51. Bezoek aan Larenian

Ik nam het Patroon in gedachten en doorliep het wat weer vreselijk zwaar en vermoeiend was. Ik kwam aan waar ik wezen wilde, aan de rand van het bos in de buurt van mijn ouderlijk huis. Ik besloot om eerst naar Julian te troeven en hem het probleem met Jurt voor te leggen. Toen ik met zijn troef in mijn handen stond, besefte ik met een schok dat er iets mis was. Ik kon niet meer bewegen en stond stokstijf stil.
Achter me hoorde ik geritsel in de struiken en het gegniffel van een vrouw. Ik had het weer klaargespeeld om in de problemen te komen! Was Fillipien maar hier. Ik had haar achtergelaten bij de Keep, alwaar ze aan het jagen was gegaan.
Er was niet veel dat ik kon doen. Heel voorzichtig probeerde ik met Patroon de verlamming op te heffen en merkte dat het effect had, zij het heel langzaam. In mijn blikveld kwam een roodharige vrouw aanlopen, Jasra! Ze glimlachte minzaam naar me, het secreet!
“Zo, daar ben je dan. Ongelooflijk, ik had niet verwacht dat iemand als jij zich een tweede keer op dezelfde manier zou laten vangen. Ik heb altijd al eens formeler kennis willen maken.” Tsjonge, dit was absoluut de manier! Hoezo formeler… bedoelde ze anders dan op een offerblok ofzo? Ze verdween weer uit mijn gezichtsveld, ik wist dat ze achter me langs liep. En er was nog steeds niet veel dat ik kon doen. Ik hoorde haar stem die verder ging met haar monoloog.
“Ik zou natuurlijk een mes in je rug kunnen steken. Dan is het gelijk afgelopen met dit gedoe. Helaas heeft mijn echtgenoot dat verboden. Desalniettemin heb je me vervelend dwars gezeten en ik vraag me af waar ik dat aan te danken heb.” Nee maar, de arrogantie! Ze gedroeg zich als een verwend verongelijkt kind! Er was beslist een steekje los aan deze dame.
“Ja, ik weet heel goed dat jij degene het bent die me steeds dwars zit. Met dat tijdreizen en het verbannen worden… maar dat niet alleen. Maar ik begrijp dat het zo een monoloog is. Ik heb zitten denken: jij doet iets voor mij en dan zijn we gelijk. Jij kunt er ook voor kiezen dat we vijanden blijven, dan zal ik een keer winnen. Ik zal zo de verlamming opheffen zodat je iets kunt zeggen… oh ik zie dat je daar al mee bezig was?”
Ik trok razendsnel mijn zwaard terwijl ik de troef in mij zak stopte. De training die ik bij Benedict had gevolgd was zeer zeker heel nuttig geweest. Ik haalde uit met de bedoeling om er voor eens en altijd een einde aan te maken… meer de stijl die ik van mijn vader had geleerd. Normaal gesproken had dit zeker afdoende geweest, maar ze was weg en ik hoorde haar stem nu ergens achter me vandaan komen.
“Die illusies zijn geweldig! Je wilt het dus niet opgeven? Ben je niet nieuwsgierig dan? We blijven dus vijanden?” Ik probeerde op mijn gehoor af te gaan. Benedicts training. Ik hoorde beweging ergens achter me, een takje brak. Ik draaide me razendsnel om, ze was niet in zicht. Ergens verder weg klonk haar stem weer.
“Je blijft me saboteren…. Hmmm.”
“Ik ga met jou geen deal aan!” riep ik. “En je bent eerder gewaarschuwd. Ik waarschuw je ook nog eens: blijf van me vandaan!”
Ik hoorde niets meer. Ze leek verdwenen te zijn. Ik stak mijn zwaard weer weg, bedacht somber dat ik toch eens iets moest vinden tegen verlamming, vergassing of wat dan ook. Ik onderzocht de plaats wat, maar vond niets. Wellicht was het toch een goed idee om eens wat magie te gaan leren, niet de eerste keer dat ik dat dacht. Ik zocht naar iets van een vijvertje, een poel, aangezien Jasra een talent had met spiegels. Ietsje verderop was een vijver en ik liep er naartoe met het doel het te onderzoeken.
Ik was er net aangekomen, toen ik de lucht van brand rook.Meteen wist ik dat er iets mis was, heel verschrikkelijk mis. Ik keek in de richting waar mijn ouderlijk huis stond en zag een rookpluim. Ik rende die richting uit, het huis stond toen al in lichterlaaie. Buiten leek iedereen verzameld te zijn, vol ontzetting kijkend naar de brand. Ik kan me niet herinneren dat ik ooit zo hard gerend heb. Daar aangekomen vroeg ik of iedereen buiten was, er werd geroepen dat mijn vader nog in het huis zou zijn. Alle waarschuwingen negerend, rende ik het huis binnen, ergens hoorde ik gehoest vandaan komen, vanuit de studeerkamer. De deur was dicht, leek wel op slot te zijn. Met een aanloop trapte ik met al mijn kracht de deur open. Een gedeelte van de kamer stond al in vlammen, ik besefte dat er dadelijk niets meer van het huis over zou zijn. Mijn vader… dit gaat verwarrend worden. Ik heb het nu over mijn stiefvader dus. Mijn stiefvader lag op de grond en was niet meer echt bij bewustzijn, bijna gestikt door de rook. Ik tilde hem over mijn schouder en rende het huis uit. Net op tijd. Mijn moeder kwam bezorgd aanrennen en ontfermde zich over haar echtgenoot. Intussen zag ik hoe mijn ouderlijk huis, het huis waar ik geboren was en opgegroeid, geheel in de as werd gelegd. Niets wat er nog gedaan kon worden, de pompwagens kwamen pas aanrijden toen er niets meer overeind stond.
Er werd onderdak geregeld in het naburige landhuis, dat van Corwin. Mijn ouders en het personeel werden met open armen ontvangen door de bedienden aldaar. Nee, niemand van de bewoners was thuis en natuurlijk waren ze welkom. Ik was met ze meegegaan, mijn stiefvader was inmiddels weer bijgekomen. Iemand kwam melden dat er toch iemand van het personeel dood was gegaan bij de brand. Ik wist meteen wie.
“Was het Sally?” vroeg ik toch nog. Het werd bevestigd. Ik voelde me verschrikkelijk, door mijn ontmoeting met Jasra eerder had ik al min of meer die brand veroorzaakt. En daarbij was Mandors demoon gedood. Ik was er zeker van dat de brand haar wraak was. Iets te toevallig dat de brand ontstond op dat tijdstip.
Ik zei mijn ouders dat ik later terug zou komen en liep weer naar buiten. Het is niet te beschrijven hoe het voelt om de restanten van je ouderlijk huis te zien. Ze waren nog steeds aan het blussen. De stallen waren gelukkig gespaard gebleven, de paarden waren tamelijk rustig.
Het had weinig zin om te gaan zitten treuren op dat moment, het was gebeurd en ik voelde me knap schuldig aan dit hele gebeuren. Ik had niet gedacht dat ze op zo’n manier wraak zou nemen en het had weinig gescheeld of mijn stiefvader had dit ook niet overleefd. Ik had het gevoel dat het geen toeval was dat Sally hierbij was omgekomen, maar ik begreep niet waarom dit was. Zou Mandor het weten als er een demoon van hem doodging of moest ik hem inlichten? De schuld die ik aan hem had, stapelde zich alleen maar op, dit zou hij me niet in dank afnemen.

Ik liep een eindje van het huis weg en troefde mijn vader. Gelukkig had ik vrijwel meteen contact. Ik vertelde in het kort wat er was gebeurd en ik zag dat hij schrok.
“Haal me maar even door.” Ik pakte zijn hand en even later stond hij naast me te kijken naar de rokende puinhopen.
“Dat is niet zo mooi,” zei hij uiteindelijk. “Wil je me precies vertellen wat er is gebeurd?” Ik vertelde het hele verhaal vanaf dat ik hier aankwam. Hij luisterde aandachtig, zonder te onderbreken. Toen ik alles verteld had, wilde hij de plaats onderzoeken waar ik aangekomen was.
“Het klinkt alsof je bent opgewacht. Maar dat is vreemd aangezien niemand echt kan weten dat je precies daar uit zal komen,” zei hij peinzend terwijl we naar de rand van het bos liepen. Intussen voelde ik Fillipiens aanwezigheid in deze Schaduw, even later zag ik haar aan komen vliegen en landde ze op mijn schouder. Ik was vreselijk blij dat ze er was.
Op de plaats aangekomen, begon Julian met zijn onderzoek. Onderzocht waar ik had gestaan en de struiken en grond in de directe omgeving. Uiteindelijk was zijn conclusie dat ik inderdaad was opgewacht en het idee beviel hem allerminst.
“Het kan zijn,” zei hij langzaam, “Dat dit alles een poging was tot verzoening, die je geweigerd hebt. Misschien was de brand in het huis alleen om je schrik aan te jagen, maar is het uit de hand gelopen. Waarom wilde je niet horen wat haar voorstel was?”
“Verzoening? Op zo’n manier? Natuurlijk heb ik nee gezegd!”
“Ja, dat begrijp ik. Misschien is ze gewoon niet zo goed in communiceren, ik weet het ook niet. Trouwens, jij bent daar zelf ook niet goed in, maar dat heb je niet van vreemd. Maar stel… dat ze gewoon met je had gepraat en excuses had aangeboden, had je dan geluisterd?”
Hier dacht ik over na. Ik woog het een tegen het ander af. Hij zei dit niet om me mijn weigering te laten herzien, hij reikte het me alleen maar aan ter overweging.
“Nee,” zei ik uiteindelijk. “Het probleem is dat er iets teveel gebeurd is, ik kan haar niet vertrouwen. En het druist tegen al mijn gevoelens in om dan iets voor haar te doen.”
“Goed,” zei hij. “Ik begrijp je redenen.”

“Waar ik je oorspronkelijk voor wilde troeven,” zei ik, “Was iets heel anders. Ik heb iemand in moeilijkheden gebracht en nu wil ik je om hulp vragen.” Het is altijd moeilijk om de uitdrukkingen van mijn vaders gezicht te lezen. Ook nu keek hij me tamelijk neutraal aan terwijl ik hem vertelde hoe Ik Jurt op mijn wereld ontmoette en wat zich had afgespeeld.
“Het probleem is dat zowel Despil als Mandor de spreuk niet van hem loskrijgen en dat hij iedere keer wegtroeft zodra mijn naam wordt genoemd.”
“Oh. Wat kan ik daar dan aan doen?”
“Ik weet het niet precies. Maar Mandor vroeg me of je zou kunnen helpen. Ze staan nu op het punt Merlijn erbij te halen, maar jij weet ook onze achtergrond en we willen liever niet dat er nog meer mensen hiervan te weten komen.”
“Oh zo…. Ik denk dat ik het begrijp… Ja, ik kan me daarmee bezig houden, ik heb wel een idee waar hij heen troeft.”
“In de buurt van de Abyss?”
“Niet helemaal. De Abyss heeft er wel mee te maken.” Meer zei hij er niet over. Ik vroeg me af of dat ‘geheim van Arden’ hiermee te maken had, of dat er sprake was van weer een ander geheim. Fascinerend was dat mijn vader leek te begrijpen waar Mandor op doelde en ik niet.

“Als je zeker weet dat je niet op Jasra’s voorstel in wilt gaan, loont het de moeite om met Brand te praten.”
“Wat!”
“Hij heeft nog een schuld bij jou, tenminste, zo voelt hij dat. En dat is voor iemand als Brand verschrikkelijk, daar zit hij echt heel erg mee. In dat opzicht zijn hij en Corwin hetzelfde. Zelf vind je het toch ook niet leuk om een verplichting aan iemand anders te hebben?” Ik dacht aan de schuldenlast die ik inmiddels bij Mandor had opgebouwd. Eens had hij gezegd dat ik geen enkele verplichting aan hem had, maar dat was nog ruim voordat ik een voet zette op dat Oerpatroon.
“Nee, ik vind het ook niets.”
“Dat gevoel en dan twintig keer zo erg,” legde hij uit. “Je hebt Brand toch die schuld niet laten inlossen? Of wel?”
“Nee.”
“Dan is dit waarschijnlijk een heel goede gelegenheid om hem iets te vragen. En ik heb liever dat je hem nu meteen troeft, nu ben ik er tenminste bij.” Ik was blij dat hij bij me bleef.
Ergens onderop in het troevendeck was de kaart van Brand. Zittend op een wit paard, gekleed in groen. Het viel me ineens op dat hij wat uiterlijke trekken van Corwin had, alleen is Brand kleiner. Vuurrood haar, groene ogen. Ik concentreerde me op de kaart… Brand stond naast me, zag er ontspannen uit en droeg een groot zwaard op de rug. Zijn ogen vernauwden zich iets toen hij Julian zag, die hem kortaf begroette.
Vervolgens vestigde zijn blik zich op mij.
“Zo Morwenna, je hebt me getroefd.” Geen vraag, gewoon een conclusie.
“Ja. Ik wil je straks wat vragen.” Ik vertelde zo emotieloos mogelijk wat er gebeurd was.
“Oh, heeft ze je verlamd? Ja, ik kan me voorstellen dat dat een tikje vijandig overkomt. Maar ik denk dat ze je gewoon iets wilde vragen. Communicatie is niet haar sterkste kant.”
“Is het werkelijk? Ik ben hier in ieder geval niet van gediend.” Hij wuifde dat een beetje weg.
“En je denkt dat ze ook die brand veroorzaakt heeft? Het één hoeft niet met het ander te maken te hebben.”
“Het is anders wel erg toevallig!”
“Dat wel. Heb je het huis al onderzocht?”
“Nog niet, daarstraks waren ze nog aan het blussen.”
“Dan zal ik dat eerst gaan doen.” Met zijn drieën liepen we naar de ruines, het bluswerk was klaar.
“Wat een puinhoop,” zei Brand opgewekt. “Ik hoop dat je hier niet teveel foto’s had?”
Zowat alles. Maar dat hoefde hij niet te weten. Ik ben niet iemand die een keepsake verzameling heeft – niet van mijn eigen jeugd dan. Voor mijn zoon ben ik daar wel mee begonnen. Fotoalbum, dagboek, haarlokje, eerste paar sokjes… Misschien heeft mijn moeder dat ook voor mij en mijn broer gedaan en was er nu niets meer van over.
Brand begon met zijn onderzoek, wij liepen mee. Ik merkte dat mijn vader Brand nauwlettend in het oog hield, hij vertrouwde hem niet. Al snel was duidelijk waar de brand was ontstaan, in mijn slaapkamer. Daar vonden we ook het verkoolde lijk van het dienstmeisje. Arm kind…
“Had jij iets bijzonders, iets speciaals op je kamer staan?” vroeg Brand.
“Nee, zeker niet.”
Hij wees op de verkoolde resten van iets dat een kistje was geweest.
“Dat is de bron.” Het lijk lag er ongeveer een meter vandaan. Brand keek er uitdrukkingsloos naar.
“Misschien heeft zij het af laten gaan.”
“Ik vraag het me af,” zei ik en keek naar Julian. “Ze was hier geplaatst om mijn moeder te beschermen.” Hij knikte.
“Kan het zijn,” vroeg Brand, “dat er iets hier in bewaring is gegeven tijdens je afwezigheid?”
“Dat zou ik mijn ouders moeten vragen.”
We gingen eerst terug naar de rand van het bos, daar waar Jasra me op had gewacht. Er was magie gebruikt, zag Brand. Ik had het idee dat iets hem niet helemaal lekker zat, hij leek wat onrustig.
“Ik kan me voorstellen dat ze zo doet tegen Morwenna,” zei hij tegen Julian, die ietwat ironisch vroeg: “Oh ja, waarom dan?”
“Nou, de familie is wat vijandig tegen haar geweest en ze is verbannen. Dat moet moeilijk zijn voor haar, ze kan nu eenmaal niet stil zitten.”
“Enorm probleem,” beaamde Julian.
“Zeker,” zei Brand en keerde zich naar mij.
“Weet je toevallig waar ze is? Ik zoek haar al een poosje en ik kan haar maar niet bereiken. Ik krijg haar ook niet getroefd.”
“En wie was dat dan op die bruiloft? Dat was dus niet je vrouw?” vroeg Julian. Nu had hij me een paar dagen geleden al verteld dat dat mogelijk niet Jasra was, toch leek het hem te verbazen dat hij blijkbaar gelijk had.
Brand was duidelijk niet erg gelukkig met deze hele situatie.
“Ja,” zei hij, “ze is nog steeds verbannen. Weet je echt niet waar ze is? Ze zocht toch contact met je?”
“Mooi contact,” zei ik. “En ik weet niet waar ze is. Je kunt het altijd aan Caine vragen.” Aan zijn gezicht was te zien dat hij daar niet echt veel zin in had.
“Er is in ieder geval illusiemagie gebruikt. Het kan zijn dat er iemand is die zich voordoet als mijn vrouw. Beheerst illusie, ventriloquism, verlamming… Maar dat je werd opgewacht blijft een beetje vreemd.”
“Jasra werkt toch ook met spiegels,” zei ik .
“Dat weet bijna niemand.”
“Ik wel. Ik was bij de poel aan het kijken of ik iets kon vinden wat daarop wees, toen de brand uitbrak.”
We liepen daar naartoe en hij begon weer te onderzoeken.
“Ja, hier is ook wat geklooid. Hier zit een trigger die afgaat als je er langs loopt.”
“Ik ben niet in de buurt van de poel geweest toen ik hier aan kwam. Of bedoel je dat ik die brand in mijn ouderlijk huis op die manier heb aangestoken?”
“Nee, het heeft daar niets mee te maken. Meer met dat opwachten, maar helemaal kloppen doet het niet. Het doet me allemaal denken aan het gedoe met spiegels in Rebma, maar er zijn er niet veel, buiten Jasra om, die daarmee werken.”
Goed. Het leek erop dat Jasra’s aanval, al dan geen illusie, niets te maken had met de brand. Toch was het allemaal net iets te toevallig. Het stukje ‘opwachten’ bleef vreemd, ik had niemand verteld dat ik hierheen zou gaan, laat staan wanneer en naar welke plek.

Ik zei dat ik aan mijn ouders zou gaan vragen of er inderdaad iets voor me bezorgd was in de afgelopen tijd. De twee mannen liepen met me mee. Onderweg naar Corwins landhuis werd er niet veel onderling gezegd. Brand probeerde een soort van conversatie gaande te houden, maar kreeg daarop weinig respons van zowel Julian als mij. Ik vroeg me af hoe het voor mijn vader was hier weer terug te zijn en of hij er tegenop zag mijn moeder weer te ontmoeten. Maar zoals gewoonlijk liet hij daar niets van blijken.
Ze stelden zich voor aan mijn ouders, Brand vriendelijk en enthousiast.
“Wat leuk U te ontmoeten. Mijn naam is Brandus, een verre oom van Morwenna.” Julian was net zo afstandelijk als altijd toen hij zich voorstelde: “Julian, ook familie.” Ik vroeg me heel even af of ik iets moest verduidelijken, maar besloot om het niet te doen. Mijn ouders reageerden vriendelijk op beide begroetingen, mijn moeder gedroeg zich niet anders dan anders. Toch moest het voor haar ook wat vreemd zijn, Julian zag er natuurlijk net zo uit als pakweg 30 jaar geleden, dus ze moest hem herkennen.
Ik vroeg of er tijdens mijn afwezigheid iets was bezorgd voor me. Ze moesten er even over nadenken.
“Oh ja,” herinnerde mijn moeder zich. “Dat is anders al een poos geleden geweest. Het was een beetje vreemd, want de postbode was al geweest die dag. Er kwam een man aan de deur. Een lange kale man, gekleed in een soort jachtkostuum. Hij was niet te paard. Hij was echt kaal, zelfs geen baard of snor en had doordringende grijze ogen. Sally, het dienstmeisje dat nu dood is, was trouwens erg bang voor hem. Dat is niet vreemd, ik vond zijn blik ook angstaanjagend. Maar hij gaf een pakje voor Morwenna af.” Ze kon zich niet herinneren of hij nog iets gezegd had, ze dacht van niet. In het pakje was een houten kistje met mooi houtsnijwerk en er waren rode vlammetjes rondom te zien. Heel apart. En ze had het op mijn kamer gezet. Meer was er niet te vertellen.
“Beschrijf de rode vlammetjes eens?” vroeg Brand. Dat deed ze en intussen maakte hij een tekening, waarbij hij steeds vroeg of het zo klopte. Uiteindelijk was hij tevreden en liet een soort lint van rode vlammetjes zien.
“Logrus!” zei hij enthousiast tegen Julian en mij. “Vijanden in Chaos?” Ik schrok, maar ging er op dat moment niet op door.
“Het spijt ons van Uw huis,” zei Julian tegen mijn ouders.
“Ja, mij ook,” zei Brand. “Ik hoop dat U goed verzekerd was?” Ze begrepen niet waar hij het over had. Het huis, het landgoed… er was niets verzekerd.
“Oh, in dat geval kan ik wel helpen met een nieuw landhuis,” bood Brand aan.
“Niet nodig,” zei Julian kortaf tegen hem. Ik begreep wel wat hij bedoelde, maar mijn moeder duidelijk niet. Ze jammerde dat alles weg was en nu hadden ze niets meer.
“We zorgen ervoor dat alles in orde komt,” beloofde Julian haar. “Maakt U zich geen zorgen.”
Brand nam afscheid met de woorden: “Misschien dat we elkaar later weer tegen komen.” Julian mompelde een soort gedag en we gingen weer naar buiten.
“Het was dus een Logrusbom,” zei Brand. “Eerder is er een poging gedaan om mij op die manier op te blazen, hoewel… het KAN zijn dat toch Ronardo of William het doelwit waren. En ik geloof dat er ook zoiets is geweest in kasteel Amber, Gerard was bezig met dat onderzoek. Dus het heeft niets met Jasra te maken. Heb je vijanden in Chaos of niet?”
“Niet dat ik weet. Wie kan zo’n bom maken?”
“Suhuy.” Ik had geen idee wat deze tegen mij zou hebben, dus ik tastte behoorlijk in het duister over het waarom.
“Ik moet nu gaan,” zei Brand, “dus…”
“Mijn dochter heeft nog iets wat ze je wil vragen,” zei Julian tegen hem. Een beetje onwillig keek Brand me aan.
“Zal ik ervoor zorgen dat het huis weer wordt opgebouwd door een demoon?”
“Nee, niet nodig. Wat ik nu van je vraag is het volgende: zorg ervoor dat Jasra uit mijn buurt blijft.”
“Ja eh… daar heb ik dus een probleem mee. Stel dat ik haar niet vind? Of dat ze je niet heeft dwars gezeten?”
“In dat geval kunnen we dat heel misschien nog herzien.”
“Eh… goed, maar voor hoe lang? Waarschijnlijk heeft ze spijt. Misschien dat jullie eens samen kunnen praten?” Oei, wat was hij aan het draaien en wurmen. Ik deed mijn best zo standvastig mogelijk te zijn.
“Ik wil dat jij ervoor zorgt dat ze uit mijn buurt blijft en me nergens dwars zit. Wat tijd betreft, misschien dat ik over een jaartje of 100 één en ander wil heroverwegen.”
“Oh. Je bent dus echt boos. Maar als ik haar echt niet gevonden krijg, blijf ik een schuld bij je hebben. En daar heb ik een probleem mee. In ieder geval heb ik dit alles niet gedaan.”
Toen was hij weg. Julian haalde even diep adem.
“Ik weet niet wat ik liever heb. Hem uit de buurt of juist binnen zicht. Dat met die bom moet je gaan uitzoeken, het bevalt me helemaal niets. Ik heb het gevoel dat het probleem met die bom in Amber niet helemaal is uitgezocht en met dat verhaal over die andere bom lijkt ook enig onderzoek te ontbreken. Random en Gerard waren toen met dat probleem bezig, misschien is het beter om dit met één van hen aan te kaarten. Ik ga me nu bezig houden met je andere vraag, dat moet niet te lang wachten.” Hij krabbelde Fillipien even in haar nek, buiten mij om is hij de enige die in haar buurt mag komen. Hij pakte een troef uit zijn deck en keek me aan.
“Troef me als er ook maar iets is,” zei hij. Ik knikte en keek toe hoe hij zich concentreerde op de kaart en even later weg was.

Ik besloot om Random door te laten komen. Waarom? Ten tijde van de Logrus bom was hij koning van Amber. En misschien omdat ik me wat schuldig voelde, hij had me toen enkele keren gevraagd Vialle op te komen zoeken en ik had het niet gedaan. Nu was Vialle een van de verboden personen op de lijst van Caine. In korte tijd was het me gelukt om zo’n beetje de helft van die lijst al te ontmoeten. Jurt, Brand, Jasra – of iets van Jasra- en Julia. Bleven over Vialle en Coral en juist hen vreesde ik minder. Goed, dat had weinig te maken met Random zelf, maar hij was altijd aardig voor me geweest.
Het duurde niet lang eer ik contact had en hij zei enthousiast wel een uurtje tijd te hebben. Ik haalde hem door, hij zag er belachelijk uit. Dan kon je nog altijd beter zo’n motorpak van Martin dragen. Hij kwam op een soort gympies, had een vale spijkerbroek aan, een geblokt overhemd en droeg een zonnebril. Zijn stroblonde haar zat warrig. Hij keek om zich heen.
“Oh, hier! Ja, ik ben hier vaker geweest. Dat was ten tijde dat Corwin en Bleys hier legers trainden. Corwin heeft hier een landhuis waar ik hem nog heb opgezocht.”
“Het was hier dan een drukke tijd met al die Amberieten,” zei ik cynisch. “En met de belangstelling voor deze wereld is het nog lang niet afgelopen. Er wordt hier in ieder geval nog steeds flink geklooid, ook met de tijd die iedere keer weer anders is.”
Random draaide even rond en zei dat de tijd nu redelijk normaal was voor deze wereld. Ik besefte dat hij heel vaak die tijd gemanipuleerd moest hebben om daar zo snel achter te komen, of hij moest heel ver zijn in Patroon, veel verder dan ik.
Ik legde hem de situatie uit.
“Je bedoeld dat je dus twee keer in dezelfde val bent gelopen?” vroeg hij. Ja, min of meer wel. Hij leek dat vermakelijk te vinden.
Hij ging de ruines van het huis onderzoeken. Ik wees hem waar mijn slaapkamer ooit was, het lijk van het meisje was inmiddels weg gehaald. Hij knikte wat, mompelde wat.
“Ja, beslist een kistje dat is ontploft,” zei hij. Tsjonge, dat had ik hem net verteld. Random was zo duidelijk aan het doen alsof hij er verstand van had dat ik besloot om mijn oom Gerard te troeven.
Gerard was blij me te zien en natuurlijk wilde hij komen helpen. Dus ik haalde hem door. Een grote stevige man, qua uiterlijk meer weg van Corwin dan van Julian, die toch zijn volle broer is. Lichte baard en snor en een stevige greep. En erg hartelijk. Hij begroette Random enthousiast en vroeg me wat er aan de hand was. Ik vertelde het gebeuren nog maar eens, waarbij Random het noodzakelijk vond om nog eens op te merken dat ik voor de tweede keer in dezelfde val was gelopen, waarop Gerard het voor me opnam.
“Waren er doden?” vroeg Gérard.
“Ja, een dienstmeisje. Sally… nou ja, dat was een demoon,” zei ik voorzichtig.
“Een demoon!” riep Random. “Duidelijke situatie toch! Wat deed trouwens een demoon in de huishouding van je ouders?”
“Die had ik laten plaatsen om mijn moeder te beschermen, tegen die spookvampieren, weet je wel.”
“Nou, dat is dan niet gelukt,” vond Random, daarbij volledig aan het feit voorbijgaand dat een spookvampier en een Logrusbom weinig met elkaar te maken hadden.
“En hoe kom jij trouwens aan een demoon?”
“Door Mandor laten regelen.” Hij keek me aan alsof het me volledig in de bol was geslagen.
“Ach,” hoorde ik Gérard op zijn wat langzame manier zeggen, “zit dat meisje toch niet zo op de huid.”
Random negeerde hem volkomen.
“Dus als ik het goed heb, ben je niet alleen twee keer in dezelfde val gelopen, maar heb je hier ook nog een demoon door Mandor laten plaatsen!? Ben je niet helemaal lekker?” Goh, waar had ik dat laatste eerder gehoord? Al ging het toen niet over die demoon… dat meisje bedoel ik.
“Dat is die Mandor, weet je wel,” ging hij verder tegen Gérard, “dat enge mannetje. Die kan trouwens Logrusbommen maken.” Oh, dat wist ik niet. Ik dacht even na. Hoewel hij dat zou kunnen aldus Random en ik had het gevoel dat hij gelijk had, kon ik me niet echt voorstellen dat hij een aanslag op me had gepleegd. Er zijn voor hem eenvoudiger en minder opvallende manieren om me uit de weg te ruimen. En het leek me ook vreemd dat hij op die manier zijn eigen demoon opruimde. Maar het kon zijn dat hij wat meer licht op deze zaak kon werpen. Terwijl ik zijn troef tevoorschijn haalde, hoorde ik Random verder gaan tegen Gérard, die geduldig luisterde.
“Het is echt een heel naar mannetje. Ik heb wel eens verhalen van Julian over hem gehoord. Niet erg fris, erger nog dan Merlijn. En dan schijnt het ook nog een vriend te zijn van Martin! Merlijn trouwens ook al” Inwendig moest ik glimlachen. Martin van de verkeerde vrienden…
Ik concentreerde me op de kaart van Mandor. Al snel vervaagden de contouren van de tekening en had ik contact. Ik zag dat hij licht verbaasd was, maar hij begroette me vriendelijk.
“Wat weet je van Logrusbommen?” vroeg ik hem met de deur in huis vallend. De glimlach verdween van zijn gezicht, hij keek met een scherpe blik aan.
“Wat is er aan de hand?”
“Oh, niets, behalve dat mijn ouderlijk huis in vlammen is opgegaan door een brand veroorzaakt op mijn slaapkamer. De experts zeggen dat het een Logrusbom was en nu hoor ik dat jij die kan maken.”
“Haal me maar even door.”

Random was nog steeds aan Gérard aan het uitleggen wat er allemaal mankeerde aan Mandor, toen hij ten tonele verscheen. Random keek stomverbaasd.
“Wel heb ik ooit…. Als je het over de d…. Eh… Dan hoef je hem nog niet door te halen!”
“Als hij verstand heeft van Logrus bommen dus wel.” Random keek alsof hij twijfelde. Mandor lachte vriendelijk naar beide mannen, alsof hij niets in de gaten had, liep maar ze toe, schudde ze de hand, waarbij hij Gérard heel voorzichtig benaderde en er werden wat beleefdheidsfrasen uitgewisseld. Ja, eigenlijk was dat een wat vreemde situatie, met de zwartgeblakerde ruine op de achtergrond.
Hij vroeg me nog eens precies te vertellen wat er gebeurd was. Dat deed ik. Toen vroeg hij toestemming om de ruines te mogen onderzoeken – de eerste die dat vroeg trouwens. Hij was er snel mee klaar.
“Dat is niet zo mooi.”
“Nee, inderdaad. Ik vraag me af wat jouw demoon hiermee te maken heeft,” zei Random. Er was niets van Mandors gezicht af te lezen.
“Er is hier twee keer met magie geklooid, dat maakt het voor mij erg moeilijk om alles goed te onderzoeken,” zei hij terwijl hij Random aankeek. Deze begon zich meteen te verdedigen, alles moest toch goed uitgezocht worden? Gérard stond een beetje terzijde, alsof hij het niet meer helemaal kon volgen.
“Het was geen Logrusbom. Dit is een Schaduw en Logrusbommen vagen een stuk Schaduw weg,” legde Mandor rustig uit.
“Ja, dat dacht ik ook al,” beweerde Random.
“Amber is toch ook niet weggevaagd,” zei Gérard
“Een stuk van een vleugel wel. Amber is tamelijk goed afgeschermd tegen dat soort bommen,” legde Random uit.
“Hoe dan ook heeft Rhexenor dat niet expres gedaan,” beklemtoonde Gérard. Random leek het er niet helemaal mee eens te zijn om één of andere reden.
“Dit had in ieder geval een ander effect,” ging Mandor door. “Er is alleen maar brand veroorzaakt. Het is me echter niet duidelijk of het kistje zelf dat heeft veroorzaakt. Het kan zijn dat er iets in het kistje zat dat persoonlijk voor jou was bedoeld en was afgeschermd met Logrus tegen verkeerde bedoelingen. Maar ik snap nog steeds niet dat het dan weken blijft staan en plotseling afgaat. En wat het dienstmeisje ermee te maken had.”
“Jouw demoon,” herinnerde Random hem nog eens. Hij had echt een vervelende bui vandaag. Misschien boos omdat ik Vialle niet was komen bezoeken toen ze ziek lag? Of was het iets anders dat hem dwars zat met betrekking tot die demoon?
“Ze was heel bang voor de persoon die het kwam afleveren,” zei ik en beschreef de man die aan de deur geweest was. Ik zag iets van verwarring op Mandors gezicht verschijnen.
“Dat klinkt als de oude Sawall in zijn jonge jaren! Gramble, mijn vader dus. Dat is wel heel erg typisch. Ik zie hem niet zo vaak, maar als hij hier geweest is… hij is oud en niet goed ter been. Of het moet iemand zijn die zijn uiterlijk heeft aangenomen. Vervelend van al die magie die al gedaan is, ik had graag geweten of het de beveiliging is geweest van het kistje dat is afgegaan of het kistje zelf.”
“Ik begrijp dat Ronardo en William ook iets dergelijks hebben meegemaakt,” zei ik, “ik zou dat na kunnen vragen. Mandor knikte.
“Doe dat en laat me weten wat er uitkomt. Ik moet nu met mijn vader gaan praten. We hebben hier duidelijk te maken met een shapechanger.” Hij nam beleefd afscheid van mijn ooms, pakte een troef en was verdwenen.
Ik dwaalde nog wat rond tussen de resten van wat ooit mijn ouderlijk huis was. Hier was ik geboren en opgegroeid, hier lagen veel van mijn herinneringen. Het leek alsof er niets, maar dan ook niets van overgebleven was. Ik besloot dat ik op een wat later tijdstip nog eens goed zou zoeken naar kleine dingen die eventueel door de brand gespaard waren gebleven. Heel belangrijk was het niet echt.
Ik troefde Ronardo. Aan de achtergrond zag ik dat hij in Rebma was. Wat hij daar nu weer te zoeken had? Ik herinnerde me dat hij op dat feest nogal dik leek te zijn met Moyra, zou hij daarom in Rebma zijn? Nou ja, dat was niet mijn zaak.
Normaal is het troeven met Ronardo zo klaar, hij is altijd vrij kort. Deze keer niet, hij begon met vragen naar mijn gezondheid en hoe het nu met mijn vader was.
“Alles prima, dank je,” zei ik.
“Je vader leek anders niet helemaal zichzelf de laatste keer dat ik hem zag.” Oh hemel, zijn gedrag moet dan wel heel opvallend zijn geweest!
“Daar troefde ik niet voor,” zei ik, “maar zou je me meer willen vertellen over die ontploffing toen je dat blad ging halen? Of liever over dat kistje”
“Het was het blad zelf. Een Logrusbom. De hele Schaduw werd weggevaagd.”
“Hoe ben je dan kunnen ontsnappen?”
“Brand was er op dat moment bij, die nam ons mee.”
Ik bedankte hem en verbrak het contact. Het bleef een vreemd verhaal. Iets was hetzelfde, maar niet helemaal. En dat gold ook voor die bom op Rhexenors kamer.
Vervolgens zocht ik contact met Mandor en vertelde hem wat ik aan de weet was gekomen.
“Dat is raar,” zei hij, “waarom zegt Brand dan dat dit ook een Logrusbom was?”
“Misschien vanwege de tekens?”
“Hm. Bedankt!” Hij probeerde het contact te verbreken, maar dat lukte pas toen ik het verbrak.

“Ik snap het nog steeds niet,” zei Random. “Dus jij hebt door Mandor een demoon in de huishouding laten plaatsen?” Ook Gérard leek dit niet helemaal te bevallen. Ik begon meer en meer het gevoel te krijgen dat er hier iets fout aan het lopen was.
“Zo, nu heb ik wel zin in wat bier,” veranderde Random op zijn Randoms het onderwerp. “Laten we eens gaan kijken wat Corwin in de kast heeft! We liepen richting het landhuis. Daar binnen stelden ze zich netjes voor aan mijn ouders en zeiden wat meelevende woorden. Niet veel later had Random de drankvoorraad al gevonden en aangesproken. Gérard en hij gaan beiden erg gemakkelijk om met mensen en het duurde niet lang voordat ze in gesprek waren met het personeel van mijn ouders en dat van Corwin. Mijn ouders zaten het met enige verbazing aan te kijken.
Ik vroeg mijn stiefvader hoe hij zich nu voelde. Wel goed, af en toe nog wat hoesten.
“Ik kon niet uit, de deur zat op slot. Iemand heeft me geprobeerd op te sluiten.” Dat was wat ik de hele tijd had gemist, realiseerde ik me. Ik had de deur open moeten trappen, maar er verder niet meer over nagedacht. Dit alles was een enorme ondoorzichtige brij aan het worden, ik moest daar eens goed over nadenken.
“Dat zijn ook ooms van mij,” zei ik met een knik naar Random en Gérard. Hij was van mening dat ik er nogal wat had, wist ik zeker dat die ene in die rare kleding familie was?
“Ik heb er nog meer, nog veel meer,” zei ik. “Gérard is een volle broer van mijn vader, die was hier daarstraks.”
“Oh, was dat je vader,” zei mijn stiefvader. “Waarom zegt hij dat niet gewoon?”
“Ik denk dat hij je niet in verlegenheid wilde brengen,” zei ik. “Dit huis is trouwens van een andere oom van me.”
“Wat, Conor! Is dat een oom van je? Dat is degene die aanpapte met je moeder toen ik weg was naar de Boerenoorlog. Ik neem het haar niet kwalijk hoor, ze had bericht gehad dat ik vermist was en vermoedelijk dood.”
Oh. Dit was een onverwachte wending. Dat betekende dat mijn stiefvader heel lang heeft gedacht dat ik een bastaard van Corwin was. Heel waarschijnlijk is dat mijn moeder dat dan ook heeft gedacht. Misschien wel met dezelfde redenaties als Corwin zelf. Was het een wonder dat hij onaangenaam verrast was toen Julian mij claimde als zijn dochter? Dit betekende ook dat mijn moeder intussen meer heeft verteld aan mijn stiefvader, toen ik haar de laatste keer sprak zei ze nog dat ze hem nooit had verteld dat er meerdere mogelijkheden waren, maar ze heeft me ook niet gezegd dat ze me voor dochter van Corwin had laten doorgaan. In dat gesprek had ik haar verteld de dochter van Julian te zijn, die ze hardnekkig John bleef noemen. Ze heeft daar niet veel op gezegd verder toen.
Mijn moeder kwam erbij zitten.
“Ik vond dat je vader zich maar raar gedroeg,” zei ze. “Wat deed hij stug!” Ik was even met stomheid geslagen, het klonk precies hetzelfde als wat ze mij vroeger vaak verweet. Niet voor de eerste keer vroeg ik me af hoe het zo ver had kunnen komen tussen Julian en mijn moeder. Hij heeft ooit gezegd dat zij hem boeide, maar dat er nauwelijks sprake was van een echte relatie, omdat hij er vrij snel achter kwam dat ze Corwins vriendinnetje was. Zij had me verteld dat ze hem aardig vond en dat hij daar was om met Corwin te praten, die toen net met Bleys en de legers weer vertrokken was. Ik vroeg me nu af waarover hij wilde praten, als ik het goed begreep was dit ten tijde van de eerste coup die Corwin samen met Bleys op Amber wilde plegen, om te voorkomen dat Eric koning zou worden. Julian steunde Eric, dus hij en Corwin waren op dat moment vijanden.
Ik probeerde het op te nemen voor Julian door te zeggen dat hij misschien niet goed wist wat de beste houding was in deze, toch wat vreemde, situatie. Op zich had ik zelf niet veel bijzonders gezien aan zijn gedrag, het was hetzelfde geweest als tegen de meeste mensen.
Mijn moeder jammerde wat over het huis, over alles wat nu verloren was. En dat nog wel op de dag dat ik thuiskwam.
”Hoe moet het nu verder met ons?” vroeg ze.
“Maak je geen zorgen, dat gaat goed komen,” zei ik.
“Dat zei die ene, je vader ook al. Maar ik moet het eerst maar zien. Dat ene dienstmeisje dat nu dood is – ik weet wel, van de doden niets dan goed – was toch wel een rare hoor. Misschien heeft ze de brand wel aangestoken.” Ik voelde me een beetje opgelaten. Ik kon niets zeggen om het arme kind te verdedigen, dus ik hoorde aan wat mijn stiefvader en moeder allemaal te klagen hadden over haar. Deed raar, praatte raar, leek bepaalde gewone dingen niet helemaal te beheersen… deed me een beetje denken aan Mary Ann in het begin. Op mijn vraag antwoordden ze dat ze wel goed kon werken, maar verder konden ze weinig goeds aan haar ontdekken. Arme Sally, daar geplaatst om mijn moeder te beschermen en omgekomen door iets dat voor mij was bestemd.
“Hoe komen al die familieleden hier?” wilde mijn moeder plotseling weten. “Je zei dat ze ver weg wonen, dus hoe komen ze plotseling hier? Er is geen zeppelin vlucht geweest toch vandaag?”
“Nee, ik heb ze gevraagd te komen,” zei ik en probeerde het principe van de troeven uit te leggen. Dat bleek een onmogelijke opgave, net zoals ik eerder niet uitgelegd kreeg dat Amber ergens anders was. Ze hadden er een soort ‘over de mist’ idee bij, maar veel verder konden ze gewoon niet denken. Mijn stiefvader dacht de kaarten te vergelijken waren met bepaalde tarots (wat troeven ook wel zijn, maar niet zoals hij het bedoelde).

Intussen dacht ik na. Er waren wat vreemde dingen gebeurd vandaag op deze Schaduw. Allereerst de verlammingsaanval op mij en ‘het communiceren’ met Jasra. Had ik beter ‘ja’ kunnen zeggen? Het blijft om keuzes gaan. Ik heb er geen spijt van niet op haar voorstel te zijn ingegaan, nu hoop ik dat ik er ook geen spijt van krijg. En dan de brand, het dienstmeisje dat was omgekomen, het geheimzinnige kistje dat oh zo duidelijk met Chaos te maken had. Maar waarom? Voor zover ik weet heb ik geen vijanden in Chaos. Het kan te maken hebben met mijn vader. Of toch iets met Mandor. Het is vreemd dat iemand in de gedaante van zijn vader het kistje kwam afleveren. En waarom was Sally zo bang geweest van die persoon? En waarom kon een kistje dan wekenlang op mijn kamer staan en op het moment dat ik aankwam afgaan? Was het inderdaad Sally geweest die het heeft geopend? Kan het zijn dat ze triggerde op mijn komst op die Schaduw? Maar waarom niet gewacht tot ik in het huis, beter nog, in mijn slaapkamer was? Kan het een vorm van bescherming zijn geweest? De verhalen van mijn neven zijn een beetje hetzelfde, maar niet helemaal. Bijvoorbeeld Rhexenor was helemaal niet in Amber toen de bom afging. Beide gebeurtenissen lijken niet te zijn uitgezocht, ze lijken niemand te hebben gevonden die verantwoordelijk was. Het bleef de vraag of het gebeuren met Jasra en de brand met elkaar te maken hadden.
En dan het feit dat mijn stiefvader opgesloten was geweest. Toch Sally? Kon het zijn dat ze door iemand anders was overgenomen? Maar waarom? Of was er iemand anders schuldig aan? Raadsels.
En dan moest ik iemand vinden die voor me met Deirdre zou praten. Het leek erop alsof er niets gebeurde nu. De koninginnen hadden ongetwijfeld de tijd, maar wij niet. Ik dacht aan Corwin, van de familie is hij de enige die redelijk met Deirdre overweg kan en hij is altijd bereid om iets voor me te doen. Of misschien Benedict. Ik weet niet of Deirdre Benedict mag, maar hij is de patriarch van de familie en ze heeft in ieder geval respect voor hem. Hij heeft zeker invloed, zowel bij haar als Dara. Daarbij was Benedict me nog iets schuldig. Ook wist ik zeker dat, als ik hem in vertrouwen zou nemen, het daar ook zou blijven.

No comments: