Moeder, zoon en conjuration

Het was goed om weer thuis te zijn, ik merkte dat ik dit echt nodig had. Een plaats waar ik mezelf kon zijn, om tot rust te komen en om me gewoon eens een poos met mijn eigen dingen bezig te houden. Om samen te kunnen zijn met man en kind. Owen was zo vreselijk groot geworden in mijn maanden van afwezigheid, dat ik het met verwondering aanschouwde. Was dit de kleine baby die ik voor mijn gevoel nog maar zo kort geleden in mijn armen hield? Het was zo vreemd om iedere keer weer grote tussenpozen te missen in het leven van mijn zoon, dat ik me opnieuw een beetje de toeschouwer voelde in het gezin dat hij zo overduidelijk met Mandor vormde. Het was niet dat ik werd buitengesloten door één van beiden, integendeel, maar zij waren zo ontzettend op elkaar ingespeeld, ik kon daar niet meer tussen komen. En dat wilde ik ook niet. Ik genoot van het samenzijn, van de gesprekken die Mandor en ik voerden, van het spelen van ons kind. Het liefst zou ik zo weer maanden met elkaar hebben doorgebracht, maar ik wist dat ik dit niet eisen.
“Ik denk dat het tijd wordt dat jij weer eens naar buiten gaat,” zei ik tegen Mandor na een paar dagen. We hadden net thee gedronken in de speelkamer, Owen was ijverig blokken aan het takelen met zijn hijskraan.
“Ik heb de indruk dat ze je missen.”
Hij keek bedachtzaam, knikte langzaam en zuchtte.
“Ik zou zoveel liever hier bij jou blijven. Maar je hebt gelijk, er zijn een aantal zaken waar ik me mee moet gaan bemoeien weer, eigenlijk moet ik dringend weg zelfs.”
“Pappa niet weg!” riep Owen. Hij stond op, rende zo snel als zijn beentjes hem konden dragen naar Mandor en omklemde hem stevig om zijn nek. “Pappa niet weg!”
Mandor knuffelde het jochie flink en keek moeilijk.
“Goed,” zei hij meer tegen zijn zoon dan tegen mij. “Ik kan nog wel een paar dagen blijven.”
“Prima,” zei ik met een grijs, “ik hoef je ook niet zo nodig weg te hebben. Dan moet ik helemaal alleen voor Owen zorgen. Tenminste, als je me die zorg toevertrouwd.”
Hij fronste zijn wenkbrauwen en keek me verwonderd aan.
“Natuurlijk kun jij voor Owen zorgen,” zei hij. “Daar maak ik me helemaal niet druk over, daar denk ik niet eens over na. Je haalt je soms rare dingen in je hoofd hoor!”
Hij stond op, Owen omklemde hem weer.
“Pappa niet weg!”
“Ik ga niet weg nu, alleen even iets pakken. Gaan jullie mee?” Hij bood me een arm, liep met ons naar de studeerkamer en zette Owen daar op de grond, die hem echter aan zijn been bleef vastknellen.
“Dat kan nog wat worden als het wel zover is,” zei ik zorgelijk tegen Mandor. Hij streelde hem over zijn haartjes en knikte.
“Misschien valt het mee,” zei hij, maar het klonk niet overtuigd. Hij tilde hem weer op en liep met hem naar het bureau, waar hij een lade opendeed en daar iets uithaalde.
“Kijk,” riep Owen enthousiast naar mij en wees op de troeven die Mandor had gepakt. Mandor nodigde me uit om te gaan zitten en nam plaats tegenover me, Owen op zijn schoot.
“Ik heb wat voor je gemaakt in de afgelopen tijd, voor ons eigenlijk. Ik hoop dat je het kunt waarderen.” Hij overhandigde me een troef.
“Natuurlijk waardeer ik dat,” zei ik en pakte de kaart aan. Hij had zichzelf daarop afgebeeld, maar zag er wat anders uit dan de troef die ik in mijn deck had. Niet alleen was zijn haar korter op deze nieuwe, ook droeg hij een andere stijl kleding, wat minder zwierig. Veel recenter eigenlijk. Er was geen achtergrond op te zien en de kaart voelde anders aan dan andere troeven.
“Dat is een kaart die het beste hier kan blijven,” legde hij uit. “Dit is een speciale, werkt via de bron en is veilig. Je kunt me er mee bereiken als ik buiten ben.”
Hij liet me een kaart zien waarop ik zelf was afgebeeld, op de achtergrond was het fort te zien.
“Deze neem ik mee,” zei hij. “Ook speciaal, je bent er alleen maar mee te bereiken als je hier bent. En veilig, uiteraard.”
“Pappa niet weg hè,” kwam Owens stemmetje ertussen en hij keek Mandor vol vertrouwen aan.
“Nu nog niet, kereltje,” zei hij geduldig.
Daarna kreeg ik nog een kaart overhandigd met hemzelf daarop. Weer zo’n recente afbeelding, ook deze had het fort als achtergrond.
“Deze is voor als je hier buiten bent. Ik heb er nog één van jou voor mezelf voor als ik hier ben,” en hij liet me de laatste kaart zien. Daar zag ik mezelf weer, ook deze kaart had geen achtergrond. Ik had eerder een troef van mezelf gezien, de kaart die in het standaard troevendeck van Amber zit. Op die troeven was ik anders afgebeeld dan op de kaarten die Mandor had gemaakt. Op de één of andere manier leek ik wat minder tuttig te zijn op deze nieuwe troeven.
Ik staarde nog wat naar de troeven die ik net had gekregen en voelde me schandalig verwend. Ik wist niet goed onder woorden te brengen hoe gelukkig ik met deze gift was. Voorzichtig stopte ik beide kaarten in mijn deck, stond op, liep naar Mandor toe en omhelsde hem stevig.
“Wat ben ik hier blij mee. Ik heb het zo gemist dat er geen enkele manier was om even contact te hebben met jou,” zei ik.
Hij streek over mijn haar en glimlachte.
“Ik miste jou ook. Dit was het enige wat ik kon verzinnen om dat in de toekomst op te lossen. Het leek me echter beter om geen troeven te maken van Owen, al heb ik wel met het idee zitten spelen.”
“Kun je dan troeven maken van kinderen?” vroeg ik verbaasd.
“Uiteraard kan dat. Veel ouders in Chaos doen dat om hun kinderen in de gaten te houden, ik denk dat dat in Amber ook gebeurt.”
“Waarschijnlijk wel,” zei ik. “Maar je hebt gelijk, we kunnen daar beter voorzichtig mee zijn. En zolang één van ons bij hem is, is het niet echt nodig. Over troeven gesproken… dat werkt heel apart in de Keep of the four Worlds.” Ik vertelde hem wat er aan de hand was geweest in de keep en over het effect daar met troef. Hij was zeer geïnteresseerd en stelde vragen. Bij het horen van al die claims, schudde hij zijn hoofd. Intussen had Owen het er eindelijk op gewaagd om zich van zijn schoot af te laten glijden en te gaan spelen met een soort gekleurde plastic kleine blokjes, waar hij bouwwerken van begon te maken.
“Dat is lego,” zei Mandor op mijn vragende blik.
Ik vertelde verder, over hoe Merlijn uiteindelijk alles naar zich toe trok, wat voor mij uiteindelijk de reden was om uit het project te stappen en hier naar toe te gaan.
“Typisch Merlijn,” zei hij. “Ga je daar trouwens je belang uithalen?”
“Ja,” zei ik. “Teveel mensen en het project past eigenlijk beter bij hen. Ik wil me meer gaan concentreren op de Toren, dat vind ik persoonlijk toch boeiender.
Maar om terug te komen op het hier naar toe gaan, ik was nogal haastig waarschijnlijk, ik miste je gewoon verschrikkelijk. Mijn paard staat nog bij mijn vader. Als jij hier toch nog even blijft, kan ik haar straks even op gaan halen.”
“Nee!” schreeuwde Owen, slingerde de lego in de hoek en stond op.
“Is dat inderdaad voor maar even?” vroeg Mandor.
Intussen was Owen al bij mij, klom op mijn schoot en omklemde mijn nek.
“Mamma niet weg!”
Ik was aangenaam verrast en voelde me week worden. Ik omarmde mijn zoon en zei: “Nee, ik ga nog niet, dat kan wel even wachten.” En tegen Mandor: “Het is wel mijn bedoeling om dat inderdaad ‘even’ te maken, me niet te laten afleiden. Maar het heeft geen haast.”
Natuurlijk voelde ik me wat schuldig naar Boudicca toe. Maar ze was in goede handen, nu had mijn zoon me nodig. En het probleem was dat, iedere keer wanneer ik buiten deze wereld kwam, er iedere keer iets was dat mijn aandacht opeiste, erger nog, veel van mijn kostbare tijd opslokte. En ik was vastbesloten om nu echt een poos hier door te brengen, om Boudicca hier te krijgen zou ik dus een andere oplossing moeten verzinnen.

Die avond, Owen lag al lang op bed en wij waren aan een tweede fles wijn begonnen, praatten we pas verder. Mandor wilde alle details weten van mijn bezoek aan de Hoven en ook hoe het bezoek aan mijn ouders was verlopen.
“Ze willen je graag ontmoeten,” zei ik.
“Waarom?”
“Waarschijnlijk omdat ze nieuwsgierig zijn naar de man van mijn keuze. Ze vielen niet zo voor dat ‘politieke huwelijk’ verhaal, dus ik heb ze moeten vertellen dat we gevoelens voor elkaar hebben. Niets over Owen gezegd trouwens.”
“Ik kan ze opzoeken, maar dan ben jij er niet bij.”
“Of ik zou ze hierheen moeten halen,” zei ik weifelend.
“Dat kan,” zei hij bedachtzaam, “maar hoe schandalig zouden je ouders het vinden dat je hokt?”
Dat was iets wat mij ook een beetje dwars zat, ik had werkelijk geen idee hoe hun reactie op onze situatie zou zijn.
“Ik kan daar geen zinnig woord over zeggen,” zei ik. “Het kan zijn dat ze het schandalig vinden, aan de andere kant heeft mijn moeder zelf een koekoeksjong het nest in gesmokkeld.”
“Dat was toch een hele andere situatie, Morwenna. Niet met opzet, hoe je het ook benadert. Wat wij doen is heel bewust.”
Ik keek hem aan en begreep de achterliggende gedachte. Naar de buitenwereld toe was Mandor zo verschrikkelijk formeel en dan zou hij aan mijn ouders moeten uitleggen dat hij buiten het huwelijk om samenleefde met hun dochter. Ik dacht ook aan mijn ouders, die dit soort situaties toch wel veroordeelden, daar in ieder geval hun bedenkingen bij hadden. En ik kon ze het niet kwalijk nemen, dat had alles te maken met de Schaduw en tijd waarin ze leefden. Ook het bestaan van Owen zou wel eens een hele schok kunnen zijn.
“Misschien moeten we ze inderdaad maar onwetend laten voorlopig,” zei ik met een zucht.
“Dat niet alleen, het is eigenlijk niet veilig. Iedereen kan hun gedachten aftappen en ze beïnvloeden. Al is je moeder mogelijk verwant aan de familie van Amber, het kan nog steeds gebeuren.”
“Dat gun ik ze niet,” zei ik beslist. “Zie maar wat je doet, ik weet zeker dat ze een bezoekje van jou op prijs zouden stellen. Samen op bezoek gaan zit er toch niet in voorlopig.
Over beïnvloeding gesproken, is er ook achter te komen of Brand iets heeft uitgehaald met Owen?”
Mandor vulde onze glazen nog eens bij en pakte het zijne op alvorens hij antwoordde.
“Ik heb dat meteen onderzocht en ik denk het wel. Hij heeft iets gedaan, het lijkt op een soort blokkade in zijn geheugen. Ik kan het niet zomaar weghalen, ik moet er eigenlijk door iemand anders naar laten kijken. Het weghalen zou trouwens heel gevaarlijk kunnen zijn. Het lijkt niet eens een blokkade, maar meer een soort suggestie die als een trigger zou kunnen werken in een bepaalde situatie.” Hij dronk achter elkaar zijn glas leeg. Ik zag dat aan zijn houding en zijn gezicht dat hij woedend was op Brand. Niet alleen was deze binnengedrongen in de vesting die hij rond zijn zoon had gemaakt en had hem simpel weten uit te schakelen, Brand had ook nog aan zijn zoon zitten klooien. Wellicht was dat niet heel verstandig geweest van mijn oom, nu had hij Mandor tegen zich en dat zou toch vervelend voor hem kunnen worden, al was Brand dan sterker. Ook bedacht ik dat er toch een steekje los was aan deze oom. Hoe geniaal en idealistisch ook, hij ging gewoon veel te ver hierin en toonde geen enkel respect voor anderen, hij leek geen grenzen te kennen om zijn doel te bereiken.
Ik dronk ook mijn wijn op en hield het glas bij, zodat Mandor het laatste restje in de fles kon verdelen tussen ons.
“Het zou kunnen dat Brand daar toch een kleine misrekening heeft gemaakt,” zei ik en merkte dat ik ondanks de ernstige situatie toch moest glimlachen. Mandor keek me onderzoekend aan.
“Brand vertelde me dat hij kwam kijken of deze jongen dezelfde was die hij al eens heeft ontmoet. Brand reist blijkbaar door tijd of mogelijkheden en is een zoon van ons tegengekomen, die op dat moment de Sawall Spikard droeg. Brand had daar erg veel last van uiteraard.”
“Natuurlijk. Dat ding legt alle magie lam. Erg vervelend voor iemand als Brand,” zei Mandor met een flauwe glimlach.
“Ik denk dat hij zich gedwarsboomd voelde en hier is geweest om dat te voorkomen. Ik heb hem gevraagd of Owen dezelfde jongen was, hij zei dat hij dacht van wel. Hij is trouwens dezelfde jongen tegengekomen als ik eerder op Patroon. Dat weet ik omdat onze zoon vroeg of ik niet al te streng wilde zijn als hij er later vandoor zou gaan met mijn artefact.”
“Dus die beïnvloeding heeft waarschijnlijk te maken met die Spikard. Waarom is dat volgens jou een misrekening?”
Ik aarzelde even voordat ik verder ging.
“Owen is een stevig ventje.”
“Klopt,” zei hij glimlachend.
“Zo is hij altijd geweest. Soms hoor je dat kinderen tengerder worden als ze zich meer gaan bewegen, dat is bij Owen niet gebeurd. De zoon die ik ontmoette op Patroon, dezelfde die Brand is tegengekomen, was erg tenger, erg slank. Hij had een andere bouw dan Owen heeft.”
“Het kan zijn dat Owen nog een stuk zal afvallen, dat hij uitgroeit tot een slungel,” zei Mandor, maar ik zag aan zijn gezicht dat hij hieraan twijfelde.
Ik schudde mijn hoofd.
“Niet zoveel. Owen is niet dik, helemaal niet zelfs, maar heeft dezelfde bouw als jij of mijn vader. De jongen op het Patroon had meer mijn bouw.”
“En dat vertel je me nu pas! Hoe lang weet je dit al?”
Ietwat schuldbewust tuurde ik naar het bodempje wijn in mijn glas.
“Ik begon het te vermoeden vanaf dat hij een maand of twee was. Maar toen dacht ik ook nog dat het mogelijk babyvet was, dat eraf zou gaan als hij zou gaan lopen. Maar hoe groter hij wordt, hoe duidelijker het is dat het gewoon zijn bouw is. Ik heb sterk het vermoeden dat ik een andere zoon heb ontmoet,” zei ik zacht.
“Dat meen je niet. Dus je bedoelt dat alle moeite die we hebben gedaan om hem te maken, helemaal voor niets is geweest? Jij zei toen dat je een zoon had ontmoet op Patroon en dat je mij nodig had hem te maken! Is dat waarom je met me verder wilt, in de hoop dat je die ene zoon nog zult krijgen?!”
Verontwaardigd hief ik mijn hoofd op om hem van repliek te dienen. Toen zag ik pas dat hij vreselijk veel plezier had in deze situatie, zijn hele gezicht lachte.
“En de hoeveelste zoon denk je dat die ene dan zal zijn?”
“Geen idee,” zei ik lachend, “ik kan alleen maar hopen dat ik hem zal herkennen tussen de andere zonen.”
“Hmm. Nog meer wensen? Wil je ook nog een paar dochters hebben?”
“Graag. Lijkt me ook leuk.”
Hij grijnsde breed en trok me uit mijn stoel, tegen zich aan. Hij beet me zachtjes in mijn oorlel en ik voelde een siddering door mijn hele lichaam gaan.
“In dat geval kunnen we beter meteen gaan oefenen,” zei hij in mijn oor.
Ik lachte zacht, legde mijn handen in zijn nek en ging op mijn tenen staan om met mijn mond de zijne te ontmoeten en liet mijn tong op verkenning gaan. Intussen streelde ik zijn haar in zijn nek, en scheurde vervolgens vanaf de kraag zijn overhemd open. Zo hadden mijn handen vrij spel om zijn bovenlichaam te onderzoeken, even later gevolgd door mijn mond, terwijl mijn handen nog verder omlaag gingen. Intussen stond ik met een half gescheurde jurk in zijn armen en voelde ik zijn handen en mond overal. De roes kwam weer over me heen, ik werd op de grond getrokken en liet me helemaal gaan.

Later keek ik om me heen naar de ravage die we hadden aangericht. Niet alleen lagen de resten van onze kleren her en der verspreid door de hele kamer, ook hadden we het één en ander aan meubilair meegetrokken. Het was, zoals altijd, fantastisch geweest, toch voelde ik me een beetje verlegen vanwege de puinhoop die we er steeds weer van maakten. Hoe was het mogelijk dat ik eindelijk de man had ontmoet die zoveel gevoelens en emoties in me los wist te krijgen, die me zonder problemen zover wist te krijgen dat ik me tot het uiterste liet gaan?
Ik bleef een poos in zijn armen liggen, genietend van het bij elkaar zijn, van zijn warme blote huid tegen de mijne. Uiteindelijk maakte ik me los uit zijn omarming en begon zwijgend de resten van de kleding in het vuur te gooien en het meubilair weer recht te zetten. Mandor hielp uiteindelijk mee, al vond hij dat een desintegratie van de kledingresten gemakkelijker was geweest en met minder brandlucht gepaard was gegaan.
Vervolgens sloeg ik een plaid om me heen met de bedoeling iets van kleding te gaan halen, hij hield me tegen.
“Jij gaat zo niet de gang op,” zei hij streng, nam de plaid van me over en sloop zelf weg, om even later terug te komen met onze kamerjassen en een nieuwe fles wijn. Even zaten we tegen elkaar aan op de sofa, dronken wijn en praatten verder.
“Wie wil je dan laten kijken naar die blokkade?” vroeg ik.
“Ik weet het nog niet. Mijn vader zou er iets aan kunnen doen, beïnvloedt zelf ook mensen op die manier . Als kind zat ik vol met dat soort dingen. Ik denk hij er ook een hele zooi bij Dara heeft aangebracht, misschien ook bij jou.”
“Wat?!”
“Je hebt dat niet, dat heb ik ook al onderzocht,” zei hij met een lachje.
“Ik denk dat Fiona het mogelijk ook zou kunnen,” zei ik. “Ik wil haar trouwens toch inschakelen vanwege dat gedoe met Brand, misschien weet zij een oplossing. Brand heeft, naast al zijn andere machten, ook een enorme troefmacht. Zij is erg goed met troef ook.”
“Hmm, ik weet het niet. Brand is wel haar volle broer en indertijd zweerden zij drieën samen.”
“Weet ik. Maar ze heeft ook geprobeerd Brand neer te steken.”
“Denk er nog eens over. Het heeft in ieder geval niet zo’n haast”
Er viel een stilte, af en toe nipten we van de wijn.
“Zijn er nog dingen die ik moet weten wat Owen betreft?” vroeg ik.
“Je gaat het wel redden. Het is een gemakkelijk kind, gaat zijn eigen gang, heeft af en toe kuren en een enkele keer een driftbui. Is erg intelligent, praat niet zoveel, maar wat hij zegt is duidelijk.”
“Hij zegt eigenlijk altijd ‘ik’. Maar hij weet toch ook wel hoe hij heet?”
“Natuurlijk kan hij zijn eigen naam zeggen. Hoezo?”
“Vanwege een opmerking van Brand. Hij had Owen gevraagd hoe hij heette en Owen gaf hem geen antwoord, waaruit Brand opmaakte dat hij zeker zijn eigen naam nog niet zo goed kon zeggen.”
“Hmm,” zei Mandor met een lichte glimlach. “Die Owen. Hij heeft verrassende kanten.”
Uiteindelijk, toen de fles leeg was, gingen we naar bed, alwaar we elkaar opnieuw beminden. Ik bedacht dat we nog nooit zo veel en vaak seks hadden gehad als in de afgelopen dagen. Blijkbaar voelde ik me nu pas, nu ik van die parasiet af was, me lichamelijk weer helemaal in orde en dat had een duidelijk effect op mijn hartstocht. Misschien dat Mandor me voorheen wat ontzien had, wellicht onbewust.

Mandor had besloten dat hij zou gaan tijdens één van Owens zeldzame middagslaapjes. En na een paar dagen, die we zeer intensief met elkaar doorbrachten, was het eindelijk zover. We hadden Owen in het bed op mijn kamer gelegd, alwaar hij vrijwel meteen in slaap viel.
Mandor en ik namen zeer uitgebreid afscheid en beloofden elkaar regelmatig te troeven. Daarna verzamelde hij wat spullen en was weg. Na zijn vertrek liep ik wat doelloos rond in alle kamers en was opgelucht toen ik Owen hoorde roepen, al beloofde dat niet veel goeds, daar hij om pappa riep. Wat hij eigenlijk altijd deed als hij wakker werd.
Hij stond rechtop in bed, er kwam een argwanende uitdrukking op zijn gezichtje toen ik binnen kwam.
“Waar is pappa?” vroeg hij meteen.
“Pappa is op reis. Hij moet wat dingetjes doen en over een poosje komt hij hier weer terug,” probeerde ik hem uit te leggen, terwijl ik hem uit zijn bedje tilde en hem op de aankleedtafel legde om hem te verschonen. Zijn lipjes begonnen te trillen.
“Waar is pappa nou?” vroeg hij met een huilerig stemmetje. “Pappa niet weg!”
Mijn hart schoot vol voor dit knaapje, dat niet beter wist of zijn pappa was er altijd.
“Pappa is even weg, hij komt echt weer terug,” zei ik nog maar eens terwijl ik hem aankleedde.
Owen begon heftig in zijn oogjes te wrijven en heel zielig te huilen. Zo zielig, ik had dat nog niet eerder meegemaakt. Ik tilde hem op en sprak wat troostende woorden, die geen effect leken te hebben. Ik nam hem mee naar de speelkamer, het leek me het beste om zoveel mogelijk het gewone ritueel vol te houden, maar Owen bleef huilen. Ik ging met hem op schoot zitten in één van de stoelen en streelde hem over zijn ruggetje. Af en toe probeerde ik te sussen, verder liet ik hem maar begaan. Gelukkig weerde hij me niet af.
Uiteindelijk, na meer dan een half uur, werd het huilen minder en liet hij zich van mijn schoot afglijden. Hij liep naar een hoek van de kamer, trok daar twee puzzels uit de kast en gooide de dozen leeg, de stukjes roerde hij door elkaar. Vervolgens zocht hij wat stukjes uit en begon het midden van één van de puzzels te leggen, af en toe snikte hij nog na. Mandor had gezegd dat hij goed kon puzzelen, nu zag ik het voor het eerst. Ik liep naar hem toe en bekeek de dozen. Het was zoals ik dacht te zien, 200 stukjes elk. De ene bevatte de afbeelding van een boerderij, de andere een kabouterhuis.De laatste legde hij het eerst. Ik vroeg me af of, zelfs voor een intelligent kind, het leggen van twee puzzels tegelijkertijd wel zo normaal was op anderhalf jarige leeftijd. Ik ging erbij zitten, met de bedoeling om te helpen indien nodig. Hij ging echter zijn eigen gang en was geheel in zichzelf gekeerd.
Er werd op de deur geklopt. Ik liet Owen aan zijn puzzel over en liep naar de deur, alwaar iemand van het personeel stond, een schuchtere dame van een jaar of 35. Ik herinnerde me haar naam, Christel.
“Zou ik U even kunnen spreken?” vroeg ze, “Uw echtgenoot heeft gezegd dat we hem een lijstje moeten geven. Maar nu is hij blijkbaar weg?”
Ik keek met een half oog naar Owen, die tussen bijna 400 stukjes aan het zoeken was naar het volgende.
“Kom even binnen,” zei ik, “dat praat gemakkelijker.”
“Van uw echtgenoot mogen we niet in de speelkamer komen als uw zoon daar aan het spelen is,” zei ze.
Ik aarzelde even. Dat klonk als Mandor en ik had geen zin om daar tegenin te gaan. Dus we bleven in de deuropening staan.
“Wat bedoel je precies?”
“We moeten uw echtgenoot een lijstje geven als de voorraden op zijn. Dat is nu het geval, maar hij is weg.”
Ik voelde me wat nerveus worden, hoe kon ik in vredesnaam aan voorraden komen?
“Waarom gaf je hem dat dan niet eerder?”
“Sinds u thuis bent… nou ja, we hebben jullie maar ontzien.”
“Wat is er nodig?” vroeg ik zuchtend.
Ze begon een hele lijst met van alles en nog wat op te sommen, halverwege onderbrak ik haar.
“Geef het me maar op papier, dan kan ik de komende dagen wellicht voor het één en ander zorgen.” Ik wist nog niet hoe. Misschien door middel van conjuration en wat manipulatie met de krachtbron en Patroon om gewassen sneller te doen groeien. Wat klein wild en vis was op die manier ook te regelen.
“Dat is goed, maar ik wil u wel zeggen dat het dan vanavond de laatste maaltijd is voor u en uw zoon. Zelf hebben we al een paar dagen niet meer gegeten, het is echt helemaal op.”
Ai, de situatie was behoorlijk nijpend dus. Ze overhandigde me een lijst die ze blijkbaar al gemaakt had en ik las wat er allemaal op stond.
“Salaris?” vroeg ik. “Jullie worden toch goed betaald?”
“Uw man heeft dat wel toegezegd,” zei ze geïrriteerd, “maar we hebben niets gezien. Hoe kunnen we er dan vanuit gaan dat hij zijn woord houdt?”
“Natuurlijk doet hij dat,” zei ik boos. “dat komt echt in orde.”
“Ja, dat zegt hij ook steeds, maar we zien niets. Niet dat we het uit kunnen geven, er is hier echt helemaal niets.”
“Precies, zo is het inderdaad. Verder zie ik hier ook wijn staan. Er was een aardige voorraad toen ik thuis kwam, waar is dat gebleven?”
“Wij hebben er niet aangezeten. Maar er is niets meer van over.”
Ik voelde me wat schuldig, we hadden inderdaad vrij veel gedronken de afgelopen dagen. Maar het was gewoon de sfeer geweest, het ongedwongen samenzijn.
“Ik snap echt niet dat je hier nu pas mee komt,” zei ik nog maar eens en keek weer naar Owen, die van de eerste puzzel nu tien stukjes aan elkaar had gelegd en met de tweede was begonnen.
“Als ik het zo mag zeggen: we hebben gemerkt dat we uw man beter niet kunnen storen, hij is niet erg benaderbaar. Als jullie samen zijn is dat nog veel erger.”
Zonderden we ons echt zo af? Waar waren we dan mee bezig geweest als ze ons niet durfden te storen?
“Je had iets kunnen zeggen tijdens de maaltijden,” zei ik.
“Daarbij wensten jullie ook niet lastig gevallen te worden,” zei ze voorzichtig. “En wat die maaltijden betreft trouwens: het is wel erg onhandig dat jullie dat steeds op wisselende tijden doen, zo is het heel moeilijk om rekening te houden met het tijdstip waarop u wenst te eten en onze maaltijden daarop aan te passen.”
Ik staarde haar verbluft aan. Wat probeerde ze nu te bereiken?
“We eten wanneer we dat willen,” zei k beslist. “Dat gaan we niet veranderen. Maar jullie hoeven je met jullie maaltijden niet aan onze tijden te conformeren, je kunt gewoon op vaste tijden eten, indien je dat wenst.”
“Jaja,” zei ze haastig, “dat deden we zo al… maar nu hebben we helemaal geen eten meer dus.”
“Goed,” zei ik, “ik zal uitzoeken wat ik hieraan kan gaan doen en laat het me gewoon weten als er iets nodig is om dit soort toestanden in de toekomst te voorkomen.”
“Goed mevrouw, dank u mevrouw,” en ze liep weg. Ik ging weer vlak bij Owen zitten. Hij keek even ernstig naar me op en ging toen weer verder met zijn puzzels. Het ging niet snel, maar wel heel secuur. Intussen las ik de lijst weer eens door. Mogelijk kon ik daarvan iets conjuren, maar het zou veel te weinig zijn.
Ik pakte de bovenste troef van mijn deck en begon me te concentreren. Het was een aparte gewaarwording om te merken hoe de troef als het ware aan de bron werd gekoppeld. Een knap staaltje werk. Het duurde even voordat de contouren vervaagden en ik in het lachende gezicht van Mandor keek.
“Zo, dat is snel! Mis je me nu al?”
“Dat ook. Om over je zoon maar niet te spreken.”
Zijn gezicht versomberde iets.
“Doet hij moeilijk?”
“Hij is verdrietig, maar nu gaat het wel, hij is aan het puzzelen. Waar ik je eigenlijk voor troef is vanwege voorraden die we niet meer hebben.”
“Oh ja, daar heb ik niet meer zo aan gedacht. Vraag of ze je een lijstje geven.”
“Heb ik. En nu? Ik kan hier niet weg om wat te gaan halen en heb niet genoeg tijd om alles op een andere manier te regelen.”
“Je kunt toch wat verzinnen? Conjure wat brood ofzo.”
“Mandor, ten eerste ben ik bagger met conjuration, ten tweede gaat het niet om alleen maar brood. Het schijnt dat de voorraden helemaal op zijn, erger nog, het personeel eet zelf niet meer omdat het op is. Owen en ik kunnen nog één maaltijd krijgen en dan is het gedaan. Het zou mooi zijn als jij wat kon regelen.”
“Logrus werkt daar niet.”
“Dat weet ik. Maar misschien wel waar je nu bent en dan zou je wat door kunnen geven? Andere mogelijkheid is dat je mijn vader even troeft, hem vraagt wat te komen brengen, kan hij meteen mijn paard mee nemen.”
Hij trok een vies gezicht.
“Morwenna! Wat moet je met al die beesten!”
“Boudicca hoort bij mij,” zei ik gekrenkt.
“Hmm. Ik ga niet je vader troeven om dit soort problemen op te lossen. Ik zal zien wat ik kan doen, dan troef ik je terug.” Hij probeerde het contact te verbreken, wat niet echt lukte, totdat ik dat deed. Ik stak de kaart weer bij de andere en de lijst in een zak van mijn jurk. Owen zat me aan te staren met grote ogen, ik vroeg me af hoelang hij zo al zat te kijken.
“Zal ik je een beetje helpen?” vroeg ik en ging bij hem zitten. Hij graaide een stukje uit de grote hoop, gaf het aan en wees waar het ingepast moest worden. Zo puzzelden we een tijdje samen. Al die tijd zei hij niets, keek me alleen af en toe aan en er kon geen lachje af.
Na een poosje troefde Mandor terug.
“Hoe is het nu met hem?”
“We puzzelen samen, hij is nog steeds niet echt vrolijk.”
“Dat komt wel goed. Ik heb wat voor je geregeld, maar je kunt beter niet te dicht bij Owen zijn.”
Ik verbrak het contact, liep tot het midden van de zaal – wat een flink aantal meters van Owen af was – en troefde terug. Hij gaf me een touw aan door de troef heen.
“Flink aan trekken,” adviseerde hij. “En laat me weten wat er nog meer nodig is.” Ik gaf een flinke ruk aan het touw, en er kwam van alles de zaal binnen rollen. Ik werd bedolven onder een lawine van aardappelen, zakken meel en allerlei ander voedsel, het was één grote bende.
“Mijn puzzel!” gilde Owen. “Mamma, mijn puzzel!” Ik rende snel naar hem toe. Hoewel hij zelf niet geraakt was door iets, lag het grootste deel van de puzzels verborgen onder een berg van appels en peren.
“Dat wordt allemaal opgeruimd en dan kunnen we straks weer verder met je puzzel,” beloofde ik hem, maar hij bleef doorhuilen.
“Mijn puzzel, mijn puzzel!” Niet goed wetend wat te doen, tilde ik hem op terwijl ik hem nog eens beloofde dat het helemaal goed zou komen met de puzzels.
“Kom, dan gaan we zeggen dat ze de kamer komen opruimen,” zei ik en baande mezelf een weg door de puinhoop met het kind op mijn arm. Owen stopte ineens met huilen.
“Ook beesten kijken?” vroeg hij.
Inderdaad was er niet alleen voorraad gekomen, ook renden er varkens en kippen rond in het fort, het was een enorme chaos. Owen was voor het eerst die middag weer een beetje gelukkig, vooral bij de aanblik van de rennende beesten. Ik waarschuwde het personeel, dat erg blij was en meteen begonnen ze voorraden vanuit de speelkamer te verplaatsen naar kelder en keuken. Iedere keer hoorde ik verheugde uitroepen zoals: ‘Er is zelfs meel! Ik zie hier ook koffie!’
Mary Ann hield een lijst bij met alles wat er geleverd was, zelfs de hoeveelheden werden daarop aangetekend. De kippen en varkens werden onder belangstellend oog van Owen gevangen en naar buiten gedreven, waarop hij ook buiten wenste te zijn.
De rest van de dag brachten we buiten het fort door, in het gezelschap van de valken. Owen was – anders dan zijn vader – zeer enthousiast over dieren en vond het geweldig als één van de valken op zijn arm kwam zitten. Het zou fantastisch zijn om Boudicca hier te hebben, dan konden we weer samen gaan paardrijden.
Pas laat in de avond gingen we weer naar binnen voor de maaltijd. Meteen kwam Christel naar me toe om te vertellen water nog miste aan voorraad. Ik luisterde geduldig en zei haar toe dat ik eraan zou werken. Vooral dat salaris scheen nogal dringend te zijn in haar ogen.
Na de maaltijd bracht ik Owen naar bed op mijn kamer. Hij was moe en viel vrijwel meteen in slaap, zijn vrijwel onafscheidelijke, inmiddels aftandse, dinosaurusknuffel tegen zich aangeklemd.
Zelf ging ik naar de zitkamer om nog wat te lezen, maar werd gestoord door Christel, blijkbaar de woordvoerster van het personeel, met de mededeling dat er eigenlijk niet genoeg serviesgoed aanwezig was en ook dat er dekens nodig waren. Ik zuchtte eens heel diep, dit moest toch op een andere manier gaan gebeuren.
“Ik zal het in mijn achterhoofd houden,” zei ik. “Verder stel ik voor dat dit soort vragen in het vervolg inderdaad via lijstjes gaan, leg maar neer in de eetkamer ofzo.”
Ze keek wat verontwaardigd en liep weg. Vanaf dat moment vond ik overal briefjes met zaken die ze tekort kwamen. Personeel om de dieren te hoeden, potten en pannen, dekens en salaris. Bepaalde ingrediënten zoals zeep, rijst en boter. Dekens en salaris. Op vrijwel ieder lijstje werd er gevraagd om dekens en salaris.
“Wat moeten ze daar nu allemaal mee?” vroeg Mandor een beetje boos tijdens een troefcontact. Al eerder had hij inderdaad voor nog meer voorraden gezorgd en personeel om de varkens te hoeden en de kippen te verzorgen.
“Waarom hebben ze die dekens nodig? En dat salaris kunnen ze niet uitgeven.”
“Ze zullen het koud hebben ’s nachts. En ze weten dat ze niets kunnen uitgeven, maar ze zijn bang dat ze nooit iets van loon zullen zien.”
“Onzin. Ik heb het ze toch toegezegd?”
“Dat heb ik ze ook gezegd, maar ze willen toch geld zien. Het spijt me dat ik je steeds voor dit soort dingen lastig val.”
Hij glimlachte opeens.
“Je valt me niet lastig, ik vind het juist prettig om je te spreken. Ik zie je graag. Probleem is dat ik het nogal druk heb, het kost allemaal meer tijd dan ik gedacht had. Ik ben wat te lang weg geweest en ben nu bezig met een aantal politieke zaakjes. Er zijn een aantal zaken aan het versloffen gegaan, verder heb ik te maken met een aantal lieden die denken dat ze me bepaalde dingen niet meer schuldig zijn. Ik heb nog niet eens de dingen gedaan die ik had willen doen. Hoe is het met Owen?”
We praatten nog een poosje door. De regelmatige gesprekken deden me goed. Natuurlijk miste ik zijn aanwezigheid, maar dit was vele malen beter dan helemaal geen contact te kunnen hebben.

De volgende avond toen Owen op bed lag, deed ik een poging tot conjuration. Denkend aan het geld waarmee in Amber-stad werd betaald, probeerde ik een dergelijk zakje met munten naar me toe te roepen. Na heel veel concentratie lukte het me zowaar om een geldzakje tevoorschijn te toveren. Natuurlijk was het leeg. Een uur van concentratie later had ik eindelijk één goudkleurige munt op tafel. Licht van gewicht, veel te licht, wist ik. Ik bekeek de munt nauwkeurig, de muntsoort herkende ik niet. Ook leek een soort van rand een andere te overlappen. Ik tilde de rand een beetje op, daaronder zat chocolade. Ik vroeg me af wat nu het nut was van chocolade op die manier te verpakken en wilde de munt in eerste instantie bewaren voor Owen. Maar eigenlijk had ik zelf trek in chocolade, dus de munt was geen lang leven beschoren.
Ik dacht een poosje na. Conjuren van geld was eigenlijk niet goed mogelijk als er geen geld op deze wereld was. Dus waar kwam die munt vandaan?
In de voorraadkelder vond ik inderdaad een zak met chocolademuntjes. Dat niet alleen, er waren ook nog wat zakken met suikerbeestjes en marsepein, er waren stengels zoethout, zakken chocoladetruffels, figuurschuimpjes, spekken en er waren dozen met chocoladekoeken. Ik voelde me als een kind in een snoepwinkel, waarom had het personeel me niet verteld dat dit er allemaal was? In gedachten bedankte ik Mandor en nam een zak truffels en schuimpjes mee naar de zitkamer. De schuimpjes waren voor Owen, de truffels hield ik voor mezelf.

“Heb je dat boek eigenlijk wel gelezen over conjuration?” vroeg Mandor toen ik het met hem over het debacle met de chocolademunt vertelde.
“Een beetje,” zei ik schuldbewust.
“Dat zou tot hulp kunnen zijn.”
De volgende dag bestudeerde ik het boek, terwijl Owen aan mijn voeten een hele boerderij uitstalde. Hekken, beesten, een boer en boerin, zelfs een tractor.
Ik las dat je met conjuration dingen naar je toe kon halen, ook wezens, maar die konden weer weggaan. Ook was het mogelijk om dingen daarmee te veranderen van vorm. Alles was uitgebreid uitgelegd, hier en daar moeilijk te volgen, wat ik weet aan mijn beperkte kennis van magie. Tijdens het lezen klom Owen ineens op mijn schoot en legde zijn gezichtje tegen me aan. Hij bleef zo een hele poos rustig zitten, terwijl ik tegelijkertijd verder studeerde en genoot van dit vertrouwelijke samenzijn. Sinds die middag gebeurde het vaker dat hij zomaar een poos bij me kwam zitten, of ik nu aan het lezen, studeren of schrijven was. Vaak was hij vergezeld van zijn eeuwige dinosaurus. Ik had geen idee waar het beest vandaan kwam, maar hij was eraan verknocht.
Over het algemeen gedroeg hij zich rustig en kalm en ging zijn eigen gang. Hij deed nog maar zelden een middagslaapje, maar dat had als effect dat hij vaak moe was aan het einde van de middag en dan kon hij erg moeilijk zijn. Dan begon hij te zeuren, eigenlijk altijd om zijn pappa. Als ik eens wat streng tegen hem deed, was het helemaal mis, dan begon hij heel hard te huilen om pappa. Het kind miste Mandor vreselijk, zoveel was wel duidelijk. Soms troefden we elkaar terwijl ik Owen op schoot had, maar dat was niet zo’n succes, hij begreep niet waarom pappa zo op een afstand bleef. Het was moeilijk voor beiden, Mandor vond het heel vervelend om zoveel van zijn kind te missen. Desondanks draaide deze wereld nog steeds snel door, met name Mandor had een aantal redenen om Owen zo snel mogelijk op te laten groeien. Het enige dat ik voor hem kon doen was regelmatig filmpjes van het kind maken.

Op een avond besloot ik om goud proberen te conjuren. Owen lag al in bed, ik had net een paar koppen koffie op en in een boek opgezocht hoe een klomp goud eruit zag.
Ik begon me te concentreren, te denken aan wat ik wilde hebben. Zo moeilijk was dat toch niet? Wat kon er nu helemaal mis gaan? Het duurde erg lang, zeker meer dan een uur voordat er inderdaad resultaat was. En met een geweldig effect! Er knalde iets door het plafond, dwars door de tafel en door de vloer en het liet rokende gaten achter. Ik snelde naar beneden, onder de studeerkamer was een grote hal die van ons nog geen speciale functie had gekregen. Ook daar weer een gat in de vloer. Verder naar beneden. Uiteindelijk stuitte ik in de kelder op mijn ‘goud’, een rokende hoop donkergrijs iets. Ik reikte ernaar, er straalde een enorme hitte vanaf. Vervolgens hield ik afstand en bekeek de homp eens goed. Het was me al snel duidelijk dat dit absoluut geen goud was, wel een soort metaal. Er was niet veel dat ik daar kon uitrichten, dus ik rende weer naar de studeerkamer en bladerde verder in het boek. Daar trof ik op de volgende bladzijde datgene aan wat ik nu in de kelder had liggen, zogenaamd meteorietijzer. Alweer geen succes dus. Ik sloeg het boek dicht en zette het in de kast. Ik gaf opdracht om in ieder geval de gaten in het dak en in alle vloeren te maken, haalde een fles wijn uit de kelder en ging een poos lezen in een boek dat ik in één van de kasten vond: ‘The Horse Whisperer.’ Het was een wat tragisch verhaal, over een meisje dat worstelde met een beenamputatie, een paard met een trauma, een kluizenaar die met paarden kon praten en een snobistische moeder. Ik vroeg me af of Mandor dat boek met opzet had aangeschaft of dat het toeval was. Natuurlijk kregen de kluizenaar en de moeder elkaar en kwam het paard over zijn trauma heen. Het meisje had meer pech, haar been groeide niet meer terug, maar gelukkig kreeg ze een goed kunstbeen dat zowat even goed was als een echt been.

De volgende dag gingen Owen en ik samen in de kelder naar het erts kijken. Mijn zoon was bijzonder geïnteresseerd en voelde aan de brok erts, die nu afgekoeld was naar gewoon warm.
“Is dat?” vroeg hij.
“Meteorietijzer,” zei ik. Hij liep er omheen en bevoelde het steeds weer.
“Is dat?” vroeg hij weer.
“Een bonk meteorietijzer.”
“Jahaa, een bonk.”
“Meteorietijzer zweeft in de ruimte,” legde ik uit. “En dit stuk is hier ingeslagen, daarom is het nu nog steeds warm.”
“Jahaa,” zei hij, van mij naar het metaal kijkend. “Warm.”
Ook ik bekeek het grondig. Er was iets mee, dit stuk ijzer was magisch. Op zich interessant als grondstof voor bijvoorbeeld een hanger, een dolk of zwaard, maar niet als betaalmiddel. Ik keek naar mijn zoon die nog steeds onder de indruk was. Het was dat hij al een hanger had, maar anders was dit een goede basis daarvoor. Of ik kon de eigenschappen van de hanger die hij nu droeg overzetten naar een hanger van dit bijzondere metaal. Daar moest ik nog even over denken. Voor een dolk of zwaard vond ik hem simpelweg nog te jong. Even dacht ik aan een bootje of zoiets, maar dat idee liet ik weer varen, daar was dit metaal toch iets te bijzonder voor.
Het personeel was trouwens niet blij met mij. De briefjes met de roep om geld werden talrijker. Misschien was het niet zo’n goed idee geweest om ze rond middernacht aan het werk te zetten om in ieder geval het dak te maken. Na een paar dagen waren ook alle vloeren gerepareerd, het gat in de tafel bleef echter, wellicht bedoeld als vorm van protest.

“Goud zweeft niet in de ruimte,” zei Mandor sarcastisch toen we weer contact hadden. “Maar je hebt natuurlijk kans dat het ergens in de grond zit daar. Hoe is het met Owen?” Die laatste vraag stelde hij standaard in al onze gesprekken. Soms leek het erop dat hij meer belangstelling had voor het welzijn van zijn zoon dan voor dat van mij, toch wist ik dat dit niet waar was.

Deze keer was ik wijzer dan binnen te proberen goud op te roepen. Met Owen toog ik naar buiten, die zich onmiddellijk vermaakte door achter de kippen aan te rennen.
Ik ging in kleermakerszit op de grond zitten en concentreerde me wat op de omgeving. Hoewel er al veel meer leven was inmiddels, was het nog steeds niet zoals ik het eigenlijk hebben wilde. Maar ik had nog genoeg tijd om me met het verder vormen van het landschap bezig te houden. Ik fixeerde me op de machtsbron en begon vervolgens de wereld af te zoeken. Er was goud, dat was zeker. Vanuit een ooghoek zag ik hoe Owen was gestopt met de beesten op te jagen, hij stond naar me te staren. Meer en meer raakte ik doordrongen van het feit dat hij niet helemaal een gewoon kind was.
Ik bundelde vrijwel al mijn aandacht op het goud om het naar me toe halen. Tot mijn verbazing duurde het deze keer niet eens lang voordat er een bonk metaal voor mijn voeten terecht kwam. Owen rende meteen naar me toe en keek met grote belangstelling naar het goud.
“Is dat?” vroeg hij en wees met een priemend vingertje naar het goud.
“Dat is goud,” zei ik en voelde me redelijk tevreden.
“Goud,” zei hij blij. Hij keek om zich heen om aan de weet te komen waar het vandaan kwam.
“Goud zit in de grond,” legde ik hem uit. “Ik heb het uit de grond geconjured en nu ligt het hier.”
“Jahaa,” zei hij. Dat was eigenlijk zijn gebruikelijke antwoord wanneer hij me niet helemaal leek te volgen.
“Goud is ook een betaalmiddel,” ging ik verder. “Ik zal nu proberen er muntjes van te maken, zodat het personeel straks betaald kan worden.”
“Jahaa,” zei hij weer en kwam naast me zitten, met zijn blik gericht op het goud, waaromheen nog resten erts zaten.
Het vormen van de munten was niet echt moeilijk. In totaal konden er zo’n dertig uit het brok goud, slechts de koperkleurige erts bleef over. Ze waren zwaar en vrij zacht, dat betekende dat er niet al teveel van iets anders bij zat.
Ik kon ze zo aan het personeel geven, goud is goud, maar mogelijk zouden ze het prettiger vinden als er iets van een merkteken op kwam. In de eerste instantie dacht ik aan de afbeeldingen die in stad Amber gebruikelijk waren, maar dat zou eigenlijk gelijk staan aan valsmunterij. Lang dacht ik er niet over na: aan de ene kant kwam de afbeelding van het fort, aan de andere kant de afbeelding van een valk. De eerste munten van Gormenghast waren daarmee een feit.
Ik begroef de resten erts, daarbij ijverig geholpen door mijn zoon. Vervolgens gingen we samen naar binnen. Ik riep het personeel bij elkaar en deelde mee dat ze hun aanbetaling nu alvast zouden krijgen. Er waren op dat moment elf personeelsleden. De laagsten in rang kregen één goudstuk, de hoogsten, Mary Ann, die de huishouding leidde en de kok, kregen er drie. De anderen kregen allemaal twee goudstukken. Ik had geen idee wat normaal was, maar het personeel was verschrikkelijk blij hiermee, dus waarschijnlijk was dit een redelijke aanbetaling. De enige die niet veel interesse toonde, was Mary Ann en ze liep me achterna toen ik met Owen de keuken verliet.
“Kan ik u even spreken?” vroeg ze.
Ik bleef staan.
“Natuurlijk.”
“Sinds u heeft gesproken met uw … eh … vriend is er wel wat veranderd. Daarvoor wil ik u nog hartelijk bedanken. Ik heb echter gemerkt dat jullie beiden liever zelf met Owen bezig zijn, dat kan ik accepteren. Mijn rol in de huishouding is in ieder geval beter dan het was en Mandor is iets minder stug. Al is hij nog steeds moeilijk benaderbaar en u bent dat ook.”
Ik vroeg me af waar ze heen wilde en tilde Owen, die aan mijn arm stond te trekken, op.
“Ik ben blij dat het nu wat beter is voor je. Maar wat bedoel je precies?”
“U en uw aanstaande hebben beiden wat magische talenten en machten, maar jullie zijn er allebei zo verschrikkelijk mee aan het klooien! Zoals die munten… ze zijn mooi hoor en genoeg waard, maar niet echt geschikt als betaalmiddel.”
“Ze zijn wat zacht,” moest ik toegeven. “Maar het is goud, dat is overal veel waard.”
“Klopt. Maar het kan ook anders. U hebt wat macht, maar bent er niet zo goed mee, als ik het zo mag zeggen. Dat geldt ook voor uw aanstaande. Jullie zijn echt vreselijk aan het stuntelen met magie, het is een verschrikking!”
Ik bekeek het meisje eens goed. Donkerblond haar, grijze ogen, knap gezichtje, tamelijk goede vormen, iets groter dan ik. En in haar huisde een Ty’iga, dat was degene met wie ik aan het praten was. Ik wist niet veel van Ty’iga, al had ik begrepen dat ze goed waren in magie.
“Er wordt gevraagd om geld en dekens,” zei ik. “Geld is voor nu opgelost, de dekens nog niet. Als je een oplossing weet?”
“Dingen die hier niet zijn, zijn eigenlijk moeilijk te conjuren, zeker als je het blijvend wil hebben. Ik zou bijvoorbeeld huizen kunnen bouwen, en dat er ergens spinners en wevers vandaan worden gehaald. Het zou dan ook handig zijn als er schapen waren.”
Het klonk alsof het hier erg vol zou worden en daar had ik niet echt veel behoefte aan. Aan de andere kant waren spinners en wevers natuurlijk ook handig voor als er kleding nodig was, al zou er dan ook nog een kleermaker moeten komen. Het zou echt druk worden, precies wat ik niet wilde.
“Goed,” zei ik desondanks. Ik had natuurlijk niet alleen met mezelf te maken. “Wellicht is dat de beste oplossing. Zou je me ook wat les willen geven? Mits je daar tijd voor hebt en zin in natuurlijk?”
“Dat is goed.”
We spraken af om die avond nog te beginnen, wanneer Owen op bed zou liggen.

Die avond bekeek ze eerst het boek waaruit we studeerden.
“En dit is waar jullie het van leren? Vreselijk slecht boek, geschreven door Tarkov. Een amateur eerste klas die denkt verstand te hebben van magie. En jullie hebben maar één boek?” Ze schudde haar hoofd.
“Als je titels of auteurs weet die beter zijn kan ik Mandor vragen ervoor te zorgen,” zei ik. Maar ze wist ze zo niet.
Ik kreeg als eerste taak om inkt te conjuren en een letter op papier. Dat was eigenlijk niet eens zo heel moeilijk. Ze legde me uit dat het ook mogelijk was om verschillende materialen bij elkaar te conjuren, op die manier had ik bijvoorbeeld hardere munten kunnen maken.
Ze vertelde dat het voor het blijvende effect van belang was dat het materiaal ook op de wereld voorkwam waar je ging conjuren.
Ik leerde dat je met conjuration iets mogelijk kon maken. Met conjuration kon je er niet voor zorgen dat iets ging toveren, je kon iets niet magisch maken, maar het maakte het gebruik van bepaalde zaken mogelijk. Er waren een aantal methoden voor, dat was een kwestie van de wereld herkennen waar je op dat moment was.
In de volgende dagen liet ze me het gat in de tafel dicht conjuren, een zijden sjaaltje conjuren dat ik een dag droeg en ‘ avonds verdwenen was en uiteindelijk probeerde ik dat ook uit door een luier van bamboe te conjuren, tenslotte waren er genoeg katoenen luiers hier. Het effect was dat de luier lang genoeg bleef om Owens billen, maar dat deze een poosje na het verschonen verdween, compleet met inhoud.
Intussen kreeg ik nog veel meer uitleg en verduidelijking, doorgaans ’s middags in de speelkamer. Owen was meestal verdiept in zijn spel, dus dat ging heel gemakkelijk.
Ze legde wat uit aan de hand van paarden, klaarblijkelijk was ze de mening toegedaan dat dat me zou aanspreken. Ik kon een paard summonen op een wereld waar er geen waren. Ik kon dan een paard bedenken en dan zou het naar me toe komen. Dat zou dan van een bepaalde substantie zijn en een poos blijven bestaan, maar het moest niet helemaal tegen de wereld ingaan. Het gekke was dat een paard dan min of meer hol zou zijn.
Mijn gedachten moest ik leren richten op wat ik wilde hebben. Ik kon de vorm bepalen van dingen die geconjured werden. Op die manier was het ook mogelijk om energie naar me toe te halen, dat was in feite niet anders dan materie en het zou het ook gewoon doen. Als voorbeeld liet ze me een lichtbolletje conjuren, dat ik ook nog feller kon maken en kon laten dimmen.
“Geweldig,” zei ik enthousiast. “Niet meer nodig om bij kaarslicht te lezen!” Ik had eerder al eens bedacht dat ik graag een magisch leeslampje zou willen hebben, maar om de één of andere reden was het er nooit van gekomen.
“Zo kunnen we ook testen wat sterker is,” zei ze. “Ik heb een spreuk om het donker te toveren.”
Ze deed dat ter plekke, de speelkamer was gehuld in duisternis.
“Hee, is donker,” hoorde ik Owen zeggen.
Ik conjuurde het lichtbolletje, even was er een felle straal licht en het donker was geheel verdwenen.
“Mamma toe,” zei Owen en klom op mijn schoot, de dinosaurus in zijn arm geklemd. Ik knuffelde het jochie even. Ik had niet de indruk dat hij bang was geweest, blijkbaar had hij er gewoon behoefte aan om even bij me te zitten.
“Conjuration is trouwens niet hetzelfde als oproeping,” zei Mary Ann. “De scheidslijn is echter heel dun. Oproeping gaat over Schaduwen heen echter, het soort magie is verwant. In dat licht bezien is het een beetje vreemd dat uw aanstaande uiterst bedreven is in oproeping en zo ontzettend klungelt met conjuration.”
Ik glimlachte, me mijn eigen verbazing herinnerend toen ik erachter kwam dat hij conjuration nog niet beheerste.
“Sommige conjuration werkt niet in werelden waar magie niet bestaat. Vaak is dat het geval bij technologische werelden. Het is echter niet onmogelijk, maar dan moet je een studie volgen die wat meer gericht is op die techniek.
Van de erts wat je nog steeds in de kelder hebt liggen, zou je een zwaard kunnen conjuren. Dat zou dan magisch zijn in deze wereld en daarbuiten niet. Of je zou er een macht in moeten doen die wereldoverstijgend is. Zoiets als Patroon, Logrus of Troef. Er zijn wel meer van dat soort machten, zoals Abyss, Feniks, Heiron, Black Road en nog een aantal tussenvormen. Black Road is een combinatie van Troef en Logrus, er is ook een combinatie van Troef en Patroon, Dragon power. Er zijn vast ook nog een aantal andere combinaties.”
“Was die voor die Black Road niet de Spin?” vroeg ik.
“Dat kan.”
“Ik heb er eens mee te maken gehad. Trouwens ook met die draak,” herinnerde ik me. “Heb je overigens wel eens gehoord van anti-Logrus en anti-Patroon?”
“Niet echt,” zei ze. “Wat weet u ervan?”
“Niet veel. Ik heb eens gehoord dat anti-Patroon vanuit het midden wordt gelopen in tegengestelde richting, tussen de lijnen door.”
“Dat lijkt me gevaarlijk.”
Ik lachte even en woelde Owen wat door zijn haartjes.
“Mij ook. En dan ben ik best ver met Patroon.”
“Misschien dat je eerst ingewijd moet worden in iets anders of heb je iets nodig om die overstap te maken. Eerlijk gezegd heb ik niet veel verstand van doe machten, wel van Abyss natuurlijk.”
“Wil je me daar wat meer over vertellen?”
Owen liet zich weer op de grond zakken en liep naar de kast waar al zijn puzzels stonden. Hij twijfelde daar even, trok er deze keer maar eentje tussenuit en leegde de doos op de grond. Ik had het idee dat hij nu iets ging proberen dat wellicht boven zijn kunnen uit zou gaan, dit was er één van 500 stukjes en veel grijs en blauw van lucht en water. Door het water heen rende een tweetal paarden.
“Abyss macht is raar en machtig. Het is onbetrouwbaar en lijkt wat op advanced conjuration waarmee je wezens hun geest kan vormen. Je kunt wezens herinneringen laten hebben en dingen laten denken die ze niet hebben ervaren.”
Ik dacht aan de blokkade die geplaatst was in Owens hoofd. Was dat door middel van advanced conjuration gebeurd dus?
“Het is niet precies hetzelfde, maar komt er dichtbij,” ging Mary Ann verder. “Eén van de dingen die je daarmee kunt is overal heen gaan waaraan de Abyss verbonden is. Je komt dan wel altijd uit op dezelfde plek, dat is vervelend. En uitsluitend dus in die Schaduwen waar de Abyss aan grenst. Het onbetrouwbare zit hem vooral in het feit dat je soms ergens uitkomt waar je niet wilde komen. Je komt er omdat de Abyss dat zo wilde.”
“Dat is een eigenschap die Patroon ook heeft,” zei ik.
“Logrus schijnt dat ook te doen,” zei ze. “Ik heb ook gehoord over wezens met Abyss power die zich verplaatsten en niet meer wisten wie ze waren en maar wat rond zwierven. Abyss doet iets met de geest.”
“Een stuk familie van mij heeft er een poos doorgebracht,” zei ik. “En dan Jurt uiteraard.”
“Dat is niet goed. Het is een vrij natuurlijke plaats voor wezens zonder lichaam. De personen over wie je spreekt, kunnen er eigenlijk niet van los komen, want hun lichaam blijft er. Het is er ook tijdloos. Jurt is iemand die ook onbetrouwbaar is. Ik doel hiermee niet op plannen achter plannen die hij heeft.”
“Ik begrijp wat je bedoelt en je hebt gelijk.”
“Op de één of andere manier is het bij hem allemaal versterkt door iets, een verkeerde combinatie lijkt het. Hij is echt een pechvogel.”
“Hij schijnt als klein kind al in de Abyss te zijn gevallen,” zei ik. “En er schijnt een soort vloek op hem te zijn. Geen idee wat oorzaak en gevolg is.”
“Wezens zoals ik wonen in de Abyss, in een bepaald niveau van de Abyss, als je zo kunt denken. Doordat we geen lichaam hebben, maakt de Abyss uit wat we denken. Magie werkt er dus uitstekend, alles bestaat uit wilskracht en gedachten.
Zou jij me nu iets willen vertellen over Patroon en bloed van Amberieten?”
Het vormelijke u was in de loop der lessen vanzelf overgegaan naar jij, wat me prettiger in de oren klonk.
Ik vertelde haar dat bloed van Amberieten een bepaald effect had op Patroon. Met het bloed van een Amberiet kon Patroon vernietigd of beschadigd worden. Ook dat Patroon niet reageerde op het bloed van Schaduwmensen. Intussen vroeg ik me in stilte af wat het bloed van een Chaosiet kon hebben op Patroon of dat van een gemengd iemand. Dat was een vraag die ik nog eens aan Bleys moest stellen.
Ook vertelde ik haar over Patroon zelf. Ze concludeerde haar dat Patroon een gevaarlijke macht was, daarin moest ik haar gelijk geven.
“Het is of je er iets aan mist,” zei ze. “Waarom is het plat?”
“Tweedimensionaal bedoel je? Ik heb werkelijk geen idee, ik weet wel dat Logrus inderdaad driedimensionaal is. Maar daar weet ik verder veel te weinig van nog.” Logrus vond ik een fascinerend fenomeen, ik zou er graag meer over te weten willen komen. Ik wist nog niet of ik het ooit zou willen beheersen, het probleem was dat je daarvoor van vorm moest kunnen veranderen en ik wist nog niet of ik dat wel wilde.
“Interessant dat je die vraag stelt,” vervolgde ik. “Want ik heb er ook nog nooit over nagedacht. Wat ik weet is dat het Juweel, ook het Oog van het Serpent genoemd, gebruikt werd om Patroon te maken en ik heb eens gehoord dat het verbonden is met Patroon. Maar hoe en wat weet ik niet.”
“Je mist in feite een hele dimensie,” verduidelijkte ze. “Of het hoort niet zo te zijn, of je mist echt iets. Dat Oog komt me bekend voor uit legenden. Zou het mogelijk zijn dat er een ander Patroon is ergens, wel compleet?”
Ik dacht er een poos over na, onwillekeurig ook denkend aan het verhaal van Brand over Abaddon en over Suhuy die sprak over een Bron van Macht waar de Oerlogrus uit ontstaan was ooit. Wat als dat wat wij zagen als het Oerpatroon dat ook niet was? Zeer fascinerend, zeer complex.
“Dit wat jij vertelt klinkt meer als een uittreksel,” zei ze peinzend.
“Bedankt dat je hiermee komt,” zei ik. “Als ik er iets over te weten kom, zal ik het je vertellen.”
“Dat stel ik zeer op prijs,” zei ze en stond op. “Ik moet weer aan het werk, zal ik nog wat thee laten brengen?”
“Graag.”
Terwijl ze de kamer verliet, liep ik naar Owen die niet erg ver was met zijn puzzel. Hij had drie stukjes aan elkaar gelegd en was met een wanhopige uitdrukking op zijn gezicht tussen alle blauwe en grijze stukjes op zoek naar het volgende. Ik wilde hem over zijn hoofdje aaien, maar met een verrassende kracht sloeg hij mijn arm weg.
“Niet!” gilde hij. Ik wilde hem eerst vermanend toespreken, maar toen ik de gefrustreerde uitdrukking op zijn gezichtje zag, liet ik het maar zo. Met een uiterste concentratie begon hij alle grijze, blauwe en bruine stukjes uit te sorteren.
De thee werd gebracht en ik ging aan een tafel zitten om wat aantekeningen te maken over wat ik die middag wijzer geworden was. Het was volkomen stil, Owen ging op in zijn puzzel, ik in mijn werk. Ik was dan ook volkomen verrast toen ik hem hoorde krijsen.
“Niet! Niet! Niet!” Hij was opgestaan, stond te stampvoeten en gooide intussen alle puzzelstukjes door de kamer. Een aantal belandde er in het vuur. Ik stond haastig op en liep geschrokken naar hem toe. Inmiddels was er ook een verandering bezig, hij werd groter en steviger en er veranderde iets in zijn uiterlijk.
“Nee!” gilde hij, en weer werden er handenvol stukken puzzel in het rond gesmeten.
“Owen!” zei ik streng, “Stop daar onmiddellijk mee!”
“Niet! Nee! Niet!” gilde hij opnieuw en stampte de doos plat. Ik pakte hem bij een arm, hij rukte zich weer los, hij was behoorlijk sterk. Hij rende langs me heen, pakte de hijskraan op en gooide deze met een grote boog door de ruimte. Hij was geheel buiten zichzelf en leek me niet eens te zien. Hij bleef maar brullen en krijsen, er zeilde nog meer speelgoed door de kamer en er werden een paar stoelen omgegooid. Ik verzekerde mezelf ervan dat de deuren goed dicht waren, het personeel had hier niets mee nodig.
Intussen ging hij vreselijk tekeer. Behalve dat hij een stuk groter was, waren nu in zijn uiterlijk demonische trekken waar te nemen en zijn ogen leken wat op te gloeien. Hij zette een stel zeer scherpe tanden in de tafelrand en beet er een paar stukken af. Vervolgens rende hij naar de tafel waar ik net aan had zitten werken en smeet de theepot en mok op de grond, die aan scherven gingen. Er werden stukken uit diverse stoelen gebeten, er ging een complete boekenkast tegen de vlakte.
Er was niets wat ik kon doen. Hij leek me niet te zien, niet te horen, ik werd opzij geduwd en alles wat hij onderweg tegenkwam, moest het ontgelden. Ik keek vol ontzetting toe hoe hij zijn trein en treinbaan totaal wist te vernielen en hoe hij de autogarage oppakte, op de grond smeet en erop begon te stampen.
Het enige dat ik kon doen was hem in de gaten houden en hem uit laten razen. Dit was dus zo’n driftbui waar Mandor een opmerking over had gemaakt, maar waar we niet verder op waren ingegaan. Ik weet niet wat ik verwacht had, waarschijnlijk dat ‘een driftbui’ zou betekenen dat hij zou gaan stampvoeten en gillen om zijn zin te krijgen. Ik had niet gedacht dat het bij mijn Chaoszoon zo heftig zou zijn.
Uiteindelijk ging hij op de grond liggen, bonkte een poosje met zijn vuisten op de grond en bleef toen stil liggen. De woeste kenmerken in zijn uiterlijk verdwenen en hij werd weer kleiner. Ik liep voorzichtig naar hem toe en aaide hem over zijn bezwete bolletje. Hij weerde me niet meer af, ook niet toen ik hem oppakte en hem op schoot nam. Hij legde zelfs zijn hoofdje tegen me aan en was wat versuft. Eigenlijk was het een klein hoopje ellende zo.
Terwijl ik hem koesterde en zachte woordjes tegen hem sprak, vroeg ik me af in hoeverre dit normaal was. Misschien wel, een kind dat zich altijd zo ingetogen gedroeg, moest zich af en toe kunnen afreageren. Ik kon me alleen niet herinneren of ik als kind dergelijke driftbuien had gehad, dat moest ik eens vragen. Hij kon het natuurlijk van zijn vader hebben, hij was toch ook een Chaoskindje.
Intussen probeerde ik mezelf ook weer een beetje bij elkaar te rapen, ik was me lam geschrokken.
Owen viel uitgeput tegen me aan in slaap en terwijl we zo zaten, troefde ik Mandor.
“Oh, ik zie het al,” zei hij toen hij Owen en waarschijnlijk de puinhoop om ons heen zag. “Is er veel kapot gegaan?”
“Wat in het vuur beland, speelgoed en meubilair gesloopt,” zei ik. “Hoe vaak komt dit voor?”
“Zelden.”
“Wat is de aanleiding? Nu leek het erop dat de puzzel niet echt wilde lukken.”
“Verschillende oorzaken denk ik. Iets dat niet lukt inderdaad, iets dat hij niet mag, maar soms heb ik ook geen idee waardoor.”
“Hij veranderde, hij werd onder andere wat groter,” zei ik heel behoedzaam.
Hij lachte even.
“Je hoeft dat niet zo voorzichtig te zeggen hoor, ik schaam me niet voor mijn eigen zoon. Dat klopt, hij verandert, wordt wat demonisch, maar heeft nooit problemen om weer terug te gaan naar zichzelf. Hij heeft zichzelf toch geen pijn gedaan hoop ik?”
“Ik geloof het niet. Maar ik ben me kapot geschrokken. Niet alleen vanwege die uiterlijke verandering, maar ook dat woeste gedrag! Ik heb hem maar laten uitrazen, maar wat is dan de beste methode om hem te laten stoppen?”
Hij aarzelde even.
“Ik geef hem dan gewoon een ijzige blik.”
“Helpt dat?”
“Niet echt,” zei hij met een scheef lachje. “Uit laten razen lijkt de enige optie te zijn. Hij is niet bepaald bereikbaar als hij in zo’n bui is.”

Owen werd na ongeveer een half uurtje weer wakker, voor mij was dat genoeg tijd om bij te komen van de schrik. Met grote ogen keek hij om zich heen.
“Troep hè,” zei hij. “Is rommel.”
“Ja, we zullen dat maar even op gaan ruimen,” zei ik en we togen aan het werk. De boekenkast en het meubilair zette ik weer overeind, de kast werd ingeruimd. Alle losse speelgoed dat nog heel was, ging op de goede plaats, het kapotte speelgoed verzamelden we in een kist, daar zou ik later naar kijken, net als dat ik het repareren van de meubels tot die avond bewaarde. Als laatste verzamelden we alle puzzelstukjes die we nog konden vinden en samen legden we de puzzel voor zover nog mogelijk was. De rest van de stukjes conjuurde ik er toen bij, wat me redelijk goed afging. De hele puzzel kon nu gelegd worden en Owen was uiterst trots.
Vervolgens gingen we naar beneden, naar de keuken om wat te eten. Haastig werd de tafel gedekt en niet veel later stond er een dampende ovenschotel voor ons. Het personeel reageerde wat schuw naar Owen toe, die dat gelukkig niet in de gaten had. Al wist ik zeker dat ze niets hadden gezien van zijn driftbui eerder, klaarblijkelijk hadden ze wel één en ander gehoord.

Langzaam maar zeker veranderde ik en paste ik onze wereld steeds meer aan. Een wat ruig en woest landschap, mijn streven was zelfs een heel bos. Dat kostte heel veel moeite en vooral tijd, maar het begin was er. Ook was er volop grasland en vanuit een soort wombat die hier leefde, wist ik een soort van schapenras te creëren, bedoeld om wol te leveren. Tevens ontstonden er geiten.
De wereld werd groter, hoe verder ik ging, des te meer mogelijkheden er waren. Op een dag wist ik het zelfs zo ver te brengen dat het bijna op Patroongebruik leek: er kwam een kudde koeien voorbij rennen. Het personeel reageerde enthousiast, er werden wat mensen gestuurd om een aantal van de koeien te vangen en te temmen, wat niet zo heel moeilijk was.
Daarna dacht ik aan een kudde paarden, een klein paardje of een pony voor Owen zou erg leuk zijn. Maar voordat ik daar zelfs maar aan begon, wilde ik eerst Boudicca hier hebben.

No comments: