Bryana

Het was vooral rustig toen Randal weg was. Ik durfde het bijna niet toe te geven aan mezelf, maar het voelde aan als een verademing, alsof ik even wat lucht kreeg. Essilt en Iestyn waren een stuk handelbaarder, zo zonder Randal waren ze eigenlijk vrij rustig, op af en toe een onderlinge strijd en het eeuwige samen willen zijn na. Owen leek in het begin zijn draai niet echt te kunnen vinden. Hij hing voortdurend om me heen en ondernam niets uit zichzelf. Pas als we ’s middags tijdens het middagslaapje van de tweeling naar buiten gingen, naar de dieren, leefde hij op. Hij ging er heel goed mee om, niet alleen met de valken, maar zeker ook met het paard. Hij begreep Boudicca beter dan ik en ging ook veel natuurlijker met haar om. Dat alles zonder dat hij de dieren de baas liet zijn, wat ik erg knap vond voor een jochie van drie. Mijn vader, die onverwacht op een middag langs kwam, vond dit alles geweldig en was uren met Owen in de weer om zijn honden te trainen. Dit gaf mij tijd om me wat meer aan de tweeling te wijden, die wat verbaasd leken te zijn over de extra aandacht die ze zomaar kregen, iets wat me beschaamde. Ze leken altijd genoeg te hebben aan elkaar en in een bepaald opzicht was dat ook zo. Toch merkte ik dat ze enthousiast reageerden op de spelletjes die ik met ze deed en de boekjes die met ze bekeek en ze voorlas. Mandor had gelijk, ze waren behoorlijk pienter, na één keer een boekje gelezen te hebben wisten ze een volgende keer precies hoe het verhaaltje ging, iets wat ze duidelijk wisten uit te drukken in gebaren. Het verwonderde me dat de tweeling nog steeds geen woord sprak, terwijl ze heel goed de meeste woorden herkenden en ook wisten wat ze betekenden.
Met Mandor en Randal ging het ook prima, begreep ik uit de regelmatige Troefcontacten.
“Randal is veel beter handelbaar in deze één op één situatie, echt een gezellig joch om bij je te hebben,” zei Mandor. “Hij mist thuis, hij vraagt wel steeds naar jou, Owen en ‘zijn baby’, maar ondertussen vindt hij alles prachtig en is erg enthousiast. Ik heb hem een les in Sorcery bij laten wonen, de leerlingen vonden het leuk, zo’n klein jochie dat met een stralende lach om zich heen zat te kijken. Randal heeft zelfs heel erg zijn best gedaan om te laten merken dat hij dat ook kon… en de eerste stappen om een spreuk te ontwikkelen gaan hem goed af. Hij heeft zeker aanleg.”
“Dus alweer een zoon om trots op te zijn,” zei ik plagend, want die trots was duidelijk merkbaar, zowel op Mandor’s gezicht als naar het gevoel te oordelen dat de ring me gaf.
“Ik ben trots op al onze kinderen,” zei Mandor en ik wist dat hij het meende. “Ze hoeven daarvoor echt niet met magie te smijten.”
Dat Owen zo goed was met dieren vond hij wel heel bijzonder, al kon hij daar niet helemaal in mee gaan. Toch vond hij het iets dat gestimuleerd diende te worden.
“Je hebt het toch eens gehad over een Schaduw waar mensen met dieren kunnen praten?” zei hij peinzend.
Ik was een beetje verbaasd dat hij zich dit nog herinnerde - het gaf echter wel aan dat hij belangstelling had voor de dingen die ik vertelde.
“Dat was Ostatia meen ik. Ik heb geen idee waar dat is, misschien mijn vader.”
“Als ik weer thuis ben, is het wellicht mogelijk dat je daar af en toe met Owen heen gaat,” zei hij bedachtzaam. “Als een soort tripjes.”
Ik sprak met Julian over Ostatia en hij vermoedde dat het inderdaad interessant zou zijn voor Owen.
“Als jullie zover zijn, laat het dan weten, dan zal ik jullie er de eerste keer heen begeleiden,” zei hij.
Ik vertelde hem ook over de nieuwe zwangerschap. Hij was daar even stil van en keek me onderzoekend aan.
“Ik weet niet of het wel zo verstandig is, in jullie huidige situatie,” zei hij toen uiterst behoedzaam.
“Het was niet de bedoeling,” zei ik eerlijk. “Gelukkig hebben we nog een aantal maanden om er aan te wennen en dan… het zal gaan zoals het moet gaan.”
Hij knikte en zei me goed op mezelf te passen. Hij was te allen tijde bereid om één van de oudste jongens een poosje onder zijn hoede te nemen.
“We doen ons best om ze zoveel mogelijk zelf bij ons te houden,” zei ik.
“Geloof me, ik heb daar alle begrip voor,” zei hij. “Als alles anders was geweest, zou ik daar zelf ook alle moeite voor hebben gedaan met mijn dochters. Zie het aanbod dus alleen als een soort van vangnet.”
Hij vertrok weer na enkele dagen, een beetje tot teleurstelling van Owen die het altijd leuk vond als zijn opa er was. De tweeling maakte het niet zoveel uit, al reageerden ze op Julian wat positiever dan op bijvoorbeeld mijn moeder of Dara. De twee dames vonden het eenkennige gedrag van de tweeling vreselijk en probeerden ze er altijd toe te verleiden dat toch door hen vastgehouden wilden worden - iets wat een tegengesteld effect had. Mijn vader haalde zijn schouders daarover op en liet de tweeling in hun waarde, waardoor ze op hem minder terughoudend reageerden.
De dagen volgden elkaar snel op. Owen en ik kwamen aardig aan de dieren toe, intussen hielp hij inderdaad mee de tweeling te verzorgen. Na een paar dagen zonder Randal wist hij zichzelf er eindelijk toe te zetten om wat dingen voor zichzelf te gaan doen, zoals puzzelen en tekenen. Ik kreeg de indruk dat hij Randal heel erg miste en ook nodig had om op gang te komen. Tegelijkertijd had ik soms het vermoeden dat Owen het eigenlijk wel heel prettig vond om een poosje zonder zijn drukke broertje te zijn.
De tweeling, bijna een jaar nu, deed nog niets zelfstandig behalve omrollen. Die techniek gebruikten ze ook om van het ene punt naar het andere te kunnen komen. Het was een heel grappig gezicht, die twee gelijk geklede baby’s die naast elkaar al rollend van buik naar rug en weer naar hun buik hun doel bereikten en ik maakte er meerdere filmpjes van.
Hun haar was inmiddels aardig aan het groeien. Iestyn’s haar was nagenoeg wit, dat van Essilt slechts ietsje donkerder, zodat het ergens tussen heel lichtblond en wit in was. Doordat zij zo vreselijk licht van haar was vonden de meeste mensen dat ze ‘sprekend haar vader’ was. Ze was echter de enige van de kinderen die uiterlijk juist veel van mij had, maar dat leken alleen Mandor en ik te zien.
Het waren een aantal vredige dagen, hoewel ik Randal toch vreselijk miste. Hij mocht dan druk zijn, ondertussen was het een schat van een joch, heerlijk spontaan en leefde hij altijd met alles mee. Soms sprak ik hem heel even door Troef, samen met Mandor, maar dat was toch anders. Mandor bleef wat langer weg dan oorspronkelijk gepland was, zoals altijd waren er weer een aantal zaken die zijn aandacht nodig hadden bij gekomen. Randal vond alles leuk en werd overal graag gezien.
Er was één ding waar we niet over spraken. Dat was de nieuwe baby. Van de zwangerschap was nog niets te zien en ik trachtte mezelf wijs te maken dat er ook nog niets van te voelen was. Er was een kind onderweg, maar ik deed mijn best om er zo min mogelijk aan te denken, het kwam me dus wel zo goed uit dat Mandor het er ook niet over had. Heel soms, als ik in het donker alleen lag, kwam er een schuldgevoel opzetten naar dit kind toe. Wat stond hem te wachten als hij bij een paar ouders geboren zou worden die helemaal niet zo op hem zaten te wachten? Met alle macht duwde ik die gevoelens weer weg. Het kind was er nog lang niet, ik merkte er niets van en wat mij betreft was het prima zo.

Het kon niet zo blijven. Natuurlijk niet. Midden in een nacht werd ik wakker vanwege een gevoel dat via de ringen kwam. Een gevoel dat zich nauwelijks laat omschrijven. Schrik, ontzetting, bezorgdheid en nog veel meer. Het zekere weten dat er iets heel erg mis was. Ik greep naar de Troef van Mandor en wist meteen dat deze afgeschermd was. Ik liet me terug vallen in de kussens en lag met wijd open ogen in het donker te staren. Er was iets mis, maar wat? Wat kon ik doen! Na korte tijd stond ik op en kleedde mezelf werktuigelijk aan. Mijn gedachten waren bij Mandor en Randal, daar was iets aan de hand. Opnieuw staarde ik in de Troef, nog steeds helemaal niets. Kort daarna maakte Mandor heel even contact om te zeggen dat hij later zou troeven. Hij verbrak het contact onmiddellijk, ik had alleen zijn gezicht gezien waar ik niets van kon aflezen. Het gevoel dat de ring me gaf werd wat minder heftig en na een poosje was er alleen het gevoel van bezorgdheid.
Ik liep rond in huis, trachtte mijn gedachten af te leiden door wat te lezen en was dolblij dat de tweeling zich al meldde voordat het echt ochtend was. Ik deed ze in bad en kleedde ze aan, ondertussen was Owen ook wakker geworden. Hij leek meteen in de gaten te hebben dat er iets aan de hand was. Hij kleedde zichzelf snel aan, volgde me op de voet en was uiterst lief. We hadden een vroeg ontbijt, onmiddellijk daarna ging ik met het drietal naar de speelkamer alwaar Owen spelletjes ging doen met de tweeling.
Mandor troefde opnieuw en liet zich doorhalen. Hij was zonder Randal, zijn gezicht stond ernstig.
“Pappa!” gilde Owen en rende op hem af. Mandor tilde hem hoog op en knuffelde hem. Daarna kreeg de tweeling, die naar hem toe was gerold en aan zijn broekspijpen trok, eenzelfde behandeling.
“Is Randal?” vroeg Owen.
Mandor gaf geen antwoord, doch vroeg aan mij of ik iets te drinken had, iets sterks. Ik haastte me weg om een whisky voor hem te halen, die hij, nog staande met de tweeling op zijn arm, in één keer opdronk. Daarna ging hij zitten op een stoel, Owen kroop ogenblikkelijk naast de tweeling bij hem op schoot en vleide zijn hoofd tegen zijn schouder. Ik schonk hete sterke koffie voor ons beiden in, ging in een stoel tegenover hem zitten en keek hem aan, wetende dat hij geen goed nieuws had. Hij dronk eerst de koffie op voordat hij begon te vertellen. Randal was getuige geweest van een demonenoproeping die uit de hand was gelopen en hij was bezeten geraakt. Hij zat nu in een tehuis is Chaos, een instituut voor patiënten die ongelukken hadden gehad met demonen.
Ik staarde hem aan, hoe kon dit gebeuren! In alle scenario’s die ik de voor de geest had gehaald deze ochtend, was geen bezetenheid voorgekomen. Ik wist niet wat ik moest doen of moet zeggen. Het liefst was ik heel hard gaan gillen en had ik de man tegenover me uitgemaakt voor alles wat lelijk was. Demonen waren zijn expertise, hij had dit toch kunnen voorkomen! Ik slikte en deed mijn best mezelf te beheersen. Met mijn woedeaanval zou Randal niet geholpen zijn en ik moest ook om de andere kinderen denken.
“Ik geef mezelf de schuld,” zei Mandor. “Ik had de situatie verkeerd ingeschat. Ik was bezig met een zaakje voor Merlijn en had informatie nodig. Alle veiligheidsmaatregelen waren genomen en Randal begreep heel goed waar die voor waren. Ik had hem gewaarschuwd, maar ik had beter moeten weten. De demoon verscheen binnen de kring en Randal stapte - uit enthousiasme of nieuwsgierigheid - naar hem toe en verbrak op die manier een gedeelte van de barrière. De demoon zag zijn kans schoon en pakte hem.”
Hij viel stil en wreef met een hand over zijn voorhoofd. Daarna keek hij me recht aan.
“Ik denk dat het uitdrijven van een demoon bij je eigen kind het meest verschrikkelijke is dat een oproeper kan overkomen,” zei hij zacht. “Hij is niet lang bezeten geweest, lichamelijk is er niets aan de hand, maar geestelijk…”
Hij schudde zijn hoofd en trok alle drie de kinderen even stevig tegen zich aan. Owen sloeg zijn armen om zijn nek, de tweeling zat hem met een wijze uitdrukking op hun gezicht aan te kijken. Ik liet het allemaal op me inwerken en bezinken. De boosheid die ik eerder had gevoeld, was aardig weggezakt. Het was niet Mandor’s schuld. Het hele gebeuren was te vergelijken geweest met de aanval van de Barghest.
“Wat zijn de vooruitzichten?” vroeg ik toen benepen. “Waarom is hij niet hier?”
“In dat tehuis is men uiterst bedreven in het omgaan met en het behandelen van slachtoffers van demonen. Randal lijkt er nog goed af gekomen te zijn, maar er is zogezegd niemand thuis bij hem. Via speciale therapieën en rituelen moet hij zichzelf weer vinden.”
“Randal toe?” vroeg Owen.
“We gaan zo naar Randal toe,” beloofde Mandor hem.

Nog geen half uur later waren we in de inrichting. Vrolijke kleuren, veel licht, een zonnig geheel. Alles erop gericht om patiënten het gevoel te geven dat ze niet in het zwarte gat zaten waarin ze waren. De sfeer was rustig en het verplegend personeel uiterst vriendelijk, doch zeer resoluut.
Randal zat in een hoekje van een vrolijke kinderkamer. Stilletjes en bleek, geen enkele interesse voor zijn omgeving of voor het speelgoed dat ruimschoots voorhanden was. Hij reageerde in het geheel niet op onze komst, niet op Owen die meteen bij hem kwam zitten en zijn armen om hem heen sloeg, niet op de baby’s die tegen hem aan kwamen liggen. Hij reageerde ook niet op Mandor of mij. Om met een geheel wezenloos kind op schoot te zitten is een vreselijke ervaring die ik niemand toewens. Ik heb me wel eens afgevraagd waar ik de kracht vandaan haalde op dat moment om vrolijk te blijven, om Randal te knuffelen alsof er niets aan de hand was, om hem te vertellen dat ik hem miste thuis en hoeveel ik van hem hield - ik heb geen idee of iets ervan tot hem doordrong.
Owen klampte zich gedurende het hele bezoek erger aan Randal vast als dat de tweeling dat normaal onderling deed. Toen Mandor aankondigde dat de bezoektijd echt voorbij was, begon Owen te gillen en barstte in een verschrikkelijke huilbui uit.
“Ik blijf bij Randal!” herhaalde hij keer op keer.
Mandor maakte hem los van Randal en pakte hem op. Owen worstelde om los te komen en bleef doorschreeuwen. Van alle commotie was de tweeling ook heel hard aan het huilen gegaan en onder dit lawaai troefden we naar huis waar Mandor de immer krijsende en trappende Owen meenam naar zijn studeerkamer, terwijl ik me over de tweeling ontfermde in de speelkamer. Met wat aandacht en geduld bedaarden ze al snel en kwamen ze vermoeid tegen me aan hangen. Ik nam ze mee naar de keuken om ze daar hun middagpap te geven. Tijdens het voeren viel Iestyn in slaap en zat Essilt te knikkebollen in haar kinderstoel en weigerde nog een hap te eten daar Iestyn ook niet meer at. Ik tilde ze beiden uit hun stoel en droeg ze naar hun slaapkamer. Iestyn bleef doorslapen tijdens het verschonen, Essilt was niet ver meer van haar slaap af. Ik legde ze in hun bedje. Essilt nestelde zich naast Iestyn, sloeg een arm om hem heen en viel als een blok in slaap. Even bleef ik kijken, het ontroerde me telkens weer als ik zag hoe gehecht deze kinderen aan elkaar waren. Dat soort momenten deden me vergeten hoe hun gedrag me soms vreselijk stoorde. Wat wilde ik nu helemaal, ze waren nog zo ontzettend klein!
Zachtjes verliet ik de kamer en ging naar Mandor’s studeerkamer waar het nu stil was. Binnen was het een ravage, ik vermoedde dat Owen een enorme driftbui had gehad, driftbuien die niet meer waren voorgekomen sinds de komst van Randal. Mandor zat op de grond met de slapende Owen tegen zich aan. Hij streelde zachtjes het donkere haar van het kind dat nat was van het zweet. Af en toe snikte Owen in zijn slaap.
Ik liet me naast Mandor zakken, sloeg mijn armen om hem en Owen heen en legde mijn hoofd op Mandor’s schouder. In deze toch wat lastige houding bleven we zwijgend zitten tot Owen een half uurtje later ontwaakte. Hij ging haastig rechtop zitten, wreef in zijn ogen en keek toen verbaasd om zich heen.
“Randal toe?” vroeg hij toen met een snik.
“Luister jongen,” zei Mandor en draaide Owen zo dat ze elkaar recht aan keken. “Ik beloof je dat we heel vaak naar Randal toe zullen gaan. Helaas kunnen we in dat ziekenhuis niet bij hem blijven, dat is te druk voor Randal.”
Owen’s lip begon te trillen, hij wreef zich nog eens in de ogen, haalde diep adem en wist zichzelf op die manier kalm te krijgen. Hij knikte dat hij het begreep. Mandor zette hem op zijn benen, stond vervolgens zelf op en hielp mij overeind.
“Ik vermoed dat jij honger hebt,” zei hij tegen Owen.
“Jahaa,” zei deze met toch weer een snik in zijn stem.
We lieten de tafel dekken in de eetkamer voor een late lunch. Het was raar om met ons drieën aan tafel te zitten, het deed me denken aan onze begintijd. Mandor en ik hebben nooit een tijd samen gehad als geliefden, we hadden meteen Owen erbij. Toch had ik het gevoel dat dit niet uitmaakte voor onze gevoelens naar elkaar toe en voor onze relatie.

We bezochten Randal inderdaad zo vaak mogelijk. Het was een vermoeiende tijd, reizen tussen twee huizen en het kind in het ziekenhuis, terwijl er nog drie andere jonge kinderen waren en eentje onderweg. Er waren mensen die onze aandacht voor allerlei zaken wilde hebben en dan heb ik het niet alleen over Jason Mason. Er was koningin Deirdre die het zorgwekkend vond dat er zo weinig voedsel uit de Hoven naar Amber geïmporteerd kon worden en wilde weten wat ik er aan kon doen. De gesloten poorten waren nog altijd niet geopend. Ik sprak het met Mandor door, maar er was weinig wat we konden doen. De weg door de Hoven was lang en het meeste voedsel was aan bederf onderhevig. Het was mogelijk om Elysium wat verder aan te passen, zodat er meer gewassen verbouwd konden worden en veeteelt zou zijn, maar dat alles kostte tijd. En voor Amber-stad was de invoer uit maar één land eigenlijk te weinig. Soms ging ik een Schaduw in en kocht daar een pakhuis leeg met allerlei basisvoedsel, dat Mandor door middel van Logrus naar Elysium haalde, maar het bleef te weinig om een hele stad te voeden.
Dan hadden we koningin Dara die zich helemaal druk maakte over de eerste verjaardag van de tweeling, die volgens haar in stijl gevierd moest worden, binnen de Hoven was het bereiken van het eerste jaar erg belangrijk. Ik zei haar dat we alle verjaardagen van de kinderen in beslotenheid vierden, binnen ons gezin en geen reden zag om dat te veranderen. Dat zat haar in het geheel niet lekker en ze begon er toen Mandor lastig mee te vallen, iets wat hem mateloos ergerde. Intussen had ik het met mijn eigen moeder aan de stok, die ook al begon over die eerste verjaardag die een mijlpaal zou zijn. Eén van de vervelende dingen van het openbaar maken dat we een gezin hadden, was zonder meer de bemoeienis van bepaalde familieleden. Ondertussen was Gramble bijna enthousiast over het gebeuren met Randal en zocht het kind zowat dagelijks op in het sanatorium als bezorgde opa. Mandor was hier totaal niet blij mee en voerde zijn bezoeken zoveel op, dat hij er in ieder geval altijd was als opa Gramble ook kwam. Owen had feilloos in de gaten wanneer Mandor weer ging en eiste dan dat hij mee moest gaan, wat Mandor heel prima vond. Aan mij werd overgelaten hoe ik het regelde met Elysium en Jason Mason, met de familie en de feesten, het gezeur van Amber om meer export, het beheer van de Toren waar we weer eens hopeloos mee achter liepen en de tweeling die ik nu bijna altijd alleen onder mijn zorg had. Essilt en Iestyn, nu bijna een jaar oud. Tamelijk tenger, intelligent, goedlachs, lief. Ze hadden nu ieder twee ondertandjes, sliepen ’s nachts goed door en hadden nog regelmatig een middagslaapje nodig. Ze kropen niet, ze bleven zitten als we ze neer zetten, maar waren nog nooit uit zichzelf gaan zitten. Ze konden nog niet staan, trokken zich nergens aan op en speelden vrijwel altijd met hetzelfde speelgoed, waarvan ik me nauwelijks kon voorstellen dat het ze uitdaagde. We hadden onlangs geprobeerd om ze te scheiden van elkaar. Het plan was goed, iedere ouder een kind, we begonnen met tien minuten en zouden dat langzaam opvoeren. De bedoeling was dit een week vol te houden, verder dan drie dagen kwamen we niet. Het was alleen maar gillen, krijsen, brullen en wat dies meer zij. Deze tweeling liet zich niet scheiden. Wanhopig hadden we besloten het zo te laten en ondertussen in Schaduw te zoeken naar ervaringen met zeer gehechte tweelingen. Tot nog toe was daar echter weinig uitgekomen, maar we hadden nog niet erg fanatiek gezocht.
Al met al was ik minder vaak bij Randal als ik wilde zijn. Essilt en Iestyn werden steeds weer onrustig als ze in dat ziekenhuis kwamen, dat was een reden om hun bezoekjes daar te minderen. Vanwege de aandacht van Gramble voor Randal, wilde Mandor hem goed in de gaten houden, dus hij zorgde daar te zijn zodra het tijd was voor bezoek. Er was geen sprake van dat we zouden afwisselen en hij voor de tweeling zou zorgen. Bovendien vond hij dat ik het al druk genoeg had met zaken te regelen voor Elysium, de magiërschool, toezicht te houden op de nieuwbouw in Gormenghast waar we eindelijk besloten hadden om het fort stukje bij beetje om te laten bouwen tot een groot en gerieflijk landhuis.
Ondertussen was ik zo’n beetje het pispaaltje van iedereen aan het worden, vanuit Amber kreeg ik te horen dat we te weinig deden aan de nood van Amber stad, in Elysium had Jason Mason een paar medestanders gekregen die fel tegen de plannen waren om meer landbouw in Elysium te realiseren en steeds weer met allerlei vage argumenten kwamen. Verder bleven Dara en mijn moeder me de kop gek zeuren over de verjaardag van de tweeling, mijn moeder meende zelfs op te moeten merken dat we blij mochten zijn dat ze waarschijnlijk hun eerste verjaardag zouden halen, als ze naging hoe we met onze kinderen omgingen. Dat laatste was de druppel die de emmer deed overlopen. Ik verbrak abrupt de verbinding, hoewel ik wist dat ik haar zo hoofdpijn bezorgde en zei geen woord meer tegen wie dan ook. Ik pakte Essilt en Iestyn onder de arm en troefde met ze naar Gormenghast. Werktuigelijk ging ik daar mijn gang, deed leuk tegen de kinderen als ik dacht dat ze er behoefte aan hadden, gaf ze te eten als ze honger hadden en ze werden regelmatig verschoond. Ik was blij als ze gingen slapen, dan hoefde ik een poos helemaal niets. Dan sloot ik me op in onze slaapkamer, ging met kleren en alles aan in bed liggen en trok de dekens over mijn hoofd. Zo had ik zomaar een hele nacht om niets te hoeven en niets te moeten. Een enkele zwakke poging tot troefcontact negeerde ik, voorlopig hoefde ik mijn moeder niet te spreken.
Dit hield ik twee dagen vol. Twee dagen waarin ik niets hoefde en niets moest, alleen een beetje voor de tweeling zorgen en dat ging redelijk, ze waren dan ook ontzettend lief. Alsof ze aanvoelden dat ik mezelf niet helemaal was. Ik dacht nergens over na, dwong mezelf niet teveel te denken aan de andere kinderen, zeker niet aan die ene die op komst was. En uit alle macht probeerde ik niet te denken aan Mandor - niet teveel dan. Hij had het druk en ik vroeg me maar niet af waar hij verbleef tussen de bezoekuren door. Hij miste me niet, zoveel was duidelijk.
Twee dagen. Toen pas zocht hij contact. Goed, twee dagen in Gormenghast was ongeveer een dag in dat instituut, maar er was al langer geen contact meer tussen ons geweest. En wat maakte het ook uit. Hij had de oudste twee kinderen en ik de jongste twee. Zo was het heel goed geregeld toch? Ik had geen zin om hem te spreken en sloot me af voor hem, iets dat best goed ging, al had ik er hoofdpijn aan overgehouden.
De tweede poging kwam niet veel later en ik moest alle moeite doen om dit ook te negeren. Ik weet niet eens meer waarom ik dat zo deed, ik had van tevoren kunnen weten dat ik in Gormenghast niet aan Mandor kon ontsnappen. Eigenlijk wilde ik dat ook niet, dan had ik me beter ergens in Schaduw kunnen verstoppen.
Ik bereidde me voor op een derde confrontatie. Die kwam binnen een half uur, Mandor zelf die onze slaapkamer binnen kwam. Ik zat rechtop in bed, en was me aan het voorbereiden om mijn geest af te sluiten voor Troef. Stom genoeg had ik er niet aan gedacht dat hij gewoon via de waterput kon reizen.
Ik staarde hem alleen maar aan zonder iets te zeggen. Wat moest ik? Hem weg sturen?

Nee, er zijn geen mooie dingen gezegd, die avond. Verwijten die over en weer vlogen, ik zal ze hier niet herhalen. Mandor zat het het meeste dwars nog dat ik niet met mijn problemen naar hem was gekomen, terwijl ik hem kwalijk nam dat hij het alleenrecht over onze zonen opeiste en mij voor de rest liet opdraaien. Hij zei koud dat hij zich druk maakte over het welzijn van Randal en zich daar helemaal voor inzette, terwijl ik nog niet eens met een paar simpele eisen van een stel domme mensen kon omgaan. Moest hij me dan alles voorkauwen? Ik riep tegen hem dat hij zo verdomde arrogant was, dat het niet mogelijk was om aan zijn verwachtingen te voldoen. Op dat moment hoorden we het geluid van brekend glas. Fillipien, die dwars door de ruit heen naar binnen vloog en haar duikvlucht op Mandor’s ogen richtte, hij wist haar maar net te ontwijken.
“Jaag dat beest weg!” riep hij. “Anders gaat ze eraan!”
“Fillipien, maak dat je wegkomt!” schreeuwde ik boos tegen de valk. “Hier heb je je niet mee te bemoeien!”
Fillipien deed, zij het wat traag en door nog eens dreigend vlak langs Mandor te vliegen, wat ik zei en verdween door het raam naar buiten.
“Mijn excuses,” zei ik geschrokken tegen Mandor. “Dit was echt niet mijn bedoeling.”
Hij liet zich op het bed zakken en steunde met zijn hoofd in zijn handen, zijn schouders waren gebogen. Ik ging voorzichtig naast hem zitten en sloeg een arm om hem heen.
“Het spijt me zo,” zei ik nog eens. “Van Fillipien ook, maar ik had me niet moeten opsluiten in mezelf.”
Hij sloeg beide armen om me heen en trok me stevig tegen zich aan.
“We kunnen verder praten in de zitkamer,” stelde hij toen voor. “Ondertussen regel ik dat het glas wordt opgeruimd en dat het raam wordt gemaakt.

Met een grote pot koffie tussen ons in die steeds leger raakte, praatten we uren en uren. Het was niet zo dat alle geschillen meteen waren bijgelegd, maar het voelde als een opluchting om te kunnen uiten wat me dwars zat en om eindelijk van hem te horen wat hem zo hoog zat. Het feit dat Gramble interesse toonde in het genezingsproces van Randal vertrouwde Mandor helemaal niet.
“Ik heb teveel dingen met mijn vader meegemaakt om dat te kunnen,” zei hij simpel. “Het lijkt erop dat hij het allemaal goed meent, maar ik kan niet geloven dat hij zonder eigen agenda werkt. Nu heeft hij belangstelling ja, gedurende de andere ziekenhuisopnamen van Randal zagen we hem hooguit maar één of twee keer.”
“Denk je dat je vader in Randal een toekomstige oproeper ziet?”
“Dat weet ik wel zeker,” zei hij grimmig. “Ik hoop echt dat ik één van mijn zonen zal kunnen opleiden. Of mijn dochter,” zei hij er haastig achteraan toen hij mijn gezicht zag. “Maar van onze kinderen is Randal het meest onbesuisd en Owen is verpest door die beesten.”
“Dat hoeft toch niet in de weg te staan?” vroeg ik verwonderd.
“Dat weet ik nog niet, dat zal ik moeten uitzoeken. Owen is vanwege zijn gelijkmatige karakter eigenlijk heel geschikt. Nu nog niet natuurlijk, hij is veel te jong.”
“Misschien één van de tweeling,” zei ik zacht.
“Dat is mogelijk. Wie de opleiding ook gaat volgen - het kan er meer zijn dan één - we moeten ervoor zorgen dat mijn vader niet aan de weet komt welk kind dat is.”
“We kunnen het proberen.”
Hierna zwegen we een poosje en dronken van de sterke koffie.
“Waar is Owen eigenlijk?” vroeg ik toen, ineens tot het besef komend dat Mandor zonder hem was binnen gekomen - ik wist ook zeker dat hij niet ergens anders in huis was.
“Die heb ik naar je moeder gebracht,” zei hij met een flauwe glimlach.
“Mijn moeder! Weet je wel wat zij…”
“Dat weet ik,” viel hij me in de rede. “Ze heeft me daarover getroefd, heeft er verschrikkelijk veel spijt van en had dat jou ook willen zeggen, maar je blokkeerde al haar pogingen. Ik besloot dat ik met jou moest gaan praten, maar had daar even geen klein toehoordertje bij nodig. Dus vandaar. Owen vond het prima, al heb ik hem moeten beloven om morgen weer naar Randal te gaan.”
“Ben je niet bang dat je vader nu Randal bezoekt?”
“Nee. Hij kan er nu niet binnen,” zei hij met een stoïcijns gezicht. “Dit hoeven we niet lang meer vol te houden trouwens, Randal gaat met sprongen vooruit. Ik schat dat we hem over een dag of twee thuis kunnen halen.”
“Werkelijk?” vroeg ik verheugd. “Waarom heb je me niet laten weten dat het goed gaat? De laatste keer dat ik er was, kwam er nog niet veel meer uit dan alleen ‘ja’ of ‘nee’.”
“Ik heb je verwaarloosd. Morgen ga je gewoon mee en de tweeling ook. Laten we nu naar bed gaan.”
Ik dronk haastig de laatste slok koffie op en ging met hem mee naar de slaapkamer. Het glas was opgeruimd, in het kozijn was een plank getimmerd als voorlopige afsluiting.

Natuurlijk bedreven we de liefde. Uitgebreid, heftig, hij had alle aandacht voor mij. Het was als altijd fantastisch en het had een onverwachte afloop, er gebeurde iets dat ik nog nooit had meegemaakt. Ik was gewaarschuwd dat seks met een Chaosiet kon inhouden dat deze zich niet goed kon beheersen en in een demoon kon veranderen. Dit was nog nooit gebeurd, maar onwillekeurig hield ik er altijd een beetje rekening mee, zeker als hij zo onstuimig was. Maar wat ik helemaal niet had verwacht was dat hij in huilen uit zou barsten.
Het enige dat ik kon bedenken was hem tegen me aan te trekken, hem goed vast te houden en hem te strelen. Gelukkig weerde hij me niet af. Het waren allerlei opgekropte emoties die eruit kwamen en dat waren er nogal wat. Niet alleen de traumatische ervaringen met Randal, maar ook de geboorte van de tweeling, het gedoe rondom Owen in het begin en nog een aantal dingen meer. Mijn man, van wie ik soms de indruk kreeg dat veel zaken langs hem afgleden, van wie ik dacht dat hij altijd de sterke rots in de branding was, bleek een zeer emotioneel en bewogen iemand te zijn. Het maakte alleen maar dat ik me nog meer aan hem verbond, dat ik nog meer van hem ging houden. Hij moest me wel vertrouwen, als hij zich zo liet gaan bij mij.
Later, toen hij tot rust was gekomen, legde hij zijn hand op mijn buik. Vrijwel meteen, heel voorzichtig, voelden we beiden voor het eerst de voorzichtige beweginkjes van de baby. Mandor lachte zacht, boog zich naar mijn buik toe en gaf er een kus op.
Voor mij was het heel confronterend. Het had niet geholpen om de baby weg te denken, deze was gewoon doorgegaan met groeien en had nu laten merken dat hij er was. Voor het eerst voelde ik een sprankje van blijdschap over deze zwangerschap en wist ik zeker dat deze zoon net zo warm verwelkomd zou worden als zijn broers en zijn zus.

Mandor wist nog niet zo zeker of dit weer een jongen zou zijn, zei hij tijdens het ontbijt. Hij had me uit laten slapen en intussen de tweeling in bad gedaan en ze aangekleed. De kinderen waren opgewekt en aten gretig hun tot kleine stukjes gesneden boterhammen op.
Daarna nam Mandor ons mee naar Randal toe, die blij was met onze komst. Het was wel zo anders dan de vorige keren, dat ik tranen in mijn ogen kreeg en mijn best moest doen om me goed te houden. Randal wilde zowaar met de tweeling spelen, wat ze toelieten. Het duurde echter niet lang, toen was Randal moe en kwam bij mij op schoot hangen.
“Zo gaat het steeds,” zei Mandor, “maar hij speelt steeds langer en heeft veel meer interesse in zijn omgeving gekregen. Hij gaat echt de goede kant op.”
Hij liet ons even alleen om Owen op te halen. Het was goed om zo met Randal op schoot te zitten. Essilt en Iestyn vermaakten zich met een paar kleurige knuffelbeesten en waren gewoon lief.
Niet veel later kwamen Mandor en Owen terug.
“Mamma!” riep Owen en kwam op me toe rennen. “Weer beter?” vroeg hij terwijl hij zijn stevige armpjes om mijn nek sloeg. Ik keek Mandor aan die net zo verbaasd was als ik. Hoe wist Owen dat ik in een soort depressie had gezeten?

Randal mocht de volgende dag al naar huis. De vermoeidheid die hij zo snel toonde, was normaal, zeiden de doktoren. Het was nu zaak dat hij weer in zijn gewone doen zou gaan komen, de genezing zou voorspoediger gaan in zijn bekende, huiselijke omgeving.
Tussendoor was ik naar mijn ouders geweest op hun landgoed in Antioch en had er een poos met mijn moeder gepraat. Ze had inderdaad spijt van haar uitspraak eerder, ze had zich zorgen gemaakt over Randal en al zijn ongelukken waren bij haar ook niet in de koude kleren aan zitten.
“Niet dat ik het helemaal eens kan zijn met jullie manier van opvoeden,” zei ze met een lachje, “maar jullie gaan er wel helemaal voor en dat is ook iets om respect voor te hebben.”
Ze was geschokt toen ik haar vertelde over de baby die onderweg was, ook al probeerde ze dat voor mij te verbergen. Ik kon me haar reactie goed voorstellen.
“We moeten er zelf ook wat aan wennen,” zei ik. “Toch is dit kind meer dan welkom.”
Ze knikte alleen.

Na een paar weken thuis was Randal volledig genezen. Hij was nog altijd onbesuisd, toch was hij wat rustiger dan voorheen. Owen stond hem zoals steeds trouw terzijde.
De verjaardag van de tweeling was in alle rust gevierd, precies zoals we het zelf wilden en pas enkele weken na hun verjaardag. Ik wist dat Mandor daarover woorden had gehad met Dara, al vertelde hij me er niets over.
Toch waren die verjaardagsperikelen niet voorbij. Zodra we in Elysium kwamen, maakte Gramble zijn opwachting. In de eerste instantie leek er niet veel aan de hand, hij begroette zijn kleinkinderen het eerst, zoals vaker en had voor allemaal iets meegebracht. Een ingewikkeld uitziende puzzelkubus voor Owen, waar deze meteen mee aan de slag ging; Randal kreeg een soort apparaat waarmee hij cirkelvormige dingen mee kon afschieten die dan een poosje in de lucht bleven zweven en voor de tweeling waren er plastic ringen die ze aan elkaar konden passen zodat het een ketting vormde. Hij speelde een poosje met ze, wat ze heel prima vonden, mede doordat ook deze opa geen drukke en enthousiaste pogingen deed om hun aandacht te krijgen.
Pas ruim na het eten, toen alle kinderen eindelijk op bed lagen en wij met zijn drieën aan de koffie zaten in één van de zitkamers, liet Gramble weten waarom hij hier was.
“Hoe zijn jullie eigenlijk van plan om dat aan te gaan pakken met de verjaardagen van mijn kleinkinderen?” vroeg hij bars. Hij zat tegenover ons in een leunstoel, netjes gekleed in een donkerbruine broek, donkergroen fluwelen vest en daaronder een ivoorkleurig overhemd. Zijn staalgrijze ogen keken priemend van de één naar de ander.
“Jouw kleinkinderen, ónze kinderen,” zei Mandor meteen die al even strak naar zijn vader keek. “Wij bepalen zelf hoe we daarmee omgaan, dat zijn ónze zaken.”
“Daaruit kan ik opmaken dat jullie niet van zins zijn om de rest van de familie bij die verjaardagen te betrekken? Als ik het niet dacht. Je wilt ze bewust zoveel mogelijk van me weg houden.”
“Dat is niet de gedachte daarachter,” zei ik, hoewel ik het vermoeden had dat dit voor Mandor wel degelijk een reden was om verjaardagen onder ons te vieren. “Ze zijn nog zo jong en al die drukte…”
“Onzin. Voor kinderen is dat een zeer belangrijke dag, maar ook voor hun grootouders, tantes en ooms. Een verjaardag is voor een kind heel bijzonder.” Hij leunde naar voren en kneep zijn ogen een beetje samen. “Ik wens niet buitengesloten te worden,” zei hij voornamelijk tegen Mandor. “Dit zijn mijn kleinkinderen, ze zijn bijzonder en dat mogen ze best weten. Ik wil er kunnen zijn op hun verjaardagen. Dat jullie je terug trekken op je eigen Schaduw, moeten jullie zelf weten, je verzint maar een mogelijkheid dat ik erbij kan zijn op familiehoogtijdagen.”
“Belachelijk!” riep Mandor, zijn ogen ijskoud. “Ineens wil je je gaan bemoeien! Tijdens mijn jeugd was je er nooit, ik heb nooit geweten dat er zoiets bestond als een verjaardag, een vader, een moeder of wat dan ook. Dat was iets wat andere kinderen hadden. Onze kinderen groeien op binnen een gezin, ze weten tenminste wie hun moeder en vader zijn. Dat er meer familie is, allemaal best, maar ik ben niet van plan om me naar de nukken van die familie te richten!”
Gramble leunde achterover, ineens leek hij een beetje moe.
“Ik heb je al eens uitgelegd waarom ik dat zo gedaan heb,” zei hij. “Dat was toen het beste, maar misschien had ik dat anders moeten doen.”
“Je kunt niet meer terug, het is zo gegaan. Dit is iets wat je nooit meer over kunt doen.”
“Dat besef ik. Er zijn veel dingen veranderd, onder andere de omstandigheden. Die verjaardagen zijn belangrijk en niet alleen voor jullie kinderen, maar ook voor de mensen die om jullie gezin heen staan.”
“Er is heel wat gezeurd over de verjaardag van de tweeling,” zei ik, “maar we hebben er met geen haar op ons hoofd over gedacht om er een groot feest van te maken. Toen ze één werden, was Randal niet thuis en we hadden hele andere dingen aan ons hoofd. Daarbij komt dat ik niets met feesten heb.”
“Dan ben je niet de enige,” zei Gramble. “Denk maar niet dat ik alle feesten afga die er worden gegeven. Maar er zijn uitzonderingen. Ik handel niet in opdracht van Dara - ze is inderdaad nogal boos omdat ze de kans niet heeft gehad om de gulle en enthousiaste oma uit te hangen - maar daar komt ze overheen. Ik wens echter een band te houden met mijn kleinkinderen en wil in ieder geval de kans hebben om die verjaardagen bij te wonen. Dus jullie verzinnen maar een oplossing.”
“Gezeur,” zei Mandor geërgerd. “We zullen het bespreken, ik beloof je niets.”
“Geen gezeur, zoon. Voor mijn part zie je het als gedram van een ouwe zeikerd - ik weet echt wel hoe je over me denkt. Als je maar weet dat die ouwe zeikerd heel vervelend kan worden als hij zijn zin niet krijgt.”
“Dat is een bedreiging.”
“Waarom zou je je bedreigd voelen? Het gaat alleen maar om de verjaardagen van een stel kinderen,” zei Gramble bijna vriendelijk.
“Voor mij voelt het ook aan als dwang,” nam ik het voor mijn echtgenoot op die met een gemelijke blik naar zijn vader zat te kijken.
“Lieve kind, probeer het anders te zien. Als je niet om mij wilt denken, denk dan aan je kinderen. Jullie hebben besloten om het openbaar te maken dat ze er zijn, draag daar ook de consequenties van. Kinderen zijn dol op feest, aandacht en kadoos, niet noodzakelijk in die volgorde. Wij ouwelui zijn dol op kleine kinderen die we willen zien opgroeien. Zo doe je vrijwel iedereen een plezier. Wat is het nu helemaal? Jullie verjaardagen vieren jullie niet, dus er blijven er nog maar drie over in een jaar. Of nee, vier,” zei hij met een blik op mij.
“Hoe weet je dat… er is nog niets te zien!” zei ik verwonderd.
“Mijn neiging tot bestuderen van mensen. Ik zie iets aan je. Wanneer had je dat willen vertellen?”
“Als het gezellig was gebleven, had ik het je gewoon tijdens de koffie gezegd,” zei Mandor grimmig.
“Ach,” zei Gramble met een schouderophaal. “Zo is het ook interessant. Meisje of jongen of tweeling?”
“Ik denk een jongen,” zei ik. “Zeker weten doen we nog niets.”
“Dat is mooi nieuws,” zei Gramble tevreden. “Van die zwangerschap bedoel ik, het maakt me niet uit of het een jongen of een meisje is. Het heeft er een poos op geleken dat het mogelijk alleen bij Owen en Randal zou blijven vanwege dat gif, binnenkort hebben jullie echter vijf kinderen. Ik denk dat er meerdere personen zijn die helemaal niet blij zijn met deze ontwikkeling.”
“Het probleem is dat we er nog steeds niet echter zijn wie de opdracht aan Xiah heeft gegeven,” zei ik. “Het grote vermoeden is dat er een Amberiet achter zit. Brand lijkt tot nog toe de dader te zijn, maar er is niets zeker.”
“Heb je dan enig idee wat het motief is?”
“Als het Brand is, zeker wel. Ik denk dat hij daarmee wilde voorkomen dat later één van onze kinderen hem dwars zou zitten met de Sawall Spikard. Hij heeft die blokkade bij Owen geplaatst en om te voorkomen dat we meer kinderen zouden krijgen, heeft hij dat met dat gif geregeld. Brand schijnt gedacht te hebben dat we inderdaad een politiek huwelijk zouden gaan sluiten en dat Owen echt een ongelukje was dat zich niet meer zou herhalen. Hij was bijzonder onaangenaam verrast toen hij erachter kwam dat we - in zijn ogen dan - stiekem getrouwd waren en dat Randal er was. Hij schijnt tegen een neef van me gezegd te hebben dat hij het hoogst kwalijk van ons vond dat we de tweelingbroer van Owen voor hem verstopt hadden. Dat alles geeft hem een motief, het kan echter goed zijn dat er iemand anders achter zit.”
“Het is belangrijk om te weten wie je vijand is,” zei Gramble peinzend. “Maar bij de familie van Amber is het de gewoonte dat ieder zijn eigen plan trekt en ook dat ze elkaar indekken. Bij Chaosfamilies is dat ook gebruikelijk. Ik heb ook geen informatie verder kunnen krijgen, Xiah is door jullie vermoord, anders…”
“Niet vermoord door ons, ze heeft haar eigen brein opgeblazen,” zei Mandor. Hij stond op om een fles wijn te pakken en schonk ons in.
“Dat is een detail,” vond Gramble. “Ik bedoel dat het erg jammer is dat daar verder geen informatie uitgekomen is.”
“Ik ook,” knikte Mandor. “Ik had graag willen weten welke smeerlap mijn kinderen dood wil hebben. Dan had ik iets kunnen ondernemen.”
“Hmm,” zei Gramble peinzend. “Er zijn wat feiten. Xiah was voorheen in dienst van Dara en het zou me niets verwonderen als Dara haar naderhand nog opdrachten heeft gegeven. Een dergelijk verzoek zou best van haar vandaan gekomen kunnen zijn. Hoe graag ze jullie ook samen zag, het kan goed zijn dat ze niet wilde dat daar kinderen uit voort zouden komen. Dus ook daar is een motief. Een andere goede mogelijkheid is Julian.”
“Daar heb ik ook aan gedacht en we hebben er samen over gesproken,” zei Mandor met een blik naar mij. “Het is echter heel onwaarschijnlijk. Naast ons was er indertijd maar één persoon geheel op de hoogte van ons gezin, hij wist toen ook al dat de tweeling onderweg was. Julian is tot veel in staat, een meedogenloos iemand als het om Chaosieten gaat, maar hij is zeker geen kindermoordenaar.”
“Martin vertelde dat de bestanden die hij gekraakt heeft, erg veel informatie bevatte over Amberieten en Chaosieten,” vertelde ik. “Xiah verzamelde alle gegevens en hield van alles bij. Het lijkt er inderdaad het meest op dat ze opdrachten kreeg van beide kampen, Martin heeft echter niet kunnen achterhalen wie de gifopdracht heeft gegeven, alleen dat ik al een component binnen had gekregen. Dara en Julian hebben met behulp van die gegevens een tegengif kunnen maken.”
“Twee verdachten die in feite alle bewijslast van zich af weten te wentelen vanwege dat tegengif,” grinnikte Gramble.
Ik kon er nauwelijks mee lachen. De gedachte dat de levens van twee van onze kinderen aan een zijden draadje hadden gehangen en dat er dan zeker geen sprake zou zijn geweest van een vijfde kind, liet me heel akelig voelen. Wat het nog vervelender maakte was dat mijn vader als hoofdverdachte werd gezien en dat daarvoor een gegronde reden was. Ik wist zeker dat hij het niet gedaan had, maar wist niet of het ook nooit in hem opgekomen was…

De zwangerschap verliep geheel naar wens. We hadden de algemene aankondiging gedaan tijdens de verjaardagsviering van Essilt en Iestyn in Elysium. Na onderling overleg hadden we besloten om alle kinderverjaardagen twee keer te vieren. Eén keer in alle rust op wat wij dan dachten dat de dag zelf was binnen het gezin in Gormenghast en een paar dagen later voor grootouders en andere belangstellenden in Elysium.
De mededeling over de nieuwe zwangerschap werd met grote verbazing ontvangen, het feit dat er maar een enkeling was die ons feliciteerde met aankomende gezinsuitbreiding zei genoeg. Dara behoorde tot degenen die riep dat het ‘oh zo leuk!’ was, vooral omdat dit de eerste keer was dat we een kind hadden verwekt binnen het huwelijk. Wat later had ze woorden met Gramble omdat deze al wist van de uitbreiding op de familie, maar het haar niet verteld had.

Zoals ik al zei, de zwangerschap ging goed. De baby was actief, groeide prima en daarmee mijn buik ook. We sleepten toch weer allerlei babykleding aan, hoewel we nog best veel hadden liggen en in onze slaapkamer werd er opnieuw een wieg neer gezet. De jongens vonden het geweldig dat er alweer een baby zou komen en Essilt en Iestyn voelden met belangstelling aan mijn buik als de baby zich bewoog. Op de leeftijd van zestien maanden waren ze eindelijk begonnen met echt wat te kruipen en konden ze zelfstandig gaan zitten. Af en toe zeiden ze zowaar een woord, of liever gezegd, een naam. Ze spraken de namen van hun broertjes - en Iestyn die van zijn zusje - perfect uit en mijn buik was ‘baby’.
Inmiddels was deze baby geheel gewenst door zowel Mandor als ik en meer dan welkom. We wisten dat het nog drukker zou worden, maar dat hadden we er graag voor over. Het enige waar ik vreselijk tegenop begon te zien in de laatste weken van de zwangerschap, was de bevalling. Ik was een stuk dikker dan ik bij de tweeling en Randal was geweest, volgens mij zelfs dikker dan tijdens de zwangerschap van Owen. De baby was drukker dan ooit tevoren en ik begon me af te vragen of dit er misschien toch twee waren weer of dat dit één heel groot kind was en dan zou ik het er nooit uit kunnen krijgen.
“Owen is toch ook goed gegaan?” zei Mandor toen ik er eens voorzichtig met hem over begon.
“Jawel, maar nu moet ik nog een paar weken. Bovendien… de geboorte van de tweeling ging ook niet goed, misschien komt dat door dat gifcomponent dat ik toen binnen heb gekregen.”
“Dat is onzin,” zei hij. “Dat zou niet van invloed moeten zijn op bevallingen.”
Ik liet me door hem een beetje geruststellen, maar in de volgende dagen merkte ik dat hij zich ook zorgen maakte. Toen hij een week na ons gesprek mijn vader liet komen om een poosje op de kinderen te passen, wist ik dat Mandor zich heel erg bezorgd maakte zelfs.
“Ik breng je naar het ziekenhuis,” zei hij.
In het meer dan bekende ziekenhuis hadden ze al een kamer gereed om die laatste paar dagen door te brengen. Opnieuw het beste van het beste, een vrolijke bos bloemen op tafel, een grote fruitmand daarnaast en een paar flessen vruchtensap. Ik installeerde mezelf zwijgend op de kamer onder het toeziend oog van Mandor.
“Misschien valt het wel mee,” bedacht ik ineens. “Ik zou het toch ook thuis kunnen proberen? Wie weet hoe lang het nog duurt, sommige kinderen komen later.”
“Ik wil eerst een paar onderzoeken afwachten,” zei hij. “Dan kunnen we altijd nog beslissen wat we doen. Ik wil onder geen beding dat het zo’n hel voor je wordt als de vorige keer. Daar heb ik wel een ziekenhuisbevalling voor over.”
Doordat er allerlei dingen tussendoor kwamen, kreeg ik de volgende dag pas een paar onderzoeken. De gynaecoloog bekeek me met een peinzende blik.
“Ik weet zeker u eerder gezien te hebben,” zei ze terwijl ze een scanner over mijn buik heen zette.
“Misschien familie,” suggereerde ik. Het wissen was blijkbaar niet helemaal goed gegaan of mijn vorige bevalling was dusdanig uitzonderlijk geweest dat deze zich niet zomaar liet wissen.
Op de monitoren verschenen de beelden van ons kind. Het was er eentje, toch wel tot mijn grote opluchting. Ik keek even naar Mandor die ineens vreselijk begon te grijnzen en zowat een luchtsprong maakte.
“Het is een meisje!” riep hij enthousiast.
De gynaecoloog knikte bevestigend terwijl ze een aantal metingen begon te maken van de hoofdomtrek, de schouderomtrek en de buikomtrek. Ik staarde intussen verbaasd naar de schermen. Inderdaad een meisje! En dat terwijl ik er al die maanden van overtuigd was geweest dat dit een jongen zou zijn. Ik keek weer naar het stralende gezicht van Mandor, hij had niet eerder laten merken dat hij graag weer een dochter had willen hebben.
“Het kindje is vrij stevig, maar niet ongewoon groot,” deelde de gynaecoloog toen mee. “Ze ligt netjes in een hoofdligging, ik verwacht niet dat ze nog zal draaien. Ze is niet ingedaald, maar jullie zeggen dat dit niet jullie eerste kind is…” aan haar gezicht was te zien dat ze hieraan twijfelde, “dus dat zal vermoedelijk pas tijdens de bevalling gebeuren. Verder is er een ruime hoeveelheid vruchtwater aanwezig, de placenta ziet er goed uit en de baby zelf is in een uitstekende conditie.”
Daarna ging ze met andere apparatuur aan de slag, om de activiteit van de baarmoeder zelf te kunnen meten en om een goed beeld te krijgen van mijn bekken om te meten of het kindje er wel door kon. Dit was allemaal perfect in orde, de apparatuur gaf zelfs aan dat mijn lichaam zich aan het klaar maken was voor de bevalling.
“Het kan nog enige dagen duren voordat het zover is,” zei ze, “maar geen weken meer. Heeft u al bedacht hoe u wilt bevallen? In bad, met muziek, verticaal of horizontaal?”
“Gewoon thuis,” zei ik beslist.
Ze fronste haar voorhoofd.
“Ik weet niet of dat wel zo verantwoord is. U zegt de vorige keer een zware bevalling te hebben gehad immers… misschien zou ik de gegevens kunnen opvragen van het ziekenhuis waar u toen bent bevallen. Dan kan ik met mijn collega’s bespreken wat de verwachtingen zijn zodat we u van een goed advies kunnen voorzien.”
Ik schudde mijn hoofd.
“Bedankt voor het aanbod, maar ik denk niet dat het nodig is,” zei ik.

“Het is jouw beslissing,” zei Mandor toen we op mijn kamer waren om mijn spullen bij elkaar te zoeken. “Als je liever wilt blijven…”
“Nee, zeker niet. De bevallingen van Owen en Randal verliepen vlot, ik denk nu dat het met dit kind ook zo zal gaan.”
“Hmm. Laten we daar dan maar vanuit gaan. We moeten wel een andere naam verzinnen, we kunnen onze dochter moeilijk Harald noemen.”
Ik lachte en omhelsde hem. Kort daarna, nadat we alles gewist hadden, troefden we terug naar huis.

Nog geen drie dagen later begonnen de eerste weeën. We hadden net de kinderen op bed gelegd, ik was naar de zitkamer gegaan om wat te lezen en Mandor was gaan studeren in zijn studeerkamer.
Ik was weer gaan zitten nadat ik mezelf koffie had ingeschonken toen ik de pijn voelde. Een felle snerpende pijn die me even de adem benam. Het duurde even voordat ik me daarvan hersteld had en toen kwam de volgende wee al. Mandor troefde en liet zich doorhalen.
“Het is dus begonnen,” was zijn conclusie en zijn gezicht stond bezorgd. “Weet je zeker dat je thuis wilt blijven?”
“Heel zeker,” zei ik terwijl ik me klaar maakte om de volgende wee op te kunnen vangen.
Hij wilde de vroedvrouw laten waarschuwen, maar ik hield hem tegen.
“Het is net begonnen,” zei ik. “Volgens de boeken kan dit zo nog wel een poosje duren.”
Er is één ding dat ik wel heb geleerd: niet alleen alle kinderen zijn anders, maar ook alle bevallingen. Deze keer volgden de weeën elkaar snel op en waren fel en snijdend. Nu voelde ik het niet in mijn rug, maar straalde het helemaal uit naar mijn bovenbenen. Ik hing om Mandor’s nek zodra er een wee op kwam zetten, maar tussen de weeën door veelde ik geen aanraking, doch verplichtte ik hem wel om doorlopend bij me te blijven. Tijdens bevallingen kan ik een enorme feeks zijn.
Ik had steun aan zijn bedaarde kalmte, ook al voelde ik zijn toenemende bezorgdheid. Want het ging zeker niet zo vlot als bij de jongens, iets wat ik toch wel had verwacht. En ik wilde er niemand anders bij hebben, ik moest niet denken aan de aanwezigheid van iemand die me vreemd was, die dan aan mijn lijf en aan onze baby zou zitten.
Tegen middernacht braken de vliezen, iets wat me het gevoel van opluchting gaf. Intussen raasden de weeën bijna onafgebroken verder, wat minder fel nu, maar een stuk intenser en ook langduriger. Tussen de weeën door liep ik rond, niet luisterend naar Mandor’s adviezen om onder de douche te gaan zitten of in bad, of gewoon wat te gaan liggen.
Ergens tegen de ochtend besloot Mandor om toch de vroedvrouw te laten waarschuwen. Niet veel later kwam de huishoudster melden dat de vroedvrouw niet in staat was om te komen, iets wat bij Mandor absoluut in het verkeerde keelgat schoot, zeker toen hij hoorde wat de reden was.
“We hebben niets aan dat wijf!” raasde hij. “Bij de vorige bevalling was ze niet competent genoeg om te oordelen wat er aan de hand was en nu is ze ladderzat!”
“Ik kan vragen of er iemand anders is die…” begon Mary Ann.
“Niets ervan! We gaan weer naar het ziekenhuis,” besloot mijn echtgenoot en haalde de Troef van mijn vader tevoorschijn die hij klaarblijkelijk weer wilde inschakelen als oppas.
Op dat moment voelde ik iets veranderen tijdens een wee en zei tegen Mandor even te wachten. Met een lichte aarzeling stopte hij de Troef weer weg en snauwde tegen Mary Ann dat ze kon gaan wat ze haastig deed. Toen zei hij tegen mij dat ik heel snel met een goed alternatief moest komen, anders zouden we alsnog naar het ziekenhuis gaan.
“Hou me goed vast, er komt er weer één,” waarschuwde ik. Dat was een hele heftige, waarbij ik moest snakken naar adem. Maar het kind voelde ik tegelijkertijd zakken en de wee eindigde in een echte perswee. Eindelijk was het zover, het kind zou nu niet lang meer op zich laten wachten.
“Misschien dat er iemand hier is die kan helpen,” zei Mandor lichtelijk zenuwachtig toen ik hem dat vertelde.
Ik moest er niet aan denken en dat zei ik hem ook. Er was niet veel tijd meer, de baby was begonnen aan haar weg naar buiten. Ik kon me niet meer herinneren van de vorige bevallingen dat dit zo’n pijn deed. Ik zette mijn tanden op elkaar om het niet uit te schreeuwen, intussen was Mandor op de grond gaan zitten en zette mij zo neer dat ik half over hem heen hing en hij zowel mij kon steunen als de baby opvangen. Van zijn eerdere nervositeit was niets meer te merken.
Na nog een keer van flink persen en in een golf van pijn, bloed en vruchtwater glibberde het kind naar buiten, vastgehouden door haar vader. Het meisje slaakte een kreetje, keek onmiddellijk onze richting uit en lachte.
“Ze is prachtig,” stamelde ik terwijl ik haar in mijn armen nam. Ik was de toch niet zo gemakkelijke bevalling op slag vergeten toen ik in het gezichtje van deze dochter keek.
“Weer een hele mooie dochter,” beaamde Mandor die zijn armen om ons allebei heen geslagen hield en het kind met een zachte trek op zijn gezicht bestudeerde. Intussen nam het kind ons heel goed op met haar babyblauwe ogen, steeds opnieuw werden we getrakteerd op een lachje.
Ik herkende zo niets van haar broertjes of zusje in haar gezichtje. Ook haar haar was anders. Behalve dat het bruin was in plaats van zwart, had ze vrij lang haar. Owen en Randal hadden een dikke bos zwart haar gehad, maar het was niet zo lang geweest. Verder was de baby vrij stevig, iets wat we herkenden van Owen.
Terwijl ik zo op de grond zat, werd de placenta geboren. Mandor sneed daarna de navelstreng door en wikkelde een plaid om ons beiden heen.
“Ik zal onze slaapkamer klaar laten maken en wat kleding voor jullie gaan halen.”
“Ik wil me eerst even douchen. Jij mag zelf ook wel wat schoons aantrekken,” zei ik toen ik hem op zag staan. De bevalling had de nodige sporen op zijn pak achtergelaten.
Hij grinnikte slechts, boog zich voorover en zoende me op de mond. Hij aaide de baby over haar bolletje en liet ons toen even alleen.
Ik keek naar dit dochtertje terwijl ik het vertrouwde oergevoel van het moeder zijn opnieuw op voelde zetten. Het was helemaal goed zo, zij hoorde bij ons gezin.
Op de gang was het geren van kleine blote voeten te horen en even later stonden Owen en Randal in de kamer met een verwachtingsvolle, maar ook wat verlegen uitdrukking op hun gezicht. Achter hen aan kwam Mandor.
“Wij zijn wakker, want er is een baby!” kondigde Randal aan.
“Jahaa, ik maakte Randal wakker,” vond Owen het toch nodig om even de juiste gang van zaken te vermelden.
“Kom maar kijken,” nodigde ik ze uit.
Behoedzaam kwamen ze nader en staarden vol ontzag naar het kleine zusje dat meteen naar hen keek en vriendelijk naar ze lachte.
“Die is lief,” vond Randal. “Maar ze kan nog niet met ons spelen hè?”
Ik trok hem tegen me aan. Nog geen anderhalf jaar geleden kon hij maar niet begrijpen waarom de tweeling niet met hen kon spelen, nu was hij al zover gegroeid dat hij uit zichzelf wist dat het nog niet ging.
“Ze kan lachen,” zei Owen tegen zijn broer terwijl hij het zusje heel voorzichtig over haar haartjes streek.
Mandor kleedde de baby onder toeziend oog van haar broertjes aan, terwijl ik naar onze slaapvertrekken ging om me te douchen. Daarna kleedde ik me in een satijnen nachthemd en deed een laag kraamverband in mijn onderbroek. Ik voelde me vreemd leeg. Ik miste het vertrouwde getrappel in mijn buik en de constante aanwezigheid van het kleine wezentje in mijn lichaam. Vijf kinderen in vier jaar tijd - er waren er niet veel die me dat nadeden. Voorlopig geen kinderen meer, zo hadden we het afgesproken en er waren heel veel redenen om ons daaraan te houden. Maar toch… ik miste het gevoel van zwanger zijn nu al.
Mandor en de jongens waren inmiddels op het bed komen zitten, de baby lag in het midden, ze keek nog steeds vriendelijk van de één naar de ander. Mandor stond onmiddellijk op toen hij me zag en installeerde me behoedzaam in het bed. Daarna kreeg ik de baby aangereikt zodat ik haar kon voeden. Het kindje hapte zo gretig toe dat ik even naar adem moest happen en al snel lag ze uit alle macht te zuigen, haar ogen op mijn gezicht gericht. Owen en Randal volgden alles met grote belangstelling en toen Mandor vroeg of ze nog een poosje wilden slapen, schudden ze om het hardst van nee.
“Het ziet ernaar uit dat dit een slapeloze nacht wordt,” zei hij met een zucht toen we de tweeling om pappa hoorden roepen vanuit de aangrenzende kamer.
“Het is zo goed als ochtend,” zei ik vergoelijkend. “Ik heb er wat lang over gedaan. Misschien zit er deze keer een middagdut voor ons allemaal in.”
Essilt en Iestyn waren vol ontzag. Ze bekeken hun zusje nieuwsgierig, aaiden met voorzichtige vingertjes haar haartjes en ze begonnen te stralen toen de baby de tepel losliet om even naar ieder van hen te kunnen lachen.
“Hoe heet de baby?” vroeg Owen belangstellend. Mandor en ik keken elkaar aan. Er waren twee namen die we mooi vonden en we hadden besloten om een definitieve keuze te maken als de baby geboren zou zijn.
“Bryana,” zei ik met mijn blik nog steeds op Mandor gericht die instemmend knikte.
“Dit is Bryana,” zei hij rustig tegen de kinderen. “Ze is jullie kleine zusje en met zijn allen moeten we goed voor haar zorgen.”
“Dat kan ik wel!” riep Randal heel enthousiast en keek om zich heen. “Ik kan haar een schone luier aandoen.” Hij klom het bed af, waarschijnlijk met de bedoeling om meteen de daad bij het woord te voegen, maar Mandor ving hem op.
“Wij gaan ons eerst even douchen en schone kleren aantrekken,” zei hij tegen hem. “Wil jij de kleren voor Essilt en Iestyn uitzoeken?”

Het verschil van vier naar vijf kinderen viel me erg mee. Op de eerste dag kwamen alleen mijn vader en mijn ouders even kijken, op de tweede dag gingen we naar Elysium om zo ook Gramble en Dara de kans te geven om kennis te maken met Bryana. Op de derde dag besloot de tweeling om ineens te gaan staan en meteen langs allerlei meubelen te gaan lopen. We spraken de verwachting tegen elkaar uit dat ze mogelijk toch nog voor hun tweede verjaardag los zouden lopen. Op de vierde dag al had Mandor een tweede naam voor Bryana bedacht, Marily.
“De veelarmige,” legde hij uit. “Ik denk dat het op haar van toepassing zal zijn. Ze weet in ieder geval iedereen voor zich te winnen.”
Dat was waar. Bryana was vriendelijk tegen iedereen en had er, in tegenstelling tot Iestyn en Essilt, er geen enkel bezwaar tegen om van arm naar arm te gaan. Met name de oma’s waren helemaal weg van dit kind, maar ook de opa’s leken een beetje een zwak voor haar te hebben. Op de tantes en ooms die kwamen kijken had Bryana hetzelfde effect. Ik was blij dat ze wat de voeding betrof tenminste van mij afhankelijk was, zo had ik haar een aantal keer per dag voor mij alleen.
Ik had een vrij lang gesprek met Flora. Ik vertelde haar voorlopig geen kinderen meer te willen hebben en hoe ik dat moest aanpakken. Ze liet niet merken verbaasd te zijn over het feit dat ik met een dergelijke vraag bij haar kwam, maar begon me gewoon rustig alle mogelijkheden uit te leggen. Volgens haar was het het gemakkelijkst door middel van Patroon, als je niet zwanger wilde worden, zou dat niet gebeuren. Ik zag daar echter meerdere nadelen in. In Gormenghast kon ik niet eens beschikken over Patroon en als het wel zo was, dan zou het gebruik ervan ons liefdesleven wel eens nadelig kunnen beïnvloeden, mijn Patroongebruik zou voor Mandor niet prettig zijn. Bovendien zou ik er dan steeds aan moeten denken om daar gebruik van te maken en dat vond ik ook niet ideaal.
Daarna kwamen de wat algemenere methoden ter sprake. Condooms vond ik waardeloos en ik dacht ook niet dat het voor ons een goede optie zou zijn en dat gold ook voor een pessarium. Sterilisatie vond ik te definitief, al zei Flora grinnikend dat binnen een paar jaar alles weer aan elkaar gegroeid zou zijn. Uiteindelijk kwam ze op het idee van een soort implantaat. Niet vreselijk futuristisch, gewoon een soort dun staafje dat in de bovenarm kon worden aangebracht en dat dagelijks genoeg hormonen uit zou stoten om een zwangerschap te voorkomen.
“Voor al die voorbehoedsmiddelen geldt dat het compleet geneutraliseerd wordt als je er een keer Patroon mee loopt,” zei ze. “Maar dat is de enige beperking.”
Dus ik ging naar het vertrouwde ziekenhuis en liet me daar instellen, zoals het zo mooi genoemd werd. Ik vertrok met een implantaat dat de hoogste dosis hormonen gaf die mogelijk was, daarbij zou ik het ieder jaar moeten laten vervangen in plaats van de gebruikelijke tien jaar. Soms verbeeldde ik mezelf het ding gewoon te voelen, al was mij in het ziekenhuis verzekerd dat dit niet mogelijk zou moeten zijn. Ik was bang dat het van invloed zou zijn op ons seksleven, maar dat was zeker niet het geval.

Bryana’s lichamelijke ontwikkeling ging razendsnel. Ze rolde zich om toen ze enkele weken oud was, ging kruipen met drie maanden, ze kon zitten toen ze vier maanden oud was en vlak daarna kon ze staan. Ze was nog geen zes maanden toen ze al los liep, zowat tegelijkertijd met Essilt en Iestyn die slechts een maand daarvoor, onder veel aanmoediging, uiteindelijk waren gaan lopen. Drieëntwintig maanden waren ze toen, ze hadden het in ieder geval gered vóór hun tweede verjaardag.
Alle kinderen waren dol op hun kleine zusje en het kind werd behoorlijk verwend met vooral aandacht. Ze had heel veel belangstelling voor allemaal, kon vol aandacht toe liggen kijken wanneer Owen bezig was met zijn puzzels, schaterde wanneer Randal zijn koprollen voor haar deed en als de tweeling bezig was om samen een blokkentoren te bouwen, kwam ze meedoen. Wanneer we de andere kinderen voorlazen, kwam ze er altijd bij zitten en aan tafel wilde ze van ieders bord iets proeven. Alles wat we ondernamen vond ze leuk en dan deed ze echt mee. Ze had met name veel belangstelling voor Essilt en probeerde haar zusje te betrekken in haar spel. En wat ons niet gelukt was, lukte kleine Bryana wel: ze kreeg de tweeling uit elkaar.
De manier waarop zal ik nooit vergeten. Ik was met de drie jongste kinderen in de speelkamer, terwijl Mandor Owen en Randal had meegenomen naar de studeerkamer voor hun lessen in lezen en schrijven.
Het leek allemaal erg eenvoudig te gaan. Bryana, acht maanden oud, had sinds een paar dagen erg veel belangstelling voor het kleurige poppenhuis dat Essilt gekregen had voor haar tweede verjaardag en waar nooit mee gespeeld was totdat Bryana het ontdekte. Die dag had ze er al een poosje mee gespeeld toen ze ineens opstond. Ze sleepte met moeite het poppenhuis in de buurt van de tweeling die beiden met een wat verveelde uitdrukking op hun gezicht hun zoveelste blokkentoren aan het bouwen waren.
“Kijk Essyn,” zei ze en wees met een priemend vingertje op het poppenhuis. Essilt en Iestyn keken beiden verwonderd naar Bryana.
“Pele,” zei deze. “Kom maar Essyn,” en ze greep Iestyn en Essilt beiden bij de arm om ze met het huis te laten spelen. Ze lieten zich met een verbaasde blik betrekken, maar Iestyn had er al snel genoeg van en deed een paar stappen naar achteren, terug naar de blokkentoren.
“We gaan verder bouwen, Essilt,” zei hij terwijl hij zich naast de blokken liet zakken.
Ik was met stomheid geslagen over wat ik hier zag en hoorde. Ik kon me niet herinneren dat de tweeling ooit meer dan een halve meter vrijwillig van elkaar verwijderd was geweest en Iestyn had zomaar een volzin gesproken, terwijl hij het tot die tijd alleen bij de namen van de leden van ons gezin had gehouden. Voorzichtig pakte ik de Troef van Mandor en zei hem om mee te kijken en te luisteren. Essilt keek heel even mijn richting uit toen ik dat deed en vervolgens naar Iestyn.
“Nu ga ik met Bryana spelen. Straks weer met jou,” zei ze rustig en ging verder met alle meubelen goed te zetten in het poppenhuis.
Iestyn staarde een poosje naar haar met een verbaasde uitdrukking op zijn gezicht. Toen knikte hij langzaam.
“Straks is goed,” zei hij en begon met langzame bewegingen de blokken in de blokkendoos te laden.
Verder gebeurde er niet veel meer. Iestyn speelde helemaal niet en Bryana en Essilt gingen op in hun spel met het poppenhuis, waarbij Bryana de leiding nam. Mandor was verrast, maar ook zeer opgelucht over deze doorbraak.
“Ik moet eerlijk zeggen dat ik wel eens bang ben geweest dat de tweeling een stoornis had,” bekende hij eerlijk. “Soms vloog het idee dat ze zo hun hele leven lang zouden blijven me gewoon naar de keel.”
Deze gebeurtenis stond niet op zichzelf. Bryana had in feite de hele structuur van ons gezin omgegooid en het was een enorme verademing. Want Essilt begon vaker met Bryana op te trekken, al bleef haar band met Iestyn bijzonder sterk. Iestyn deed in het begin helemaal niets in zijn eentje, toen begon hij voorzichtig het speelgoed te ontdekken waar Owen ook graag mee speelde. En Randal kwam er ineens achter dat Iestyn alleen was en begon hem te betrekken in zijn wilde spel, wat Owen soms een beetje aan de kant zette. Alles werd anders. Owen kwam ineens wat meer aan zichzelf toe, Randal had wat afwisseling in speelkameraadjes, Iestyn kreeg de kans om soms ook flink te donderjagen en tevens in alle rust zijn eigen belangstelling te volgen. Voor Essilt gold hetzelfde, al was ze nog wat rustiger en bezadigder dan haar tweelingbroer. En Bryana, die met iedereen kon opschieten, had nu een hele sterke band gekregen met haar oudere zusje.
Ieder kind kon wat meer zichzelf zijn. Naar buiten toe bleef de kinderen overigens vasthouden aan de oude ‘orde’. Owen en Randal altijd samen, Essilt en Iestyn bleven aan elkaar klampen zodra we te maken kregen met de buitenwereld. Bryana wervelde daar tussendoor en omheen. Wij vonden het prima werken, andere mensen wat minder.

Bryana had een zelfde stevige bouw als Owen, beiden hadden dat beslist van mijn vader geërfd. Ze was bijzonder handig en lenig, de manier waarop ze daarmee omging, deed ons erg aan Owen denken. Mandor had al eerder geconcludeerd dat ook dit kind een shapeshifter was, dit moest wel een hele dominante eigenschap zijn.
Het duurde bijna een jaar voordat Bryana haar uiteindelijke oogkleur had. Al een paar weken na haar geboorte hadden we het vermoeden gekregen dat ze niet blauw zouden blijven, dit toch wel tot onze verbazing. We hadden lang getwijfeld of ze grijs zouden worden, de kleur van opa Gramble’s ogen, of de groene kleur van mijn moeder zouden krijgen. Het leek er een poos op dat het een soort van grijsgroen zou blijven, totdat er langzaamaan een wat andere tint doorheen kwam. Bruin. Het kon natuurlijk, mijn overgrootmoeder Dulcimea heeft bruine ogen, maar zes generaties ver weg? Daarbij kwam dat Bryana’s ogen niet donker werden, maar juist heel licht bleven. Ze waren daarmee ook niet echt bruin, maar zowat goudkleurig, ergens balancerend tussen heel lichtbruin, ietwat grijs en net geen groen. Een bijzondere kleur die je maar zelden ziet. Het paste heel goed bij Bryana, bij haar open natuur. Altijd zonnig, altijd vrolijk, altijd goedlachs. Zeker binnen het gezin kon ze met iedereen goed omgaan en toonde voor iedereen belangstelling. Eigenlijk was het voor mij een verrassing, misschien ietwat een teleurstelling, toen bleek dat ze helemaal niets had met dieren en er zelfs bang voor was. Niet zo erg als Randal, maar zeker zo erg als Iestyn en Mandor. Ook Essilt moest niet veel van de dieren hebben, maar ze kon zich wat beter over de voortdurende aanwezigheid van de dieren heen zetten.

Het was mijn moeder die me vertelde op wie Bryana leek. Het was op de vooravond van de vijfde verjaardagsviering van Owen die in Elysium gehouden zou worden. Mijn ouders waren al vroeg in de ochtend gekomen en zouden een paar dagen blijven. Essilt en Iestyn hadden de hele dag zich teruggetrokken gedragen en op een begroeting na niets tegen hun grootouders gezegd, iets wat mijn moeder mateloos ergerde. Randal en Bryana waren daarentegen enthousiast geweest over hun komst en met name Bryana was steeds vooral mijn moeders aandacht komen vragen om te komen kijken naar hoe leuk ze met haar oudste broertjes ze aan het spelen was. Owen en Randal hadden leren fietsen en waren de hele dag in de weer geweest op de binnenplaats van Elysium. Iedere keer ging Bryana, klein als ze was, midden op hun pad staan zwaaien met haar armen en vroeg ze mee te mogen. Steeds weer klom ze dan achterop bij één van haar broers en omklemde stevig hun middel, terwijl ze om het hardst fietsten. Mijn moeder probeerde ze zover te krijgen dat ze wat rustiger zouden omspringen met hun kleine zusje, maar ze luisterden nauwelijks naar haar, terwijl Bryana zo enthousiast was dat ze zelfs tot twee keer toe achterop de fiets ging staan.
“Ikke circus!” gilde ze dan enthousiast.
Wonderwel ging het het grootste deel van de tijd goed, ze viel twee keer samen met Owen die een beetje uit de bocht vloog en een keertje toen ze bij Randal achterop zat. Aan het einde van de dag knakte Randal zijn voet doordat hij deze tussen de spaken van Owen’s fiets stak om hem te dwingen om te remmen. Beide broertjes vlogen over de kop en zowel zij tweeën als Bryana vielen behoorlijk hard. Randal was meteen gedwongen tot rust. Zijn voet was niet gebroken, maar waarschijnlijk flink verstuikt en mogelijk was er ook een pees gescheurd. Daarbij kwam dat hij zijn kin, beide armen en zijn knieën helemaal open geschaafd had. Owen en Bryana hinkten beiden heel even, klopten zichzelf af en liepen toen weer rond alsof er niets gebeurd was, hier en daar hadden ze een klein schrammetje. Ik verbond Randal’s voet eerst stevig, daarna maakte ik de open wonden voorzichtig schoon, deed er zalf op en verbond deze. Ik vroeg Owen of hij beide fietsen weg kon zetten, voor die dag hadden ze genoeg gefietst. Hij knikte ijverig en bracht de fietsjes één voor één naar de schuur. Ik zette Randal op een tuinstoel en Bryana kwam met een bezorgd gezicht naast hem zitten
“Ze lijkt op mijn zus,” zei mijn moeder ineens terwijl ze naar Bryana keek die Randal zat te aaien omdat hij zo gewond was. “Uiterlijk zeker, al waren de ogen van Lenore van een iets donkerder bruin, maar ook in haar gedrag.”
Dat laatste kwam er een beetje misprijzend uit en als altijd schoot ik meteen in de verdediging zodra het om mijn kinderen ging.
“Er is niets mis met Bryana’s gedrag,” zei ik fel. “Ze is levendig en ze is gewoon zoals ze is!”
Bryana keek op en lachte naar me. Ze liet zich van Randal’s stoel zakken en kwam naar me toe om op mijn schoot te komen zitten. Ze legde haar hoofdje tegen me aan en ik streelde haar over het lichtbruine haar dat verschrikkelijk in de war was.
“Lenore’s haar had ook dat kleurtje,” zei mijn moeder die mijn opmerking totaal negeerde zoals vaker het geval was. “Ze was lang zo donker niet als jij of je oudste zonen.”
“Wij hebben dat van Julian,” zei ik. “Ik denk dat je dat heel goed weet. Maar ik ben blij om te horen dat Bryana op een direct familielid lijkt en niet de trekken van één of andere wildvreemde vent heeft.”
Op dat moment kwam Mandor naar buiten lopen. Bryana veerde onmiddellijk op: “ikke pappa toe!” Mandor tilde haar hoog op en knuffelde haar voordat hij met haar op schoot bij ons kwam zitten. Hij keek naar Randal.
“Ik ben gevallen met de fiets,” zei Randal.
“Ik dacht al zoiets,” zei Mandor ernstig. “Doet het nog zeer?”
Randal schudde zijn hoofd. Owen kwam aanlopen en ging zwijgend naast Randal zitten.
“Hoezo lijkt mijn dochter op een wildvreemde vent?” vroeg Mandor toen aan mij met een twinkeling in zijn ogen.
“Als je toch afluistert, doe het dan goed,” adviseerde ik hem lachend.
Mijn moeder zat er een beetje ongemakkelijk bij, dergelijke praatjes vond ze maar niets.
“Oh, ik heb heel goed geluisterd,” grijnsde Mandor en kriebelde Bryana in haar nekje wat haar deed schaterlachen. “Mijn dochter heeft de streken van jouw familie. Ik ben daar wel blij mee, dan is niet alles afkomstig uit de mijne.”
“Lieve pappa,” zei Bryana terwijl ze haar hoofdje scheef hield en hem over zijn wang aaide.
“Vleien kan ze ook,” zei mijn moeder half mopperend, maar toch ook met iets van een lach in haar stem.

No comments: