Huiselijke zaken

Mandor zag er heel moe uit. Eigenlijk voelde ik mezelf ook niet bepaald fit, ik had er zo’n beetje een hele dag van traplopen opzitten. Ik vroeg aan Julian of hij nog een poosje wilde blijven logeren, iets dat hij prima vond en zei tegen Mandor dat ik zijn verwondingen wilde verzorgen voor we gingen slapen.
“Ik heb al één van de gastenkamers in gebruik genomen,” zei Julian, “dus die hoef je me niet meer te wijzen. Ik ga nog even bij de dieren kijken.”
Hij stond op en liep de kamer uit. Ik nam Mandor mee naar onze slaapkamer, hielp hem zijn kleding uit te trekken en onderzocht zijn verwondingen. Hij leek een aantal keer geraakt te zijn door een zwaard, maar niet echt ernstig. Daar waar nodig smeerde ik wat zelf, verbinden was overbodig. Mandor glimlachte naar me, streelde me even over mijn haar, ging liggen en viel als een blok in slaap. Ik verwisselde mijn jurk voor een nachthemd, ging tegen hem aan liggen en probeerde ook de slaap te pakken te krijgen. Dat lukte niet echt heel goed. Toen ik wat wegdoezelde, zag ik weer die bloedrode wereld, de altaren en hoorde het gegil van mensen die geofferd werden. Ik schrok wakker en bleef wakker. Uiteindelijk gleed ik mijn bed uit, keek eerst bij de jongens, vond toen een goede bergplaats voor de zakdoek van de andere Mandor en heb nog wat zitten lezen en schrijven. Uiteindelijk ben ik weer naar bed gegaan, waar Mandor nog steeds in diepe rust was. Deze keer lukte het me wel om in slaap te vallen. Om na ongeveer een uurtje uit gewekt te worden door het geschreeuw van Randal. Ik stond op en liep naar de kinderkamer. Randal zat met een wanhopige uitdrukking op zijn gezicht rechtop in zijn bed.
“Ik moet plassen, maar waar is de wc!” jammerde hij. Ik voelde me schuldig, ik had er niet aan gedacht om iets als een pot naast zijn bed te plaatsen. In Tir-na Nog’th was hij al redelijk zindelijk geweest, maar daar ging alles zo anders – zoveel vager eigenlijk. Ik pakte hem op, hield hem dicht tegen me aan en troostte hem, me er niets van aan trekkend dat zijn natte pyjama mijn nachthemd ook nat maakte. Ik liet hem de wc zien, die in de badkamer direct vanuit hun slaapkamer bereikbaar was. Hij deed de rest van zijn plas, ik trok hem de natte pyjama uit en hij kreeg een schone aan.
Weer terug op de kamer zag ik het kindermeisje in de weer met het bed te verschonen. Ik vroeg me af of ze ooit sliep. Het zou geen enkel probleem zijn geweest om zelf dat bed even te verschonen, ze hoefde echt niet midden in de nacht op te staan omdat één van onze kinderen een ongelukje had gehad. Blijkbaar vond ze het geen pas geven als de kasteelvrouwe, of hoe ze me ook zagen hier, zelf in de weer zou gaan met het beddengoed.
Ze was snel klaar en verliet zachtjes de kamer met de natte lakens. Ik legde Randal, die al bijna weer sliep, in bed en knuffelde hem nog even.
Terug op onze eigen kamer trok ik mijn nachtjapon uit en stapte zo in bed, zonder een schone aan te trekken. Van al dat gedoe was Mandor niet wakker geworden. Ik kroop tegen zijn warme lichaam aan en viel redelijk snel opnieuw in slaap.
Weer droomde ik. Maar deze keer niet over Dark End. Het was iets dat ik niet zelf had meegemaakt. In mijn droom zag ik tafereeltjes van mensen aan het werk op het platteland en een strijd tussen twee dorpjes. Het voelde aan als de wereld die ik samen met Randal had gemaakt, de wereld van de druïden. Alsof ik er op afstand bij betrokken was en er iets van meemaakte.
Deze keer werd ik wakker van de geur van versgebakken brood. Vanuit de nabij liggende kinderkamer was nog geen geluid te horen. Naast me lag Mandor nog steeds te slapen, een unieke situatie. Meestal was hij degene die ’s morgens het eerst wakker was.
Met een lichte aarzeling besloot ik hem wakker te maken. Hij had wel eens gezegd dat ik hem te allen tijde kon wekken voor wat dan ook, maar om dat dan ook nog zomaar te doen… Ik aaide hem en kuste hem. Het duurde even voordat hij eindelijk zijn ogen open deed en keek me met een glimlach aan.
“Dat is nog eens prettig wakker worden,” zei hij en kuste me. Toen ging hij overeind zitten.
“We moeten maar opstaan, we hebben vandaag genoeg te doen,” zei hij
“Wacht even,” zei ik en ging rechtop zitten. Hij keek naar me en er verscheen een langzame grijns op zijn gezicht toen hij mijn blote lichaam ontwaarde.
“Helemaal niet slecht op de vroege ochtend,” zei hij. “Maar we hebben een drukke dag voor de boeg.”
“Dat is niet waarom ik je vraag te wachten met opstaan,” zei ik. “Ik wil heel even met je praten, zonder dat er andere mensen bij zijn.”
“Goed, je hebt mijn aandacht. Wat is er aan de hand?”
“Ik wil het met je hebben over de uitbreiding die ons gezin in de toekomst gaat hebben.”
“Oh, de tweeling,” begreep hij meteen.
“De volwassen Randal noemde de tweeling inderdaad. Het kan zijn dat ze al onderweg zijn, maar ik heb dan geen idee hoe lang dat al het geval is. Hij zei dat ze geboren zouden worden vlak nadat we allemaal weer thuis zouden zijn. Hij vroeg eigenlijk meteen hoe het met ze was toen hij me ontmoette. Daarom denk ik dat het mogelijk is dat ik al zwanger ben.” Ik vertelde hem wat Randal nog meer gezegd had over de tweeling. Ondertussen werd zijn grijns dieper en dieper en trok me naar zich toe.
“Voor het geval ze nog niet onderweg zijn, kunnen we ze net zo goed nu meteen maken,” zei hij en zoende me intens, terwijl zijn vingers de vochtige plaats tussen mijn benen onderzochten. Ik voelde dat zijn erectie geen gewone ochtenderectie was en ging in op zijn avances.
Het was fantastisch. Eigenlijk deden we het maar zelden in de ochtend, maar het was een heerlijke ervaring. Naderhand was er helemaal niets meer heel van het beddengoed.
“Nu moet ik echt plassen,” grinnikte Mandor en gebruikte daarvoor de pot die onder het bed stond. Intussen liet ik me uit het bed glijden en stelde voor om samen in bad te gaan.
“Duurt wat lang,” dacht hij. “Maar ik weet iets dat jij niet weet.”
“En dat is?”
“Vlak voordat jij me naar je toe trok in Tir-na Nog’th zijn de douches geïnstalleerd.”
Hij ging me voor naar een ruimte die tegen onze kamer aan lag. Een prachtig nieuwe badkamer in wit en zachte terracotta kleuren met twee wastafels en een grote douchecabine met twee douches.
“Erg praktisch,” zei ik en liet me voordoen hoe ze werkten.
“Om nog even terug te komen op jouw idee van gisteren om de put af te dekken,” zei hij wat later terwijl hij mijn rug inzeepte, “denk ik dat je moet doen wat je wilt. Ik ben echt niet vergeten dat Randal al een keer bijna verdronken is en je moet niet denken dat het me niet kan schelen. Ik geef juist heel veel om de jongen. Ik denk alleen dat hij er toch een keer in zal vallen, ondanks dat het afgedekt is. Dat gebeurt gewoon, ik denk dat jij dat ook weet.”
“Ja, tot dat besef ben ik ook wel gekomen,” zei ik terwijl ik me omdraaide en zijn rug onderhanden nam. De wonden op zijn rug waren niet alleen het gevolg van zijn gevecht met de wachters, zag ik, een aantal was door mijn nagels veroorzaakt. “Ik hoop alleen dat ik het op die manier wat uit kan stellen.”
We spoelden ons af, de kranen werden dichtgedraaid en we droogden ons af met dikke, rulle handdoeken, in dezelfde terracotta kleur als de tegels van de badkamer.
“Dus binnenkort hebben we drie zonen en een dochter,” zei Mandor, terwijl hij zijn halflange witblonde haar begon te kammen. Er klonk trots door in zijn stem.
“Ik vraag me af wat het beste is wat betreft onze huwelijksdatum. Of we stellen deze een flink eind uit, krijgen intussen de tweeling en trouwen pas als ze een paar maanden zijn. Als ik de tijd hier aanpas, zou dat over enkele maanden in Ambertijd zijn. Of we trouwen zo snel mogelijk, maar dan wil ik zeker weten dat de kinderen geen risico lopen door die aanslag.”
“Ik denk dat het het beste is om zo snel mogelijk te trouwen,” zei Mandor die de badkamer uitliep. Ik wandelde achter hem aan, onze slaapkamer binnen om mezelf aan te kleden. “Het heeft allemaal al lang genoeg geduurd zo. Ik wil echter de kinderen hier niet aan op offeren. Jij zou nog met mijn vader praten, we zouden een definitieve beslissing kunnen nemen aan dat hand van de uitkomst van dat gesprek.”
“Dat is goed.” Ik koos voor een lichtblauwe jurk met een strak bovenlijf en een wijd uitwaaierende rok tot iets onder de knie. “Dan moet jij dat gesprek voor me regelen.”
“Dat kun je best zelf.” Hij was bezig een wit overhemd aan te trekken met een lichtgrijs streepje. “Je gaat naar buiten en troeft hem.”
“Ik heb geen Troef van je vader.” Ik had de jurk inmiddels aangetrokken en ging op de rand van het bed zitten om een paar witte kousen met een ajourpatroon aan te trekken.
“Die krijg je dan van mij. Ik spreek hem liever niet.”
“Heel prima,” zei ik, stond op en liep naar hem toe. “Zou je de knopen op mijn rug willen dichtmaken?”
Hij lachte breed.
“Heel graag,” zei hij en begon zorgvuldig aan deze taak. “Ik wil dadelijk bij de kinderen gaan kijken en vandaag met ze optrekken. Ik was gisteren zo vreselijk moe.”
“Ik ben ook benieuwd waar ze mee bezig zijn,” zei ik. “Het is zo stil. Ik had eigenlijk verwacht dat ze vanmorgen bij ons in bed zouden springen, zoals ze zich ieder individueel wel gewoon hebben gemaakt.”
“Ik miste ze ook al.” Hij draaide me om en kuste me vol op de mond. “Aan de andere kant kwam het me niet echt slecht uit dat ze weg bleven.” Hij streek met zijn duim over een beurs aanvoelende plek in mijn hals. Ik kuste hem terug, trok toen snel een paar schoenen aan en wierp een blik in de spiegel. Mijn haar zat vreselijk, daar zou ik me later mee bezig gaan houden en in mijn hals stonden tandafdrukken. Ik deed een sjaal om zodat de plek bedekt was en haastte me achter Mandor aan.
In hun slaapkamer waren ze niet, ze bleken in de speelkamer te zijn. Zittend op de grond, in hun pyjamaatjes. Owen die met een verdrietige uitdrukking op zijn gezicht een poging aan het doen was het gat in het dak van zijn boerderij te repareren, Randal daarnaast, die zijn ogen uitdagend op Owen gericht had en bezig was om een tractor te slopen. Ze keken beiden op toen we binnenkwamen.
“Randal,” zei Mandor rustig, “jij komt nu even met mij mee.”
Het kind stond op, greep Mandor bij de hand en samen liepen ze de speelkamer uit. Ik liet me naast Owen zakken en bekeek de schade. Het was duidelijk dat er een poging was gedaan om de boerderij als opstap te gebruiken en daarbij was Randal dwars door het dak heen gegaan. Owen had een gedeelte weten te maken met behulp van wat conjuration en was vreselijk moe.
“Vervelend hè, dat het nu kapot is,” zei ik. “Ik zal je helpen om wat te maken.”
Owen knikte.
“Broertje maakt alles stuk.” Zijn stem klonk intens verdrietig. Ik streelde hem over zijn donkere haar. Mijn dappere zoon. Nog geen twee jaar oud en dan toch al willen en kunnen delen met zijn broer. Hij had het recht om verdrietig te zijn over de gevolgen.
“Randal kan helemaal niet zo goed spelen,” legde ik hem uit. “Dat moeten we hem nog leren. Hij weet niet eens echt wat speelgoed precies is.”
Owen keek nadenkend.
“Ik Randal helpen,” zei hij toen beslist.
Het kostte tijd om een paar belangrijke stukken speelgoed weer heel te krijgen en het was heel vermoeiend. Daarna verzamelden we – net zoals we eigenlijk gewoon waren na een driftbui van Owen – alle kapotte speelgoed in een kist met de bedoeling dit later te maken. Deze keer waren er twee kisten nodig echter en Owen keek steeds meer bedrukt.
“Veel kapot,” was zijn conclusie. Ik kon alleen maar knikken. Daarna nam ik hem mee, stopte hem onder de douche, iets dat hij heel interessant vond en kleedde ik hem aan.
“We zullen Randal en pappa gaan zoeken,” zei ik.
Owen straalde alweer en huppelde voor me uit, tenslotte is hij degene die Mandor altijd kan vinden. Ze bleken buiten te zijn, waar Randal ogenblikkelijk Owen betrok in een spelletje ‘tikkertje’. Ik ging naast Mandor staan en samen keken we naar de twee ravottende kinderen.
“Ik zie dat je Randal ook al hebt aangekleed,” zei ik. Randal droeg een spijkerbroek en een T-shirt van Owen, de kleding slobberde om hem heen.
“Hij heeft zijn eigen kleding nodig,” zei Mandor met een grijns. “We zijn nog niet helemaal ingesteld op zijn aanwezigheid hier. Ik ga straks heel even naar buiten en zal dan voor de nieuwe voorraden en kleding zorgen. Maak maar vast een lijst.”
“Doe ik,” zei ik en liep toen een eind van hem vandaan, Fillipien liet weten dat ze eraan kwam. Even later landde ze op mijn schouder, gevolgd door Loki die op mijn andere schouder kwam zitten. Ik krauwde hen, gaf ze wat aandacht en Loki fladderde al snel weer op. Fillipien vond dat ze meer tijd nodig had, die ik haar dan ook gaf. Op zich had ze het goed naar de zin om het ogenblik, er waren genoeg valken om zich mee te vermaken, Julian had er twee meegenomen.
Nadat ze weer weggevlogen was, liep ik naar Mandor en de kinderen toe, ik begin trek te krijgen. Ik dacht aan de lucht van vers gebakken brood die me wakker had gemaakt. Waarschijnlijk was dat brood voor de huishouding bestemd geweest, die de gewoonte had om zeer vroeg te ontbijten. Net toen ik me begon af te vragen of we in het vervolg misschien moesten aangeven dat we wilden eten, kwam één van de jongste dienstmeisjes, Gidith, vertellen dat het ontbijt gereed was.
“Ja!!” riep Randal enthousiast, sprong pardoes van het klimrek af, bezeerde daarbij zijn onderarm, waar hij alleen even over wreef en wilde naar binnen rennen. Ik vloog op hem af, pakte hem stevig bij zijn hand en zei hem rustig mee te lopen. Hij keek verontwaardigd naar me op, een verontwaardiging die groter werd toen in zijn plaats Owen naar binnen begon te rennen. Iets dat zowel Mandor als mij verwonderde, we hadden dit nog nooit van hem gezien. Randal trok hard aan mijn arm en ik besloot hem te laten gaan. Ergens ver voor ons uit hoorden we het gekletter van serviesgoed, de stem van Randal die “Oh Oh!” riep. Even later kwamen we voorbij een dienstmeisje dat bezig was scherven te ruimen.
“Het spijt me verschrikkelijk, meneer en mevrouw,” zei ze bedeesd. “Hij kwam ineens de hoek omrennen.”
“Is niet erg,” troostte ik haar. “Dat zal wel vaker gebeuren nog.”
In de eetkamer waren de jongens al ieder op een stoel geklommen en hadden ze hun best gedaan om zoveel mogelijk broodjes op hun eigen bord te laden. Dit was gewonnen door Owen, die had ze namelijk vrijwel allemaal. Randal keek beteuterd naar het ene broodje op zijn bord.
“Owen heeft alles!” riep hij uit toen we binnen kwamen.
“Jahaa,” zei Owen trots.
“Ik zie het,” zei ik terwijl ik ging zitten op de stoel die Mandor voor me aanschoof. Hij liep om de tafel heen om tegenover me plaats te nemen, naast Owen. Julian kwam ook binnen, hij ging aan de kop van de tafel zitten, tussen zijn kleinzoons in.
“Owen, wij willen graag allemaal een broodje,” zei ik tegen hem. Hij keek me aan, knikte en gaf de volwassenen er ieder één. Toen staarde hij sip naar de twee overgebleven broodjes op zijn bord. Gelukkig werd op dat moment een nieuwe schaal met vers gebakken broodjes binnen gebracht. Deze stond nog niet op tafel of onze zonen laadden meteen de complete inhoud op hun bord. Ik deed mijn mond open om er iets van te zeggen, besloot toen om het maar zo te laten. Ik keek naar Mandor die ook een wat besluiteloze uitdrukking op zijn gezicht had. Hij schonk iedereen thee in, hielp Owen om zijn broodje open te snijden, terwijl Randal mijn aangeboden hulp weigerde en in zijn vinger sneed.
“Au!” Hij keek verontwaardigd hoe het bloed uit de wond sijpelde, Owen keek met belangstelling toe. Ik bond een servet om de vinger, liep toen naar de kast om daar een pleister uit te halen en verwisselde de servet voor de pleister. Randal bekeek deze aandachtig en bewoog zijn vinger heen en weer terwijl hij Owen met trots aankeek.
“Ik heb een pleister!” riep hij.
“Jahaa,” zei Owen, duidelijk onder de indruk.
Ik mocht Randal nu wel helpen met zijn broodje en belegde het met aardbeienjam. Hij at met smaak. Terwijl ik begon aan mijn broodje, stootte hij zijn beker met thee om, die kapot viel op de grond, de thee stroomde over de vloer. Julian liet er met een stoïcijnse blik zijn servet overheen vallen. Mandor schonk de jongen een volgende beker in en vroeg aan Owen om een broodje, die deze met een genereus gebaar gaf. Julian vroeg Randal om een broodje en kreeg er ook één. Vervolgens keken de twee jongens naar mij en kreeg ik van ieder een broodje, zonder dat ik erom had moeten vragen. Iemand kwam binnen met een nieuwe schaal broodjes en ruimde zonder iets te zeggen de scherven bij Randals stoel op.
Heel even konden we eten in betrekkelijke rust, toen Randals beker voor de tweede keer omver ging, deze keer over hem heen. Ik stond op en nam hem mee naar de badkamer om hem zijn natte kleren uit te doen en hem van schone te voorzien. Hij jammerde een beetje vanwege de pijn, zijn borst, buik en bovenbeen zagen helemaal rood. Ik tilde het jochie op, nam hem zo mee naar de eetkamer en vroeg mijn vader om zalf. Deze bekeek de brandwonden en knikte.
“Ik heb daar wel iets voor.” Hij liep de kamer uit en kwam even later terug met een potje, waarvan hij wat van de inhoud voorzichtig op de aangedane plekken smeerde. Randal lachte alweer en toonde Owen voldaan dat hij zalf had.
“Ik denk dat het één en ander om onze huisapotheek uit te breiden ook op die lijst mag,” zei Mandor nuchter.
“Ik ga een uitbreiding op mijn Eerste Hulp cursus volgen,” zei ik. “Ik wil hoe dan ook een paar medische studies gaan doen.”
“Helemaal zo gek nog niet,” zei Julian knikkend. “Ik zal in mijn verzameling kijken wat ik toe kan voegen aan jullie apotheek.”
Randal had inmiddels weer schone kleding aan. Mandor had geduldig opnieuw thee ingeschonken en de beker gewoon bij hem neergezet. Deze keer ging het goed. Wat die thee betreft dan. Er gebeurden andere dingen. Randal die zich vreselijk verslikte omdat hij als eerste klaar wilde zijn en even later met stoel en al achterover klapte en daardoor zijn hoofd gruwelijk bezeerde door de klap op de tegelvloer. Al met al een wat onrustige maaltijd.

In overleg met Mandor deed ik het anders met de tijd dan tot nog toe en paste deze aan tot zo langzaam mogelijk. Hij was er van overtuigd dat zijn vader een goede oplossing zou weten tegen het gif en Julian deelde mee – nadat hij even was weggeweest om Arden te inspecteren en wat mensen te spreken – dat om een aantal veiligheidsredenen het huwelijk een paar maanden was uitgesteld. Zo langzaam mogelijk dus, zodat de zwangerschap niet te snel zichtbaar zou vorderen. Tegen Mandor zei ik dat ik zekerder zou zijn zodra ik de eerste bewegingen zou gaan voelen. Van Randal wist ik het allemaal niet zo precies, maar Owen had ik gevoeld toen ik een maand of drie, vier zwanger was.
Julian bleef een poos logeren. Af en toe was hij een paar uur weg om zij eigen zaken te regelen, maar kwam steeds weer terug. Hij zag zijn aanwezigheid als een goede gelegenheid om zijn beide kleinzonen wat beter te leren kennen en met ze op te trekken. En doordat hij rustig een hele middag met de jongens op stap ging, kregen Mandor en ik de kans om een aantal lopende zaken goed te regelen. Er werden lijsten gemaakt met wat er nodig was aan voorraden, bouwmaterialen, mensen, speelgoed, kleding en nog veel meer zaken. Mandor ging af en toe naar buiten om voor alles te zorgen, de kinderen hadden de grootste lol wanneer Mandor weer naar binnen troefde met allerlei spullen.
Op één van de eerste dagen na onze terugkomst had ik het personeel bijeen geroepen om even met ze te kunnen spreken. Denkend aan de woorden van mijn vader liet ik ze allereerst weten dat Mandor en ik hun inzet heel erg waardeerden. Ik had ze ook kort iets over Randal uitgelegd, gezegd dat hij ergens anders was geboren en opgegroeid, in een wereld die heel veel sneller ging dan hier en dat we pas kans zagen om terug te keren toen het jochie al twee was. Dat bleek voldoende om hun nieuwsgierigheid te bevredigen.
Ook vertelde ik hen dat we nog steeds bezig waren om de omgeving meer leefbaar te maken voor hen, maar dat dit gewoon wat tijd kostte. Ik vroeg hen om geduld te hebben en verzekerde hen dat het echt onze aandacht had.
Verder stelde ik de gelegenheid om me persoonlijk te spreken in, aan het einde van iedere werkweek kon het personeel me individueel spreken. Voor alles wat tussendoor kwam verwees ik ze naar het hoofd van de huishouding, Mary Ann.

Met Mary Ann had ik apart nog een gesprek, waarin ik haar vertelde waar Randal was geboren en opgegroeid en legde haar uit dat Tir-na Nog’th zijn perceptie op een aan aantal dingen nogal had beïnvloedt. Ik zei dat ik het waardeerde dat ze zich zorgen maakte over het gedrag van de jongens, maar legde haar uit dat Mandor en ik het belangrijk vonden om ze zoveel mogelijk met elkaar en hun omgeving te laten acclimatiseren, dat we het wel degelijk in de gaten hielden en ze zouden begeleiden. Pas als we allemaal een beetje aan deze nieuwe situatie gewend waren, was het voor ons ook duidelijker waar de beperkingen waren, waar er duidelijke regels moesten komen en waar we ze vrij konden laten.
“Dit is geen vorm van verwaarlozing,” liet ik haar met klem weten.
“Ik denk dat ik het begrijp, maar ik ben het er niet mee eens,” zei ze.
“Omdat je denkt dat het uit de hand loopt?”
“Er moeten regels zijn.”
Ik zuchtte. Dat was één van de dingen waarmee ik al direct met haar botste vlak na de geboorte van Owen. In een bepaald opzicht had ze gelijk, natuurlijk, maar beide kinderen zouden stapelgek worden in een strenge omgeving, ze hadden beiden een bepaalde ruimte nodig. Het ging hier niet om gewone kinderen, dit waren halve Amberieten, halve Chaosieten. Ik vroeg me af of er ergens een goede handleiding over het opvoeden en omgaan met dergelijke kinderen te vinden was. Ik had er nog nooit van gehoord in ieder geval.
“Luister, omdat we nu twee kinderen hebben, zal er inderdaad wat meer ritme en regelmaat gaan komen.” Ik aarzelde even en besloot het toch te vertellen alvast. “Dat zal voor ons allemaal het beste zijn op den lange duur, vooral omdat we er nog twee bij zullen krijgen over een aantal maanden.”
Haar ogen werden groot van verbazing, tegelijkertijd zag ik ook iets van hoop. Natuurlijk, iedereen kon op zijn vingers natellen dat vier kinderen binnen nog geen drie jaar een hoop extra werk met zich mee zouden brengen. De kans dat ze meer betrokken zou raken was ineens groter geworden hierdoor.
Daarna stelde ik haar voor om me te begeleiden op een inspectieronde door het huis, ik wilde alles met eigen ogen zien en waar nodig verbeteringen aanbrengen. Dat kostte een aantal middagen, waarin ik alle voorraadkelders zag, de personeelsvertrekken, de wasruimtes, de stallen voor de varkens, de kippenhokken, de moestuinen… Ik noteerde van alles, overlegde met Mary Ann en een paar andere betrokkenen, maakte plannen en luisterde naar hun wensen. ’s Avonds, als de kinderen moegespeeld op bed lagen, sprak ik een aantal dingen door met Mandor en Julian. Sommige ideeën werden radicaal geschrapt, andere aangepast of uitgebreid. Ondertussen repareerden we steeds een gedeelte van het speelgoed. Mandor en ik door middel van Conjuration, mijn vader had ergens een gereedschapskist vandaan gehaald en lijmde, timmerde en zaagde.

De eerste dagen met de kinderen waren heel druk en vermoeiend. Randal probeerde werkelijk alles, maar dan ook alles uit en Owen was geneigd hem te volgen, hij vond alles prachtig wat zijn broer deed. Het duurde even voordat we merkten dat Owen toch een bepaalde invloed op Randal had, soms weerhield hij zijn broer van bepaalde acties of stopten ze ergens mee omdat Owen er eigenlijk genoeg van had. Owen deed enorm zijn best om Randal te betrekken bij de verzorging van de dieren, maar Randal bleef schrikachtig en op een afstand. Toch kwam er na verloop van tijd een lichte verandering in en begon hij wat belangstelling te tonen voor Boudicca. Ook het kleinvee durfde hij wat meer te benaderen. Na de uitgelatenheid van de eerste paar dagen, merkten we tevens dat Randal wat rustiger werd. Natuurlijk bleef hij onbesuisd en was hij altijd in voor wilde spelletjes, maar er kwamen meer momenten dat hij rustig een poosje kon spelen in de speelkamer zonder al het speelgoed te slopen. Hij begon belangstelling te ontwikkelen voor tekenen en bepaald constructiespeelgoed.
Owen werd juist door de aanwezigheid van zijn broer wat meer geprikkeld tot activiteit. Had hij tot voor kort een achterstand gehad in zijn motorische ontwikkeling, deze was binnen enkele weken verdwenen. Ook zijn praten werd wat beter, al vond hij het nog steeds niet nodig om dat veel te doen en in volzinnen. Hij had er ook behoefte aan om alleen te kunnen spelen, dus we zorgden ervoor dat één van ons regelmatig een poosje met Randal erop uit trok, naar buiten om hem lekker te laten ravotten, terwijl de ander bij Owen in de speelkamer bleef die dan helemaal in zichzelf keerde om een poosje lekker ongestoord zijn gang te kunnen gaan.
Eigenlijk was door de komst van Randal onze hele omgeving een stuk levendiger geworden. Hoewel hij constant ongelukjes had, vonden de meeste mensen hem een leuk joch en zagen ze hem graag. Was Owen al stabiel, Randal was dat nog veel meer. Beide jongens waren eigenlijk behoorlijk onbesuisd in veel opzichten. Bij Owen hoefde we echter nooit pleisters te plakken – die gebruikte gewoon stiekem zijn vormverandering als hem iets overkwam – Randal liep eigenlijk altijd rond met pleisters.
We breidden hun speeltuin wat verder uit. Er kwam een tweede schommel bij want beide jongens hadden een hekel aan wachten op hun beurt. Het klimrek werd groter en hoger, mijn vader verzon een soort touwbrug waar ze overheen moesten klimmen. Er kwam wat buitenspeelgoed zoals stepjes en fietsjes, en in de stallen was er nu een tweetal pony’s, voor iedere zoon één. Owen vond het geweldig, Randal eigenlijk ook, maar hoefde er nog niet zo nodig op te rijden.

“In feite vind ik het hier niet zo geweldig,” zei Mandor plotseling op een avond toen we net in bed lagen. “Begrijp me niet verkeerd, het wonen op zich bevalt me wel, maar ik kan hier niet echt werken.”
“Wil je ergens anders naar toe?” vroeg ik, terwijl ik half overeind ging zitten om hem aan te kunnen kijken.
“Ik weet het niet. Ik heb meer huizen en dan bedoel ik niet die ambtswoning.”
“Wil je daar een poos alleen gaan wonen?” vroeg ik. Ondertussen wrong het in mijn borst, ik moest er niet aan denken om gescheiden te gaan leven.
Hij keek me met een verwonderde uitdrukking in zijn blauwe ogen aan.
“Natuurlijk niet,” zei hij tot mijn niet geringe opluchting. “Ik heb die huizen om te kunnen werken. Ik ben oproeper en ik kan dat hier niet goed uitoefenen, ik mis gewoon de ruimte.”
“Wil je dat we gaan verhuizen naar één van je andere huizen?”
Hij schudde zijn hoofd.
“Ze zijn niet echt geschikt voor een gezin,” zei hij rustig. “Of het huis zelf is niet geschikt, of de omgeving niet. Jullie moeten veilig kunnen wonen.”
“Er zijn wat mogelijkheden,” zei ik bedachtzaam. “Eén is dat we echt iets heel anders zoeken en hier vandaan gaan en ergens ander opnieuw beginnen.”
“Dat kan. Misschien kunnen we echter beter bekijken of het mogelijk is om hier meer ruimte te maken, ik weet niet in hoeverre dat zal gaan.”
Ik dacht na. Het kon natuurlijk, hetzij door omvorming, hetzij door Conjuration. Het was tevens mogelijk om er een aantal bouwvakkers op te zetten.Of een combinatie van de drie factoren.
“Wat is precies je bedoeling?” vroeg ik toen. “Ik bedoel, waar en hoe had je dat gedacht?”
“Het liefst zoveel mogelijk ondergronds,” zei hij beslist. “De kelders hier bieden niet genoeg ruimte. Ik heb meerdere ruimtes nodig voor oproeping, maar ook ruimte om echt te kunnen studeren en voor mijn boeken. Dit soort literatuur hoort echt niet in de huisbibliotheek thuis en het is ook veiliger voor iedereen als ik mijn studies niet binnenshuis verricht.”
“Gaat er dan wel eens wat mis?”
“Ja.” Zijn gezicht stond ineens grimmig en hij zei een poos niets meer. Toen legde hij toch wat uit. “Sommige demonen worden al aangetrokken omdat je ermee bezig bent. Ik kan me goed verweren tegen zoiets, maar een enkele keer kan het voorkomen dat er dingetjes wat fout gaan. Bij een oproeping kan dat veel ernstiger zijn.”
“Je hebt me daar wat over verteld,” herinnerde ik me. “Ik zou het best eens willen meemaken.”
“Ik heb toen ook gezegd dat ik je meer zou leren, maar,” hij grijnsde opeens, “als je steeds zwanger bent, gaat dat niet echt.”
Toen werd zijn gezicht weer ernstiger.
“Demonen zijn onbetrouwbaar. Altijd. Je krijgt niet altijd wat je wenst of de demoon die je wenste, blijkt eigenschappen te hebben waar je niet van op de hoogte was. In het ergste geval kun je bezeten raken en zie er dan maar eens af te komen.” Hij zweeg, er was niets af te lezen van zijn gezicht. Ik kreeg ineens het sterke vermoeden dat hem dit ooit eens was overkomen en dat moest verschrikkelijk voor hem zijn geweest.
“Maar vaker gaan er andere dingen mis. Dan wordt een gedeelte van je huis vernietigd voordat je de demoon hebt teruggestuurd of vernietigd. Daar is gewoon tijd voor nodig. Je vader heeft een anti-demonenzwaard dat tegen veel van die wezens werkt, maar niet tegen allemaal. Ik heb geen zwaard, kan er ook niet mee omgaan. Uiteraard heb ik wel een speciaal mes om ze zonodig van me af te houden. Hoe dan ook, als we hier van die ruimtes gaan laten maken, zal ik ze dusdanig moeten afschermen dat jullie geen problemen hebben als er iets mis gaat.”
“Waar roep je die demonen eigenlijk voor op?” vroeg ik nieuwsgierig.
“Informatie vooral. Soms om te leren over andere demonen, maar ook algemene informatie. Ik ben aardig op de hoogte waar iedereen in de Hoven mee bezig is. En dat is maar goed ook, momenteel zijn er een paar families begonnen met oproepen zonder er al te veel verstand van te hebben. Iets om in de gaten te houden. Maar ook hou ik me op die manier op de hoogte van andere kwesties, bijvoorbeeld politiek. Dat kan ik dan mooi gebruiken weer tegen bepaalde lieden.”
Ik boog me naar hem over om hem een liefdevolle zoen te kunnen geven. Er was altijd maar weinig voor nodig om hem te verleiden.

Veel later bracht ik het gesprek op het kindermeisje en vertelde hem over haar aantijgingen toen we terug kwamen met Randal.
“Ze is vreselijk brutaal,” zei hij boos. “Dat gaat veel te ver! Ik kan haar vernietigen of terug sturen, wat je maar wilt!”
“Ik ben er nog niet helemaal uit,” zei ik. “Ik vroeg me overigens af of een Ty’iga zich wel zo hoort op te stellen.”
“Een Ty’iga is eigenlijk een onbeschreven blad,” legde hij uit. “Dat dingen leert terwijl ze werkt. Het meisje dat bezeten wordt door haar, heeft kwaliteiten in kinderverzorging, de Ty’iga neemt ze over en voegt daar haar eigen talenten aan toe. We kunnen haar gewoon terug sturen - ze kan trouwens ook zelf het lichaam verlaten als ze dat wil - en alleen het kindermeisje over houden. Dat zal allicht veel minder brutaal zijn. De Ty’iga zal zich alleen maar verder ontwikkelen, ik vindt haar erg zelfstandig al inmiddels. Op een bepaalde manier moet dat ook, maar het is niet de bedoeling dat ze de kinderen claimt, dat kan gewoon echt niet. Soms vraag ik me af of ze zich nog wel op zal offeren als de kinderen in gevaar zijn. Ik denk het wel, maar je weet maar nooit.”
“Is er dan geen probleem als ze straks alle vier bijvoorbeeld op een ander punt zijn en er gevaar dreigt?”
“Daar heb ik ook al aan zitten denken. Owen heeft wat extra bescherming door zijn valk, verder heeft hij een amulet en voor Randal gaan we er ook één maken. Maar ik kan hem en straks ook de tweeling voorzien van een demoon ter bescherming. Ook voor Owen zou ik dat kunnen doen, maar hij heeft die valk immers al.”
“Is dat veilig?”
“Als ik het doe wel. Ik denk dat het net zo veilig is als een valk voor Owen. We kunnen dan bespreken wat zo’n demoon zou moeten kunnen. Weet je zo wat die valk kan?”
“Uiteraard. Volgen door Schaduw, vechten en gevaar voelen aankomen. Als Owen ouder wordt, kan daar mee bijkomen. De valk is aan hem gebonden, maar ook aan mij. Het kost me dus iets, hoe zit dat met zo’n demoon?”
“Dat gaat ongeveer hetzelfde. Het zal me ook iets aan macht kosten, maar dat komt weer terug als de kinderen volwassen zijn.”
ik dacht even na. Het klonk als een heel goed plan. Uit wat ik had gehoord en ook had meegemaakt kon ik alleen maar concluderen dat onze kinderen altijd gevaar zouden lopen, waar ze ook waren.
“Dat moeten we zo maar doen,” zei ik. “In ieder geval voor Randal. Wat de tweeling betreft kunnen we afwachten hoe ze zijn en dan pas beslissen of het demonen of dieren worden. Hun bescherming bedoel ik, niet de kinderen.”
Hij lachte en legde zijn hand op mijn onderbuik. Zo vielen we in slaap.

We leefden in onze eigen wereld voor een week of wat. We bepaalden waar Mandors werkvertrekken gebouwd zouden worden, maakten plannen en begonnen met voorbereidingen. Mandor haalde ergens een stel vaklui vandaan die verstand hadden van het bouwen van ondergrondse ruimtes en zette ze aan het werk, terwijl wij voor de nodige materialen zorgden. Ondertussen werkte ik nog verder aan de omgeving, een aantal mijl verderop zou een stadje gaan ontstaan met uitgaansmogelijkheden, genoeg winkels, mensen en stadsdrukte. Ook besteedden we veel aandacht aan de kinderen, trokken met hen erop uit, we waren zelfs een keer gaan roeien op de rivier met een picknick achteraf. Uiteraard viel Randal een aantal keer in het water en zelfs Owen een keer, maar toch was het een heerlijke dag. Aan het einde daarvan besloten we wel dat de kinderen zo snel mogelijk moesten leren zwemmen.

Het was aan het einde van de eerste week dat ik echt de tijd kon vinden om een hele middag met mijn vader te gaan rijden. Mandor ontfermde zich over zijn zonen, zei grijnzend dat ze met zijn drieën echte mannendingen gingen doen.
“Zoals wie het verst kan plassen?” vroeg ik met een uitgestreken gezicht.
“Ik dacht meer aan zover mogelijk spugen,” lachte hij, “maar je brengt me wel op een idee.”
Het was een mooie lentedag, de zon scheen helder aan de hemel. Het was niet te warm, heerlijk weer om een eind te rijden. De valken, op Beest na, vlogen voor ons uit, de Barghest draafde mee. Vanwege zijn aanwezigheid had Julian zijn honden in de stal gelaten. We reden zeker een uur zonder iets te zeggen, behalve af en toe een opmerking over het weer of de omgeving. Toen minderden we vaart en reden een poosje rustig naast elkaar. Met een lichte schroom vertelde ik hem dat ik mogelijk weer in verwachting was.
“Dat vermoedde ik al,” zei hij rustig.
“We zijn aan het bekijken wat we het beste kunnen doen nu, of zo snel mogelijk te trouwen, of dat pas te doen als de kinderen er zijn.”
Hij trok zijn wenkbrauwen op.
“Meer dan één deze keer?”
“Een tweeling. Ik heb echter een voorspelling gehad.” Ik vertelde hem wat de andere Morwenna had gezegd in de spiegelzaal en ook dat ik met Gramble Sawall wilde spreken die een expert zou zijn op dit gebied.”
“Ik kan jullie niet helpen om een nieuwe datum te bepalen,” zei hij. “Dit is iets wat jullie zelf moeten beslissen, maar erg gemakkelijk is het niet. Ik zie maar één manier om de voorspelling te ontlopen. Het is duidelijk dat de aanslag gepleegd gaat worden door iemand die niet weet dat er al kinderen zijn. De mensen die wel van jullie kinderen de beste kandidaten om te helpen.”
“Het is niet de bedoeling om hier teveel mensen bij te betrekken.”
“Jullie kunnen het bestaan van Owen en Randal bekend maken. Op dat moment heeft het geen enkel nut meer om de aanslag te plegen.”
“Dat zou een oplossing kunnen zijn,” zei ik nadenkend.
“Het probleem is dat ze dan achter die kinderen zelf aan zullen gaan,” zei hij zuchtend. “Jullie hebben er een lastige toestand van gemaakt. Er is geen eenduidige oplossing voor.”
We reden een poos zwijgend verder voordat ik het volgende onderwerp aansneed. Ik vroeg hem of mijn zus van mijn bestaan wist.
“Nee,” zei hij kort. “Wat wil je eigenlijk?”
“Ik dacht erover om haar eens op te zoeken, maar ik wil mezelf niet opdringen. Als jij het niet prettig vindt, doe ik het niet. Als ze echter niet eens weet dat ik besta, lijkt het niet echt een goed idee.”
“Mij kan het niet schelen wat je doet.” Hij staarde somber voor zich uit.
“Dat klinkt niet zo positief,” zei ik.
“Ik heb het je eerder gezegd, als je haar wilt opzoeken dan moet je dat doen. Ik weet niet hoe dat gaat uitpakken. Haar kan Amber niets schelen, ik kan haar niets schelen en ik vraag me af of een zus van haar haar wel iets kan schelen. Het zou een enorme teleurstelling voor je kunnen worden en zonder dat heb je al genoeg problemen. Ailsa leidt haar eigen leven, zij en ik hebben niets met elkaar te maken. Als je haar wilt opzoeken zul je dat echt helemaal zelf moeten doen, ik heb geen Troef van haar of de wereld waar ze woont.”
Ik schrok een beetje van de bitterheid waarmee de woorden waren uitgesproken. Aan zijn gezicht was, zoals gewoonlijk, niet veel te zien.
“De wereld waar ze woont is niet echt technisch,” vertelde hij nog. “Verder kan ik niet meer zeggen dan dat ze echt helemaal niets van me wil weten. Ze is zeer hardnekkig.”
“Heb jij een hardnekkige dochter?” vroeg ik hem plagend. Het antwoord dat ik kreeg had ik echter totaal niet verwacht.
“Ailsa is inderdaad hardnekkig. Ze is totaal anders dan jij.”
Mijn mond viel open van verbazing. Koppig, eigenzinnig, stijfhoofdig, eigenwijs… allemaal termen die voor mij werden gebruikt. Hardnekkig had ik mezelf zeker wel eens horen noemen. En nu was ik volkomen anders dan mijn zus in mijn gedrag? De wonderen waren de wereld nog niet uit.
“Heb je haar van kleins af aan gekend?” vroeg ik toen. Hij keek me even van opzij aan voordat hij antwoord gaf.
“Min of meer.”
Ik besloot het erbij te laten. Ailsa, mijn zus, was voor hem geen prettig onderwerp om over te praten. Ik begon beter te begrijpen waarom hij me ooit zijn enige kind had genoemd. Het had niets te maken gehad met het feit dat hij me erkend had, maar met het feit dat hij zich aan mij verbonden voelde.
We reden nog een heel eind, voordat we stopten om wat te eten en drinken. Deze keer was ik het die de picknick verzorgde, terwijl hij de dieren aandacht en verzorging gaf.
Ik schonk wijn voor ons beiden in nadat hij ook was gaan zitten. We deden ons een poos tegoed aan de uitgebreide maaltijd. Toen nam hij het woord.
“Was dat alles wat je met me wilde bespreken?”
Ik haalde mijn schouders op. Het was niet alles – lang niet. Maar als het erop aankwam vond ik het vreselijk moeilijk om uitgebreid te praten, ik ben nu eenmaal niet zo’n prater. En mijn vader is dat ook niet. Ik had genoten van de rit, van het samenzijn. Alle onderwerpen die ik met hem had willen doorpraten, leken daarmee minder belangrijk geworden te zijn.
“Nou ja, misschien kun je me vertellen wat je als ‘witte ridder’ in Tir-na Nog’th deed?”
“Er valt niet veel te vertellen. Ik had daar Patroon gelopen, ik was nodig daar. Het was echt niets bijzonders.”
Weer een poos van stilte, hij keek me vragend aan.
“Ik heb eigenlijk geen echte vragen meer,” bekende ik toen. “Ik weet niet goed wat te bepraten. Ik heb je toen die brief geschreven en daar wat in gezegd – ik denk nu dat het daarmee voldoende is.”
Hij glimlachte, stak een arm uit en woelde me heel even door mijn haar.
“Ik heb de brief bij me,” zei hij toen, haalde deze uit een zak, vouwde hem open en begon te lezen.
“Hmm, ik ben er niet aan gewend om ‘lieve pappa’ genoemd te worden,” zei hij met een halfvoldragen lachje. “En je hebt gelijk, we moeten elkaar beter leren kennen. Ik heb je nu meerdere malen uitgenodigd om een poosje bij mij te komen wonen en met me op te trekken. Jij bent degene die het altijd te druk heeft. Het enige dat ik kan zeggen is dat je te allen tijde welkom bent om aan de uitnodiging gehoor te geven.”
“Ik weet het,” zuchtte ik. “Ik wil er nog steeds heel graag gebruik van maken en ben vast van plan om iets te regelen.”
Hij knikte en las verder.
“Ik spreek je ook liever persoonlijk. Dat met Ronardo was niet om weg te komen van het feest – al was ik daar liever niet dan wel geweest – maar je neef had me ergens voor nodig, iets dat dringend was. Troef hem zelf eens voor de details. Hij is een aardige jongen, maakte zich zorgen over iemand. Hij is echt een zoon van Fiona.”
Weer zuchtte ik. Zodra Fiona in beeld kwam, was alles goed en aardig en geweldig. Daar kon ik niet tegenop.
“Ik begrijp het allemaal,” zei ik zacht. “Toch vond ik het niet prettig dat je zo vroeg vertrok van het feest. Het kwetste me een beetje.” Waarheid was dat het me gewoon heel erg had gekwetst, maar ik wilde niet zielig gaan doen.
Hij keek een poos langs me heen, leek in gedachten verzonken te zijn. Toen vestigde hij zijn blik op mij.
“Ik weet niet goed wat ik ervan moet zeggen. Van die verloving, het gedoe eromheen. Het gaat me niet om mezelf, niet om mijn imago, echt niet. Het gaat me om jou. Mandor gaat wel, ik kan niet zeggen dat ik hem aardig vind. Als jij zo nodig voor een Chaosiet moet kiezen is hij mogelijk de beste keuze. Daarbij heb ik het niet over de positie die hij inneemt, maar ik doel op het feit dat hij serieus is en dat is hij ook over de band die hij wil aangaan met jou.
Verder vind ik hem een houten klaas en is hij ongelooflijk stug. Ik ben echt niet de enige die dat vindt. Mandor doet alles zelf, heeft niemand nodig en is eenzelvig.”
Ik was niet echt verrast over de opsomming van Mandors eigenschappen, deze had ik eerder gehoord en op een bepaalde manier klopte het ook wel. Maar ik werd met de neus op een bepaald feit gedrukt: Mandor had een aantal eigenschappen met mijn vader gemeen. Wat had dit te betekenen? Viel ik op types zoals mijn vader?
“Ik mag hem graag,” zei ik ferm. “Ik ben van hem gaan houden, we kunnen heel goed met elkaar overweg en dat was al voordat we iets met elkaar kregen.”
“Ik hoop dat hij zich wat anders gedraagt als jullie samen zijn,” zei Julian zorgelijk. Dezelfde opmerking die mijn moeder had gemaakt. Allebei mijn ouders vonden Mandor niet geschikt als mijn echtgenoot. Dat was een vreemd idee.
“Dat doet hij,” zei ik alleen.
Julian knikte en keek me scherp aan.
“Ik had het voor jou graag anders gezien. Jij bent zelf ook nogal… nou ja, net als ik. Jij hebt iemand nodig die je oppept, die vrolijk is, die leuke dingen met je doet. Wat krijg je? Een somber iemand die demonen oproept.”
Ondanks mezelf moest ik toch lachen. Mijn vader bleef ernstig.
“Het zal vast eens overgaan, de liefde,” zei hij toen.
Op slag was mijn vrolijkheid verdwenen.
“Dan hoop ik dat je geen ruzie met hem krijgt,” vervolgde hij. Anders laat je het maar weten, dan rijg ik hem alsnog aan mijn zwaard.”
Ik kon niets terug zeggen. Ik slikte en slikte en trachtte mezelf te vermannen. Waarom ging ik altijd dit soort emotionele gesprekken aan tijdens zwangerschappen? Ook deze maakte me alweer wat labiel. Mijn vader keek me nog steeds strak aan.
“Hoe dan ook, ik heb met hem gepraat. Tegen mij gedraagt hij zich ook stug en afstandelijk. maar ik heb gemerkt dat hij heel veel om je geeft. En,” een plotselinge lach verhelderde zijn gezicht, “jullie hebben een stel leuke kinderen. Ik vind ze echt leuk, allebei. Ze zijn allebei heel aardig en ieder heeft zijn eigen dingen. Natuurlijk heb ik even moeten wennen aan Randal, een kind van twee is toch wat anders dan een pasgeboren baby, maar ook dat is een heerlijk joch. Heel levendig, heel ondeugend, maar er steekt geen kwaad in. Ik kom even terug op Mandor, het lijkt wel of deze moederliefde tekort is gekomen in zijn jeugd.”
“Dat is voorzichtig gezegd,” zei ik somber. “Mandor had geen moeder en kreeg ook geen liefde. Hij is opgegroeid bij een soort oom die hem als last zag… nou ja, het weinige dat ik weet over zijn jeugd is een triest verhaal.”
Mijn vader knikte.
“Dat verklaart wel iets,” zei hij nadenkend. “Om terug te komen op je zoons, Randal is een jongen die gewoon lekker aan de gang moet zijn. Jullie geven hem de ruimte, dat is goed, maar hij heeft ook veel aandacht nodig. Zo’n joch zou eigenlijk lekker in de bossen moeten wonen, ravotten met de honden, einden lopen elke dag en iedere keer weer wat nieuws ontdekken. Ik heb eens gezegd dat ik het leuk vind als Owen eens bij me komt logeren, ik wil Randal echter ook graag een poos onder mijn hoede nemen. Hij zal dan alleen eerst wat meer van die angst voor dieren moeten afkomen.”
“Ik ben van plan om hem langzaam te laten wennen,” zei ik.
“Ik heb gemerkt dat zijn broer daar ook mee bezig is,” zei Julian. “Ongelooflijk, zo jong als hij is probeert Owen hem steeds te betrekken bij het verzorgen en omgaan met dieren. Als het andersom was geweest, Owen die bang was voor dieren, zou Randal hem er ontzettend mee geplaagd hebben.”
Ik knikte. Randal was inderdaad een behoorlijke plaaggeest. Hij plaagde zijn broer regelmatig met diens stopwoord ‘jahaa’ en ook vaak met zijn wat gebrekkige manier van praten. Owen trok zich daar echter niets van aan en ging doodgemoedereerd zijn eigen gangetje.
“Het is toch een goed joch,” zei ik. “Ik heb je gezegd dat ik een poos met hem opgetrokken heb om die wereld te bouwen, hij is echt aardig en ook behulpzaam. Ieder zijn eigen karakter denk ik zo.”
“Jullie thuis is met zijn komst in ieder geval een stuk levendiger geworden,” grinnikte Julian.
Hij boog zich weer over de brief.
“Ik heb inderdaad gehoord van dat duel, belachelijk gewoon! Dat zoiets kon gebeuren! Ik zou dat mens trouwens niet in leven hebben gelaten, waar zat je verstand!”
Ik zweeg. Toen had ik het gedaan uit een vorm van medelijden, nu was ik er niet meer van overtuigd dat dit een goede beslissing geweest. Intussen las mijn vader verder.
“Je bent inderdaad slecht in communiceren, maar dat heb je van mij. Verder Benedict tegen de haren in weten te strijken dus. Het is helemaal niet zo moeilijk om op de tenen van Benedict te gaan staan, hij is gewoon een stijve hark. Maak je daar niet druk over asjeblieft. Jullie kinderen zijn van jullie en Benedict zou zich niet moeten bemoeien met jullie keuzes. Ik moet eerlijk zeggen dat ik al verwacht had dat jullie op dat punt niet mee zouden gaan in het plan.
Fiona is een ander verhaal. Daar hebben we al een paar dingen over besproken, mijn advies is om het nog een keer te proberen en haar te spreken als ze tijd heeft.”
“Tijd? Volgens mij heeft ze die nooit.”
“Geef haar een kans. Ze is aardig, erg intelligent, de tovenares van de familie en ze weet heel erg veel.”
“Dan heb ik haar toch niets meer te zeggen?”
Het leek erop dat hij wat teleurgesteld was door mijn antwoord.
“Ik denk dat je te direct bent, je zegt steeds de verkeerde dingen. Ik had eigenlijk gehoopt dat jullie tweeën wat beter met elkaar overweg zouden kunnen.”
Niet voor de eerste keer vroeg ik me af wat hij bij Fiona zocht, wat hij van haar wilde. Maar dat was een vraag die ik hem niet kon stellen.
“Ik kan het nog eens proberen, misschien inderdaad naar aanleiding van dat zogenaamde Patroon van Oberon,” zei ik. “Op dat feest was zij moe en ik ook, daar hebben we het al over gehad.”
Hij knikte terwijl hij verder las. Toen liet hij de brief zakken en keek me weer aan.
“Ik weet niet veel over de familie van mijn moeder. Ik weet ook niet veel over haar. Ik heb haar als kind gekend, ik weet dat ze in Amber niet goed lag, Zelf kon ze zich niet aan het paleisleven aanpassen en dat ging mis in haar relatie met mijn vader. Mijn vader heeft Gérard en mij op vrij jonge leeftijd al naar het paleis gehaald, ik was een jaar of acht, Gérard moet toen vijf zijn geweest. Daarna heb ik haar nooit meer gezien. Mijn vader,” weer lag die bitterheid in zijn stem, “zorgde ervoor dat we op afstand bleven. Op een dag kwam het nieuws dat ze was gestorven. Ze is van ouderdom gestorven, ze was toen over de 100 jaar. Ze was een prinses van een land net buiten de Gouden Cirkel. Wat ik me nog herinner dat ik haar als kind heel leuk vond. Ze was joviaal. Ken je die verhalen van Sissi?”
Ik schudde mijn hoofd, hij glimlachte.
“Waarom zou je ook. Sissi was een keizerin van Oostenrijk op een Schaduw en kwam uit een nogal joviale familie. Zo was de familie van mijn moeder ook. Grote familie, enthousiast, leefde met hun honden in een landhuis.”
“De honden binnenshuis?” vroeg ik geschokt.
“Tja. Mijn moeder was heel anders dan ik. Qua karakter lijkt Gérard veel op haar, ik heb toch meer weg van Oberon. Jij dus ook, ben ik bang. Mijn moeder hield van paarden en honden en dergelijke, dat hebben jij en ik wel weer van haar weg. Die eigenschap heb jij zeker niet van je moeders kant.”
“Teveel Sawall invloed daar, denk ik,” glimlachte ik.
“Ik zal je eerlijk zeggen dat ik me niet zo heel thuis voelde in de jovialiteit van mijn moeders familie. Maar hetzelfde gold voor Amber, daar was ik liever ook niet. Gérard vond het echt vreselijk om bij die familie weg te gaan, hij is echt meer net als zij. Je kent dat wel, iedereen valt binnen, het is er ontzettend druk, de honden eten mee aan tafel zogezegd.”
“Niet helemaal zoals ik ben,” zei ik bedachtzaam.
Hij lachte alleen.
Ik vertelde hem over zijn patroongeest en wat deze me had ‘beloofd’. Hij haalde zijn schouders daarover op.
“Ik hoop niet dat je je daar iets van aangetrokken hebt. Je kunt het Patroon niet echt vertrouwen. Het Patroon heeft een kopie van me gemaakt en jou dat iets laten zeggen. Die uitspraken zijn van het Patroon, niet van mij. Voor verdere vragen moet je toch echt bij Fiona zijn. Maar geloof me, je moet gewoon niet luisteren naar dat soort dingen.”
We ruimden alles op en stegen weer op de paarden. We reden nog een heel eind, we keerden pas laat in de avond terug naar Gormenghast.
De ochtend daarna nam mijn vader afscheid, zijn kleinzonen waren teleurgesteld door zijn vertrek en hij beloofde hen snel weer terug te komen

Toen de meeste huis- tuin- en keukenzaken geregeld waren, werd het de hoogste tijd om spijkers met koppen te gaan slaan. Ik vroeg en kreeg een Troef van Gramble Sawall, waarop deze stond afgebeeld zoals ik hem gezien had. Een jongeman, witblond haar en grijze ogen. Als een oudere broer van Mandor.
De jochies lagen net in bed, ik omhelsde mijn verloofde en zei dat ik snel iets van me zou laten horen. Ik zou slechts weinig gaan missen, omdat de tijd nog steeds heel langzaam ging hier. Ik sprak Fenris en Loki streng toe, ze moesten zich ook gedragen terwijl ik weg was. Daarna zadelde ik Boudicca, riep Fillipien en zo reden we de Schaduw uit.

Een eind over de naargeestige Zwarte weg en dan een afslag naar Arden. Meteen toen ik daar naar binnen reed, voelde ik een poging tot contact opkomen. Het ergerde me en ik voelde de neiging om niet te reageren. Maar het was heel zwak, dat kon niemand anders zijn dan Julia of Rhexenor en hen wilde ik niet negeren.
Het was Rhexenor. Met het verzoek om naar een paar heel oude voorwerpen te komen kijken. Even voelde ik weerzin, ik wilde nu eindelijk al die zaken rondom ons huwelijk een geregeld hebben en me niet laten afleiden door allerlei triviale zaken. Maar de archeoloog in me nam het over en zei Rhexenor toe om te komen kijken.
Ik stapte af, zei tegen Fillipien en Boudicca dat ik even weg was en troefde mijn neef weer.

Hij haalde me door naar een soort ruimtestation, waar ik kennis maakte met iemand die Odo werd genoemd. Ik dacht eerst te maken hebben met een Chaosiet die moeite had zijn vorm vast te houden, later bleek dat Odo van een bepaald ras was dat niets met Chaosieten te maken heeft.
Ik moest een ID regelen en een andere naam. Maryan Larenian, besloot ik. Niet erg afwijkend, maar ach, niemand die me daar kende.
De voorwerpen leken nog het meest op een soort devices. Rhexenor zei dat het een puzzel leek en daar kon hij wel eens gelijk in hebben. Het was me al snel duidelijk dat het niet compleet was en ook dat ik er niets mee kon beginnen. Ze waren blijkbaar op een Schaduw gevonden en dat vond ik vreemd. Want de voorwerpen waren heel erg oud. Veel ouder dan zowat alles wat ik gezien had. Deze voorwerpen kwamen uit de tijd voor het ontstaan van de Hoven en Amber. Het kwam uit de tijd van de Oerwereld.
Ik sprak erover met Rhexenor en kreeg het verhaal te horen over hoe ze eraan kwamen, een verkoper die het in bezit was van de voorwerpen, maar geen juiste vergunning had. De voorwerpen waren in beslag genomen, de verkoper, iemand van de familie Mason, zou een vergunning gaan regelen en was nooit meer terug gezien.
Ik dacht aan Merlijn, deze zou allicht meer weten van dit soort dingen. Of Corwin, misschien Martin. Rhexenor zou er het liefst Random bij hebben gehaald, maar dat had ik liever niet.
Ik vroeg en kreeg toestemming om de voorwerpen mee te nemen en ze verder te onderzoeken in een laboratorium in de ruimtestation.

Tja, daar zit ik nu, in een modern lab waar ik geen verstand van heb, met een stel devices om te onderzoeken. Ik zou liever naar de plaats gaan waar ze echt thuishoren, willen uitvinden waar ze bijhoren. Wat de devices doen interesseert me eigenlijk minder. Er is gezegd dat over een week het schip zal aandokken, waar misschien de verkoper op zit en dan kan ik meer aan de weet komen. Geen idee of ik er iets mee opschiet. Wellicht kan ik dit beter aan iemand anders even overlaten en op een later moment inspringen als ik wat meer tijd heb. Andere zaken gaan nu echt even voor. Ik heb Mandor net laten weten waar ik ben, er is daar nog niet zoveel tijd voorbij, toch zei hij zorgelijk niet dat gesprek met zijn vader verder uit te stellen.
Ik moet iemand regelen om dit nader te onderzoeken. Ronardo heeft veel verstand van techniek, misschien is hij de aangewezen persoon. Samen met Merlijn, maar ik geloof dat hij en Ronardo elkaar niet zo liggen. Beter vragen aan Corwin. Of misschien nog beter aan Martin. Hmm, helemaal niet zo gek.
Dan kan ik verder. Uitzoeken of ik echt zwanger ben en hoelang… dat zou ik hier misschien kunnen doen. Daarna ervoor zorgen dat de gegevens verloren gaan, dat moet geen probleem zijn. Daarna Gramble troeven en spreken. Uitkomst van dit gesprek bespreken met Mandor en een huwelijksdatum regelen met Deirdre. Alles rondom dat huwelijk regelen wat nodig is. En me vooral niet laten afleiden door allerlei zijsporen. Nu even niet. We hadden twee jaar geleden al willen trouwen.

No comments: