschien wil mijn kortgerokte collega nog een soort van uitspraak doen?”
Ultima keek hem woedend aan. Haar betoog was heel kort.
“Over deze zaak zal dadelijk gestemd moeten worden. Ga bij uzelf goed na of U achter de trucs kunt staan van deze Amberieten! De vraag is simpel: is deze AMBERIET schuldig of niet?”
Meteen daarna liep ze boos weg. Corwin en Sean keken elkaar aan.
“Ik doe wel,” zei Sean.
Hij ging staan en keek de zaal goed rond. Ik vroeg me af of het wel een goed idee was om hem het slotwoord te laten doen, ik meende dat Chaosieten een grotere hekel hadden aan Rebmanen dan aan Amberieten.
“Geachte afgevaardigden van de Huizen. Ik vind het een hele eer om hier te zijn en ben ook blij dat dit soort rechtszaken met een eerlijke vorm van proces gehouden kunnen worden, met hoor en wederhoor. Zeker na een oorlog is er altijd een haat tegen de vijand. Deze persoon vormt echter een brug tussen U beiden. En wij Rebmanen hebben een hekel aan jullie allemaal. Kijk goed naar de bewijzen, naar de mensen die eerlijk de waarheid hebben gesproken.
Spikards zijn normaliter niet in handen van de Huizen van Chaos. Dit is een poging om iemand zwart te maken ten koste van de eer van een bepaalde familie.”
Daarna ging hij weer zitten. Dara stond weer op.
“De beklaagde heeft altijd het laatste woord,” zei ze.
Rhexenor stond op, intussen ging er even heel veel aandacht naar de koning die weer zonder lucht was na het drinken van een beker water. Toen deze uiteindelijk bijgekomen was van het hoesten nam Rhex het woord.
“Ik vond het erg leuk om hier te zijn. Er is geen enkel bewijs aangevoerd en er is geen enkele wet die ik heb overtreden. Ik ben blij dat dit een eerlijk proces is.”
Dara kondigde aan dat er nu gestemd zou gaan worden over deze zaak en dat iedereen die er niets mee te maken had, de zaal moest verlaten.
“Alle onbelangrijke mensen moeten eruit,” zei Despil grimmig terwijl we naar de uitgang liepen.

No comments: