Een politieke verloving en een duel

Die avond ging ik vroeg naar mijn slaapkamer. Het rondsjouwen in de stad was vermoeiend geweest, maar ook wilde ik nog wat verder aan het huwelijkscadeau werken. In de stad had ik een stuk donkergrijs kalfsleer gekocht dat de omslag zou gaan worden. Niet eens vreselijk duur, zeker niet uitheems. Maar het had de goede kleur, de goede structuur en precies de juiste stevigheid. Op de voorkant wilde ik een soort reliëfdruk gaan maken, maar ik was er nog niet helemaal uit wat dat precies zou moeten worden. Ik dacht nog het meest in de richting van silhouetten, de achterkant van een man en een vrouw die elkaar bij de hand hielden. En natuurlijk zou het nog op maat gemaakt moeten worden en de bladzijden gebonden. Dat alles was met Conjuration op te lossen.
Mijn enige probleem was eigenlijk dat er ineens nog maar zo weinig tijd was. Toen ik begon met het boek, had ik niet gedacht dat ons huwelijk al binnen enkele weken zou zijn, op dat moment leek alles nog heel ver weg. Maar het boek behoefde niet af te zijn, een boek was eigenlijk nooit af. Toch zou het leuk zijn als er toch een bepaalde hoeveelheid aan werk in zou zitten. Uiteraard zou een snel draaiende Schaduw een fantastische oplossing zijn geweest, ware het niet dat ik beter even niet in een snellere tijd kon verblijven.
Bij het denken aan Schaduw, kwam ik meteen op het volgende onderwerp voor het boek. Iets wat ik van tevoren helemaal niet had ingepland, maar toch heel goed paste. Want Schaduw… er was zoveel te doen met dat onderwerp. Voor ik het wist had ik een aantal bladzijden volgeschreven over Schaduwmensen, die niet alleen worden gezien als entiteit, maar ook als demonen.
Uiteindelijk was het toch nog laat voor ik de lamp uitblies en ging slapen.

Veel te vroeg werd ik weer gewekt. Nu was dat op mijn eigen verzoek geweest, tenslotte had ik afgesproken om rond een uur of zes in Amber Stad te zijn, zodat de jurk op maat gemaakt kon worden, maar toch…
Het was mijn bedoeling om na het opstaan meteen met Boudicca en Fillipien te vertrekken, maar blijkbaar had het personeel daar andere gedachten over. Twee meisjes kwamen mijn kamer op met de bedoeling het bad te laten vollopen, mij te kleden en mijn haar te doen.
“Laat maar,” zei ik haastig. “Ik ga straks pas in bad.”
“Maar U gaat zich straks verloven,” zei een van de meisjes verschrikt.
“Klopt, maar ik moet zo te paard naar de stad om mijn jurk af te halen. Het heeft echt weinig zin om nu al in bad te gaan.”
“Maar U dient netjes gekleed te zijn! En uw haar moet gedaan.”
Ik wist dat het mijn moeder was die ze had geïnstrueerd. Goed bedoeld, maar op dat moment niet erg welkom. Ik was al jaren gewend om mezelf te kleden en te kappen. Goed, ik had wat problemen met mijn haar gehad de laatste tijd, maar afgezien daarvan beviel het me goed. Om ze toch wat tegemoet te komen, liet ik ze mijn haar doen, iets dat een eeuwigheid duurde. Toen ik daar iets van zei, duwden ze me boos een kam in mijn handen en liepen de kamer uit. Ik gooide de kam op de kaptafel, kleedde me haastig aan in dezelfde kleding als de vorige dag, pakte mijn spullen en rende naar buiten. Een dienstmeisje kwam me haastig achterna.
“U heeft nog niet gegeten, we hebben net een ontbijt laten regelen voor U!”
Ik stopte even.
“Het spijt me zeer, ik heb er echt geen tijd voor. Geef de complimenten aan mijn moeder en verzeker haar ervan, als ze er naar vraagt, dat ik gewassen zal zijn en gegeten zal hebben voordat ik naar het feest ga.”
Eigenlijk had ik razende honger, maar negeerde dat gevoel. Buiten riep ik Fillipien en pakte ik Boudicca bij de teugel. Zo troefden we naar de stallen van Amber, deze keer kwam ik er gelukkig meteen aan zonder omwegen. Ik steeg onmiddellijk op en weer gingen we in razende vaart de Kolvir af, de stad in. Er was nog maar weinig volk op straat, zodat het mogelijk was om stevig door te rijden naar de kleermaker.

Ik moest een aantal keer aanbellen en kloppen voordat de slaperige winkeldame open deed. Ze schrok een beetje toen ze mij zag.
“Oh, bent U het. Is het niet wat vroeg?”
“Dit is de afgesproken tijd,” zei ik kortaf en besloot ter plekke dat ik voor mijn bruidsjapon naar een andere zaak zou gaan gaan.
Ik werd binnen gelaten, de dame trommelde snel een paar andere dames op die zich haastig hadden aangekleed en het passen en meten begon.
“U bent wat laat,” meende er eentje op te moeten merken.
“Ik ben op tijd. Jullie zijn laat,” zei ik.
“Ik bedoel dat U pas gisteren die jurk kwam bestellen. Dat is laat.”
“Ik heb andere bezigheden gehad.”
“U ruikt ook naar paard,” zei een ander brutaal. “Die jurk ruikt daar straks ook naar.”
“Het is niet de bedoeling dat ik die jurk aanhoud,” zei ik. “Ik neem hem mee naar het kasteel. Daar zal ik in bad gaan en dan pas de jurk aantrekken.”
“Maar dat is de bedoeling niet, U kunt niet in Uw eentje de jurk sluiten. Hier zijn ook badhuizen, misschien dat U…”
“Uitgesloten. Zorg er nu maar voor dat die jurk af is, zodat ik snel verder kan.”
“Maar we hadden ook naar kasteel Amber kunnen komen om U de jurk aan te meten,” zei een andere vrouw.
“Toen we daar gisteren naar vroegen werd gezegd dat het hier moest gebeuren. Dus ik heb de moeite genomen om vroeg op te staan en hier naartoe te rijden. En nu had er plotseling wel iemand naar het kasteel kunnen komen?”
Ik ergerde me inmiddels mateloos. De mensen in Amber Stad zijn feitelijk net zo erg als het personeel in het kasteel. Ze missen elke vorm van fatsoen.
De dames – vier in getal – overlegden onderling druk over wat er moest gebeuren, intussen stond ik daar met een half open jurk. Uiteindelijk waren ze het eens.
“We zorgen ervoor dat de jurk helemaal af is en we sturen iemand met U mee om er op toe te zien dat deze fatsoenlijk zit nadat U in bad bent geweest.”
Vervolgens maakten ze inderdaad haast en niet veel later zat de jurk perfect. Ik trok deze met hun hulp uit, alle kledingstukken werden in een groot stuk papier gewikkeld, terwijl ik me weer in mijn reiskleding hees. Er kwam een klein meisje naar me toe dat met zachte stem zei mee te zullen gaan om voor de jurk te zorgen. Ik bekeek haar eens goed. Een klein, spichtig ding, hooguit een jaar of 15. Ze leek me aardig.
“Ik ben te paard,” zei ik. “Is dat een probleem?”
“Ik ga wel achterop.”
“Goed. Ik moet mijn schoenen nog gaan halen en dan vertrekken we.”
We verlieten de winkel na goedendag gezegd te hebben en gingen naar de schoenmaker. Deze had woord gehouden, de laarsjes waren af, zaten perfect en zagen er prachtig uit. Ik gaf de man een goede fooi als dank voor zijn harde werken en daarna zocht ik Boudicca op. Het meisje naast me verstijfde zodra ze het paard zag en trok bleek weg. Dat met dat achterop zitten zou waarschijnlijk niet gaan werken. Fillipien kwam op mijn schouder zitten en ik pakte Boudicca bij de teugel. Daarna keek ik het meisje aan.
“Hoe heet je eigenlijk?”
“Lieveke, mevrouw.”
Dat was een uitheemse naam, het klonk me wat Vlaams in de oren.
“Goed. We gaan op een andere manier naar het kasteel, als je me even vast houdt…”
Na een korte aarzeling greep ze me aan de onderkant van mijn trui. Ik pakte de troef van de stallen weer en inwendig smeekte ik om deze keer niet via een omweg te hoeven gaan. Niet waar dit meisje bij was.
De troef was me goed gezind. Of was het iets anders? Ik stapte door de troef en kwam netjes uit bij de stallen. Lieveke liet me los en keek met grote ogen om zich heen. Ik stalde Boudicca zo goed en kwaad als het ging en verzorgde haar. Fillipien vloog op, ze liet weten wat te gaan jagen.

Ook in kasteel Amber ging alles zoals het moest gaan. Ik liep in één keer naar mijn kamer, zonder deze keer te verdwalen en in vreemde vertrekken uit te komen. Lieveke bleef op de gang zitten, ik sommeerde haar gewoon binnen te komen en daar te wachten. Dat deed ze uiteindelijk, maar ze wachtte naast de deur.
Het was heerlijk om me even te kunnen ontspannen in bad, om mezelf lekker te kunnen wassen en inderdaad de paardenlucht van me af te kunnen spoelen. Ook mijn haar waste ik, in de hoop dat Lieveke niet alleen verstand had van jurken, maar ook van haar opsteken.
Het was iets te perfect gegaan tot nog toe. Het kon niet zo blijven. Toen ik net mijn haar aan het spoelen was, zocht iemand met een zeer sterke geest contact wat ik wist te blokkeren. Maar niet veel later werd er een volgende poging gedaan en nog eens.
Omdat het afhouden van dergelijk sterke pogingen heel vermoeiend en moeilijk is, besloot ik het bad eerder te verlaten dan ik oorspronkelijk van plan was en sloeg alvast een handdoek om me heen. Weer een poging. Deze keer liet ik deze doorkomen en keek in het gezicht van een ietwat geagiteerde Deirdre, die op slag opgelucht keek.
“Eindelijk! Ben je er klaar voor?”
“Nog niet helemaal. Ik heb net een bad genomen,” zei ik met een gijns, want dat moest toch duidelijk te zien zijn.
Ze fronste.
“Waar zit je eigenlijk?”
“Gewoon, in mijn kamer in kasteel Amber. Ik hoef me alleen nog aan te kleden en mijn haar te laten doen.”
“Hmm, daar is nog wel tijd voor. Ik kom zo naar je toe.” Ze brak abrupt de verbinding af.

Lieveke had inderdaad verstand van haren kappen en ze werkte vlug en degelijk. Ik was net helemaal klaar toen Deirdre aanklopte. Ze keek met een lichte verbazing naar het meisje dat kleurde en naar achteren schuifelde.
“Dat is Lieveke,” stelde ik haar voor. “Ze is met me meegestuurd om mijn jurk te kunnen doen en ze heeft mijn haar gedaan. Is het mogelijk dat ze weer terug naar de stad wordt begeleid?”
Deirdre bekeek het kind eens goed en knikte.
“Dat kan. Maar ik denk dat het beter is als ze er vandaag bij blijft, dan kan ze af en toe nog eens wat verschikken aan je kleding of je haar. Wil je dat?”
Lieveke staarde haar even aan en knikte toen heftig.
“Goed. Ik zal iemand sturen die je naar de keuken brengt, dan krijg je daar wat te eten.”
Deirdre liep even om me heen en knikte toen goedkeurend.
“Niet slecht, helemaal niet slecht.”
“Jij ziet er goed uit,” zei ik gemeend. Ze had haar zwarte lange haar op een prachtige manier opgestoken, het zat veel meer in het gelid dan mijn haar en ze droeg een diadeempje. Ze was gekleed in een prachtige donkerpaarse japon, die naar mijn idee goed zou passen bij Dara’s lichtpaarse jurk, maar dat zei ik niet. Aan haar voeten had ze rijglaarsjes. Ze nam me bij de arm.
“Je zult wel honger hebben,” zei ze vriendelijk, “en ze zitten net aan het ontbijt.”
In de eetzaal zaten deze keer alleen een aantal familieleden. Deze keer geen hele horde aan ambassadeurs of andere onbekenden. Ik begroette iedereen één voor één. Eerst Flora natuurlijk, die er prachtig uitzag zoals gewoonlijk, maar blijkbaar haar best had gedaan om een jurk te vinden waar de mijne niet voor onderdeed. Ik mocht haar echt. Ze begroette me vrolijk, me intussen van het hoofd tot de voeten opnemend. Haar blik rustte heel even op mijn buik, te kort voor de anderen om op te merken. Daarna begroette ik Corwin die me met een lichte frons bekeek. Gérard was enthousiast als altijd, zijn vrouw Lucia en zijn kinderen Boromir, Fabian en Carmel gedroegen zich wat ingetogener. Zowel Corwin als Gérard waren gekleed in een uniform, iets dat me goed deed beseffen dat het om een politieke verloving ging.
Deirdre zei me plaats te nemen en ging zelf tegenover me zitten.
“Tast toe,” zei ze. “Het staat ervoor. We kunnen niet hebben dat je straks omvalt van de honger.”
Er werd koffie, thee en vruchtensap geschonken, er waren broodjes, muffins, pannenkoeken en chocoladecroissants. Van de laatste at ik misschien iets meer dan gepast was, maar niemand had het in de gaten.
“Heb jij eigenlijk geen juwelen ofzo?” vroeg Deirdre ineens scherp. Er viel een stilte terwijl iedereen me aan zat te kijken. Alle vrouwen aan tafel droegen inderdaad iets van sieraden. Deirdre had, behalve het diadeempje, fijne zilveren oorbellen met diamantjes en een paar bijpassende armbanden, Flora had alles. Oorbellen, armbanden, een broche en een kettinkje. Ook Lucia en Carmel waren goed voorzien op dat gebied. Ik stak inderdaad af. Ik had een amulet en een Spikard. Het amulet droeg ik dit keer om mijn middel onder mijn kleding, deze paste niet zo goed bij het decolleté van de jurk. En de Spikard, die ik normaal ook aan een kettinkje om mijn hals droeg, had ik los in een zak van mijn jurk gestopt.
“Ik heb geen juwelen,” zei ik. “ik draag ze eigenlijk toch nooit.” Ik had ooit een ketting gehad, één keer gedragen naar de bruiloft van Rhex, maar deze was verwoest in de Schaduwstorm.
“Is die aanstaande van jou te arm om je juwelen te schenken?” vroeg Gérard en begon zelf hard te lachen. Vrijwel iedereen aan tafel lachte mee.
Er werd trouwens niet veel gepraat. Wat over het weer dat waarschijnlijk goed zou zijn en over het eten. Er werd ook niet lang nagetafeld, de één na de ander verdween. Sommigen tegelijkertijd, zoals Gérard en zijn familie. Zo te zien waren ze allemaal via een troef doorgehaald. Allemaal ja, want na verloop van tijd zat ik in mijn eentje aan tafel. Niet goed wetende wat te doen, schonk ik mezelf nog maar eens koffie in en nam weer een chocoladebroodje. Ik zat net met volle mond toen ik getroefd werd. Snel wist ik de hap weg te kauwen voordat ik het contact doorliet. Het was Deirdre, die me liet weten me niet ongerust te maken: “Random troeft je dadelijk.”
De koffie en het broodje waren net op toen Random me inderdaad troefde. Ook hij was in uniform, voor het eerst dat ik hem zo gekleed zag. Een grijs uniform met zilveren en gouden borduursels en insignes.
“Tijd voor jou om door te komen,” grijnsde hij. “Mits je erop gekleed bent.”
Met een stevige ruk werd ik naar een heuvelachtige omgeving gehaald die me wel en niet bekend voorkwam. Het was eigenlijk vrij dicht bij Amber en van waar ik stond kon ik de uitlopers van Arden zien.
Het was verschrikkelijk druk. Behalve heel veel familie, zag ik nogal wat legereenheden, allen in verschillende uniformen. Zo waren er soldaten in het uniform van Amber, die werden aangevoerd door Rhexenor. Anderen met een ander uniform, maar wel met een Amber embleem, vielen onder Benedict. Er waren een aantal burgers die in wat fleuriger kleding rondliepen. Ik zag mijn ouders die wat op een afstand bleven. Ik had nauwelijks de tijd om alles goed in me op te nemen, want werd meteen door Random bij de arm genomen en voorgesteld aan een lange magere man, gekleed in een donkerblauw pak met een lichtblauw overhemd. Hij gaf me een vrij stevige hand.
“Jonash Rottenkolder is mijn naam, ik ben journalist van de ‘Golden Gazette’ en aangewezen om de verloving te verslaan. Ik zal U niet in de weg lopen, maar we hebben toestemming gekregen om U af en toe een vraag te mogen stellen. Later op de dag zal er een interview met U apart worden afgenomen en nog één met U samen.” Hij boog en verdween tussen de menigte voordat ik ook maar iets kon zeggen. Ik voelde me ietwat wanhopig worden bij de gedachte dat ik straks een aantal antwoorden zou moeten geven die publiek bekend zouden gaan worden.
Ik voelde Fillipien in de buurt, maar zag haar niet. Ze was wat zenuwachtig en liet me weten dat er iets niet klopte hier. Ze had gelijk. Vanwege de enorme drukte koste het me moeite om me op de omgeving af te stemmen, maar er was iets mee. Iets wat er niet helemaal hoorde te zijn. Misschien was het de nieuw aangelegde, Romeins aandoende, weg die langs deze heuvel liep. Ik kon niet goed zien waar deze vandaan kwam, maar het leek vanuit Amber te zijn. En waar de weg naar toe leidde was nog onduidelijker, deze verdween in een muur van mist.
Ondanks de enorme mensenmassa voelde ik me toch wat alleen. Iedereen had het druk, er werden opdrachten gegeven, anderen begroetten elkaar enthousiast alsof ze elkaar lange tijd niet gezien hadden. Ik zag dat Ronardo er ook was, hij stond te praten met Brand. Beiden zagen eruit als echte gentlemen, erg attent om aan mijn afkomst te denken. Alleen vervelend dat Brand er ook was. Zijn broer en zus zag ik niet, net zomin als mijn vader. Ook Caine, Coral en Dalt waren er niet.
Deirdre leek een soort inspectieronde te houden tussen al die mensen en hier en daar gaf ze wat bevelen. Uiteindelijk was blijkbaar alles zoals het wezen moest en liep ze naar mij toe.
“Alles is in orde,” zei ze tevreden en gaf me een arm. Toen floot ze op haar vingers om de aandacht van iedereen te krijgen en het viel stil.
“Over enkele ogenblikken wordt de nieuwe verbinding geopend!” riep ze. “We gaan nu naar de plaats waar de verloving zal plaatsvinden. Jullie kunnen ons volgen!”
Ze voerde me mee naar de nieuwe weg en daar moesten we wachten tot de hele stoet mensen achter ons stond. Dat alles werd uitstekend georganiseerd door de aanwezige soldaten. Intussen staarde ik naar de mist, ik vroeg me af wat daarachter zou zijn. Een nieuwe verbinding? Van waar naar waar? Was dit iets tijdelijks, alleen voor de verloving, of zou het een permanent karakter hebben?
Toen iedereen op de weg stond, begon de tocht die leidde naar de mist.

De weg liep door. Op het moment dat we door de mist stapten wist ik dat we niet meer in Amber waren. Via een nieuwe doorgang, de mist, waren we verplaatst terwijl de weg gewoon doorliep. We kwamen uit de mist en liepen over de weg die door een wat ruig landschap voerde. Even verderop was een groot zwart kasteel te zien waar de weg naar toe liep. En nog veel verder voor ons uit, op dezelfde weg, kwam ons een bont gezelschap tegemoet. Ook een enorme groep mensen, gekleed in de meest verschrikkelijk felle kleuren die je je bedenken kon. Aan het hoofd van die stoet liepen een man en een vrouw, Mandor en Dara.
“Dat is een heel aparte verbinding,” zei ik nadenkend tegen Deirdre.
“Ik leg dat straks wel uit,” zei ze glimlachend.
Aan de voet van het kasteel was een klein dorpje en er liepen wat verdwaasde mensen, die blijkbaar niet wisten wat ze hier deden. Het leek alsof ze ergens uit een Schaduw waren geplukt. Net buiten de kasteelmuren zag ik mijn vader in het gezelschap van een aantal vreselijke monsters. Ze leken nog het meest op een soort honden. Zwart, langere nek dan normaal, rode ogen, een bek met enorme tanden en zo te zien ook een wat hete adem. Daar moest je geen ruzie mee krijgen. Het waren niet zijn eigen honden, die zijn tenminste nog aaibaar. Deze afzichtelijke monsters waren dat zeker niet. Om het beeld compleet te maken, waren er ook nog een aantal spookachtige schimmen boven de kantelen te zien, met klauwachtige armen. Despil stond bij de ingang van het kasteel, riep iets naar de wezens en ze trokken zich onmiddellijk terug. Despil was trouwens niet alleen, naast hem stonden Fiona en Bleys. Zelfs van een afstand was te zien dat ze allen heel moe waren.
Ik keek naar het kasteel. Op de één of andere manier fascineerde het me, ik leek er een binding mee te hebben. Alsof ik er al eens geweest was, misschien in een droom. Iets anders dat ik meteen al had gevoeld toen we over de grens gingen, was dat Patroon hier niet werkte. En na even concentreren voelde ik ook de afwezigheid van Logrus. Wat dat betreft was het niet veel anders dan Gormenghast.
Toen we de ingang naderden, begonnen de honden te grommen en Julian schreeuwde naar ze. Ze gingen onmiddellijk liggen. Het waren trouwens niet alleen Chaosieten die de aanwezigheid van de honden niet prettig vonden.
Beide gezelschappen kwamen precies tegelijkertijd aan bij de ingang, prachtig getimed. Terwijl de koninginnen elkaar begroetten, glimlachte Mandor naar me en gaf me – geheel tegen alle etiquette in - een knipoog. Ik kon het niet laten om terug te knipogen, het was bijzonder aangenaam om hem te zien. Hij was voortreffelijk gekleed in een wat Engels uitziend sjiek lichtgrijs pak en een wit overhemd. Op zijn witblonde haar droeg hij zelfs een bijpassende hoed, die hij vormelijk afnam om een voortreffelijk aandoende buiging te maken. Ik wist heel goed hoe het hoorde en maakte een kniks terug terwijl ik mijn best deed zedig te glimlachen.
Intussen werd er druk van alles geregeld en geroepen, iedereen liep het kasteel binnen, terwijl wij met de koninginnen buiten bleven staan. Deirdre en Dara –Dara droeg inderdaad een dergelijke jurk als Deirdre, alleen in een lichtere kleur paars – spraken onderling over niet meewerkende assistenten en familieleden, zodat ze slapeloze nachten hadden gehad om alles op tijd te kunnen regelen. Intussen staarden Mandor en ik elkaar aan alsof we elkaar voor het eerst zagen. Hij zag er fantastisch uit. Nog veel beter was dat de kleding die hij droeg uitstekend paste bij wat ik aan had.
“Ik hoop dat u een goede nachtrust heeft gehad,” zei hij.
“Dank u voor uw bezorgdheid. Ik heb redelijk geslapen,” zei ik.
“Het ziet er naar uit dat het weer goed zal blijven,” zei hij terwijl hij naar de licht bewolkte lucht keek.
“Dat is te hopen, het is niets als op een dag als vandaag iedereen binnen moet blijven vanwege het slechte weer.”
Benedict kwam naar buiten, knikte naar ons en liep weer terug. Nu konden ook wij naar binnen, ik weer aan de arm van Deirdre, Mandor werd door Dara begeleid. Aan weerskanten waren de soldaten opgesteld die op die manier een soort ereboog vormden.
We werden begeleid naar een grote zaal in het kasteel. Echt enorm, want al die mensen konden er met gemak in, iedereen leek zelfs een goede plaats gekregen te hebben. Twee sjieke stoelen stonden in het midden van de zaal, waar wij op plaats moesten nemen, de koninginnen kwamen bij ons in de buurt zitten. Er kwam een dame naar me toe, potsierlijk uitgedost in allerlei door elkaar schreeuwende kleuren en met glinsterende spelden in het haar.
“Ik ben Lidwina Banjer,” zei ze en schudde me de hand. “Ik ben verslaggever voor de Hofcourant en heb de eer om Uw verloving te mogen verslaan.” Ze maakte een soort buiging en ging weer weg. Ondertussen had Mandor op een zelfde manier kennis gemaakt met Jonash Rottenkolder.
Er was wat rumoer te horen, een aantal mensen leek bepaalde wapens te missen. Deirdre ging staan en schreeuwde om aandacht.
“Stilte allemaal! Welkom hier in deze nieuwe plaats tussen Amber en Chaos. Dit heet Elysium.” Geweldige keuze. Deel van de Griekse Onderwereld, de laatste rustplaats voor helden en koningen. What is in a name…
“Dankzij de opofferingsgezindheid van mijn nichtje en de kroonprins van Chaos was het mogelijk om dit verwezenlijken. Deze stap zal goed zijn voor de betrekkingen tussen onze twee koninkrijken. Zoals U allen gezien heeft, loopt er een weg vanuit Amber hier doorheen en ook een weg vanuit Chaos. Dit is het landgoed dat aan Morwenna en Mandor toegewezen wordt, dit is waar ze gaan wonen. Het kasteel waar we nu in verblijven, zal hun ambtswoning zijn.”
Ach, waarom ook niet. Er was hier flink geklooid, er was een nieuwe plaats geschapen, er was een letterlijke brug tussen Amber en Chaos geslagen. Helemaal beseffen deed ik het nog niet, het leek erop dat we nu twee huizen hadden.
Dara siste iets tegen Mandor. Met een wat ongemakkelijke blik in zijn ogen stond hij op van zijn stoel en ging op een knie voor me zitten.
“Morwenna, zou je me de eer aan willen doen om met me te trouwen?” vroeg hij.
Het was idioot, zo temidden van al die mensen. Voor mij had dat stukje achterwege mogen blijven. Hoewel ik me nooit echt een voorstelling had gemaakt over ten huwelijk gevraagd worden, had ik ook nooit gedacht dat dit in het publiek zou gebeuren. Er was totaal niets romantisch aan. Wat me terugbracht tot de kern van dit hele huwelijk, het was een politiek besluit.
“Het zal me een eer zijn,” antwoordde ik vormelijk. Vanuit het publiek was wat geroezemoes hoorbaar, blijkbaar waren er mensen die hadden gehoopt of verwacht dat ik hem af zou wijzen.
Mandor knikte kort en ging haastig weer op zijn stoel zitten. Deirdre ging verder met haar speech.
“Nu de verloving officieel is, kan ik aankondigen dat precies een week na nu het huwelijk plaats zal vinden op een geheime locatie. Dat zal niet hier zijn en uitsluitend door mensen die daarvoor uitgenodigd zijn bijgewoond worden.
Dankzij de inspanningen van een paar mensen is deze plaats zo gemaakt. Zoals U allen gemerkt heeft, is dit land afgeschermd tegen gebruik van zowel Patroon als Logrus. Er is een Magische bescherming die als effect heeft dat wapens groter dan een dolk hier niet mogelijk zijn. Troef kan minimaal gebruikt worden, het is niet mogelijk hier zomaar binnen te troeven. Magie werkt beperkt, techniek bijna niet. Er is voor nog wat extra beveiliging gezorgd door Julian van Amber tegen niet-Amberieten en door Despil Sawall tegen niet-Chaosieten. Deze beveiliging zal straks worden overgedragen aan respectievelijk Morwenna en Mandor.
Deze plaats is met zorg gekozen. Deze plaats is echt precies tussen Amber en Chaos, zoals de aankomende verbintenis ook tussen Amber en Chaos zal zijn. Vanaf zijn jullie Baron en Barones van Elysium.”
Met een glimlach keek ik naar mijn verloofde. Ik moest nog wat aan de gedachte wennen. Een verloofde had een andere betekenis dan vriend, partner of minnaar. En aangezien de tijd tussen het aanzoek en het huwelijk maar kort zou zijn, kon ik er maar beter snel aan wennen. Hij keek met een ondefinieerbare trek op zijn gezicht om zich heen de zaal rond en toen met een verontschuldigende blik naar mij.
“Vanaf nu is de verbinding open en kan er tussen Amber en Chaos gereisd worden via deze weg. Vanwege alle beveiligingen zal deze plaats uitstekend geschikt zijn om handel te drijven, één en ander zal echter onder toezicht blijven van de Baron en Barones van Elysium.”
Het werd steeds erger. Handel? Misschien dat ik neef Rinaldo maar eens in de arm moest nemen. Was dit wat ik wilde toen ik ‘ja’ zei tegen Mandor? Natuurlijk wilde ik heel graag dat de verhoudingen tussen Chaos en Amber goed zouden zijn, niet in de laatste plaats vanuit zeer egoïstische redenen, te weten Mandor, ikzelf en onze kinderen. Het zou onze taak zijn om de twee koninkrijken dichter bij elkaar te brengen en om te bemiddelen waar nodig. Eventueel om bepaalde geschillen te slechten. Dit alles was heel erg nodig wist ik. En zeker niet gemakkelijk. Amber en Chaos waren zo vreselijk lang in oorlog geweest, zo ontzettend lang elkaars rivaal… dat waren dingen die we niet zomaar uitgewist zouden krijgen. Vooral omdat ik zeker wist dat er heel veel mensen in het geheel niet te spreken waren over de huidige wapenstilstand, laat staan over de verdere stappen die richting vrede gezet werden.

Het speechen was klaar, alle aanwezigen waren bijzonder lawaaierig. Ineens stond mijn vader voor me. Ik zag nu pas dat hij ook een soort uniform aanhad. Groen van kleur, een paar gouden symbooltjes erop die op bomen leken. Om zijn schouders een lichtgroene, wollen cape. Verder droeg hij bruine, hoge laarzen. Hij keek me aan met een wat norse trek op zijn gezicht en stak zijn hand uit.
“Kom,” zei hij. “Ik zal je voorstellen.” Ik pakte zijn hand en stond op, vervolgens leidde hij me aan zijn arm naar buiten. Vlak achter ons kwam Despil met Mandor. Mijn vader liep naar de mormels van beesten, die grommend reageerden op onze nadering.
“Af!” snauwde Julian. De honden waren onmiddellijk stil en legden hun kop op de grond. Mijn vader nam me mee naar de grootste van het stel en gebood me mijn hand uit te steken. Ik voelde wat weerzin toen ik dat deed. Het beest hief zijn kop op, een smalle kop zoals een Doberman heeft en snuffelde aan mijn hand. Daarna piepte hij wat en legde zijn kop weer neer.
“Dat is de leider,” zei Julian. “Jij bent nu de aanvoerder van de Hounds.”
Ik keek naar 16 monsters die inderdaad nu allemaal hun ogen op mij gericht hadden. Wat moest ik met zo’n roedel! Het was zeker niet voor het eerst dat ik met honden te maken had, ik had er eerder getraind en mee gejaagd toen ik nog in de Peak woonde. Op de eerste wereld van Owen was ik een kennel begonnen met Weimaran. In Gormenghast had ik niets meer gedaan met honden, gedeeltelijk omdat ik er eigenlijk geen tijd voor had, maar ook omdat Mandor een hekel heeft aan dieren. Een paard en een paar valken zijn dan wel genoeg.
Maar dit waren geen honden, het waren monsters! De hellehonden van mijn vader had ik liever. Misschien kon ik ze beter geen honden noemen, zelfs Hounds klonk me nog teveel als jachthonden in de oren. Er kwam een heel goede naam bij me op. De Barghest, naar de Zwarte Duivelshonden in de Noord Engelse mythologie.
Een eind verderop droeg Despil de Wraith over aan Mandor die er zo te zien niet geweldig gelukkig mee was. Ik vroeg me ineens af sinds wanneer Despil dergelijke wezens op kon roepen, voor zover ik wist was hij helemaal geen goede oproeper. Later hoorde ik van Mandor dat Despil inderdaad hulp had gehad en wel van de oude Sawall.

“Deze Schaduw is hiernaartoe gehaald door Fiona en Bleys,” vertelde Julian. “Dat kasteel ook, maar ik geloof van weer een andere Schaduw.”
“Ik heb het idee dat ik een binding heb met dat kasteel. Alsof ik er eerder ben geweest.”
“Kan,” zei hij onverschillig. “Vast een binding die Bleys aan jullie heeft gehangen. Daarvoor moet je niet bij mij wezen.”
“Waar komen die …eh… honden vandaan?”
“Die mormels? Gewoon, uit de één of andere Schaduw,” zei hij ietwat ongeduldig. “Dat doet er niet toe. Ik hoop dat je er blij mee bent, dit hele gedoe is het idee van Dara en Deirdre en ik had er niet veel tegenin te brengen. Ze hebben gretig gebruik gemaakt van jullie plannen en zonder enige scrupules alles in de openbaarheid gegooid. Jullie hele leven is vanaf nu één groot open huis. Ik heb je gewaarschuwd, maar jij wilde dit doorzetten. Dit is voor zover ik heb begrepen neutraal gebied, het is niet één van de Gouden Cirkellanden. Jullie zijn de bewaarders van de weg tussen Chaos en Amber. Je bent erin geluisd.”
Met grote passen beende hij voor me uit weer terug naar het kasteel. Ik liep aangeslagen achter hem aan. Dat hij niet blij was met het voorgenomen huwelijk wist ik natuurlijk allang, maar hij was nu ronduit wrevelig. Misschien was het de vermoeidheid die hem parten speelde, waarschijnlijker was het de hoeveelheid Chaosieten waar hij problemen mee had.
Vlak achter me aan kwamen Mandor en Despil. Ik keek even om en ving Mandors vragende blik. Ik haalde mijn schouders op en keek weer voor me uit, want bij de ingang van het kasteel stonden een aantal mensen ons al op te wachten.
We werden weer naar de ontvangstzaal geleid, het was tijd voor de eerste felicitaties van Dara en Deirdre. Daarna feliciteerden ze elkaar, de eerste helft van dit politieke plan was geslaagd.
We stonden met zijn tweeën naast elkaar en ik keek verschrikt naar de menigte die op ons afkwam. Dat handje schudden zou de hele dag in beslag gaan nemen! Random en Merlijn, die er verschrikkelijk moe uitzagen ook, stonden vooraan, met de rug naar ons toe en begonnen wat te dirigeren. Mijn ouders mochten eerst, mijn stiefvader gaf me een stevige hand, hij leek echt blij te zijn. Vervolgens werd ik omhelsd door mijn moeder en daarna bekeek ze Mandor en mij goedkeurend.
“Jullie zijn er allebei goed uit!” Ze pakte me bij de arm en liep een paar passen met me weg.
“Ik weet niet helemaal de gewoontes hier,” zei ze op zachte toon, “maar bij zo’n aanzoek hoort toch ook een ring?”
Ik voelde mezelf kleuren. Ringen! Ik wist dat ik iets vergeten was. Ik had helemaal niet gedacht aan ringen. Ik keek tersluiks naar Mandor. Wat was eigenlijk de gewoonte? Had ik ze moeten kopen? Of hij? Of wij samen? Nou ja, dat was iets waar ik het nog met hem over moest hebben.
“Wij doen dat pas bij het huwelijk,” fluisterde ik terug. “Weinig tijd gehad.”
Ze schudde haar hoofd en ging verder.
“Je trouwt over een week en je hebt daarvoor nog niets geregeld durf ik te wedden. Of heb je al een japon in bestelling? Een trouwjurk kost meer tijd om te laten maken dan een dag. En waar is je boeket eigenlijk?”
Oeps, nog meer vergeten. Dat boeket lag nog ergens onderin de zadeltas van Boudicca, samen met de bloem voor Mandors knoopsgat. Dat was echt slordig van me. Ik verontschuldigde me, ze zuchtte diep. Daarna ging ik weer naast Mandor staan om de felicitaties van de burgemeester van Amber Stad en diens vrouw aan te nemen. De burgemeester was een lange, magere man met een randje grijs haar en scherpe trekken in een smal gezicht. Hij leek me heel integer, terwijl zijn vrouw compleet tegenovergesteld was. Een vreselijk mens met minstens drie onderkinnen en evenveel rokken over elkaar. Ze droeg een afschuwelijke pauwenveren hoed op haar hoofd en vloog zowel Mandor als mij om de nek alsof ze ons jaren kende.
“Wat leuk! Wat vreselijk leuk dat jullie gaan trouwen!” kweelde ze. “Ik weet nog goed toen Marcus en ik trouwden. Eén groot feest was het met een heleboel gasten. Ik geloof dat de halve stad aanwezig was, is het niet Marcus?” Hij gaf geen antwoord en zo te merken had ze dat ook niet verwacht, want ze kwebbelde luidruchtig verder. “En het weer dat we toen hadden, het was uitstekend! De zon scheen en dat terwijl het al de hele week had geregend. Niemand had dat dan ook verwacht, en alles was al geregeld om binnen te vieren. Weet je nog wel Marcus, dat iedereen zo enthousiast was over het feit dat we alles buiten konden houden? Het was fantastisch, het huwelijk werd gesloten in de kerk van de Eénhoorn…” Marcus nam haar ineens resoluut bij de arm en voerde haar weg, intussen bleef het mens maar doorpraten.
Er kwamen meer officiële lieden ons feliciteren. En maar handjes schudden en maar vriendelijk blijven lachen. En maar aanhoren hoe goed het van ons was dat we ons zo opofferden ten bate van de vrede. Af en toe keek ik tersluiks naar Mandor, die zich afstandelijk en formeel tegen mij opstelde.
Nadat al die figuren waren geweest, werden we naar een bibliotheek geleid waar de interviews voor beide kranten werden afgenomen. Het was bizar, ik zat daar in een bibliotheek van mijn eigen huis, maar ik voelde me slechts op bezoek. Ik kon met geen mogelijkheid na het interview me herinneren hoe de ruimte eruit zag en of er een redelijke hoeveelheid aan boeken was geweest.
Tijdens het interview lette ik erop me zo conventioneel mogelijk op te stellen over en tegen Mandor, hij deed hetzelfde. Het deed me een beetje denken aan de periode toen Owen net was geboren en we hadden besloten om een officiële verbintenis aan te gaan waarbij we elkaar alleen maar formeel zouden ontmoeten. Een besluit dat maar heel kort had stand gehouden, maar lang genoeg om de buitenwereld erbuiten te houden.
De vragen waren een beetje een allegaartje. Blijkbaar wisten ze al tamelijk veel van ons en soms werden er dingen aangehaald die er blijkbaar al over ons geschreven waren. Ik deed mijn best om zo algemeen mogelijk en nietszeggend te antwoorden. Ja, ik was tevreden over de verloving en het aanzoek. Ja,ik stond achter de vrede tussen Amber en Chaos en had daarom besloten om mijn steentje bij te dragen. Ja, ik verwachtte dat het voor het voor beide partijen goed zou uitpakken, het was een eerste stap in de richting van de samenwerking die velen voor ogen hadden.
Soms was er een scherpe vraag tussen, zoals Lidwina die me vroeg hoe ik het vond om straks getrouwd te zijn met iemand die een andere vorm had dan ik.
“Ik heb er geen moeite mee.”
“Bent U niet bang?”
Ik keek met een afstandelijke glimlach naar Mandor die terugkeek met een minstens zo afstandelijke blik in zijn ogen.
“Nee, er is niets om bang voor te zijn.”
Mandor beantwoordde op zijn beurt een aantal vragen, beleefd, maar ook stug.
“Hoe is het om de vijand als schoonfamilie te krijgen?” vroeg Jonash.
“Dat is niet anders.”
“Waarom dan deze stap?”
“Dit is nodig, iemand moest deze stap zetten. Zoals U weet heb ik enkele jaren geleden afstand gedaan van de troon, daardoor is het mogelijk voor mij om deze stap te nemen. Want het belang van Chaos is ook mijn belang.”
Daarna moesten we naast elkaar zitten en kwam er een tekenaar om snel een schets te maken. Er werd gevraagd of we elkaar een hand wilden geven, wat we braaf deden. Toen kwam Dara binnen, joeg de pers naar buiten en sloot de deuren achter zich.
“Even een koffiepauze voor jullie,” zei ze. “Daarna mag de rest van het gezelschap jullie feliciteren.”
De koffie die even later gebracht werd was heet en sterk en deed goed. De pistachebonbons die erbij op een schoteltje geserveerd werd, smaakte heerlijk. Mandor zag dat aan en gaf me met een lichte grijns op zijn gezicht zijn bonbons toen Dara even de rug naar ons toe draaide om de deuren weer open te doen.
“Alles goed?” vroeg hij, vrijwel onhoorbaar.
“Prima, alleen wat flauwtjes,” fluisterde ik terug
“Dara, heb je even?” zei Mandor luid.
Ze keek verrast om.
“Is het mogelijk dat we iets te eten krijgen voor we weer handjes gaan schudden?”
“Er is voor alles gezorgd,” zei Dara. “Tijdens de receptie zullen hapjes rondgedeeld worden. Niemand zal iets te kort komen.”
“Dat is prettig voor de gasten,” zei Mandor beleefd. “Maar wij zullen niet bepaald in de gelegenheid zijn om echt aan eten en drinken toe te komen tijdens dat defilé. Ach, je weet zelf wel hoe dat gaat immers als koningin zijnde …”
“Gunst ja, praat me er niet van,” verzuchtte ze. “Ik zal iets laten brengen.”
Niet veel later kwamen er een paar dienstmeisjes binnen met een schaal sandwiches en konden we, onder toeziend oog van Dara, fatsoenlijk wat eten voordat we ons weer in de menigte begaven.
Weer naast elkaar staan en een eindeloze rij van mensen voor je zien die je allemaal de hand willen schudden en een praatje maken. Heel veel nieuwe namen kreeg ik te horen en ik zag veel onbekende gezichten. Na een uur had ik al het idee dat de glimlach op mijn gezicht vastgevroren zat en begon ik het gevoel van een lam handje te krijgen. En er was geen enkel zicht op het einde.
Ronardo kwam de hand schudden en was wat somber. Op mijn vraag antwoordde hij dat niet alles even goed was en dat hij het druk had. Daarna feliciteerde hij Mandor en praatte wat langer met hem. Terwijl ik de felicitaties van ene Lucas Helgram in ontvangst nam, hoorde ik naast me wat flarden van het gesprek.
“Boeiend voornemen.”
“Iemand moest het doen,” zei Mandor. “En Morwenna is de lelijkste niet.”
Intussen beaamde ik dat het een prachtige dag was om te verloven. En och, om het nu opoffering te noemen… Het was toch heel normaal om iets over te hebben voor de vrede.
“Waar is je vriendin?” vroeg Mandor intussen naast me. Het antwoord daarop hoorde ik niet omdat de Helgram begon te vertellen dat iedereen zo bijzonder veel verwachtte van deze verbintenis.
“Lastig dat ze zich steeds kwijt maakt…” Ik wist net eens dat Ronardo een vriendin had. En zo te horen… zou het dan die Moyra zijn? Ik had medelijden met mijn neef.
“…Als je hulp nodig hebt, vraagt het dan niet aan een amateur zoals Despil… ja, inderdaad een knap staaltje werk van je moeder en Bleys…”
Rhexenor stond voor me met Dyenne en Cathrynn. Mijn neef schudde me iets te stevig mijn toch al pijnlijke hand.
“Gefeliciteerd! Wat een geweldige locatie voor jullie verloving!”
“Zeker mooi. Is dat nu jouw leger?” zei ik met een knikje naar de soldaten die hij eerder aanvoerde.
“Een selectie, de beste van de beste. Ze zijn hier als erewacht. Ik denk erover om dat leger wat verder te laten specialiseren. Affiniteit met Mechs te laten krijgen, leren rijden op draken…”
“Toch niet allemaal in onze achtertuin?” vroeg Dyenne benauwd. “Eén draak is eigenlijk al te veel.”
“Ach, dat valt wel mee,” vond Rhex. “Moet je kijken wat ze hier hebben aan monsters.”
Dyenne keek liever niet naar de Barghest en de Wraith en gaf me een slap handje, terwijl Rhex zijn aandacht naar Mandor verplaatste.
“Wat geweldig! Ik hoop dat jullie relatie goed zal uitpakken!”
“Ik ook,” zei Mandor die Rhex zijn hand toestak en meteen weer terug trok.
“Het is wel een mooi meisje,” zei Rhexenor met een blik naar mij.
Mandor keek ook even naar me.
“Het gaat wel,” zei hij met een stoïcijns gezicht. “Het kan erger.”
Dyenne gaf ons beiden een slap handje, mij feliciteerde ze, tegen Mandor beperkte ze zich tot: “leuk ja,” en maakte dat ze weg kwam.
Vervolgens kwam er een hele rij dames, mij allemaal onbekend op die trut van een Amalia na. Ik kreeg ternauwernood een handje van ze, maar Mandor kreeg daarentegen alle aandacht. Met name Amalia meende hem om de nek te moeten vliegen en te roepen dat dit nu ZO LEUK!!! Was. Een dolk tussen je ribben, dat is pas leuk. Gif schijnt ook goed te werken. Of gewoon vallen en wat ongelukkig terecht komen. Een andere donkerharige lellebel had Amalia opzij gedrongen en vond het nodig om haar felicitatie kracht bij te zetten met een aantal zoenen. En zo waren er nog een aantal die vreselijk familiair tegen hem deden en hij liet het zich maar welgevallen. Ik wist dat ik hier geen scène mocht maken, maar mijn vingers jeukten, het liefst had ik de vloer aangeveegd met al die sloeries.
En dan Flora! Mijn hemel, wat is dat eigenlijk een enorme mannenverslindster! Ik kreeg een enthousiaste gelukswens, maar Mandor werd compleet helemaal afgekust door haar. En dan naar mij kijken met een twinkeling in haar ogen, wat dacht ze wel!
En Mandor maar beleefd en vriendelijk doen tegen al die wijven en tegen ze praten. Alsof hij niet in de gaten had dat ze hem stuk voor stuk probeerden te verleiden.
Terwijl ik aan het bedenken was hoe ik in één klap meerdere vrouwspersonen uit de weg kon ruimen, werd ik hartelijk gelukgewenst door een aantal Chaosieten, vriendelijke jongemannen die deden of ze me al heel lang kenden. Misschien dat ik ze gezien had tijdens die hoorzitting, maar ik kon het me niet zo herinneren.
Ineens werd ik me de boze blikken van Mandor bewust, al vroeg ik me af wat ik verkeerd deed. Eindelijk werd ik door iemand begroet die ik wel kende. Despil omarmde me – wat overdreven, maar zo is hij nu eenmaal – en begon me op mijn wangen te kussen.
“Wat geweldig, wat goed!” riep hij en toen voelde ik dat Mandor me bij mijn bovenarm greep.
“Kan ik even met je praten?” Tot grote verontwaardiging van Despil voerde hij me een eindje mee tot we net buiten gehoorsafstand van iedereen stonden.
“Is het nu werkelijk nodig dat je je door al die kerels laat kussen?” vroeg hij boos.
Ik keek hem ietwat verwonderd aan. Hoewel hij wel eens een opmerking had gemaakt, had ik nog niet eerder in de gaten gehad dat hij blijkbaar jaloers was. Alsof hij daar een reden toe had.
“Verdorie Morwenna, het is echt niet nodig om ze aan te moedigen! Om ze in je jurk te laten kijken, om ze aan je te laten zitten…”
“Dat moet jij nodig zeggen,” siste ik nijdig terug. “Al die wijven die je lopen af te slijmen, die denken dat je op zoek bent naar een maîtresse…”
“Praat niet zo belachelijk! Jij loopt die kerels uit te dagen. Het is echt niet nodig dat je je door Despil af laat likken! Ik ken hem!” gromde hij.
“Ik daag niet uit! En jij zou je ook wel anders kunnen opstellen. Maar nee hoor, je staat maar naar ze te lachen, met ze te praten…”
“Dat heeft er niets mee te maken, je moet die kerels niet zo tegemoet komen!”
“Waarom sla jij die wijven niet van je af!”
Iemand bij ons in de buurt kuchte en we keken beiden verschrikt op. Een aantal mensen stond met grote belangstelling naar ons te kijken, de reporters waren naarstig in de weer met pen en notitieboek.
“Nu al ruzie? Ze kennen elkaar toch helemaal niet?” hoorde ik iemand zachtjes opmerken. Er werd vreselijk druk gefluisterd. Ik trok mijn gezicht weer in de plooi, Mandor fronste even naar al die mensen en begeleidde me weer terug.
“In ieder geval weet je het nu,” siste hij nog in mijn oor voordat de weer op ons plekje gingen staan en de felicitaties verder gingen.
Een eindeloze stroom van mensen. Chaosieten die tegen mij vriendelijk deden en lauw tegen Mandor. Bij veel Amberieten was het net andersom. De meest vreemde voorstellen kreeg ik te horen. Chaosieten die wisten dat het om een verstandshuwelijk ging, die me uitnodigden in hun Huizen en zowat in hun slaapkamers. Want met zo’n figuur als Mandor als echtgenoot zou ik vast in zijn voor een verzetje. Ik deed mijn best zo vriendelijk en nietszeggend mogelijk te antwoorden terwijl ik constant de ogen van Mandor op me gericht voelde. Had hij zich een groot deel van de dag erg afstandelijk naar mij toe gedragen, nu verloor hij me geen seconde meer uit het oog.
Ineens stond Fiona voor me en keek me vorsend aan.
“Ik weet niet of ik je moet feliciteren,” zei ze.
“Doe wat je wilt,” zei ik. “Het mag, maar het hoeft niet.” Intussen vroeg ik me af waar het verkeerd was gegaan in de relatie tussen haar en mij. Ik heb van begin af aan het gevoel gehad dat ze me eigenlijk als lastig ziet en me helemaal niet mag. Waarschijnlijk heeft ze het altijd veel te druk om zich te bemoeien met lastige domme nichtjes.
“Hmm. Gefeliciteerd dan.” Ze gaf me met een nors gezicht een hand. “Ik weet niet wat je allemaal wilt bereiken, maar ik hoop dat het alles is wat je wenst.”
“Dank je,” zei ik, niet zeker wetend of dit nu positief of negatief uitgelegd moest worden. Mogelijk was dit een goed moment om te vragen of ze een keer tijd had voor een gesprek en ik deed mijn mond al open om het te vragen. Ze was me voor.
“En wat doe je nu als je baby’s krijgt?” vroeg ze bits.
“Eh… gewoon krijgen,” hakkelde ik. “Ik bedoel… het zal gaan zoals het gaat.”
Ze keek me strak aan.
“Jaja,” zei ze toen en keerde zich naar Mandor. Alle lust om haar nog iets te vragen verging me op het moment dat ze Mandor om de nek vloog. Gelukkig werd mijn aandacht wat afgeleid door Jurt, die enthousiast aan mijn arm kwam zwengelen.
“Ik vind het zo leuk, zo worden we toch nog broer en zus!” riep hij enthousiast. Ik merkte dat Mandor ineens minder aandacht had voor Fiona en in plaats daarvan zijn broer nauwlettend in de gaten hield. Jurt leek dat niet eens op te vallen en babbelde verder over het feit dat hij heel goed aan het opletten was vandaag, dat er nog bijna geen ongelukjes waren gebeurd en dat ik er zo vreselijk goed uitzag in die jurk. Mandor deed een stap zijn richting uit, realiseerde zich toen ineens weer dat iedereen belangstellend toekeek en stapte weer terug.
Jurt schudde daarna hem de hand, maar was weinig enthousiast.
“Heeft Deirdre je nog gesproken?” vroeg ik aan Julia.
“Over dat huwelijk bedoel je? Daar zijn we mee bezig, maar ik kan er niets over zeggen verder.”
“Fijn dat je het wilt doen,” zei ik gemeend. “Hoe is het in de keep?”
“Met al die wisselingen? Niet meer geweest sindsdien. Ik heb me maar weer eens bezig gehouden met de toren, want jullie hebben het daar ook flink laten afweten het afgelopen jaar.”
“Eh ja, druk gehad,” zei ik. “Maar ik ga me er weer mee bezig houden… over een poosje.”
Ze schudde haar hoofd en liep naar Mandor die ze afgemeten feliciteerde.
“Wat jammer hè, dat je met zo’n verloving helemaal geen kadoos krijgt,” zei Merlijn. Hij stond voor me met een meisje in een leuk jurkje, in wie ik maar nauwelijks Gilva herkende.
“Niet erg,” zei ik. “Dan hoeven we ook niet iedereen te bedanken.”
“Hmm. En hoe zit het met jullie ringen?”
“Hebben we niet.”
“Dat is stom. Bij een aanzoek horen ringen en ik was erg benieuwd wat voor ring Mandor je zou geven.” Hij keek onderzoekend naar mijn handen. “Maar je hebt helemáál geen ring,” zei hij verbaasd.
Ik glimlachte en overweeg heel eventjes om de ene ring om mijn vinger te doen. Gewoon om hem op zijn neus te laten kijken. Ik had het idee dat hij op de Sawall Spikard doelde, terwijl hij helemaal niet wist wat het effect was van die ‘Spikard.’
Gilva vloog me om de nek
“Oh, wat leuk, wat fantastisch!” riep ze uit. “Een huwelijk tussen Chaos en Amber, wie had dat ooit kunnen denken! Mijn complimenten over de catering, de hapjes zijn werkelijk geweldig!”
Daarna werd Mandor omhelsd door Gilva en de hand gedrukt door Merlijn.

Het in ontvangst nemen van de felicitaties duurde eindeloos lang, er was geen moment rust en, zoals Mandor al voorspeld had, geen gelegenheid om iets te drinken of te eten, hoewel er kwistig uitgedeeld en geschonken werd.
Uiteindelijk hadden we iedereen gehad en was het avond. Voor het diner aan zou vangen waren we in de gelegenheid om wat rond te lopen tussen de gasten en her en der een praatje te maken. Nietszeggende gesprekken vooral. Bijvoorbeeld met Brand die het nodig vond om op de merken dat ik er STRALEND uitzag. Llewella die nog minder dan niets zei. Deirdre die met een frons naar Brand zei dat ze deze niet had uitgenodigd, maar dat hij was meegekomen met Ronardo. Dat verwonderde me niets. Bleys en Fiona samen die het noodzakelijk vonden om me uit te leggen dat ik vooral niet zelf moest gaan aanpassen met deze wereld, daar ik ervaring miste. Ze moesten eens weten… Uiteraard bedankte ik hen voor de moeite die ze hadden gestopt in het maken van deze wereld.
“In een noodgeval kan deze wereld worden opgeheven,” zei Fiona strak. “Dan gaat deze terug naar waar hij thuis hoort. Zijn er nog dingen die aangepast moeten worden?”
“Wat bedoel je?”
Fiona keek ongeduldig en Bleys nam het woord over.
“Speciale machten en voorwerpen werken niet in deze wereld, maar het is de bedoeling dat jullie spullen hier wel werken. Te denken aan de ballen van Mandor,” zei hij met een grijns. Ik keek neutraal terug.
“Of die vogel van je, je zwaard…”
“Oh zo. Ja, ik heb een valk en een paard,” zei ik. “Maar als ik meer dieren wil trainen hier, moet ik dan iedere keer jullie om toestemming vragen?” Ik dacht aan de valk van Owen.
“Nee, we stellen de wereld gewoon open op jouw dieren en je kunt meeslepen wat je maar wilt,” verzekerde Bleys me. “We maken het zo dat jij en Mandor toestemming kunnen geven aan bepaalde mensen voor wat betreft hun wapens of voorwerpen, dat geldt dan ook voor jullie zelf. Het wordt dan jullie wereld. Dat zijn de regels van deze wereld.”
Ik bedankte ze nogmaals en maakte vervolgens met meer mensen een praatje, zoals met Vialle, die blij was dat ze geen koningin meer was.
“Ik vind het ontzettend leuk voor je,” zei ze. “Al verwacht ik dat jullie het niet gemakkelijk gaan krijgen. Ik denk dat het goed is als jullie niet altijd hier zijn, toch denk ik dat je hier redelijk veilig bent.” Ze zweeg even en leek over haar volgende woorden na te denken voor ze ze uitsprak.
“Ik denk ook dat jullie hier heel goed een paar kinderen kunnen opvoeden,” zei ze zacht en liep toen weg.
“Er wordt gepraat over het feit dat je geen sieraden draagt,” zei Julia die naast me kwam staan. “Om over de verlovingsringen maar niet te spreken”
“Weten ze niet een beter onderwerp te verzinnen? Ik draag vrijwel nooit sieraden, ze zitten in de weg bij het paardrijden en mijn dagelijkse bezigheden. En wat die ringen betreft, dat komt nog. Zo’n verloving is een nieuw fenomeen voor mij, ik kan niet overal aan denken.”
Ze lachte.
“Ik vind het wel grappig,” zei ze. “Vooral het feit dat iemand als Mandor daar niet aan denkt. Hij moet het echt druk hebben gehad. Wat vind je eigenlijk van je nieuwe onderkomen?”
Ik keek om me heen in de feestzaal. Veel meer dan dit, de bibliotheek en een toilet had ik nog niet gezien.
“Ik zal het eens een keer op mijn gemak bekijken. Ik denk dat het wel een aardig huis is.”
“Wel aardig? Zie je wel, ik zei al tegen Jurt dat je het niet op waarde zou weten te schatten. Dus jullie hebben inderdaad geen inspraak gehad in dit geheel?”
“Als je dit land bedoeld en het kasteel: voor mij is het een complete verrassing.”
Ze schudde haar hoofd.
“Helpt het als ik zeg dat het je eigen schuld is? Waar heb jij ondergedoken gezeten al die tijd! Als jij onbereikbaar bent, dan voeren mensen hun eigen plan uit!”
Ik schoot in de lach.
“Denk je dat ik veel inspraak gehad zou hebben bij Deirdre of Dara? Dit alles kwam ze veel te goed uit.”
“Ja, nu heb je het inderdaad wel over twee moeilijke dames in dat opzicht,” gaf ze toe. “Maar ondertussen hoef je niet te klagen. Ik heb net op de slaapkamers rond gekeken, het is allemaal even mooi!”
“Fantastisch,” zei ik flauwtjes. Het is niet zo geweldig om een woning te hebben die door iedereen al bezichtigd is, behalve door jezelf.
“Wil je niet even wat kijken?” vroeg ze. “Dan ben je meteen een momentje weg uit de menigte.”
Het idee trok me wel, dus ik liep achter haar aan. Toen ik de zaal uitliep zag ik hoe William met een onheilspellende uitdrukking op zijn gezicht tegen Mandor stond te praten, die het blijkbaar amusant vond naar zijn gezicht te oordelen.
Julia nam me mee naar de hal, waardoor we ook binnen gekomen en daar gingen we de brede trappen op naar boven. Ondertussen wist ze me te vertellen dat er beneden ook meerdere vertrekken waren, blijkbaar ook nog zoiets als een zitkamer, een eetkamer en een enorme keuken.
“Wat ik zo geweldig vind, is dat jullie redelijk geavanceerde toiletten hebben hier, compleet met een eigen watervoorziening en een afvoer. Dat is wat toch vaak mist in 19e eeuwse huizen. Ik heb tenminste horen vertellen dat dit te vergelijken qua niveau met een Aarde van rond 1800.”
“Dat kan kloppen, ik heb me er niet zo in verdiept.”
Boven waren er, aan weerskanten van een brede gang, inderdaad een flink aantal slaapkamers. Stuk voor stuk even riant, met brede hemelbedden, een zithoek en een schrijftafel. De meeste waren voorzien van een eigen badkamer, ook al met een volledig watersysteem. De kamers waren vrij schaars gemeubileerd, zodat het mogelijk was om daar onze eigen dingen aan toe te voegen. Eigenlijk viel het me alleszins mee. Het geheel was smaakvol, maar zonder enige vorm van overdaad. Op een bepaalde manier zelfs praktisch. Er leek overal aan gedacht te zijn, zoals vloerverwarming door de gehele woning, iets waar in Gormenghast absoluut geen sprake van was. Ergens was het wat vervelend dat Julia erbij was, op die manier kon ik niet alvast in gedachten de kamers uitkiezen voor ons en onze kinderen. Want zoveel was me duidelijk, we konden het niet maken om hier nooit te zijn. Gormenghast konden we aanhouden als een soort escape van al onze verplichtingen.
Dit kasteel had een eigen karakter. Iedere kamer had een eigen kleur, maar zelfs die waren niet overdadig. Het had wel wat.
We konden niet te lang weg blijven en gingen weer terug naar het feest. Hier en daar hoorde ik mensen mopperen over het feit dat het nogal saai was en dat er geen muziek was. Wat hadden ze dan verwacht?
Mandor kwam naar me toe lopen met twee glazen wijn, waarvan hij me er één overhandigde.
“Je hebt wel wat gemist net,” zei hij met een glimlach.
“Ik heb net een stukje woning bekeken met Julia. Het was prettig om even weg te zijn. Was het iets schokkends?”
Hij lachte.
“Dat viel mee. Die neef van je heeft wat ruzie lopen maken. Gilva deed wat enthousiast en vloog hem om de nek en hij zei keihard dat hij geen demoon om zijn nek wilde.”
“Hmm, niets bijzonders tot zover. Ik zag dat hij daarnet met jou aan het praten was.”
Er kwam een geamuseerde twinkeling in zijn ogen.
“Oh ja, een heel verhaal. Wel grappig. Het komt er op neer dat hij me rechtstreeks bedreigd heeft. Als ik jou ook maar met één vinger aan zou raken, zal ik met hem te doen krijgen.”
“Ik vraag me af hoe letterlijk hij dat ‘aanraken’ bedoelt.”
Mandor grinnikte even, maar trok een afstandelijk gezicht toen Rinaldo op ons toe kwam.
“Ik heb daarstraks niet eens de gelegenheid gehad om je fatsoenlijk te feliciteren,” zei hij en vloog me tot mijn verbijstering ineens om mijn nek en gaf me een paar dikke kussen op mijn wangen.
“Is het niet geweldig dat jij nu ook in de handel gaat? Ik weet nog wel een goede…”
“Blijf van haar af!” Mandor trok met een woedend gezicht Rinaldo weg. Deze staarde hem in opperste verwondering aan en er waren meer mensen die met een verbaasde belangstelling toekeken. Rinaldo begon te lachen.
“Hee, kalm maar, ik wist niet dat je aanstoot nam…”
“Dat doe ik wel,” zei Mandor en keek hem strak aan. Rinaldo mompelde wat excuses en verdween weer in het gezelschap. Mandor schonk me nog eens wijn in, knikte naar me alsof ik niet meer dan een vage kennis was en liep weer weg. Ik wist nu definitief zeker dat de achteloze uitspraken die Mandor wel eens deed over het lot van andere mannen als ze aan me zouden zitten, serieus gemeend waren. Van mezelf weet ik heel goed dat ik abnormaal jaloers ben, om bepaalde redenen had ik echter verwacht dat Mandor boven dergelijke gevoelens zou staan. Maar het leek er zelfs op dat zijn jaloezie nog heftiger was dan de mijne, als dat al mogelijk was. En eerlijk gezegd vond ik dat best leuk.
Ik keek om me heen, het feest kabbelde voort. Veel mensen leken zich niet erg op hun gemak te voelen, dat was maar al te duidelijk te zien aan mijn vader, die zich afzijdig hield. Ik liep naar hem toe.
“Morwenna, na het diner ben ik meteen weg,” zei hij kortaf zodra ik binnen gehoorsafstand was. Ik was verbijsterd. Ik wist dat hij niet van feesten en van Chaosieten hield – niet noodzakelijk in die volgorde – maar kon hij het nu niet eens een dag volhouden? Al was het maar voor mij?
“Oh.” Wat moest ik anders zeggen? Ik had hem dingen willen vragen, even met hem willen praten, maar alle aandrang daartoe was me met die ene opmerking ontnomen. Het leek erop dat we weer terug waren bij af. Bij het begin van het opbouwen van een vaderdochter relatie. Of overdreef ik? Was ik misschien ietwat uit balans en trok ik me dit heftiger aan dan nodig was?
“Je weet dat ik dit feest niets vindt, het is hier vol Chaosieten waar ik mijn honden niet op af mag sturen,” zei hij grimmig. “Om het over de aanwezigheid van Brand maar niet te hebben. Wat die Hounds betreft zal ik je ten zijner tijd meer instructies geven, we spreken elkaar nog wel.”
“Wat je maar wilt,” zei ik aangeslagen en draaide me om. Bij mijn ouders zag ik ineens mijn broer staan, die er blijkbaar nu pas bijgehaald was.
Julian pakte me bij een arm en draaide me naar zich toe.
“Wat is er?”
“Niets,” zei ik. “Helemaal niets. Wat zou er in hemelsnaam aan de hand moeten zijn?”
Mijn vader liet me los met een niet begrijpende uitdrukking op zijn gezicht en ik wandelde van hem weg om mijn broer te kunnen begroeten. Wat op dat moment helemaal niet zo’n goed idee was. Ik zag wel dat hij fel aan het ageren was tegen mijn ouders, maar sloeg er niet echt acht op. Zodra Oleg me echter zag naderen, liep hij op me toe en pakte me bij mijn bovenarmen vast.
“Dit is natuurlijk belachelijk!” riep hij uit. “Waar ben jij mee bezig!”
“Leuk dat je gekomen bent, Oleg. Beetje laat natuurlijk!”
“Het is te idioot voor woorden! Ik was niet uitgenodigd, maar op aandringen van Mamma ben ik er maar bij gehaald. Om wat te horen? Dat mijn zus, die ik al jaren niet gezien heb, zich plotseling gaat verloven met een prins van weet ik veel?! Wat denk je wel!”
Ik was vermoeid, ik voelde me toch al niet op mijn gemak en dan kreeg ik dat ook nog over me heen. Desondanks probeerde ik hem wat te kalmeren.
“Oleg, we hebben ons vanmorgen verloofd en gaan over een week trouwen,” zei ik. “Dat is eigenlijk alles wat er te weten valt. Hij is geen slechte partij, je hoeft je niet druk te maken.”
Maar dat deed hij dus wel.
“Het is van de ene dag op de andere! Ik zie je nooit, we spreken elkaar nooit, ik weet niet beter dan dat je op reis bent. Kom ik op een dag thuis om onze ouders te bezoeken, blijken ze met de Noorderzon vertrokken te zijn, niemand weet waar ze precies naartoe zijn! En wat blijkt? Dat jij ze ontvoerd hebt hiernaartoe!”
“Oleg en Morwenna!” Mijn moeder stond ineens bij ons en keek zeer ongerust.
“Hou je erbuiten, Mam,” zeiden we tegelijkertijd.
Ze keek ons met een doordringende blik één voor één aan en liep weer terug naar mijn stiefvader, die alles met een vermaakte glimlach op zijn gezicht aan zat te kijken.
“Dat was nodig. Ze hebben er iemand mee geholpen en voor henzelf is het ook goed uitgepakt.”
“Noem je dat goed? Mamma is onherkenbaar veranderd. Ik wil het echter niet over hen hebben, maar over jou. Ik hoor allemaal rare dingen. Je zou een prinses zijn?”
“Klopt. Van Amber.”
“En wat is dat? En waar zijn we hier?”
“Dit is Elysium, dat ligt tussen Amber en Chaos.”
“Chaos dus. Ik begrijp dat je hebt laten dwingen om te trouwen met één of ander omhooggevallen Chaos prins?”
“Het was geen dwang, maar mijn eigen keuze. En hij is een prins doordat zijn vader koning is.”
“Ik snap er niets van en ben het er ook niet mee eens! Waarom wordt mij niets gevraagd?”
“Ik wist niet dat ik mijn broer om toestemming diende te vragen. Luister, zowel onze ouders als mijn vader zijn er mee akkoord gegaan. Dus je hebt er niet veel tegenin te brengen.”
“Morwenna, ik ben er op tegen! Dit is een gearrangeerd huwelijk en eerder heb je zoiets al geweigerd!”
“Dit is belangrijk. Dit is om de vrede tussen Amber en Chaos te verstevigen.”
“Alweer dat Amber! Waar heb je het over? Waar ter wereld ligt dat?”
Tja, probeer maar eens iets uit te leggen over Amber, werelden en Schaduwen aan iemand die er iets over weet, erger nog, die boos is en geen zin heeft om zich erin te verdiepen. Toch deed ik een zwakke poging die helemaal niet aankwam.
“Onzin! Allemaal geleuter. En jij denk dat het nog waar is ook? Ik moet toegeven dat het lijkt of er iets geklooid is tijdens het reizen, maar de praatjes waar jij mee aankomt… Jij bent echt veranderd! Je praat gek en je kleed je vreemd!”
Ik keek naar mijn broer zoals hij daar stond. Iets langer dan ik, tenger gebouwd, warrig kort donkerblond haar, wat sproeten op zijn neus en groene ogen. Niet onknap, hij leek veel meer op mijn moeder dan ik. En nu straalde hij woede uit. Hij praatte harder dan wenselijk en ik merkte dat om ons heen gesprekken stil vielen en men naar ons stond te luisteren. Buiten hoorde ik de Barghest huilen. Het leek niet erg goed te gaan.
“Oleg, zou je wat zachter kunnen praten en me los laten?” vroeg ik vriendelijk.
Hij liet me los en tierde verder.
“En ineens ga je trouwen! Je broer moet het als laatste horen, je hebt zelfs de moeite niet genomen hem te komen voorstellen! Een politiek huwelijk. Morwenna, dat is niets voor jou! Ik heb altijd gedacht dat je ooit met je grote liefde zou trouwen als je die ooit zou vinden. En wat doe je nu? Je gaat trouwen met iemand die je niet kent, in het belang van een paar duffe koninkrijken?! Belachelijk! Ik weet dat je een andere vader hebt dan ik, ik snap niet dat die vent dat goedkeurt! Handig in het gebruik, dochters. Kunnen uitgehuwelijkt worden!”
Ik begon boos te worden en was me maar al te bewust van de belangstellende blikken om ons heen.
“Ik wil niet dat je zo praat over mijn vader,” zei ik zacht doch dringend. “Dit is geheel mijn eigen keuze.”
Hij boog zich naar me toe en ging verder met uitfoeteren, gelukkig voor even op wat zachtere toon.
“Je had hem aan me moeten voorstellen. Jij hebt geen enkele kijk op mannen. Dadelijk is hij het type dat zijn vrouw slaat en dan zit jij ermee!”
“Zo is hij niet!” siste ik terug. “Je beoordeelt iemand die je helemaal niet kent!”
“Alsof jij hem wel kent!” Hij keek in de richting van Mandor, ging rechtop staan en keek mij weer aan.
“Dat is hem toch? Ik mag hem niet, zijn blik staat me niet aan. Dat is een enorme droogkloot, dat zie ik in één oogopslag.”
“Je kletst Oleg. Je bent bevooroordeeld.”
“Oh ja?” Zijn stem werd weer luider. “Moet jij nodig zeggen! Je hebt een actiever iemand nodig, iemand die je mee uit neemt, iemand die zich gewoon voor komt stellen! Dit is een droogstoppel. Je hebt gewoon geen verstand van mannen, dat komt vast door het feit dat je liever met die monsters van je optrekt.”
Ondanks zijn aantijgingen schoot ik in de lach, iets wat hem nog bozer maakte.
“Ja, lach maar!” riep hij uit. “Luister maar niet naar je broer. Stel dat je kinderen van hem krijgt! Daar had je nog niet aan gedacht hè?!”
“Oleg,” zei ik smekend, “hou nu op. De feiten liggen nu eenmaal zo en ik ga dat niet veranderen omdat het jou niet bevalt.”
“Nee, ik hou niet op!” schreeuwde hij. Buiten begonnen de Barghest opnieuw te huilen, dit keer klonk het dichterbij
“Keep your voice down!” siste ik. “De honden worden onrustig, ik wil geen problemen!”
Hij keek even om zich heen naar al die mensen die ons aan stonden te staren en ging inderdaad op zachtere toon verder.
“Ga je nu nog dreigen ook? Ik heb ze wel gezien, nog meer monsters voor mijn zus. Je bent helemaal doorgeslagen!” Weer ging hij luider praten. “Is dat nog vanwege dat ongeluk? Dat is echt nog aardig overgegaan! Ik wist niet dat je daar een psychisch trauma aan had overgehouden.”
“Daar heeft het helemaal niets mee te maken,” zei ik boos.
“Oh jawel, mij hou je niet voor de gek. Je denkt nog steeds dat je geen man kunt krijgen en dan trouw je maar met de eerste de beste die voor je geregeld wordt. Morwenna, je bent helemaal genezen, al jaren geleden en er zijn mannen die je leuk vinden!”
“Hou erover op Oleg, dat ongeluk heeft hier niets mee te doen. Ik heb vriendjes gehad, al geloof je dat niet. Dit huwelijk is niet een soort noodspong van mijn kant.”
“Je wilt niet luisteren hè? Dat heb je nooit gedaan, luisteren naar goede raad. Toch heb ik dat voor je: bedenk je. Trouw niet met die droogpruim, er zijn echt leuke kerels in de buurt. Sinds dat ongeluk ben je je bizar gaan gedragen in alle opzichten. Je doet rare dingen. Misschien teveel paddestoelen gegeten tijdens je reizen?”
“Praat niet zo raar,” zei ik geërgerd. “Je krijgt me niet van mijn voornemen af.”
“Goed,” hij keek weer naar Mandor die al die tijd met een frons tussen zijn wenkbrauwen naar ons gesprek had staan kijken. Ik wist niet zeker wat hij gehoord had, al eerder had ik gemerkt dat hij een uitstekend gehoor had. “Als jij niet wilt luisteren, dan zal ik die aanstaande van jou wel even overtuigen.”
Hij voegde meteen de daad bij het woord en stampte naar Mandor toe. Ik liep even naar mijn ouders toe, die inmiddels beiden wat aangeslagen waren.
“Hij moet zo niet praten tegen je,” zei mijn moeder. “Waarom kan hij niet gewoon aardig doen? Heb ik al die moeite gedaan om die ene oom van jou te overtuigen hem hier naar toe te halen, gedraagt hij zich zo! Hij had beter kunnen blijven waar hij was.”
“Ik snap het wel, hij voelt zich overrompeld,” zei ik zuchtend. “Maar we hebben ieder ons eigen leven gekregen. Dat dringt nog niet zo tot hem door.”
“Hij zou zich moeten schamen,” mopperde mijn moeder. “Wij hebben toch al toestemming gegeven? Waar bemoeit hij zich mee. En wat moeten al die gasten hier niet van denken.”
“Amberieten en Chaosieten voornamelijk,” zei ik luchtig. “Die zijn wel erger gewend.”
Mijn stiefvader grinnikte ineens en keek mijn moeder olijk aan.
“Ik wed dat het morgen allemaal in de krant staat. Kan iedereen ervan mee genieten.”
“Och nee toch, verzuchtte mijn moeder.
Oleg stond op luide toon en met een rood hoofd tegen Mandor te praten, die het zo te zien grappig leek te vinden en sussende gebaren maakte. Dat maakte mijn broer nog bozer.
“Ik ga even ingrijpen,” zei ik tegen mijn ouders en liep naar het tweetal toe. Ik pakte Oleg bij zijn arm die me woedend aankeek.
“Zal ik je wat te drinken inschenken?” vroeg ik en trok hem mee naar de dranktafel. “Wat lus je?”
“Hetzelfde als altijd,” zei hij met een nors gezicht.
“Je kent me Oleg, ik heb geen idee wat jij altijd drinkt.”
“Natuurlijk wel,” zei hij onwillig. “Doe maar scotch.”
Ik schonk hem in en nam zelf nog een glas rode wijn. Hij nam een slok en staarde broedend voor zich uit.
“Zoals ik al dacht is er niet te praten met die aanstaande van je,” zei hij kregel. “Hij deed net of het hem allemaal niet aanging en zei vervolgens niet van zins te zijn om op het voornemen terug te komen. Oh ja, aardig en beleefd en me behandelen als een klein kind. Hij zei dat ik geen ruzie moest maken met jou enzo, wat denkt hij wel!”
Ik zuchtte.
“Ik wil er best nog eens over praten met je, maar dit is niet echt de gelegenheid.”
“Oh nee!” Hij begon weer buiten zichzelf te raken. “Als hij zich niet eerder komt voorstellen, dan is dit de enige gelegenheid! Ik ben het er niet mee eens! Maar als jullie je niet laten overtuigen… Dat is toch je vader?” Hij wees naar Julian die zich heel even binnen liet zien om zichzelf wat bier in te schenken. “Hij zal naar me luisteren.”
Hij rende op mijn vader af die hem met verbazing bekeek. Ik liep achter hem aan
“Ik wil met je praten over dit gedoe!” riep Oleg.
“Dat kan,” zei mijn vader kalm. “We zullen even een eindje wandelen.”
Hij voerde mijn broer aan zijn arm de zaal uit en keek even om naar mij terwijl hij zijn hoofd schudde ten teken hen niet te volgen. Ach ja, waarom zou hij mij er ook bij willen hebben.

Toen ik me omdraaide, botste ik zowat tegen Mandor op, die een arm uitstak om me tegen vallen te behoeden.
“Gaat het een beetje?” vroeg hij bezorgd.
“Afgezien van een kleine discussie met mijn broer, redelijk,” zei ik.
Hij glimlachte.
“Ik denk dat hij zich overvallen voelt, hij leek helemaal van niets te weten. Hij liet zich alleen niet kalmeren.”
“Oleg is zelden boos, maar als hij dat is, kan het dagen duren,” zei ik.
“Dan hoop ik dat hij zich eroverheen heeft gezet voor de bruiloft. Weet je dat je nu al twee beschermers hebt? Hij heeft me ook al bedreigd dat ik je niets mag aandoen. Ik vind het amusant, die mensen die voor je opkomen. Heb jij nu ook gehad dat er mensen voor mij opkwamen?”
“Nee,” glimlachte ik. “Blijkbaar word ik niet als een gevaar voor jou gezien.”
Dara kwam met een stralende lach naar ons toelopen.
“Dadelijk begint het diner!” riep ze enthousiast. “Wat heb jij een leuke broer, Morwenna! Dat lijkt me een jongeman met pit! Oh ja, ik zou het bijna vergeten, ik heb nog een briefje voor jullie van mijn man.” Ze overhandigde een velletje papier, waarop we met een bibberig handschrift van harte gelukgewenst werden met ons voorgenomen huwelijk, getekend door G.S.. Ik vroeg me stiekem af hoeveel moeite het Gramble had gekost om dat zo bibberig mogelijk te schrijven.
“Op de bruiloft zal hij er wel bij zijn,” dacht Mandor.
“Oh ja, daar ben ik van overtuigd,” zei Dara. “Misschien dat met voldoende rust van tevoren en wat pilletjes hij zich wat beter zal voelen.”

Er werden lange tafels gedekt. Mandor en ik moesten aan de grote tafel in het midden, ieder aan een hoofd, zodat als we iets tegen elkaar wilden zeggen, we heel hard moesten praten. Dus we zeiden niets tegen elkaar tijdens het diner. Dara zat vlak bij mij, Deirdre bij Mandor. Mijn vader en broer kwamen binnen en schoven ieder aan een andere tafel. Oleg leek iets gekalmeerd te zijn, al hoorde ik hem halverwege het diner weer opspelen over de voornemens en liet hij vooral luid en duidelijk weten het er niet mee eens te zijn.
Er was ruim voldoende te eten voor iedereen en het was lekker. Ik was uitgehongerd na een hele middag van staan, rondlopen, handjes schudden, nietszeggende praatjes te verkopen en te vooral veel te glimlachen. Aan tafel werd er over van alles en nog wat gepraat, maar niets wat echt ter zake deed. Dara was uiterst tevreden, dit was een heel mooie verloving, ‘alleen jammer van de ringen.’
Het diner was nog maar net ten einde, toen Julian opstond en Ronardo wenkte. Tot mijn verbazing gingen ze zomaar, zonder afscheid te nemen, weg.
Op dat moment werd het me duidelijk. Mijn vader, die zich hier niet prettig voelde tussen de Chaosieten en het niet kon opbrengen om te blijven tot het einde. Bij Rhexenors bruiloft was hij de volle drie dagen gebleven en daar waren ook Chaosieten. Ik wist dat hier heel veel over gepraat zou gaan worden, zijn houding ten opzichte van dit hele huwelijk was nu voor iedereen meer dan duidelijk. En wat erger was, persoonlijk gezien, is dat hij wel tijd kon vrijmaken voor een neef die eerder duidelijk had laten merken mijn vader helemaal niet te mogen. Ik had een vermoeden hoe dat kwam, ten eerste zou Ronardo het nooit aanleggen met een Chaosiet, ten tweede is hij een zoon van Fiona en Fiona is nu eenmaal zwaar favoriet bij mijn vader. Voor een zoon van haar zou hij alles doen. En ik heb hem nu eenmaal zwaar teleurgesteld als dochter. Dan te bedenken dat hij nog niet eens wist dat ik een Sawall als overgrootvader had. Mijn vader had gedaan wat hij moest doen voor me, eigenlijk meer. Ik had beter moeten luisteren de laatste keer, toen hij tegen Ronardo opmerkte meer van mij te weten dan hij wilde weten. Dat was aanwijzing genoeg geweest, ik had hem met rust moeten laten in plaats van nog meer van hem te eisen. Het lag allemaal aan mij.

Voordat ik mezelf helemaal kon laten wegzinken in gepieker, gebeurde er iets waar ik helemaal niet op gerekend had. We zaten aan de koffie toen ineens de deuren van de zaal opengingen en er een dame binnen kwam rennen. Ze stond even stil, keek in het rond, zag mij en rende mijn richting uit. Tot mijn niet geringe verrassing gooide ze een dolk voor me in de tafel. Iedereen was ineens doodstil.
“Bij het verdrag van Chaos en Amber heb ik het recht om je uit te dagen tot een duel! Bitch!” Het laatste woord spoog ze uit. Ik staarde naar de dolk, terwijl ik een vermoeden begon te krijgen wie zij was. Ik keek naar Mandor, die stomverbaasd naar haar zat te staren. Om me heen werd er wat gerumoerd.
“Dat is een geldige uitdaging,” zei Dara. Om me heen werd bevestigd geknikt. Mandor stond op alsof hij wilde ingrijpen, maar werd terug geduwd door Deirdre.
“Er mag niemand ingrijpen, ook jij niet. Dat weet je. Dit is een legale uitdaging.”
Ik keek van de dolk op naar de dame. Lang donker haar, bijna zwart. Heel donkerbruine, ietwat schuinstaande ogen en een enigszins getinte huid. Ze deed me wat Oosters aan. Slank, 1 meter 60 lang en ook ik zag dat ze een bijzondere knappe schoonheid had. Allemensen, het was toch niet mogelijk dat Mandor zo’n knappe dame had laten schieten! De jaloezie vlamde heftiger in me op dan ooit tevoren. Hoe kon ik het qua schoonheid ooit opnemen tegen zo’n dame! Oh ja, sinds ik over haar had gehoord, had ik een hekel aan haar gehad, ik was altijd bang geweest dat ze me op een goede dag Mandor zou afpakken. Ik had echter niet verwacht dat dat vandaag zou zijn.
“Sorry, ik heb je naam niet gehoord,” zei ik.
“Ik ben Navrashi Xenoban en ik daag je uit!” riep ze. Daarna nog iets in een taal die ik niet herkende.
Ik keek weer naar de dolk die in de tafel stak. Ik had al in zeer lange tijd niet meer getraind, dat zou zeker een nadeel zijn. Maar de uitdaging niet aannemen zou laf zijn en ik haatte haar genoeg om tegen haar te kunnen vechten. Ik keek weer naar Navrashi. Haar ogen straalden een pure haat voor me uit. Dat zou een moeilijk gevecht kunnen gaan worden.
“Goed,” zei ik kalm. “Ik neem de uitdaging aan.” Ik trok de dolk uit de tafel, alle tafels werden aan de kant gezet en er werd ruimte voor ons vrijgemaakt. Ik keek snel de omstanders langs, de meeste vonden dit geweldig en begonnen me aan te moedigen, zowel Amberieten als Chaosieten. Allerlei verschillende adviezen werden me toegeroepen, waar ik beter niet naar kon luisteren, want ze werkten alleen maar verwarrend.
“Het is de bedoeling dat je haar verslaat,” zei Dara dwingend in mijn oor. “Ga ervoor!”
Ik zag mijn moeder en mijn broer die uiterst geschokt stonden te kijken. Mijn stiefvader die het wel interessant leek te vinden. En Benedict, die naar me knikte. Alsof ik daar iets aan had. Mandor die dit zo te zien afschuwelijk vond. Was dat voor haar of voor mij? Want dat was altijd mijn grootste angst geweest, hoe zouden zijn gevoelens voor haar zijn als hij haar weer terug zou zien?
Navrashi stond tegenover me, in aanvalshouding met haar dolk. Ze straalde haat en woede uit.
“Kom maar op als je durft!” schreeuwde ze. “Bitch!”
Ik wachtte nog even af terwijl ik wat mogelijkheden overwoog. Er waren twee personen geweest die me hadden getraind en Benedict was bijzonder ontevreden geweest wat ik op vechtgebied van Julian had geleerd. Ik besloot om eerst wat uit te testen en vloog haar aan, met de bedoeling toe te steken.
Haar gezicht stond vertrokken, ze haalde uit en ik had een enorme jaap over mijn linkerbovenarm te pakken. Het bloedde allerhevigst en deed zeer. Zij had geen schrammetje.
Weer stonden we tegenover elkaar. Ik besloot om Benedicts vechttechniek toe te gaan passen. Deze keer ging zij in de aanval en op het laatst deed ik een stap opzij en zij struikelde. Ze krabbelde weer overeind.
“Lafaard! Bitch! Blijf staan! Ik rijg je aan reepjes en hak je aan stukjes, je zult hem niet krijgen!” Ze spuugde in mijn gezicht. “Bloedende kip!”
Weer stonden we tegenover elkaar. Het viel me op dat haar bewegingen gracieus waren, veel meer dan de mijne. Vaag hoorde ik om me heen de aanmoedigingen van de omstanders, het enige wat me daarvan bijbleef was dat zij zo te horen geen supporters had.
Ik keek naar de plaats waar ze stond, schatte waar ik uit moest komen om toe te steken en maakte de duik. Tijdens die duikvlucht stak ik toe, maar ze stapte lenig opzij. Vervolgens stak zij toe en had ik een flinke snijwond over mijn rechterbovenarm die ook zeer deed. Mijn andere arm was gaan tintelen inmiddels en kon ik niet echt meer gebruiken. Dit was voor mij heel erg fout aan het gaan. Voor me zag ik ineens het beeld van Owen van de laatste keer dat ik hem gezien had. Betraande ogen, uitgestoken armpjes. “Mamma niet weg!” Ik had beloofd dat ik terug zou komen, maar als het zo verder zou gaan, zou het kind moederloos opgroeien.
Ik ging weer overeind staan en veegde mijn haar, dat losgeraakt was, uit mijn gezicht. De techniek van Benedict werkte niet, het was tijd om over te stappen op de dingen die ik van mijn vader geleerd had, voornamelijk gebaseerd op hoe een tegenstander te verslaan die sterker was dan ik.
“Ha! Moet je jezelf eens zien! Smerige hoer! Slet!”
Dat hoefde ik mezelf niet te laten zeggen. ‘Bitch’ was nog tot daar aan toe en niet geheel onterecht, maar ik was geen hoer. Ik grijnsde naar haar en wachtte af. Zoals ik al verwachtte maakte de grijns haar hels en ze vloog me aan. In plaats van weg te duiken, bleef ik echter staan en stak toe. Ze had haar eerste wond opgelopen, haar linkerarm was nu aan het bloeden. Wel had ze kans gezien om weer toe te steken, een kras in mijn bovenbeen dwars door mijn jurk heen. Ook had ze aan de stof getrokken, zodat ik met een ontbloot been temidden van een heleboel mensen stond. Een aantal mannen juichte.
“Whoah! Nog meer, nog meer!”
Ik vind een glimp van Mandors gezicht op. Hij stond niet aan te moedigen of te juichen, maar hij was tot het uiterste toe gespannen, zo had ik hem nog nooit gezien. Op dat moment wist ik heel zeker hem niet te willen verliezen, dit gevecht moest ik niet alleen voor Owen winnen, maar ook voor hem.
Op haar volgende aanval was ik niet helemaal berekend en dat moest ik bekopen met een flinke bloedende wond over mijn andere been en mijn jurk was dusdanig gescheurd dat mijn bustehouder en slipje zichtbaar waren, tot groot genoegen veel mannen. Het was gewoon gênant.
“Whimp! Stomme trut, hoer! Je hebt hem behekst! Heks! Je krijgt hem niet, hij is van mij!” Ze was zo nijdig dat ze niet goed uit haar woorden leek te kunnen komen. Ik ging er vol tegenaan. Ze was een heel beduchte tegenstandster en ontzettend fel. Ergens bekroop me het gevoel dat ze misschien niet zo’n goede vechtster was, maar dat de woede in haar voordeel werkte. Ik liep aardig wat verwondingen op, maar zij ook. Het werd tijd dat ik de doodsteek ging uitdelen. Hoewel? Wilde ik haar echt dood dan? Ze was zonder meer mijn rivale en het was duidelijk dat ze een enorme wrok tegen me koesterde. Misschien was het genoeg om alleen te winnen, niet te doden.
Het grootste deel van de toeschouwers was laaiend enthousiast, Dara, de koningin van Chaos, sprong op en neer en in haar handen te klappen.
Hoe het precies gebeurde weet ik niet meer. Ik was me aan het prepareren voor een volgende aanval toen ze weer op me afstormde. Instinctmatig stak ik mijn dolkhand uit om mezelf te verweren en ze sprong recht in mijn mes. Heel even kwam het in me op dat ze dit expres deed. Ze viel tegen me aan en we vielen samen op de grond. Haar bloed stroomde over me heen, alsof ik al niet genoeg was toegetakeld door mijn eigen bloed. Ze begon te kronkelen, alsof ze probeerde te veranderen. Vormveranderaars kunnen op die manier hun wonden helen wist ik, maar dat zou haar niet gaan lukken. Mijn mes zat in de weg. Met een lichte aarzeling maakte ik de keuze en trok het mes uit haar borst. De verandering zette toen even door en stopt. Ik duwde het bewusteloze lichaam van me af en ging overeind zitten. Iemand kwam naar me toe die me mijn mes afnam en het hare wegpakte.
“Je hebt gewonnen, het is voorbij,” hoorde ik zeggen. Om me heen werd er gejuicht terwijl ik mezelf helemaal niet geweldig voelde.
“Oh, de jurk is helemaal bedorven!” hoorde ik iemand ontzet snikken en ik zag in een flits Lieveke die haar handen voor haar gezicht had geslagen. Ik ging staan en voelde een duizeling op komen zetten, ik had behoorlijk veel bloed verloren.
“Ik zou me even graag willen omkleden,” zei ik zwakjes. Met opzet keek ik niet naar Mandor, ik wilde niet weten of deze overwinning een teleurstelling voor hem zou zijn. Flora en Dara waren al bij me en weerden iedereen af.
“Het komt echt in orde,” verzekerde Flora mijn moeder die met een inwit gezicht op ons af kwam rennen.

Ik werd meegenomen naar een slaapkamer met als hoofdkleur blauw. Daar werden de restanten jurk en mouwvest van me afgehaald en Flora sommeerde Dara om voor de kleding zorg te dragen. Dara was bijzonder opgewekt.
“Wat geweldig! Je hebt je uitstekend geweerd! Beetje vals spelen, maar daar ben je Amberiet voor. Ik had het niet beter kunnen organiseren. Alleen vreemd dat ze nu op komt duiken, ik dacht dat ze gevangen zat.”
“Als jij nu voor die kleding zorgt!” zei Flora scherp. “Dan praat je dadelijk maar verder.” Dara leek niet aangeslagen door het standje en begon zich te concentreren op de resten kleding. Dat kostte haar heel veel moeite en tijd, aangezien magie hier maar zwak werkte.
Intussen verzorgde Flora eerst snel mijn wonden, zodat ze niet meer verder bloedden. Daarna haalde ze een kom water uit de badkamer en begon me zorgvuldig te wassen.
“Een bad was nu handiger geweest,” zei ze met een lachje. “Maar dan zullen je wonden weer opengaan.”
Het was eigenlijk heel prettig om me te laten verzorgen. Flora was zorgzaam, op een bijna moederlijke manier en ook Dara was erg behulpzaam. Er werd vrijwel niet gesproken, wat wel zo prettig was, want er speelde genoeg door mij hoofd. Wat had Navrashi bezield om hier te komen en me uit te dagen! Wat dacht zij nog met Mandor te hebben? Hij had gezegd dat er niets meer tussen hen was, dat ze alleen samen waren om voor hun kind te zorgen. Na de dood van Dehera was er wat hem betrof niets meer over. Maar het leek erop dat zij er anders over dacht. Hoe was het om jaren, eeuwen opgesloten te zijn? Te weten dat je kind was vermoord door je eigen familie? Het moest verschrikkelijk zijn om een kind te verliezen, ik hoopte dat nooit mee te hoeven maken. Was zij daar misschien nooit bovenop gekomen? Had ze altijd gedacht dat er nog iets was tussen haar en Mandor? Of had ze gehoopt dat hij haar zou komen halen? Zou ze van hem hebben gehouden of nog van hem houden? Mandor zelf zei dat er nog nooit iemand van hem gehouden had, dus wat was het dan wat ze voor hem had gevoeld? Of nog voor hem voelde? Was dit alles misschien gekrenkte trots?
Dara had al mijn kleding weer netjes weten te repareren en schoon gekregen. Flora had na het wassen alle wonden opnieuw verbonden en ik liet het toe dat ze me aankleedden. Flora deed mijn haar opnieuw en net toen ze klaar was, ging de deur open en kwam Mandor binnen.
“Laat ons even alleen,” zei hij tegen Flora en Dara. Dara zag eruit alsof ze wilde protesteren, maar Flora pakte haar bij een arm en nam haar mee. De deur werd zachtjes achter ze dicht getrokken. Mandor wachtte even om zich te verzekeren dat ze echt weg waren en ging toen op een stoel tegenover me zitten.
“Sorry Morwenna,” zei hij. “Dit had niet mogen gebeuren.”
“Je zei dat ze ergens opgesloten zat,” zei ik zacht.
“Daar was ik van overtuigd. Blijkbaar heeft ze gehoord over onze verloving en is ze ontsnapt.”
“Waarom dan nu? Ik bedoel, je was toch niet getrouwd met haar ofzo?”
“Nee. Dit wordt mijn eerste huwelijk. Ik heb geen idee wat voor claim ze op mij denkt te hebben zelfs.”
Ik zweeg even. Ze hadden samen een kind gehad, er was in ieder geval een afspraak geweest om samen voor haar te zorgen. Misschien waren er meerdere afspraken gemaakt, waarvan zij nog dacht dat ze golden. Toch was het raar. Als ze nu kon ontsnappen, had ze dat ook eerder kunnen doen en kunnen proberen om Mandor voor zich terug te winnen. Was het voor haar dan toch een principekwestie geweest? Maar waarom was ze dan zo vreselijk boos?
“Misschien wil ze je weer terug…” zei ik voorzichtig.
“Toen ze daar ineens stond… en ook tijdens het gevecht…” Hij greep mijn handen en keek me recht aan. “Morwenna, ik voelde helemaal niets voor haar.”
Ik wist dat hij de waarheid sprak en voelde me ineens warm worden van binnen.
“Ik ben blij dat te horen. Ik heb dus niet voor niets de uitdaging aangenomen.”
Hij glimlachte, liet mijn handen weer los en ging achterover zitten.
“Je hebt gewonnen.” In zijn stem klonk trots door. “Je hebt het fantastisch gedaan. Je hebt mij gewonnen. Wat voor claim ze ook dacht te hebben op me, die is door jouw overwinning ongedaan gemaakt. Je hebt haar verslagen en als je wilt kun je haar laten doden.”
“Ik heb haar juist in leven gelaten,” zei ik weifelend.
“Het was een gevecht tot de dood,” zei hij. “Dus waarom deed je het?”
“Tot de dood?” vroeg ik verbaasd. “Dat heb ik niet begrepen.” Ineens herinnerde ik me dat ze iets had geroepen in een mij onbekende taal en vroeg hem ernaar.
“Dat betekende dat het gevecht pas beëindigd zou worden door de dood van één van beide tegenstanders. Je stemde daarmee in.”
“Is deze uitkomst dan niet geldig?”
“Jawel. Zo nauw wordt er nu ook niet gekeken. Je hebt haar verslagen en haar leven is nu in jouw handen. Dat kan haar dood betekenen, als je dat niet wilt is verbannen ook een optie. Er wordt verwacht dat je een uitspraak zal doen. Op het moment is ze in verzekerde bewaring. Terug naar haar familie zal ze niet kunnen. Ze is een Xenoban, dat betekent dat ze, doordat ze is ontsnapt, hoogstwaarschijnlijk verstoten zal worden.”
Beslissen over een leven is niet niks. Ik keek hem hulpzoekend aan. Hij schudde zijn hoofd.
“Je zult echt zelf de beslissing moeten nemen,” zei hij zacht. “Dat zijn de regels.”
“Goed,” zei ik. “Dan zal ik haar laten verbannen.”
“Zoals je wilt.” Hij stond op.
“Ik wil je nog één ding zeggen, Mandor.”
Hij keek me vragend aan.
“Toen tijdens dat gevecht… ik besefte dat ik je niet wilde verliezen, je niet aan haar te laten. Misschien klinkt dat stom…”
Hij keek een poosje nadenkend op me neer voordat hij iets zei.
“We praten daar nog over. Niet hier en nu. Ik kan niet langer met jou op één kamer blijven nu, anders gaan ze praten. Ik moet weer gaan.”
“Ik ga mee,” zei ik.
“Weet je het zeker? Voel je je goed genoeg?”
“Ik heb genoeg tijd gehad om bij te komen,” zei ik glimlachend. “Dara en Flora hebben goed voor me gezorgd.”
Hij hielp me overeind, wat wel zo prettig was, want de wonden trokken toch nog behoorlijk. De duizeligheid was gelukkig weg. Hij gaf me een arm en zo gingen we weer samen naar de feestzaal. Een aantal mensen juichten toen we binnenkwamen, anderen keken opgelucht. Random kwam meteen naar me toe.
“Je moet een beslissing nemen,” zei hij.
“Heb ik al gedaan. Ik wil haar laten verbannen.”
“Hmm, dat zal niet echt goed vallen,” zei hij. “Maar de beslissing is aan jou.”
Hij liep naar het midden van de zaal, waar alle sporen van het gevecht inmiddels verwijderd waren en deelde mijn beslissing officieel mee. Het was inderdaad een teleurstelling voor vrijwel iedereen, zowel de Amberieten als de Chaosieten.
“Veel te mild!” werd er geroepen.
“Onthoofding! Vierendeling!” riepen anderen.
Deirdre kwam naar me toe en complimenteerde me met het gevecht.
“Je hebt je uitstekend geweerd,” zei ze, terwijl ze me met een verontschuldigende glimlach naar Mandor naar de koffietafel begeleidde en koffie voor me inschonk.
“Eén van de officiële afspraken die er gemaakt is tijdens de wapenstilstand, is dat een uitdaging als deze altijd geldig is. Dat was nodig, geschillen kunnen op die manier meteen worden uitgevochten, zonder dat er meteen een hele oorlog weer aan vast zit. Een openlijke oorlog is dan ook verboden. Zowel Amberieten als Chaosieten hebben al een aantal keer hiervan gebruik gemaakt. Het feit dat jij deze uitdaging hebt gewonnen is een heel goede zaak. Je hebt namelijk niet voor Amber of Chaos specifiek gevochten, maar je hebt het belang van de wapenstilstand verdedigd en gewonnen.”
Ja, zo kon je het natuurlijk ook bekijken. Terwijl ik, wat mezelf betrof, louter uit egoïstische redenen had gevochten. Daar had zowel Amber als Chaos niets mee te doen gehad, net zomin als het belang van de vrede. Ik had gevochten om een man.

Als ik gedacht had dat het ‘feest’ zo wel voorbij was, had ik het mis. Er lag nog een avond van koffie met gebak en daarna drankjes en hapjes voor ons. Omdat Caine er niet was, besloot ik Benedict aan te spreken aangaande de erkenning. Mijn oom stond met zijn rug tegen een muur aangeleund, stram als altijd, de gasten in de gaten te houden, met name een aantal Helgrams die eerder bij mijn broer aan tafel hadden gezeten. Op zich leken ze zich trouwens helemaal niet verdacht te gedragen, maar Benedict heeft een fijne neus voor herrieschoppers, ik vermoedde dat zijn aandacht voor hen niet geheel onterecht was. Ik liep naar hem toe en hij vestigde zijn ogen op mij.
“Morwenna,” zei hij uitdrukkingsloos.
“Benedict, ik zou graag eens met je willen spreken, liefst zo spoedig mogelijk.”
“Wanneer?” vroeg hij terwijl hij zijn blik weer naar de jongens keerde.
“Als het uitkomt. Nu, vlak na het feest… in ieder geval snel dus.”
“Dat moet kunnen. Een ogenblik.” Terwijl hij de jongeren in de gaten bleef houden, liep hij naar Gérard toe en wisselde een paar woorden met hem. Gérard knikte en liep met een wankele pas naar de plaats waar eerder Benedict had gestaan. Met een domme, halfdronken uitdrukking op zijn gezicht en een grijns van oor tot oor bleef hij staan. Ik wist dat het allemaal toneelspel was, maar ik zag dat mijn moeder er met twee voeten in trapte. Er verscheen een geschokte uitdrukking op haar gezicht die zich omzette naar boosheid. Mijn moeder is soms best naïef, ik voelde wat medelijden met haar. Dit verlovingsfeest had ze zich waarschijnlijk zo heel anders voorgesteld.
“We kunnen het kasteel gaan bekijken,” stelde Benedict voor toen hij naar me toe kwam. Ik knikte en liep samen met hem de trappen op en een aantal gangen door. Af en toe bleef Benedict ergens staan en gaf hij commentaar op de inrichting, die hij wat overdadig vond.
“ik vind het meevallen,” zei ik. “En hier en daar kan er een herinrichting plaats vinden.”
Over de constructie van het geheel was hij echter redelijk te spreken. We liepen een wenteltrap op die uitkwam op een toren met kantelen en die vond hij qua verdedigbaarheid wel gaan.
Dat trappen lopen deden mijn verwondingen overigens flink trekken en ik merkte dat de steek die het eerst was toegebracht opnieuw begon te bloeden. Gelukkig niet zo hard dat het vlekken gaf op mijn kleding.
“Het hele kasteel is redelijk,” was zijn eindconclusie. “Alleen wat veel luxe dus. Ach, wat kun je anders verwachten met Bleys.”
“Het is immers bedoeld als woonkasteel,” zei ik.
Hij schudde medelijdend zijn hoofd.
“Nee Morwenna, de constructie van dit kasteel is gemaakt om in de eerste plaats te kunnen verdedigen. Niet om te wonen. Tenslotte zit je hier aan het front.”
Ik staarde hem aan. Ook dat nog. Alsof we hierop zaten te wachten. Ik begon steeds meer het gevoel te krijgen dat ik alle bijkomende aspecten van deze voorgenomen verbintenis zwaar onderschat had.
“Het front? Hoezo dat?” vroeg ik naar de bekende weg.
“Dit is een plaats waar mensen samen gaan komen uit heel verschillende culturen. Dat schept problemen. Vervelende dingen, zoals aanslagen, gebeuren altijd op dit soort plekken.”
“Oh. Je bedoelt dat we ook nog zoiets als wachters moeten hebben?”
Hij zuchtte eens diep.
“Natuurlijk. En moet ik me dan voorstellen dat jij of je aanstaande die gaan aanvoeren?”
“Eh… nou, misschien dat we dat aan een legerleider kunnen overlaten. Ik zou daarnaar op zoek kunnen gaan.” Eigenlijk interesseerde het hele hoofdstuk wachters en soldaten me maar matig, maar dat kon ik niet laten merken aan deze oom, al had ik toch het gevoel dat hij me goed doorhad.
Hij hief zijn ogen ten hemel en toen keek hij me streng aan.
“Je hebt natuurlijk ook heel veel verstand van legeraanvoerders. Ik durf te wedden dat je het verschil niet weet tussen een luitenant en een korporaal.”
“Dat zou ik dan uit kunnen zoeken,” zei ik hem wat tegemoet komend.
“Laat maar. Ik vermoedde al dat zoiets niet je sterkste kant is, om over die verloofde van jou maar niet te praten. Ik heb Rhexenor gestuurd die een afdeling heeft gehaald. Zo’n honderd man, een beetje weinig, maar daar kan aanvulling op komen. Praat er met hem over.”
“Dat is goed,” zei ik schouderophalend. Legers zijn gewoon niet mijn favoriete onderwerp. Maar het was best een goed idee om dat door Rhexenor te laten regelen, die vond dat leuk om te doen. Zolang hij die draak maar thuis liet.
Het was beter om hier niet verder te praten, beneden liepen teveel mensen rond die af en toe een nieuwsgierige blik omhoog wierpen. We klommen een aantal trappen op naar de hoogste toren terwijl ik mijn tanden op elkaar zette, mijn verwondingen speelden behoorlijk op.
Uiteindelijk kwamen we tot mijn opluchting daar aan. Ik keek tussen de kantelen door naar beneden, we waren te hoog om echt opgemerkt te worden. Fillipien kwam aanvliegen en zette zich op een kanteel, ik wist dat we hier niet afgeluisterd konden worden. Fillipien keek strak naar Benedict, hij keek strak terug. Fillipien liet zich totaal niet intimideren, ze was niet bang voor hem.
Ik trok mijn mouwvest een beetje aan. Het was niet echt koud, maar er stond een stevige wind.
“Jasje?” vroeg Benedict. Voordat ik kon antwoorden had hij het al uit en gaf het aan. Ik sloeg het om me heen, het beschermde goed tegen de wind. Het was opvallend dat, na een hele dag dragen, het jasje niet stonk. Niet naar zweet, niet naar verschaald bier of wat dan ook. Even kwam de gedachte in me op dat Benedict geurloos was zodat de vijand hem niet kon ruiken.
“Benedict, ik wil je spreken over het plan van Caine, over het erkennen van onze zoon,” zei ik, meteen ter zake komend. “We willen hier niet mee verder gaan, maar hem zelf erkennen.”
“Oh.”
“Ik heb nooit het hele plan gehoord,” ging ik verder. “Ik weet dus alleen van zowel jou als Mandor dat het de bedoeling was dat jij als vader van Owen op zou treden. Dat willen we dus niet.”
“We zijn toen niet meer verder gegaan met het plan,” zei hij.
Dat was mooi. Dan hielp ik niet al teveel om zeep.
“Hoe oud is je zoon?”
“Bijna twee.” Ik vroeg me af waar hij naartoe wilde. Hij leek wat berekeningen te maken en knikte toen.
“Prima,” zei hij. “Dan kun je hem over een jaar erkennen.”
Ik staarde hem met open mond aan. Waar dacht hij zich mee te bemoeien? Ik hield me echter in.
“Hoe bedoel je?”
“Sommige werelden draaien sneller,” legde hij uit. “Sommige wel zes keer ten opzichte van Amber. Over een jaar zal jullie zoon een jaar of vijf zijn, als ik het goed heb.”
“Een jaar is te lang,” zei ik beslist. Ik besloot om hem niet te vertellen dat ik op de hoogte was van sneller draaiende Schaduwen. En dat ik heel goed in staat was om dat sneller draaien een flinke hand te helpen. Ten tijde van Owens geboorte draaide die Schaduw razendsnel, iets van een halve dag in Ambertijd was daar een maand geweest. En ik had het nog sneller kunnen laten draaien indien ik had gewild.
“Ik zal je uitleggen waarom het een jaar moet zijn. Het duurt even voordat jullie kind zo oud is als het is. Als je hem sneller erkent, weet iedereen dat het niet kan. Na een jaar zal het geaccepteerd worden en men zal denken dat jullie hem hebben laten opgroeien in een snellere Schaduw. Als jullie het kind eerder erkennen, klopt er iets niet. Je wilt toch niet alles op het spel gaan zetten?”
Ik voelde me wat wrevelig worden, doch deed mijn best om me zo neutraal mogelijk op te stellen.
“Ik ben niet van plan om dat te doen. Ik snap wat je zegt, maar ik zie dat niet zitten.”
“Waarom heb je dit dan allemaal gedaan?”
“Onder andere voor mijn zoon. Zodat hij door dat huwelijk wat beter beschermd zou zijn.”
“Iedereen weet dat jullie een verstandshuwelijk gaan sluiten,” zei hij indringend. “Dat heeft consequenties. Dat houdt in dat jullie ieder je eigen weg gaan, dat jullie ieder je eigen vertrekken hebt, dat jullie ieder op een eigen verdieping slapen. Je zult uitsluitend samen zijn bij officiële gelegenheden of bij het ontvangen van gasten. Iedereen weet dat jullie om verstandelijke redenen gaan trouwen en daarvoor hebben we al die moeite gedaan. En ja, een kind… als je trouwt, kunnen er kinderen komen, zelfs binnen een politiek huwelijk.”
Ik voelde een koude optrekken vanaf mijn voeten. Dit was niet waarvoor ik gekozen had! Oh ja, ik begreep heel goed dat er bepaalde verplichtingen zouden zitten aan het huwelijk, maar dit was een aspect waaraan ik me zeker niet wenste te houden. Dat we naar de buitenwereld toe ons wat formeler zouden moeten opstellen, was nog tot daar aan toe, maar zoals Benedict het stelde was krankzinnig. Was het dit waar mijn vader op doelde toe hij zei dat ik erin geluisd was?
“Een jaar dus,” zei ik honend. “Met hoeveel kinderen kunnen we dan aan kunnen zetten uit Schaduw?” Nu is het heel moeilijk om iets af te lezen van Benedicts gezicht, toch had ik het idee dat hij wat geschokt was.
“Je bedoelt?” vroeg hij langzaam.
“Ik ben zwanger.”
Hij liep naar de kantelen en keek een poosje naar beneden. Toen draaide hij zich weer naar mij.
“Als jij de buitenwereld laat weten hoe het wel zit, breng je iedereen in gevaar. Jezelf, Mandor en je kinderen. Maar als je écht gevaar zo onderschat, kunnen we je niet helpen. Dan wil je dood en dan zijn alle inspanningen die wij hebben gedaan – Caine, je vader en ik – voor niets geweest. Zwanger! Gek ben je! Hoe kan dat nou!”
“Ik hoop dat ik dat niet hoef uit te leggen,” zei ik nijdig. Het gevoel van geleefd te worden werd alleen maar sterker. Benedict leek echt kwaad te zijn nu, zo had ik hem nog niet meegemaakt.
“Jullie hadden je een paar maanden kunnen inhouden!”
Ik had hem van repliek kunnen dienen. Kunnen zeggen men heel erg laat was met het regelen van dit huwelijk. Kunnen zeggen dat Mandor en ik in onze wereld al meer dan een jaar samen leefden. Waarschijnlijk zou hij al deze opmerkingen als ‘onzin’ van tafel hebben geveegd.
“Natuurlijk is het een alternatief om je zoon nu al te erkennen en de buitenwereld te laten weten dat het anders zit,” zei hij sarcastisch. “Wanneer was je zelf eigenlijk van plan dat te doen?”
“Zo snel mogelijk na de huwelijksvoltrekking,” zei ik. “Op die manier…”
“Waarom niet nu meteen!” viel hij me in de rede. “Als iedereen weet hoe het zitten, lopen jullie allemaal gevaar! Maar natuurlijk kun je ook je eigen zin doen.” Zijn stem klonk snerend en ik merkte dat ik woedend begon te worden. Alles, maar dan ook alles wat ik had bedacht werd in feite simpel onderuit gehaald door een superieure Amberiet. Waarom zou ik in vredesnaam nog een gesprek aangaan met iemand als ik alleen maar te horen kreeg wat wel te doen en vooral wat niet te doen! Ik klemde mijn kaken op elkaar en luisterde wat deze oom nog meer te zeggen had.
“Je hebt toch om hulp gevraagd!?”
Ik dacht even na. Eerlijk gezegd hadden we alleen aan mijn vader hulp gevraagd die er zo nodig Caine bij moest halen. En die vond het noodzakelijk om er Benedict bij te betrekken. Het enige dat ik ooit aan Benedict had gevraagd was om moeite te doen bij de koninginnen om vaart te zetten achter de voorbereidingen voor het huwelijk. Dat was al zowat een jaar geleden geweest in Amber tijd. Het had echter geen enkele zin om hierover te gaan lopen zeuren, dus ik knikte onwillig.
“Je bent heel erg dom bezig. Het de hele wereld laten weten, bah! Als jij ooit dacht dat er een normale relatie mogelijk was tussen jou en die eh… Mandor, had het dan in Schaduw gehouden.”
“Dat was in ons geval niet echt mogelijk geweest,” zei ik. Verder ging ik er niet op door, zei dus niet dat zoiets nog veel meer in de gaten zou zijn gaan lopen dan via de officiële weg. Ieder van ons alleen had een misschien een redelijk ‘veilige’ relatie kunnen hebben in een Schaduw, maar niet met elkaar, zeker niet omdat er al sprake was van een kind. Maar dat ging deze dooie visjesvreter helemaal niets aan.
“Maar nee, iedereen moet het weten!” tierde hij verder. “Het gaat erom dat er iets gebeurd is binnen jullie relatie en wát anderen daarvan mogen weten. Je hebt een keuze Morwenna, je praat met mij omdat je een keuze wilt maken. Als jij niet luistert naar wat ik te zeggen heb, dan val je helemaal terug op jezelf en dan zoek je het maar uit!”
“Het gaat er niet om dat ik niet wil luisteren.” Ik hoorde dat mijn stem schril klonk, ik wist ook dat ik veel te emotioneel was. Ik had gewoon zijn argumenten aan kunnen horen en misschien redelijk met hem kunnen praten. Maar alles wat hij zei, viel verkeerd, ik kon het er eigenlijk niet meer goed bij hebben. Deze dag had veel van me gevergd. En ik was emotioneel wat onstabiel de laatste tijd, dat had niet alleen te maken met de zwangerschap.
“Ik wil gewoon kunnen toegeven dat we een kind hebben. Daarom het liefst meteen na die voltrekking. Dan is het duidelijk voor iedereen. Ik weet dat het door een heleboel mensen niet geaccepteerd zal worden, maar als ze dan iemand moeten hebben, pakken ze mij maar.”
Hij kwam vlak voor me staan en keek met een priemende blik op me neer.
“Denk je dat dat zal gebeuren? Dat ze jou pakken? Als ze kunnen, zullen ze het niet nalaten. Maar een kind is zwak en is tevens de zwakke plek van de ouders. Wat zullen mensen doen zal ze jullie dwars willen zitten? Ze pakken je kind. Ze pakken jou of Mandor door middel van het kind!”
“Denk je dat ik dat niet weet?”
“Als je dat weet, waarom doe je dan zo vreselijk naïef! Op het moment dat jullie in een verstandelijke relatie zitten, dan heeft het voor de buitenwereld meer zin om jou of hem te beïnvloeden dan harde actie te ondernemen tegen een kind. Als ze echter weten dat het jullie iets kan schelen, is harde actie tegen het kind interessanter.”
Ik voelde me wat slap worden en liep een paar passen naar achteren, zodat ik wat steun had aan een kanteel. Fillipien hipte tot vlak bij mij en duwde haar kopje tegen mijn wang. Bijna werktuigelijk krauwde ik haar in haar nek en keek ondertussen mijn oom aan.
“Ik denk dat het lastig is om zwanger te worden terwijl we worden geacht het bed niet te delen. Volgens mij kunnen in dat verhaal helemaal geen kinderen voorkomen.”
“Kinderen kunnen ook zonder liefde worden verwekt.”
Ik zuchtte. Dit gesprek ging echt helemaal verkeerd. Hij deed geen enkele poging om mijn kant van de zaak te zien en ik zag wel wat waarheden in zijn beweringen. Zo ging het altijd. Ik liet me zo gemakkelijk intimideren door mijn ooms…
“Jullie krijgen gewoon de verplichte opvolger en die wordt erkend. Dat is een logische stap. In dat licht bezien is die nieuwe zwangerschap zeer ongunstig. Het moment waarop je een kind erkent, is belangrijk.”
“Benedict, ik vind een jaar veel te lang,” zei ik. “Het is niet haalbaar. Wij gaan verplichtingen krijgen, de wereld waar we het kind hebben is afgeschermd tegen elke vorm van contact. We kunnen het niet maken om steeds zo lang onbereikbaar te zijn. En in het kader van die samenwerking klopt het ook niet als er hier steeds maar één van ons aanwezig is.”
Zoals ik al verwachtte, werd ook dit argument onderuit gehaald.
“Zo zijn gewoon de feiten, het is niet anders. Dat heb je jezelf aangehaald doordat je al een kind hebt.”
“Goed,” zei ik. “Wat stel je dan voor?”
“Dat heb ik net gezegd,” zei hij scherp. “Ik heb je net antwoord gegeven en je zult geen ander antwoord krijgen. Dat je hem zelf wilt erkennen is natuurlijk al levensgevaarlijk. Dat je dat op korte termijn wilt gaan doen is dodelijk. Je brengt hem eerder in gevaar dan nodig en iedereen die met hem te maken heeft ook.”
“Benedict, ik begrijp je argumenten, maar ik ben het er niet helemaal mee eens. Deze verloving is om een brug te slaan tussen Amber en Chaos, waarom is het dan niet mogelijk om in dat kader Owen te erkennen!”
“Dat werkt niet zo. Je weet volgens mij niet eens wie erop uit is om jou te vermoorden.”
“Dat klopt. Kun je me wijzer maken?”
“Het is niet nodig dat je dat weet. En zoals je je nu gedraagt, maakt het niets uit. Je gaat gewoon dood. Als jij je relatie met Mandor niet geheim kunt houden, ga je eraan. En daar komt ook nog iets bij, maar dat is niet goed uit te leggen.”
“Probeer het maar,” zei ik terwijl ik mijn rug rechtte en weer rechtop ging staan.
“Sommige dingen zijn niet voor eeuwig. Jullie relatie is niet voor eeuwig, de kinderen die eruit geboren worden zijn dat echter wel. Het is verstandiger om te kiezen voor die kinderen. Dit is echt niet de eerste keer dat iemand dit soort beslissingen neemt, waaruit voortvloeit dat het mis kan gaan. Je kinderen zul je minstens moeten beschermen tot ze volwassen zijn. Met Mandor kun je geen normale relatie verwachten. Als jou dit wel lukt neem ik mijn petje voor je af.”
Ik vroeg me heel even af of hij op de relatie van mijn overgrootouders doelde. Maar ik was zo boos dat ik geen zin had om hem ernaar te vragen. Benedict bemoeide zich met dingen die hem niet aangingen, dat ouwe betweterende fossiel! Misschien had Flora gelijk en had hij romantiek nodig in zijn leven. Dan zou hij wat beters te doen hebben dan domme nichtjes uitkafferen en te beleren.
“Ik stel voor dat je dit met Mandor doorspreekt en dat jullie samen jullie huidige gevoelens opzij zetten en de zaak objectief bekijken. Er is meer op het spel dan jouw gevoelens voor Mandor.”
“Zal ik doen,” zei ik ingehouden. “Al weet ik al wat de uitkomst zal zijn.” Daarbij was ik zeker niet van plan om alles uit dit gesprek aan Mandor te vertellen. Hoe onze relatie zich zou ontwikkelen was louter en alleen onze zaak en daar hadden we het doemdenken van een ouwe soldaat niet bij nodig.
“Ik neem aan dat je dit al met je vader hebt doorgesproken?” zei hij streng.
“Nee, niet aan toegekomen,” zei ik. Hij hoefde niet te weten dat mijn vader niet erg bereikbaar was geweest.
“Dus hij weet niet dat er meer problemen onderweg zijn?” vroeg hij met opgetrokken wenkbrauwen. Ik zweeg.
“Weet Mandor ervan?” vroeg hij door.
Ik knikte zwijgend.
“Is hij de vader?”
“Natuurlijk,” zei ik terwijl ik hem giftig aankeek. Zoals te verwachten viel was hij niet onder de indruk.
“Weet je dat je geluk hebt dat je niet in de tijd van Oberon leeft?”
“Al eerder gehoord,” zei ik dwars. “Luister Benedict, ik heb begrip voor je argumenten, maar zelfs als we het zo zouden doen – erkennen na een jaar van meerdere kinderen – er is altijd een kans dat de hele boel onderuit gehaald wordt. Er loopt wat dat betreft een tijdbom rond.”
“Je bedoelt Jurt?” vroeg hij. Ik vroeg me af hoe hij dat wist. Vast van mijn vader.
Op dat moment kwam er iemand de trap op. Ik maakte van de gelegenheid gebruik om even wat op en neer lopen, mijn benen voelden stram aan van het te lang in één houding staan. Natuurlijk was het Jurt, die verbaasd leek ons hier aan te treffen.
“Men is je aan het zoeken,” zei hij tegen mij. “De taart moet aangesneden worden.”
“Zeg maar dat we er zo aankomen,” zei ik. “Wat mij betreft mag er al begonnen worden aan de taart.”
“Dat hoort niet,” zei hij. “Maar ik zal ze laten weten dat je eraan komt.” Hij draaide zich om en was meteen verdwenen, blijkbaar had hij geen zin om al die trappen weer af te dalen.
Ik zocht mijn plekje tegen de muur weer op en wreef heel voorzichtig over de wond op mijn linkerarm die wat stak.
“Niet hij, maar jij bent de tijdbom!” ging Benedict verder alsof er geen interruptie was geweest. “Ik zie hoe je tegen die aanstaande van je doet en naar hem kijkt. Dat gaat anderen ook opvallen!”
“In dat geval is het helemaal niet zo gek om toe te geven dat er meer is tussen ons,” dacht ik hardop.
“Je moet je wel afstandelijk gedragen tegen hem Morwenna! Je moet! Als het lot van je kinderen je iets kan schelen moet je sterker zijn dan je gevoelens. Je valt me tegen, ik had gedacht dat je sterker zou zijn, maar je eigen gevoelens gaan voor!”
Alweer zweeg ik. Ik voelde me koud en afgemat. Hij had het recht niet om me zo uit te foeteren, maar sommige mensen denken dat ze alles kunnen maken.
“Waarom vraag je dan in vredesnaam om hulp!” raasde hij door.
“Niet dat het uitmaakt, maar ik ben niet erg goed in het bedenken van een plan. Ik hoopte dat er iemand met een goed idee zou komen,” legde ik vermoeid uit. “Ik heb niet gevraagd of ze de rest van mijn leven voor me wilden bepalen.”
“Jammer dat je er zo over denkt. Ik denk dat het lot van je kinderen je gewoon helemaal niets kan schelen. Wil je ze soms vinden als lijk! Als mensen uitvinden dat je iets om hem geeft, dat jullie kinderen uit liefde geboren zijn, gaan ze jullie veel hardnekkiger aanpakken dan wanneer ze denken dat het niet zo is. Je bent niet logisch, niet verstandig, maar wel gevaarlijk bezig!”
“Het spijt me. We zullen het er maar op gooien dat ik de training van opa Oberon heb gemist,” zei ik cynisch.
Die opmerking deed hem wit wegtrekken.
“Over die training van Oberon zal ik je één ding vertellen. Als je zo’n soort training wilt hebben wordt je op een ochtend wakker naast het lijk van je kind. Wil je die training missen… Ja!!”
Hoewel ik al een aantal keer had gehoord dat Opa er niet voor terugdeinsde om zijn eigen kinderen en kleinkinderen om te brengen als ze niet in ‘het plan’ pasten, schrok ik hier toch van. Ik keek mijn oom onderzoekend aan. Behalve kwaad had ik hem nu ook emotioneel bezig gehoord. Het vermoeden kwam bij me op dat hij sprak uit eigen ervaring. Inmiddels had hij zich voldoende hersteld en was er uiterlijk niets meer aan hem te zien.
“Ik zal zien wat ik doe,” zei ik zacht. “Ik zal erover praten met Mandor, misschien nog met mijn vader. Ik vermoed dat het zal gaan zoals jullie wensen.”
“Doe moeite om mensen van het denkbeeld af te helpen dat je iets om hem geeft. Het is nog gevaarlijker dat je al om hem gaf voordat jullie gingen trouwen. Men gaat anders graven. Zie het als een uitdaging.” Hij keek me strak aan, ik haalde mijn schouders op. Op dat moment had ik alleen maar zin om alles af te blazen, zo verschrikkelijk murw was ik.
“Laat het kind op een Schaduw opgroeien en kom ermee aanzetten over een redelijke tijd. Dat is heel wat anders dan plotseling met een kind op de proppen te komen, om met voorkinderen aan te komen. Het is gemakkelijker de schijn op te houden als je laat merken niets om hem te geven. Ben je het daarmee eens?”
“Nee,” zei ik. “Ik zie nog steeds het verschil niet helemaal. Maar ik zal alles wat je gezegd hebt meenemen.”
Hij trok een misprijzend gezicht.
“Het is me volkomen duidelijk wat je ervan vindt. In dat geval zal ik je niet dwarsbomen. Ik ben er niet op uit om jullie kinderen te vermoorden of te ontvoeren, van mij zul je geen last hebben, ik zal jullie niet saboteren. Maar denk eraan wat ik gezegd heb, dit is een verstandelijke verbintenis, gedraag je er ook naar. Zie het als een uitdaging, het gaat je lukken! En nu moeten we weer naar de feestzaal, er moet taart worden aangesneden.”
Ik streelde Fillipien nog eens en liep achter mijn oom al die trappen weer af naar beneden. Op de eerste verdieping gaf ik hem zijn jasje terug, excuseerde me en ging even een kamer binnen om mezelf tot rust te kunnen brengen. Het verband om mijn linkerbovenarm was doordrenkt met bloed, ik verwisselde dat moeizaam terwijl ik nadacht. Ik was het moe om op te boksen in mijn eentje tegen de wil van de familie. Alles ging heel anders dan ik wilde en dat maakte me boos. Ik had het gevoel dat ik nergens invloed op uit kon oefenen, overal werd mijn mening overschaduwd door de ervaringen van de ouderen. Want zo was het, dat besefte ik heel goed. Ik had idealen en ideeën, de ouderen hadden alles al gedaan en geprobeerd en konden me alleen maar helpen met hun ervaringen.
Toch was er iets vreemds. Van iedereen hoorde ik dat men hun kinderen had verstopt in Schaduw, desondanks werden die kinderen toch met een verbeten fanatisme opgespoord en vermoord of ontvoerd. De stiekeme methode leek dus net zo min te werken als de open methode.
Toch zag ik erg weinig mogelijkheden. Het enige dat ik had gewonnen was dat Owen niet als adoptiekind zou opgroeien maar gewoon als onze eigen zoon. Voor de rest had ik op alle fronten verloren. Over het gesprek dat ik met Mandor zou moeten voeren, had ik niet veel illusies. Hij had al eerder laten weten het liefst zo laat mogelijk bekend te laten worden dat we een kind hebben, dit wat Benedict had gezegd zou zijn mening alleen maar versterken.
Over het gesprek dat ik met mijn vader zou moeten voeren dacht ik liever helemaal niet na. Hij zou woedend zijn als hij hoorde over de nieuwe zwangerschap.
Ik had niet te klagen over hulp in deze situatie, er waren genoeg mensen die onze zaak op een bepaalde manier steunden. Desondanks voelde ik me toch helemaal alleen staan.
Na een paar minuten had ik mezelf weer voldoende onder controle en ging ik naar de feestzaal, waar men al begonnen was aan de taart.

No comments: