98. De Tombe in de Kelder

Het is al jaren geleden dat ik hoorde dat ik dit huis geërfd zou hebben. Ik wist daarvoor al dat er een landhuis in Brighton was, maar niet dat tante Lenore het aan mij vermaakt had. Het is me nog niet helemaal duidelijk waarom ze mij heeft aangewezen als erfgenaam en niet - wat logischer was geweest - mijn moeder. Tenslotte is mijn moeder net zoveel nazaat van Lorrayne van Amber - eigenlijk nog wat directer in lijn. Helaas zijn alle papieren die dit huis betroffen vernietigd in de grote brand, hoewel er, als ik het goed heb, ook nog kopieën zouden moeten zijn bij een notaris ergens. Misschien moet ik uitzoeken welke notaris de beschikking heeft geregeld en word ik daar iets wijzer van. Of hebben we het huis nog lang niet grondig genoeg doorzocht, wie weet ligt er ergens een dagboek.
Het voelt bizar aan om een huis te hebben dat een tombe in de kelder herbergt. Dat zeg ik verkeerd. Diep onder de kelder is de grafkamer verborgen. Ingericht zoals het hoort, het beste te vergelijken met een kapelletje, compleet met altaar en kaarsen. En op de vloer een grafplaat met tekens die ik niet kon ontcijferen. Halve tekens die me aandeden als Latijn, maar de inscripties waren niet af. Niet vanwege slijtage, maar omdat de tekens slechts half ingegraveerd waren.
“Heb jij een spiegel? vroeg ik aan Essilt die half tegen het altaar geleund om zich heen stond te kijken.
“Waar heb je die voor nodig?” vroeg ze.
“Dat weet ik niet zo precies,” zei ik weifelend. “Het kan zijn dat de tekst dan wat duidelijker wordt.”
“Je zou natuurlijk weer wat kunnen rommelen met Patroon,” zei ze honend.
Haar opmerking maakte me verlegen. Daarnet had ik dat inderdaad gedaan, met als doel om de grafkist, waarvan ik nu de plaat aan het bestuderen was, naar boven te brengen. Het was niet goed gegaan, het had erop geleken dat ik een kleine aardbeving had veroorzaakt en nu konden we alleen maar hopen dat er niets was ingestort.
“Mijn excuses,” zei ik. “In dit geval had ik dat beter niet kunnen doen inderdaad. Maar wellicht maakt het feit dat ik daar nu nog steeds hoofdpijn van heb alles weer goed.”
Mijn dochter lachte plotseling, waardoor haar hele gezicht verhelderde.
“Die hoofdpijn vind ik vervelend voor je. Verder is het eerlijk gezegd best interessant om met jou samen op pad te zijn, ik maak nog eens wat mee.”
Ze deed de koffer met de chemical kit open, haalde daar een spiegel uit en bekeek meteen de laatste testresultaten.
“Dat lijk in de familietombe moet echt van Lenore geweest zijn,” meldde ze toen. “Ze is aan je verwant, net als Judith. En die Donnal is aan geen van jullie drieën verwant.”
“Goed, dan weten we dat nu zeker,” zei ik terwijl ik de spiegel van haar aanpakte en deze boven de tekst hield. “Toch jammer dat ze echt dood is. Ik had haar graag eens willen spreken.”
“Dat zou je pappa moeten vragen, die weet daar vast wel iets op,” was ze van mening.
Ik keek haar even aan. Haar gezicht stond ernstig, soms had ik het idee dat ze meer van Mandor’s activiteiten wist dan ik. Misschien wist ze het dankzij haar tweelingbroer, die in de leer was bij Mandor.
“Lenore is al tientallen jaren geleden overleden,” zei ik tegen haar. “Bij mijn weten moeten ze nog niet zo lang dood zijn om met ze te kunnen praten.”
“Dat kan verschillen,” zei ze. “Kun je nu iets van die tekst maken?”
In de spiegel waren halve lettertekens te zien. Ik zuchtte, dit liep op niets uit. Essilt keek even mee en liep toen een paar stappen weg om tegen de muur te gaan staan met haar armen over elkaar geslagen.
Op een stuk papier trok ik de letters over van de deksteen. Halve letters en ik kon er niets van maken. In gedachten ging ik het hele Latijnse alfabet na, zonder enig resultaat. Ik stond op en bekeek het altaar opnieuw. Het meest opvallende bleef dat sleutelgat, waar de sleutel die ik eerder van de tuinman had gekregen precies op paste, maar niet wilde draaien.
“Wat ben je aan het doen?” informeerde Essilt.
“Zoeken naar een oplossing,” zei ik haar. “Maar misschien moet ik grof geweld gaan gebruiken. Ik heb het idee dat er iets met die tekst is, jij zei eerder dat er hier een bepaald soort magie hangt.”
“Verwant aan…” zei Essilt rustig. “Niet precies hetzelfde als magie dus.”
“Goed. Er hangt hier een macht die verwant is aan Patroon en magie en die te maken heeft met de rechthoek die waarschijnlijk een doodskist is, het altaar en deze ruimte. Bij gebruik van Patroon gaat de boel trillen, bij gebruik van magie zal er misschien ook iets gebeuren dat we niet wensen.”
“De oplossing is die tekst.”
“Ik ben het met je eens, maar ik kom er niet uit. Het is Latijn en die taal beheers ik, maar ik kan geen hele letters maken van dat opschrift.”
Ze lachte zacht.
“Mam, je bent gewoon goed bezig. Hoe kwam je erop om meteen een spiegel te gebruiken?”
“IK weet het niet. In de hoop dat de spiegel iets zou weerspiegelen dat eerder niet duidelijk was.”
“Doe het dan nog eens?”
Ik hield de spiegel opnieuw boven het opschrift en keek dit keer nauwkeuriger. Toen pas viel het me op dat de tekens in de spiegel anders waren. Ook allemaal half, maar anders dan op de steen. En toen ik deze had overgeschreven en naast de andere tekst hield, vielen alle puzzelstukjes op hun plaats. Dit was een gewoon Latijns grafgebed en het eindigde op ‘amen’.
“Je bent geweldig!” riep ik enthousiast tegen Essilt.
“Natuurlijk niet. Jij komt op het idee van een spiegel!”
“Maar ik had wel een dochter nodig om alles bij elkaar te voegen,” zei ik ernstig tegen haar. Ze kleurde een beetje en keek wat verlegen.
“Hoe is het met Iestyn?” vroeg ik, terwijl ik met het papier met de volledige tekst bij het altaar ging staan.
“Goed, hij lijkt het daar erg leuk te vinden,” zei ze met iets misprijzends in haar stem.
“Ik denk dat het voor hem een interessante studie is.”
“Er zit niets bij wat hij niet van pap, jou of opa had kunnen leren,” zei ze geërgerd.
Ik glimlachte even. Het was eigenlijk apart dat Essilt, die op iedereen overkwam als een koele meid die nergens warm of koud voor liep, met Owen samen degene was die het meest aan thuis hing.
Ik begon de tekst hardop voor te lezen. Deze tekst paste bij deze ruimte en bij de sfeer. Op het moment dat ik het ‘amen’ uitsprak en de sleutel helemaal kon omdraaien, begon het te rommelen in de vloer en zagen we de kist omhoog komen. Een gewone stenen kist, geen extra tierlantijnen, behalve de dekplaat met de halve letters.
Uiteindelijk was de gehele kist boven gekomen en het lawaai stopte. Ik probeerde het stenen deksel van de kist weg te schuiven, maar miste de kracht om dat in mijn eentje te doen en vroeg hulp van Essilt.
“Pap zal het niet fijn vinden dat je me al dat zware werk laat doen,” waarschuwde ze met een flauwe glimlach.
Ik wierp even een blik op de lynx, die al die tijd in een hoekje van de ruimte had gezeten.
“Klopt, hij zou daar een demoon voor gebruiken,” zei ik toen droog.
Essilt grinnikte even en hielp mee. Nu ging het wel en het geschuur van steen op steen weerklonk door de kleine ruimte. Uiteindelijk was het deksel van de kist af en konden we naar de inhoud kijken. In de kist lagen de resten van een vrouw. Niet meer dan een hoop botten en de resten van een jurk. Het enige opvallende was de zwarte, ovalen handspiegel die ze aan het handvat in haar knoken geklemd hield. Het was die spiegel waar iets mee was. Ondanks mijn voorzichtigheid lukt het me niet om geen botten te breken terwijl ik de spiegel uit haar handen haalde.
Uiteraard keek ik in de spiegel. Een zwartharige vrouw met felblauwe ogen keek me aan. Ik was het niet, natuurlijk niet. Ik heb geen zwart haar, maar gewoon donkerbruin en mijn ogen zijn niet van dat felle blauw. Ze gleed als het ware uit het beeld weg, terwijl haar lippen bewogen, een vraag om hulp. “Help me!” las ik van haar lippen en zag de wanhoop op haar gezicht. Ik kon niet meer doen dan slechts knikken.
Mijn god. Lorrayne had me zonet om hulp gevraagd!

Ik was net van deze ervaring bekomen toen Random me troefde. Alleen om te zeggen dat hij alweer op deze Schaduw was en dat ik hem moest troeven zodra ik wilde praten. Hmm, misschien moest dat maar eens. Maar als ik me toch met poorten bezig zou gaan houden, zou ik meer moeten weten over de organisaties.

Spiegels hebben een eigen macht. Lorrayne heeft zich daar veel mee bezig gehouden, ze heeft ook de spiegelzaal in Amber gemaakt. Ik weet nu dat ze in Rebma een doorgang heeft genomen en toen verdwenen is. Ik weet ook dat haar toenmalige partner, Herbert Sawall, niet meer leeft. Omgebracht door de broer van Lorrayne. Met Caine heb ik ooit gesproken en hij kon me maar weinig meer vertellen over Lorrayne. Niets over waar ze zou kunnen zijn en over het waarom. Ook met Llewella heb ik ooit over Lorrayne gesproken, maar die wist niets meer over haar dan dat ze de favoriet van Oberon zou zijn. Verder is er niemand die iets van haar weet. Behalve Gramble. Hij is degene die me op het spoor heeft gezet, het zou me niets verwonderen als hij me nog wat meer kan vertellen.

Behalve de familieperikelen, hebben we ook nog te maken met de situatie hier. Cilia, de dochter van Ctulhu. Dat zegt ze. Het klinkt zo vreselijk ver gezocht dat het waarschijnlijk waar is. Of ze is gewoon één van die knettergekke zielen waar sommige tehuizen vol mee zitten. Ze wil helpen tegen de Elder, maar de manier waarop is me niet erg duidelijk. Ook niet waarom. De macht die ze heeft is uitermate vreemd en sterk. Het lijkt erop dat het haar organisatie was die eerder onze kamers heeft doorzocht. Ze maken gebruik van voorwerpen waar pas later macht in wordt gestopt. Het klinkt zo vreemd, zo bizar, zo… het geeft me de kriebels. Goed, het raadsel van de slaapgasbommen is zo opgelost, die opmerking over de afluisterapparatuur is gewoon waanzinnig. Oh ja, ik heb Cilia’s opmerkingen wel gehoord over mij, over mijn familie - en daarmee bedoelde ze niet de Amberieten. Het ergert me dat ze me zo kan opsporen als ik ergens opduik - is dat wat je krijgt als je een Schaduw bezoekt? Mogelijk is het inderdaad nodig, zij denkt dat we hulp nodig hebben. Of haar waanzinnige vader denkt dat. Waarom zou de Ctulhu willen helpen? Wat is zijn belang hierin?
Cilia zegt geen moeder te hebben. Dat betwijfel ik. Die Ctulhu noemt ze haar vader, maar die Ctulhu is dusdanig schizofreen dat hij heel goed ook haar moeder geweest zal zijn. Waanzinnige opvoeding gehad, het arme kind. Is het een wonder dat ze wat ‘vreemd’ overkomt? Het is een wonder zoals zij zich heeft weten aan te passen!
Ik vraag me af of ze voor Rhexenor interessant is. Hij is tenslotte degene die een zaadje heeft achtergelaten op Dark End, en dankzij die ene daad is hij nu min of meer de vader van dit kind geworden. Ik moet ze met elkaar in contact brengen. Rhexenor is een stuk aardiger dan ik, dat zal haar goed doen.
Is het mijn geweten dan dat spreekt? Ik heb het arme kind zomaar de deur uit gestuurd terwijl ze haar hele hebben en houden op tafel had gelegd. Essilt was het volledig met me eens, maar als daar Bryana had gezeten, was me de huid vol gescholden geweest.
Ja, ik heb wat medelijden met het meisje. Maar een hoofdkwartier oprichten in mijn woning gaat me gewoon veel te ver. Ik ben één van die Amberieten die het graag zonder eigen organisatie wil doen. Ik ben al Hoofd van een Huis, directrice van een magiërschool en heb een gezin. Ik denk dat ik zo al aardig wat te doen heb.
Mijn familie. Ze hebben het begrepen op mijn familie. Er is hier iets dat met mijn familie te maken heeft. Mijn moeder zit veilig in Antioch, maar waar hangt Oleg op het moment uit? En hoever gaat dat met mijn familie? Heeft ze het dan ook over mijn kinderen? Betreft het alleen deze Schaduw of gaat dat een tikje verder? En wat is het geheim van de familie precies? De tombe? De spiegel die ik nu heb?

Dit huis heeft wel iets. Geen overdreven inrichting, niet geweldig groot, maar het is mooi gelegen. Misschien is er inderdaad nog iets meer te doen dan alleen de tombe in de kelder. Wat is hetgeen waar degenen naar op zoek waren die Lenore de dood in hebben gedreven? Hoe kan ik daar achter komen als het niet ergens in dit huis verborgen is? Hmm, ik zal toch weer eens met mijn moeder moeten praten.

No comments: