Mandor's zus

Dag twee.
De tweede dag van jouw bewusteloosheid is zojuist voorbij gegleden. Net nog heb ik naast je gelegen in het bed, je gestreeld en tegen je gepraat. Ik heb geleerd dat het goed is om te praten tegen mensen die buiten bewustzijn zijn, dat ze het onbewust toch allemaal horen. Is dat zo? Is alles wat ik tegen je gezegd heb niet voor niets geweest? Ik weet niet eens precies waar ik het over gehad heb. Over gewone dingen, zoals het verloop van de dag. Maar ook over belangrijke dingen, over ons, over ons gezin. Maar praten tegen iemand die niets terug zegt is voor iemand als ik moeilijk vol te houden, zelfs als jij het bent. Misschien daarom dat ik aan tafel ben gaan zitten en mijn schrijfspullen tevoorschijn hebt gehaald. Op papier kan ik soms beter mijn gedachten verwoorden, omschrijven wat er bij mij leeft.
Ik weet dat je het niet gemakkelijk hebt met iemand zoals ik, met iemand die terughoudend en gesloten is en het moeilijk vindt om bepaalde gevoelens uit te spreken. Nu lig je hier, het is stil, de nachtzuster is net geweest om je te controleren en te vragen of alles naar wens was. Ik heb geantwoord dat alles in orde was. Natuurlijk heb ik dat, ze verwacht niet anders. Maar het is niet naar wens. Ik bedoel, je zult dit overleven, je zult bijkomen en je wonden zullen genezen. We horen hier echter niet te zijn. Niet jij in een ziekenhuisbed en ik ernaast, continu over je wakend. Ik weet wat men van me denkt. Ze zeggen het niet recht in mijn gezicht, maar ik zie het aan hun blikken. Men vindt dat ik overdrijf, dat ik je overheers, dat ik overbezorgd ben. Ze begrijpen er helemaal niets van. Niets van mijn angst wat er kan gebeuren als ik je alleen laat terwijl jij niet bij bewustzijn bent. Ze begrijpen helemaal niet dat, als jij geen controle hebt over jezelf, ik degene ben die dat dan over wil nemen. Ik wil gewoon niet dat er dingen gebeuren waarvan ik zeker weet dat jij die niet wilt. Wie anders kan er dan voor jouw belangen opkomen dan ik? Daarbij… Ik voel me zo machteloos als je daar ligt, als je afhankelijk bent van de hulp en zorg van anderen. Wat kan ik dan anders doen dan in ieder geval bij je te blijven, tot zelfs in de operatiekamer toe en over jou te waken? Wie is er anders die een beetje voor jou zorgt en op je let?
Ik weet het, mijn lief, dat het heel moeilijk voor je is om dit te accepteren. Andersom lijkt het voor jou vanzelf te spreken, je bent er altijd voor mij, en dat is al van onze eerste ontmoeting af aan het geval. Misschien laat ik het me te veel aanleunen, maar de waarheid is dat ik je nodig heb, dat ik jouw liefde nodig heb. Zonder jou voel ik me niet compleet.
Ooit heb je me gevraagd wat het is om van iemand te houden, of je dat zou kunnen leren. Je zei zelfs dat er nooit iemand was geweest die van jou had gehouden. Hoe is dat nu? Op papier kan ik dat rustig vragen, waarschijnlijk laat ik je dit toch niet lezen, ben ik bang dat je me raar zult vinden. Dus ik vraag het je gewoon nog eens: in hoeverre is het van invloed dat ik nu al zo’n 17 jaar - of is het langer? Het is me nog steeds niet duidelijk hoe lang het verblijf in Tir-na Nog’th heeft geduurd - van je hou? Ik zeg het niet iedere dag, niet iedere week en volgens mij zelfs niet eens elke maand. Ik heb het je daarnet nog verteld, terwijl ik naast je lag en je gezicht streelde. Maar wat heb je eraan? Het zijn maar woorden en je bent buiten bewustzijn, dus naar alle waarschijnlijkheid heb je dit niet eens gehoord.
Om terug te komen op je vraag van lang geleden: ik kan niet goed uitleggen wat het is. Er zijn zoveel schrijvers en dichters geweest die getracht hebben om dit onder woorden te brengen en er is er niet eentje die precies dat omschrijft wat ik voor je voel.
Iets ervan heb ik eerder beschreven, jij bent degene die me compleet maakt. Voor jou heb ik gevoelens die ik voor niemand anders koester op deze manier. Jij gaat me voor alles, voor jou zou ik ook alles op kunnen geven. Maar juist omdat je me dit niet vraagt, maakt mijn liefde voor jou alleen maar dieper. Houden van laat zich niet omschrijven, het is een allesoverheersend gevoel, een zeker weten dat verder gaat dan heel veel om je geven. Dat is iets wat ik je niet kan leren, dat is iets wat niemand aan een ander kan leren. Je zult dat helemaal van jezelf moeten leren. En als je dat niet kan, dan kan ik dat begrijpen, want wat zijn 17 jaren nu in jouw leven van vele eeuwen?
Ik weet zeker dat onze kinderen van je houden, ieder op zijn of haar eigen manier. Vandaag zijn ze hier allemaal geweest. Het begon met Bryana - uiteraard - die in tranen was en ervan overtuigd was dat ik iets achterhield, dat je dood aan het gaan was en we daarom niet naar huis kwamen. Ik heb haar moeten doorhalen om haar te kunnen troosten en zodat ze je met eigen ogen kon zien. Ze heeft lang aan je bed gezeten, je hand vastgehouden en je van alles verteld. Ik vraag me soms af hoe ze steeds weer onderwerpen weet te verzinnen om over te praten, maar het gaat zo natuurlijk bij haar, ze hoeft nooit te zoeken naar gesprekstof. Raar om te weten dat dat uit de familie van mijn moeder komt, toch ook een Amber - Sawall combinatie
Na Bryana was het Essilt die troefde. Ze is zo anders dan haar zus… Essilt vroeg of er bepaalde bezoektijden waren, zij en Iestyn wilden je komen bezoeken, maar niet als dat heel lastig zou zijn. Julian schijnt tegen de kinderen gezegd te hebben dat ze beter thuis konden blijven, dat jij niets zou hebben aan een bezoekje van hen. Ik denk dat hij het goed bedoelde, maar zo’n opmerking keert al onze kinderen dwars.
Ik heb Essilt gezegd dat ze allemaal meer dan welkom zouden zijn, dat jij hun belangstelling naar waarde zou weten te schatten. Nu hoop ik dat jij dit ook werkelijk kan doen, liefste. Ik weet namelijk heel goed dat jij het niet echt geweldig zal vinden dat de kinderen je bewusteloos hebben gezien. Maar je bent hun vader, zij hadden er juist heel veel behoefte aan om je te zien.
Essilt nam al haar broers mee. Randal was een tikje verontwaardigd dat Bryana er al was, ik geloof dat hij stiekem vond dat hij de eerste had moeten zijn.

Ze worden zo groot, onze kinderen. Bryana is al dertien en een half. Ik denk dat zij de kleinste zal blijven van het hele stel. Dan Iestyn… ik zag vandaag dat hij net zo lang als Randal is inmiddels en hij is net pas vijftien geworden. Randal en Owen zullen niet meer zo veel groeien, maar Iestyn is nog niet uitgegroeid en de oudste twee zullen niet zoveel langer worden meer. Het zou kunnen dat Iestyn zelfs langer wordt dan jij. Het is niet voor te stellen dat hij en Essilt zulke kleine ukken waren bij hun geboorte. Essilt, die inmiddels langer is dan ik. Ik ben boven het hoofd gegroeid door vier van onze kinderen. Onvoorstelbaar. Ik weet dat we zo’n beetje hebben afgesproken om eerst deze vijf groot te brengen, maar de laatste jaren verlang ik er soms naar om opnieuw een baby te mogen krijgen. Om eens de mogelijkheid te hebben om helemaal te kunnen genieten van zo’n kleintje, om het in alle rust te kunnen zien opgroeien… ach, het zijn maar dromen, ondertussen ben ik maar wat trots op onze vijf kinderen en zou ik het, ondanks alle drukte die dat me zich meebrengt, zo weer op precies dezelfde manier doen. Nou nee, één ding zou ik anders doen. En dat is jou betrekken bij de zwangerschap van Owen. Als ik iets over kon doen, zou het dat zijn.

Ja, het was druk, ook al gedroegen ze zich vrij rustig. Ach, je weet hoe dat gaat. Essilt zegt nagenoeg niets, Iestyn en Owen ook maar weinig. Het meeste werd er gepraat door Randal en Bryana. Zoals gewoonlijk. De verpleging die jou kwam checken vond het te druk voor jou, comateuze patiënten mogen niet meer dan 2 bezoekers ontvangen. Ik heb gezegd dat dit bezoek voor jou niet te druk was, dat het voor jou goed was om je eigen kinderen te kunnen horen.
De verpleging was geschokt. Ik denk dat ze niet konden geloven dat dat stel bijna-volwassenen jouw kinderen zijn. Ze zouden eens moeten weten hoe oud je werkelijk bent…
Toch heb ik na een bepaalde tijd de kinderen maar weer naar huis gestuurd en nog heel even met mijn vader gepraat. Zoals vaker heeft hij nu ook de zorg op zich genomen voor de kinderen. Je moet in ieder geval de groeten van hem hebben (en dat meende hij).
De lynx… je weet wel, die lynx… ze zit hier en houdt me gezelschap. Ze wilde zelfs niet mee met Owen, ze blijft gewoon constant bij me. Zo’n eigengereid dier heb ik nog nooit gehad, ook Fillipien is ietsje gezeglijker. Je zult er geen last van hebben, ze blijft ver uit je buurt.
Ik vind het wel prettig, dat kattengezelschap. Ik hoef namelijk niet veel meer te doen dan er te zijn en haar af en toe onder de kop te krauwen. Dat is toch anders dan de andere dieren, die verwachten dat ik dingen met ze onderneem. Katten zijn echt anders. Dat heb ik al gemerkt aan de kat van Essilt, maar dat is echt haar kat.
Ik heb alleen nog geen naam voor de lynx. Misschien moet ik er jou één laten kiezen? Wat dacht je van Tanner, Flo of Mika? Hmm, is het niet belachelijk dat ik in gedachten met jou de naam voor een DIER aan het bespreken ben?

Terug naar serieuze dingen. Waarom ik deze brief aan jou aan het schrijven ben bijvoorbeeld. Het geeft me iets te doen. Ik heb net koffie gehaald uit de automaat in de gang hier tegenover. Van jouw kamerdeur af is dat zes stappen lopen. De leeskamer, waar een stapel tijdschriften ligt met weinig interessante onderwerpen - en volgens mij zijn dat zo’n beetje dezelfde magazines die ze jaren geleden hier ook hadden - ligt hier zo’n vijftig meter vandaan. Jouw kamer is erg rustig gelegen, ruim, heeft een eigen badkamer en wc, een internet verbinding en een televisie. Regelmatig komt er iemand van de keuken langs om te vragen wat ze me te eten kunnen brengen en ik heb ze ook rauw vlees voor de lynx laten brengen. Het heeft zijn voordelen om een VIP kaart te hebben. Ze accepteren zelf de aanwezigheid van de lynx, al vermoed ik dat we deze keer gevarentoeslag zullen moeten gaan betalen.
Daarstraks heb ik via internet een aantal boeken, kleding en wat verzorgingspullen voor ons beiden besteld en het per express laten bezorgen. Zo nu en dan tracht ik een stuk te lezen in de nieuwste reisverhalen van Lady Hester Lucy Stanhope, maar ik kan mijn hoofd er niet helemaal bij houden. Dan moet ik weer je hand vast houden of even naast je komen liggen. En jij… je blijft maar buiten bewustzijn. De doktoren zeggen dat dit nog wel een week zou kunnen duren. Ik denk, ik hoop, dat ze ongelijk hebben.

Misschien zou ik moeten gaan slapen. Het is weer diep in de nacht. Daarnet heb ik nog bij je gelegen en je allerlei dingen in je oor gefluisterd. Je hoort me niet, je merkt niets van mijn aanwezigheid. Misschien overdrijf ik inderdaad en het advies van de verpleging moeten opvolgen om thuis te gaan slapen. Ze zullen me bellen zodra er verandering is. Het deed me even grijnzen. ‘Even een telefoontje naar Gormenghast’. Maar ik had natuurlijk een hotel in de buurt kunnen boeken. En dan? Het zal daar niet anders zijn dan hier rond te hangen en hier ben ik tenminste bij jou. Stel dat je wakker wordt en ik ben er niet eens bij? Ik moet er niet aan denken. Ik durf al nauwelijks te gaan slapen in het bed dat ze hier zo netjes voor me neer hebben gezet. Ik heb het bed daarnet tegen het jouwe aangezet. Ik wil zo dicht mogelijk bij je zijn.


“Wat is de bedoeling van dat beest?” Mijn echtgenoot keek lichtelijk bezorgd. “Hij hangt nogal bij je rond, je gaat die toch niet ook nog mee naar huis nemen?”
“Het is een zij,” antwoordde ik. “Aangezien ze bij me hoort, zal ze dus inderdaad mee naar huis komen straks. Ik denk dat het een lynx is.”
“Het is een lynx,” mengde mijn vader zich in het gesprek. “En junglelynx om precies te zijn. Die hebben een aantal kenmerken, onder andere toefjes aan de oren.”
Ik knikte enthousiast.
“Dat was precies waaraan ik de kat herkende.”
Mandor zuchtte, Julian ook. Beiden om een andere reden wist ik.
“Nou ja, Owen zal er wel weer mee in zijn sas zijn,” legde Mandor zich er al bij neer. “Neem een beest mee naar huis en die jongen is oneindig gelukkig.”
“Ik vind toch dat jouw kennis over jungledieren te wensen overlaat, Morwenna,” zei mijn vader. “Ik durf te wedden dat je de andere kenmerken van en junglelynx niet weet.”
“Katachtig?” probeerde ik.
Mijn vader keek geërgerd.
“Daarstraks beweerde je een hert te hebben gezien. Die komen niet in de jungle voor. Ik vermoed dat je een antiloop hebt gezien en dat is echt iets heel anders. Ik denk dat het tijd wordt dat we weer een poos samen door Arden moeten trekken.”
“Komt niks van in,” zei Mandor. “Moet ik zeker weer mijn vrouw maanden lang missen. Ik voel daar niets voor.”
“De vorige keer is jaren geleden en ik meen me te herinneren dat ik mijn dochter regelmatig kwijt was omdat ze even naar huis troefde. Zat ik daar weer in mijn eentje op haar dieren te passen.”
“Dat zag ik inderdaad als een voordeel, dat die beesten weg waren thuis,” grinnikte Mandor.
“Het lijkt me leuk om weer eens mee te gaan,” zei ik tegen Julian. “Mijn echtgenoot en ik zullen uitzoeken wanneer hij veel thuis kan doen en ik een poos achter elkaar weg kan blijven.” Ik greep de arm van Mandor en trok hem tegen me aan. “Je moet er wel rekening mee houden dat ik met deze man getrouwd ben en graag op regelmatige basis bij hem ben. Bovendien hebben we samen vijf kinderen en die zie en spreek ik ook graag.”
“Al goed,” verzuchtte mijn vader. “Je wilt wel met me optrekken, maar op jouw condities. Ik begrijp alweer wie van ons jouw voorkeur heeft.” Hij stond op en verdeelde het laatste restje wijn tussen ons drieën. Daarna schepte hij het restant stamppot uit de pan en begroef dat. Vervolgens keek hij wat hulpeloos naar de pan en de fles. Mandor grijnsde, concentreerde zich en korte tijd later was er niets meer over van de fles en de pan. Wel was de aanwezigheid van Logrus even duidelijk te voelen
“Dat heeft hij best goed gedaan, die zoon van ons,” zei Mandor met iets van trots in zijn stem. “Geen enkel probleem om hier iets met Logrus te doen.”
“Ik kan me nog nauwelijks voorstellen dat dat onbesuisde jongetje van vroeger in staat is om een hele Schaduw mee te helpen opbouwen,” zei Julian.
“En hij is er goed mee,” zei ik. “Of wordt er goed mee. Hij gebruikt Logrus niet lomp, zoals sommige anderen, maar heel rustig en beheerst.” Ik keek Mandor aan en glimlachte naar hem. “Hij gaat ermee om zoals jij.”
“Ik ben hem aan het trainen,” zei Mandor tegen mijn vader. “Randal heeft een hele goede aanleg voor Logrus. Bij de tweeling zie ik dat trouwens ook, dat betekent dat er nog maar twee kinderen over zijn voor jullie Patroon.” Hij gaf me plagend een duwtje, stond op en hielp mij ook overeind. Met zijn drieën liepen we terug naar de anderen die geduldig hadden staan wachten tot we uitgegeten zouden zijn.

Voordat we de piramide binnen zouden gaan, waarschuwde ik de anderen om er niet te klooien.
“Waarom neem je ons dan mee?” Fiona, een tikje geërgerd. Een aantal jaren geleden zou ik meteen zijn dicht geklapt na een dergelijke opmerking van haar kant, maar sinds het project M waren er dingen veranderd.
“Om te bekijken. Om jullie input te horen. En omdat het iets is dat buiten mij bekende machten valt.”
“Redelijk genoeg,” mompelde ze.
De toegang ging gemakkelijk open, ik leidde het gezelschap de gang door naar de enorme hal met het gat waar de trap langs de wanden naar beneden liep.
“Het is grappig hoe je perceptie soms anders kan zijn,” merkte ik op. “Toen er nog geen piramide omheen zat, had ik het idee dat de trap omhoog ging.”
“De stenen van de piramide schermen de macht af,” zei Fiona peinzend. “Met Patroon is deze plaats niet te vinden.”
“Met Logrus ook niet,” zei Mandor. “Daarstraks buiten was er niets te voelen van dit geheel. Om er te komen zul je van het bestaan ervan moeten weten.”
Fiona keek hem een beetje verstoord aan, vermoedelijk was hij haar in de rede gevallen. Mandor keek stoïcijns terug.
“Het is in ieder geval een waardevol geschenk geweest van Oberon aan Morwenna en jullie zoon,” zei ze een beetje stijfjes tegen hem. “Een manier om terug te komen in hun eigen tijd.”
“Ik ben hem zeer dankbaar,” zei Mandor koel.
“Is dit alles?” vroeg Rhexenor. Hij was de hal doorgelopen en keek in het gat. “Een piramide om een trap heen gebouwd… ik zie niet in waarom wij erbij gehaald moesten worden.”
“Je wilde zelf mee,” zei Fiona scherp. “Morwenna vroeg aan mij om te komen kijken, ik was op dat moment met jullie ergens aan het eten en ik heb jullie gevraagd of jullie belangstelling hadden.”
“Ik wist niet eens waar het om ging,” zei Rhexenor verontwaardigd. “Als ik dit had geweten, was ik wel iets anders gaan doen.”
“Je kunt dat nog steeds doen,” zei ik. “Je kunt naar buiten gaan, ongeveer een mijl van de piramide af werkt Troef weer.” Verder sloeg ik geen acht op hem, maar liet ik zien hoe het gezicht verscheen door een Troef te pakken.
“Uw Troeven zullen hier niet werken. Ik ben de wachtster van deze plaats.”
Mandor begon te lachen, ook de anderen stonden te grinniken.
“Wat?” vroeg ik gepikeerd.
“Je herkent dat gezicht echt niet?” vroeg Mandor. “Dat ben jij.”
“Je meent het,” zei ik verbijsterd en testte het uit door nog eens een Troef te pakken. Het gezicht verscheen opnieuw en herhaalde de woorden. Ik staarde naar de verschijning van de vrouw en kon met moeite iets van mijn eigen trekken herkennen.
“Is dat zoals anderen me zien?” vroeg ik. “Wat erg!”
Mandor had toe staan kijken met eenzelfde uitdrukking in zijn ogen als eerder naar de beelden. Hij vestigde zijn blauwe ogen op mij en glimlachte.
“Mooi juist,” zei hij met iets van trots. “Jouw beeltenis is hier gebruikt om als wachtster te fungeren. Ik mag dat graag zien.”
Ik liep naar hem toe en pakte zijn hand.
“Meen je dat echt?” vroeg ik een beetje onzeker.
Hij pakte mijn andere hand ook vast en keek me strak aan terwijl hij nauwelijks merkbaar knikte.
“Hey, get a room!” riep Martin. Mandor en ik lieten elkaar haastig los, toen besefte ik dat dat belachelijk moest overkomen en ging tegen mijn man aan staan. Hij sloeg een arm om me heen.
“Ik ga iets anders proberen,” zei ik.
“Ik dacht dat je zei dat er niet geklooid mocht worden,” zei Flora.
“Dat doe ik niet. Ik ga alleen wat Patroon proberen.”
Mandor liet me los en ik liep een paar stappen door de hal terwijl ik me begon te concentreren op Patroon, me voorstellend dat er vast wortels van planten tussen de stenen zichtbaar moesten zijn.
“Uw Patroonmacht werkt hier niet. Ik ben de wachtster van deze plaats.”
Ik wees de anderen erop dat het gezicht en de stem steeds weer wat anders leken te zijn. De anderen mekten dit ook op. Ik vroeg aan Rhexenor of hij iets kon proberen met zijn Macht. Het duurde even voordat hij door had wat ik bedoelde, het duurde nog langer voordat hij bereid was om mee te werken, ondertussen was de verschijning nog eens geweest met de opmerking dat Logrusmacht hier ook niet werkte.
Uiteindelijk gaf Rhexenor toe en ‘Morwenna’ vertelde hem dat Feniksmacht niet werkte. Dat was de enige tekst die de verschijning leek te hebben, erg intelligent kwam deze wachtster niet over.
“Een goede kopie van mij,” moest ik toegeven, hoewel het natuurlijk ergens een beetje stak. Ik bedoel maar, als je beeltenis toch gebruikt moet worden om iets te bewaken, is het toch wel prettig als deze een beetje intelligent overkomt, nietwaar?
Er kwam verandering in toen Fiona een spiegeltje uit haar handtas haalde. Deze keer verscheen de hele gestalte en zelfs ik zag dat de kleding die ze droeg zeer ouderwets was.
“Op dit moment kunnen deze spiegels niet worden toegestaan.” Deze keer verdween ze niet, maar bleef staan.
“Waarom niet?” vroeg Fiona.
“De juiste aanspreektitel is ‘Wachtster.’ Dan zegt U: ik heb de volgende vraag.”
Iedereen was even stil, ik stond met verwondering naar mezelf - maar toch zo anders dan ik - te kijken.
“Jouw beurt,” mompelde Martin en gaf Ronardo een duw. “Je aanleg voor zwammen, je weet wel.”
“Waarom ben je hier?” vroeg Ronardo aan de Wachtster.
“Uw vraag begint met ‘waarom,’” zei de Wachtster. “Sorry.”
Ronardo en Rhexenor begonnen te gniffelen en mompelden iets over intelligentie. Vervolgens maakten ze een aantal opmerkingen tegen de Wachtster waarbij ze mij in ieder geval duidelijk wisten te maken dat zij daar ook niet rijkelijk mee bedeeld waren. De opmerking van de Wachtster: “Enig respect voor deze plaats is gerechtvaardigd,” was daarom zeer terecht, maar beide heren kregen dit niet zo mee.
We stelden wat vragen, op bijna alle vragen antwoordde ze met ‘sorry’. Allen op een vraag van mij kreeg ik iets van antwoord, namelijk dat ze niet precies wist hoe de piramide om deze machtsplaats heen was gekomen.
De Wachtster verdween toen Fiona de spiegel weer in haar tasje stopte.
“Deze plaats werkt dus met Heironmacht,” merkte ze op.
“Erg leuk, maar wijzer worden we er niet van,” mopperde Martin. “Als deze plaats al een bepaalde intelligentie heeft, is deze niet erg groot.” Al mijn neven keken daarop verwijtend naar mij, alsof ze vonden dat de Wachtster mij representeerde.
“Dit is geen Morwenna,” meende Mandor het voor me op te moeten nemen. “Haar beeltenis is alleen maar gebruikt om vragen te kunnen beantwoorden.”
“Wat voor vragen moeten we dan aan haar stellen?” vroeg ik hem. “Tenslotte ben jij degene die verstand heeft van het omgaan met demonen en die schijn je ook nogal specifiek te moeten ondervragen.”
Hij lachte.
“Dit is geen demoon natuurlijk.”

Ik heb net getracht om te slapen, maar zoals vaker kreeg ik de slaap niet te pakken. Dus nu zit ik weer aan tafel, met een dampende kop koffie naast me te schrijven. Af en toe werp ik een blik naar jou. Je ligt nog steeds stil en bleek in je bed, de situatie is onveranderd.
Ooit vertelde je me dat je het soms moe was om de enige expert te zijn op gebied van demonen. Dat je eigenlijk had gehoopt om je kennis op één van je zonen of dochters over te kunnen dragen. Voor het eerst sprak je je teleurstelling uit over het feit dat het niet de zoon zou zijn waar je al wel wat op gerekend had. Je gaf mij min of meer de schuld, herinner je je dat nog? Het zou niet gaan omdat ik Owen al verpest had met al die ‘beesten’. Jouw woorden, niet de mijne. De laatste tijd zeg je echter steeds weer dat desondanks Owen toch heel geschikt is om je kennis aan over te dragen vanwege zijn gelijkmatige karakter. Ik denk dat je het gewoon moet doen. Ik denk dat Owen dat best aan kan en het waarschijnlijk interessant zal vinden. Iestyn is er immers ook goed doorheen gekomen. Ik weet zeker dat je vader niet weet op welk kind je nu je kennis hebt overgedragen, ik krijg de indruk dat hij vermoedt dat het Randal is. Maar hoe lang zal het duren voordat Gramble uit zal vinden wie je in de leer hebt? Hoe denk je dat geheim te blijven houden?


“Maar je hebt wel verstand van het informatie verkrijgen uit wezens met minder intelligentie,” drong ik aan.
Hij begon harder te lachen.
“Ik vind dit gewoon grappig, het doet me denken aan de tijd dat ik nog jong was.”
Mijn vader begon zich te ergeren.
“Fijn dat je wat jeugdherinneringen hebt, maar misschien zou je gewoon kunnen zeggen hoe we haar vragen kunnen stellen.”
“Dat is niet moeilijk, Morwenna had net een vraag waar antwoord op kwam.”
Ik dacht na, maar kon me met geen mogelijkheid meer herinneren welke vraag dat precies geweest was.
“Je zou het ook gewoon kunnen zeggen, in plaats van de draak met me steken,” zei ik korzelig.
“Je bent anders de enige die… ach, laat ook maar. Je begon je vraag met ‘Hoe.’”
Ik vroeg aan Fiona of ze de spiegel weer tevoorschijn wilde halen. De neven mopperden, ze werden toch niets wijzer van de Wachtster. Ik stelde voor dat ze zouden gaan, maar om mij onbekende redenen wilden ze toch blijven.
De Wachtster verscheen weer en Ronardo onderwierp haar aan een spervuur van vragen. Dat typeert deze neef, eerst een hoop gepruttel en dan blijkt hij het toch wel interessant te vinden. De ‘Hoe’ vragen werden inderdaad beantwoord, indien mogelijk. Ze wist wat zijn naam was, al moest ze er even over nadenken. Deze plaats had geen naam en ze wist niet hoe de Heiron Macht er was gekomen. Toen Ronardo een ‘hoeveel’ vraag stelde, deelde ze mee dat ze voortaan gaan vragen meer zou geven op vragen die daarmee begonnen. Ronardo keek beteuterd, achter me hoorde ik Mandor opnieuw grinniken.
“Ze leert,” zei hij tevreden.
Ik vroeg zonder nadenken wat de reden was dat de piramide hier stond. Zowaar kreeg ik een antwoord: de piramide beschermde deze plaats.
“’Wat’ vragen werken ook,” zei ik opgewekt. “Hoe en Wat dus.”
Ronardo ging verder met een aantal domme vragen, op een bepaald moment zei de Wachtster zelfs dat zijn vragen nergens op sloegen. Iets wat Mandor mateloos vermaakte. De Wachtster stak haar ergernis wat Rhexenor en Ronardo betrof niet onder stoelen of banken, Rhexenor zat vol met grappen die Martin en Flora leuk leken te vinden, maar de Wachtster niet echt kon waarderen. Ze leek steeds slimmer te worden.
“Het zijn dus Hoe en Wat vragen waar ze op antwoordt,” zei Mandor tegen de anderen.
Ik ergerde me een beetje, dat had ik net toch ook gezegd?
“Klopt,” zei hij zacht. “Maar zo te merken was ik de enige die het hoorde, dus ik heb het nog maar eens in de groep gegooid.”

Soms, een heel enkele keer, kan ik me ergeren aan je wat patroniserende gedrag. Dan voel ik me je mindere, dan voel ik echt het enorme leeftijdsverschil ineens, dan heb ik het idee dat je me dom en naïef vindt . Jij met al je levenservaring tegenover mijn onnozelheid. Ik weet dat dit gevoel onterecht is. Ik weet dat je zoveel om me geeft, dat het je ergert als anderen me negeren, als anderen om mijn onzekerheid moeten lachen. Je neemt het voor me op, je steunt me altijd, je bent er altijd voor mij. Ik hoop dat je weet dat ik er ook voor jou ben. Altijd en eeuwig.

Ik ging op mijn tenen staan en kuste hem. Hij is een goede man. Daarna besloot ik dat de anderen genoeg onbenullige vragen hadden gesteld, maar het was vooral irritant dat ze de antwoorden van de Wachtster ofwel negeerden, ofwel niet goed begrepen. Op een bepaalde manier was er inderdaad gelijkenis tussen mij en de Wachtster van deze plaats. Ik vroeg me af waarom mijn neven vragen stelden over hoe ze met geweld langs haar heen konden komen - dat was niet mogelijk, zei ze - en waarom ze niet hadden gehoord dat zij hen kon gidsen, instructies geven en hun vragen kon beantwoorden.
Ze wist niet hoe ze hier gekomen was. Jammer. Wat het geven van instructies betrof: die zou ze geven als het te pas kwam. Niet van tevoren al een hele lijst. Logisch.
“U kunt deze plaats zien als Het Archief,” zei ze op mijn vraag. “Als u de trap afdaalt kunt u, afhankelijk van wie u bent, deuren openen en gebeurtenissen zien.”
“Hoe kun je in de toekomst zien?” vroeg Ronardo.
“Dat is niet mogelijk.”
“Wat zijn de mogelijkheden?”
“U kunt de archieven bekijken.”
“Kunnen we de archieven bekijken door hier de trap af te dalen?” vroeg ik. Het was geen Hoe of Wat vraag, toch kreeg ik antwoord.
“Dat is inderdaad de manier. Ik zal U begeleiden en indien mogelijk instructies geven.”

Iedereen wilde archieven gaan bekijken en ik ging als eerste. Zodra ik een voet op de eerste tree had gezet, zag ik alleen nog maar de trap die naar beneden wentelde en niets meer van de anderen. Naast me liep mijn beeltenis in haar ouderwetse kleding. Er was weer iets aan haar veranderd, ze reageerde nu op alle soorten vragen en was inmiddels behoorlijk pienter.

“Je had mij kunnen troeven in plaats van mijn vader,” heeft Caine gezegd toen ik - jaren geleden alweer - eens bij hem was om te vragen welke Amberiet er mogelijk achter de aanslag op onze kinderen zat.
“Ik had jou wel naar je eigen tijd weten te krijgen denk ik. Tenslotte kan ik de spiegelzaal in Amber altijd vinden.”
Dat is nu het vreemde, mijn lief. Stel dat ik dat gedaan had en het Caine gelukt was om ons terug te krijgen naar onze eigen tijd door middel van die spiegelzaal. Stel dat… dan waren we daar nooit in die piramide geweest zoveel jaar later. Dan zou jij hier nu niet liggen. Dan zou je ook je zus nooit gevonden hebben - niet op deze manier althans. Alles had heel anders kunnen zijn, maar het is zo gelopen omdat ik er indertijd voor koos om er Oberon bij te halen.
Stel dat het Caine was geweest. Caine in zijn jonge jaren met toen al een diepe haat voor Chaosieten en vooral de Sawalls… ik vraag me toch af… zou hij onze zoon hebben laten leven?


Ze vroeg me wat ik wilde zien. Ik wilde weten hoe mijn overgrootmoeder, Lorrayne, verdwenen was. We moesten een flink eind de trap af en daar werd ik op een deur gewezen die ik opende.
Ik keek een ruimte in die ergens in Rebma was. Een jonge knappe vrouw met felblauwe ogen, zwart haar en met bekende Ambertrekken was bezig met een lege lijst, het leek erop dat ze steeds een nieuw stuk glas conjuurde en dat in de lijst paste. Ze was een spiegel aan het maken. Ik stond met haar in één ruimte en ze hoorde of zag me niet.
De deur ging open en er kwam een jonge man binnen. Hij kwam op me over als een beetje een fatje, misschien was het de mode van die tijd? Ongeveer 1 meter 75 lang, nette kleding aan, witblond haar, knap en een beetje stijfjes. Oh ja, ik herken een Sawall wel als ik er eentje zie. Maar een Sawall in Rebma?
“Zullen we dan maar voordat je vader hier is?” zei hij.
Ze knikte, stopte waar ze mee bezig was en gaf hem een hand. Samen liepen ze de kamer uit, gevolgd door mij. Ze liepen een aantal gangen door en gingen helemaal naar het oude gedeelte waar toen het luik nog niet gesloten was. We liepen door de zaal met de troon en daar waar wij eerder linksaf gingen, gingen zij rechtsaf. Bij een paar grote metalen deuren waren aan weerszijden de beelden van een tweetal leeuwen te zien. Ieder van hen liep naar zo’n beeld, hij duwde de ene een bol in zijn bek - ik herkende de zwarte smaragd die Ronardo nu bij zich had - en zij stak de andere een mij welbekende dolk in de bek die ze rond draaide. De deuren openden zich en ze gingen naar binnen.
Ik stond weer op de trap naast de Wachtster.

Caine is eigenlijk de enige die me heeft verteld wat er mis was met de familie Sawall. Ik heb je wel eens verteld dat jouw familie niet goed ligt bij de mijne, andersom weet ik dat dat ook het geval is. De vele moordaanslagen… Oh ja, er zijn heel wat Amberieten verantwoordelijk voor het uitdunnen van jouw familie. Wat wij tweeën hebben gedaan is in dat opzicht heel gevaarlijk geweest. Er zijn eerder vermengingen geweest, dat weten we. Maar ik geloof niet dat er uit zo’n combinatie maar liefst vijf kinderen voortkwamen.
Jouw vader heeft de wapenstilstand afgedwongen en daarmee wat rust afgedwongen in beide kampen. Natuurlijk was die strijd niet alleen tussen Amber en Sawall, deze werd immers gevoerd naast de strijd tussen Amber en de Hoven van Chaos. Maar ik dwaal af. Zoals vaker.
Caine had een hekel aan Herbert Sawall, hij gaf hem, naast Oberon, de schuld van het verdwijnen van Lorrayne. Volgens Caine was het Herbert Sawall te doen om de gaven die Lorrayne zou hebben. Mogelijk had hij gelijk, je hebt me zelf meerdere malen verteld dat er genoeg smeerlappen in jouw familie zitten. In de mijne zijn ze echter ook niet helemaal fris, maar dat weten we ook allebei. Caine is in ieder geval degene die Herbert omgebracht heeft, ervan overtuigd zijnde dat deze allemaal plannen had voor het kind dat op zou moeten groeien als een Sawall. Mogelijk had Caine gelijk, ik heb het idee dat de situatie in die tijd veel grimmiger was dan deze nu is.
Caine heeft, op zijn Caines, het kind ondergebracht in een Schaduw. Judith, mijn grootmoeder, is echter toch vermoord. Door zowel Amberieten als Chaosieten. Ik hoop echt nog eens achter het waarom te komen. Maar soms doet dit alles me huiveren. Waarom waren het uitgerekend de Sawalls die belang stelden in de gaven van Lorrayne? En wat is er gebeurd met Donnal, het andere kind van Lorrayne en Herbert? Daar lijkt niemand iets van te weten. Ghostwheel heeft indertijd gezegd dat deze vermoord is, maar Ghostwheel zei dat ook van jouw zus…
De piramide, het Archief, is opgebouwd uit macht van het juweel. Maar deze laat tevens een stukje van de gave van Lorrayne zien.


Het beeld wat ze me daarna liet zien was van minder lang geleden, dus we gingen de trappen een eind omhoog. Net als de vorige keer voelde ik een bepaalde vermoeidheid op komen zitten. Ik opende een deur en stond buiten, om me heen woedde een Schaduwstorm. Een eindje verderop zag ik Oberon, Randal en mezelf, een heel vreemde ervaring. Ook was het vreemd om te zien hoe Oberon het kristal uit de storm haalde - in mijn herinnering was het immers Randal die dat had gedaan en was ik degene die het aan Oberon had gegeven. Andere perceptie? Een valse herinnering van mij? Of geklooi achteraf?
Daarna begon Oberon de steencirkel, het Gebroken Patroon, te veranderen in iets heel anders, deze keer zag ik een gat in de grond ontstaan en een trap naar beneden. Alweer anders dan in mijn herinnering. Daarna was Oberon weg en veranderde de wereld langzaamaan in een bosrijke omgeving. Vervolgens daalden Randal en ik de trap af en verdwenen uit het zicht.
Niet lang daarna kwam Oberon weer terug, een tevreden uitdrukking op zijn gezicht. Hij begon met magie te smijten, de directe omgeving veranderde in een jungle en er verscheen een piramide om de plaats heen.

Iedereen die ik heb verteld over de ontmoeting met Oberon reageerde geschokt en bezorgd. Veel dingen begon ik pas achteraf te beseffen, ook door het gesprek met Caine dat ik enkele maanden na dit gebeuren had. Hij vertelde me over de eeuwigdurende strijd tussen jouw vader en Oberon bijvoorbeeld. Hoe heeft jouw vader dit kunnen overleven? Wat voor afspraken zijn er misschien stiekem gemaakt tussen die twee? Als het waar is, wat Caine toen vertelde, over dat Oberon zijn best heeft gedaan de Logrus nog gevaarlijker te maken, hoe kan het dan dat de Sawalls daar niet of nauwelijks door getroffen zijn? Waarom is de familie Sawall anders dan de andere families in Chaos? Hoe meer ik er over hoor en ervan zie, hoe meer me een gelijkenis begint op te vallen met het Huis van Amber, zeker als het om Macht gaat.
Misschien zijn er helemaal geen afspraken gemaakt tussen jouw vader en Oberon. Als ik erover doordenk, lijkt dat me toch niet. Ik denk dat het iets was tussen jouw grootvader en Oberon. Jouw vader heeft een grondige hekel aan Oberon en dat gedaan wat Oberon zeker niet wilde: een wapenstilstand afgedwongen tussen Amber en Chaos. Je zei ooit dat je hoopte en ook dacht dat je grootvader dood was. Het is me nooit duidelijk geworden wanneer deze dan dood is gegaan, maar kan uit alles opmaken dat Herdotus Sawall ‘verdween’ ten tijde van het verdwijnen van Oberon. Ik vraag me af of we ooit de ware versie van alle gebeurtenissen te horen zullen krijgen. Ik denk het niet, ieders ervaring en mening is uiteraard gekleurd.
Maar het feit blijft dat Oberon een zoon van ons heeft ontmoet. Niet alleen Amberiet, maar ook een Sawall. Hoewel we hem dat niet verteld hebben, zal hij dat heel gemakkelijk zelf hebben concluderen, Randal heeft zeer duidelijk de Sawall trekken. En het is niet alleen die zoon, maar ik was op dat moment ook nog eens in verwachting van de tweeling. Ik denk dat we deze kinderen toch heel goed in de gaten moeten blijven houden, Oberon heeft een foute fascinatie voor tweelingen. Misschien moet ik weer eens gaan praten met Sand, ze heeft me wel eens iets verteld over hoe Oberon omging met het feit dat zij en Delwin een tweeling zijn. Indertijd hoorde ik het aan met een geschokte verbazing, meer niet. Ik had jou immers nog niet eens ontmoet en was nog helemaal niet bezig met kinderen.
Zou het kunnen dat Oberon al iets met ze uitgehaald heeft terwijl ze nog in mijn buik zaten? Is daar misschien achter te komen? Met Randal en mij is er zeker geklooid. Fijne familie heb ik! Hoe vaak heb jij je moeten bedenken voordat je me vroeg?


Ondanks mijn vermoeidheid wilde ik toch nog iets zien. Iets zeker weten. Was de dood van mijn tante Lenore nu een ongeluk geweest of moord? We daalden aan aantal treden af om de volgende deur open te doen.
Ik stond op een klif in het halfdonker. Het was snertweer, zoals te verwachten was. Voor me uit zag ik een drietal mensen die een conflict hadden. Toen ik de vrouw zag kreeg ik een schok. Mijn moeder had me verteld dat Bryana wat op haar leek, nu zag ik het met eigen ogen. Ik wil niet zeggen dat de gelijkenis treffend was, maar wel duidelijk aanwezig.
Lenore werd vastgehouden door een tweetal mannen. Een derde, gekleed in een net pak en een hoedje op, was haar aan het ondervragen. Helaas stond hij met de rug naar me toe en kon ik zijn gezicht niet zien, maar ik had het idee dat het om een geheim agent ging.
“Vertel op, waar heb je het gelaten! We zullen je leven sparen als je het ons verteld.”
Lenore spuugde hem in zijn gezicht en probeerde zich los te worstelen. Ze was sterk genoeg, de twee mannen hadden moeite om haar vast te blijven houden. Met een laatste ruk was ze vrij, stapte mis en stortte van de klif af.
Ik was verbijsterd, het is niet te omschrijven wat het is om alleen maar toeschouwer te kunnen zijn en niet in te kunnen grijpen. Zojuist had ik de dood van mijn tante aanschouwd. Dood door schuld. Niet vermoord. Maar één ding was zeker: ze was allesbehalve dronken geweest.
De mannen keken naar beneden waar het lijk van Lenore gebroken op een rots lag.
“Oh,” was hun reactie, ze haalden de schouders op en liepen naar een zwarte trap die naar boven leidde.
Ik bleef nog een tijd langer staan kijken, verbijsterd en getroffen. Waar waren ze naar op zoek geweest? En waarom had Lenore dat de moeite waard gevonden om er niets over te zeggen?
Een geheime organisatie die achter Lenore aan zat. Ik wist dat er familieleden en Chaosieten genoeg waren die een dergelijke organisatie hadden, ook dat mijn geboorteschaduw erg interessant altijd was gebleken voor Amberieten.

Nu zit ik met een dilemma, mijn liefste. Wat ga ik eerder uitzoeken? Hoe het mijn familieleden van mijn moeders kant is vergaan of uitzoeken waar Lorrayne is gebleven? Eigenlijk is de keuze niet echt moeilijk. Lorrayne is nu voor lange tijd al weg, mogelijk heeft ze daar zelf voor gekozen. Ik denk dat ik bij het begin moet beginnen. De familietombe, het huis in Brighton. Ik wil weten wat er is gebeurd met de nazaten van Lorrayne en Herbert en waarom. Wie weet krijg ik dan ook inzicht rondom de reden van het verdwijnen van Lorrayne. Ik weet waar ze naar toe gegaan is, maar niet waarom.
Eigenlijk weet ik helemaal niet waar ze naartoe gegaan is, alleen welke richting ze heeft genomen.


Het was genoeg geweest en ik liet me naar boven leiden waar bijna iedereen al stond te wachten. Terwijl de anderen opgewekt met elkaar aan het praten waren en om hun ervaringen heen draaiden, groeide mijn bezorgdheid. Mandor had er al lang kunnen zijn. Toen ik daar iets over zei, werd mijn vrees weggewuifd als onbelangrijk.
“Mandor heeft wel vaker iets aparts,” meende Martin zelfs te moeten zeggen. “Die zit vast ergens buiten.”
Dat kon natuurlijk, maar het was niet logisch. Of hij zou er een heel goede reden voor moeten hebben die ik niet zag. Troeven werkten hier niet en ook de magie van de ringen niet, wat niet zo best was voor mijn gemoedsrust.
Ik probeerde er niet aan toe te geven en af te wachten. Maar mijn gevoel bleef me zeggen dat er iets mis was en ik wilde de trap opnieuw afdalen. Dat ging niet. Daarop eiste ik van Fiona dat ze die spiegel weer tevoorschijn zou halen zodat ik de Wachtster kon spreken. Fiona vond me duidelijk overbezorgd, maar deed uiteindelijk toch wat ik vroeg.
“Waar is Mandor?” vroeg ik meteen toen de Wachtster verscheen, er niet aan denkend dat het een ‘Hoe of Wat’ vraag zou moeten zijn.
De Wachtster gaf echter gewoon antwoord.
“Ik heb hem buiten gezet op zijn eigen verzoek,” zei ze.
“Zie je wel!” riep Martin triomfantelijk.
Zonder iets te zeggen rende ik meteen naar buiten, gevolgd door de anderen. Mandor was er niet. Aan de omgeving was te zien dat er iemand met geweld door een stuk jungle heen was gedenderd, een spoor dat goed te volgen was. Bij een kaler stuk voelde ik de overduidelijke aanwezigheid van recent Logrusgebruik, Mandor was weg. Ik voelde dat hij vreselijke pijn had, de ringen werkten weer. Zijn Troef werkte ook, maar deze werd geblokkeerd. Ik was zowat in alle staten, terwijl de anderen bleven zeggen dat er niets aan de hand kon zijn, Mandor was heel goed in staat om zichzelf te redden. Ergens wist ik dat dit waar was, maar de anderen voelden niet wat ik voelde.
“Laat mij eens proberen,” zei Fiona die blijkbaar een beetje medelijden kreeg en stak haar hand uit om de Troef van Mandor aan te pakken. Met een lichte aarzeling gaf ik haar deze aan. Ze staarde er verbaasd naar en riep Ronardo erbij om de Troef te bekijken.
“Deze is heel bijzonder,” zei ze tegen hem. “Zie je dat? Er zijn een aantal enscrypties verwerkt in deze Troef waardoor het onder andere onmogelijk is deze af te luisteren. Dat heb ik nog niet eerder gezien.”
“Zou je hem kunnen troeven in plaats van de Troef te ontleden?” vroeg ik geërgerd.
Fiona glimlachte, concentreerde zich en gaf even later de Troef aan me terug terwijl ze haar hoofd schudde.
“Niet doorheen te komen, hij blokkeert de Troef zelf,” zei ze. “Rustig afwachten dus.”
Mooi gezegd. Ondertussen voelde ik de pijn heftiger worden en uitbreiden. Waar Mandor ook was, er was iets goed mis Ondertussen had Rhexenor zichzelf veranderd in een draakachtig ding wat me de rillingen gaf. Ook de anderen in het gezelschap waren niet erg blij met deze actie van Rhexenor, zeker mijn vader vond het helemaal niets.
Gelukkig was Rhexenor al vrij snel weer zichzelf, hij had geprobeerd om te zoeken op die manier, verklaarde hij. Ik vond dat echt aardig van hem, zonder te vragen had hij geprobeerd om te helpen. Niet dat het veel zin had gehad, er zat iets ‘smerigs’ in de weg dat zijn onderzoek in de weg zat. Mandor was hier geweest en abrupt weggegaan.
“Hij heeft zichzelf verplaatst met Logrus,” zei ik, een nieuwe steek van pijn voelend en trachtend om wat steun naar mijn echtgenoot te sturen. Ik dacht snel na. Afwachten was een optie, maar als dit zo door zou gaan, zou Mandor ergens ver weg mogelijk onderuit gaan en dan werd het alleen maar moeilijker om iets voor hem te kunnen doen. Het enige dat ik kon verzinnen was om me te verplaatsen via Patroon om bij hem te komen en hopelijk te kunnen helpen. Met een paar woorden legde ik aan de anderen uit wat ik zou gaan doen.
“Misschien bemoei je je ergens mee, waarvan hij niet wil dat je je ermee bemoeit,” zei mijn vader voorzichtig.
“Ik kan ook niets doen,” snauwde ik. “En hem dood laten gaan. Wie zegt dat hij dadelijk nog in staat is om te troeven? Hij is er echt heel slecht aan toe!”
Terwijl ik bezig was het Patroon naar me toe te halen, werd ik getroefd door Mandor. Het was heel dringend. Door het opgeroepen Patroon was ik niet in staat om de Troef aan te nemen, dus ik deed mijn best om het zo snel mogelijk weer weg te werken, wat op het nippertje lukte. Mandor was aan het rennen, zat onder het bloed en in zijn armen had hij een slappe, roodharige vrouw.
“Haal me door!” riep hij, wat ik onmiddellijk deed. Hij werd gevolgd door een aantal wezens waarvan er drie door de Troef heen wisten te komen.
Mandor zakte meteen bewusteloos in elkaar, de vrouw die hij had meegenomen en waarin ik de typerende Sawall trekken onmiddellijk herkende, was dat al. Ik onderzocht mijn echtgenoot, me vaag bewust van het gevecht achter me. Julian die, met wat hulp van Rhexenor, de hondachtige demonen voor zijn rekening nam.
Mandor had hele diepe wonden en bloedde hevig. Ik liet hem voorzichtig op de grond zakken en zocht in mijn deck naar de Troef van het Regency. Toen ik deze gevonden had, pakte ik zowel Mandor als zijn zus beet en keek mijn vader aan die zijn zwaard weg stak en wilde komen helpen.
“Hij is te zwaar gewond,” zei ik. “Ik ga nu met ze naar het ziekenhuis. Zou jij voor de lynx willen zorgen?”
Hij knikte slechts en ik troefde weg met de twee lichamen.

De lynx kwam gewoon met me mee. Niks ervan dat ik haar bij een ander zou laten, ze hoort bij mij en dat is voor haar vanzelfsprekend.
In het ziekenhuis werden jullie ieder op een brancard gelegd en elk een andere richting uit gereden. Ik heb wat met onze VIP patiëntenkaart gewapperd en gezegd dat we ook voor je zus zouden betalen. Ook heb ik moeten bewijzen dat ik een volleerd chirurg ben, anders had ik niet mee gemogen de operatiekamer in. De lynx begreep wel dat ze buiten moest wachten, wat ze ook gedaan heeft.
Ze zijn heel lang met je bezig geweest. Zeer veel hechtingen in steekwonden en in bijtwonden. De chirurgen waren verbaasd over het formaat van de verwondingen en nog meer over het feit dat je dit hebt overleefd. Op de antibiotica reageerde je slecht, alles bubbelde er gewoon weer uit. Ik heb ze moeten overtuigen om je geen andere antibiotica toe te dienen, ze gezegd dat je het wel zal redden. Ze vonden het maar niets. Ook niet dat ik de hele tijd bij je ben gebleven. Het kan me niet schelen wat ze denken.
Ook jouw zus ligt - ook op deze afdeling - in een eerste klas kamer. Ik ben zelf niet wezen kijken, ik denk dat jij daarbij moet zijn. Ze heeft niets, helemaal niets. Het is verbazend dat jij zowat bent leeggebloed aan al die verwondingen en zij heeft geen schrammetje. Ze is echter niet bijgekomen en de verwachtingen zijn erg somber. Ze ligt in een coma die ze niet begrijpen. Ik heb gezegd dat ze dat zo moeten laten en niet mogen gaan rommelen. Ze krijgt nu een paar keer per dag sondevoeding. Iets waar ze bij jou ook aan wilden beginnen, ik heb ze gevraagd om nog even te wachten. Zo nu en dan krijg je vocht toegediend, dat moet voldoende zijn.


Mandor bleef bewusteloos. Zijn verwondingen waren nu in ieder geval dicht en hij werd naar een grote ziekenhuiskamer gereden en daar op en ander bed overgeheveld. De lynx liep mee en ging in een hoek van de kamer zitten, ver van Mandor vandaan. Daarna liet de verpleging ons alleen. Ik nam een snelle douche en trok schone kleding aan die in de kast lag. Daarna troefde ik mijn vader die ergens in een herberg zat.
“Hoe is het?” vroeg hij onmiddellijk.
“We komen net uit de operatiekamer. Hij is bewusteloos, maar gaat het wel redden,” zei ik.
“Hmm,” zei hij met een scheve glimlach. “Moet ik hier nu teleurgesteld over zijn?”
“Doe maar niet. Ik wil hem graag nog lang bij me houden.”
Hij knikte en zuchtte.
“We zijn maar wat gaan eten,” zei hij met een wat schuldig gezicht. “Ik had geen idee hoe lang het zou gaan duren en wanneer je terug zou zijn. De lynx…”
“Die is met mij mee gegaan,” stelde ik hem gerust. “Ik blijf hier totdat Mandor naar huis kan, dus jullie hoeven niet op mij te wachten.”
“Goed. Wat zeiden de kinderen?”
“Die ga ik zo troeven,” zei ik. “Ze weten nog van niets.”
“Zo te horen kan het wel even duren voordat jullie weer terug zijn,” zei hij met een frons tussen zijn wenkbrauwen. “Troef ze maar niet, ik ga nu naar ze toe en zal een poosje bij ze blijven.”
“Dat stel ik heel erg op prijs,” zei ik opgelucht en verbrak de verbinding.

Daarnet ben je even bijgekomen! Je keek me aan en vroeg waar je was, daarna viel je meteen weer in slaap. De dokter die daarna kwam kijken was verwonderd over deze snelle ontwikkeling van zaken. Ik ben alleen maar blij en heb meteen naar huis getroefd om dit te vertellen. De opluchting van Owen’s gezicht was duidelijk af te lezen, hij zal het aan de anderen vertellen.

Misschien had ik ze even in het ongewisse moeten laten. Nu is er al een paar keer getroefd, de kinderen willen weer op bezoek komen. Ik heb ze gezegd even geduld te hebben, totdat jij weer een klein beetje op de been bent.


Eindelijk kwam Mandor weer helemaal bij. Hij had veel pijn en moest bij alles geholpen worden. De zustertjes wilden hem maar wat graag naar de badkamer helpen, ik zei hen dat ik dat zelf ook kon doen. Blijkbaar vonden ze dat niet zoals het hoorde, want enigszins verongelijkt verlieten ze de kamer. Ik begreep niet helemaal waar hun verontwaardiging uit voortkwam. Ik ben tenslotte met Mandor getrouwd en had hem al die tijd gezelschap gehouden. Dat ik hem nu moest helpen, maakte alleen dat ik me nuttig voelde, waarom zou ik dat overlaten aan een ander. Er kwam wel iets bij natuurlijk, ik had liever niet dat anderen hem bloot zouden zien.
In de badkamer hielp ik hem zijn kleren uit te trekken. Hij zag er verschrikkelijk uit, alsof hij tegen een overmacht had gevochten. Iedere beweging die hij maakte, deed hem zichtbaar pijn. Ik hielp hem met naar de wc gaan en onder de douche, daarna droogde ik hem voorzichtig af en hielp hem in een gemakkelijk zittende schone pyjama. Met een zucht van opluchting ging hij weer in het inmiddels verschoonde bed zitten en vroeg om eten.
Er werd pap en thee gebracht. Mandor keek er met een vies gezicht naar de pap.
“Is er niet iets anders?” vroeg hij. Ik rende onmiddellijk naar de zusterspost en vroeg om een steviger maaltijd.
“Dat kan niet, meneer moet rustig aan beginnen,” zei een verpleegster.
“Niet met pap,” zei ik beslist. “Breng maar wat sandwiches.”
Na een hoop gepraat over en weer besloten ze om iets minder vloeibaars te brengen. Dat bleken crackers te zijn met jam. Mandor at ze met tegenzin op en vroeg om echt voedsel. Iets waarvan hij echt aan zou sterken. Ik denk dat de verpleging die dag tamelijk gek van ons werd, want steeds weer wilde Mandor eten en vooral veel. Ze weigerden om hem iets stevigers te brengen dan gekookte aardappelen. Uiteindelijk liet ik voor mezelf maaltijden brengen en gaf deze aan Mandor. Hij sterkte zienderogen aan, zijn verwondingen begonnen dicht te trekken.
“Wat is er met mijn zus gebeurd?” vroeg hij ergens tussen twee maaltijden door. Hij lag op het kussen uit te rusten, mijn hand in de zijne geklemd. Ik vertelde het hem.
“Vreemd dat ze nog in coma is,” zei hij nadenkend. “Dat zou niet meer zo moeten zijn.”
“Ik heb geen idee waarom,” zei ik. “Ik ben nog niet gaan kijken, ik kan me voorstellen dat je liever zelf gaat.”
Hij kneep zachtjes in mijn hand en glimlachte.
“Ik wil graag samen met jou gaan kijken,” zei hij. “Maar ik voel me niet zo best, ik wil dat uitstellen tot morgen.”
“Hoe kwam je bij Sally terecht?” vroeg ik.
“Allereerst: ze heet geen Sally. Ik weet niet waarom Randal toen die naam heeft genoemd, maar er zijn meer dingen anders uitgepakt als dat hij toen zei. Ze heet Ariane.”
“Klinkt een stuk beter,” zei ik en dacht aan de glimps die ik van haar gezicht had opgevangen. “Die naam past meer bij haar.”
“Ik heb aan de Wachtster gevraagd om te mogen zien wat er met mijn zus was gebeurd. Jij zei tenslotte dat ze nog leefde toentertijd. Ik kreeg door wat ik zag een goed idee van waar ze was. Ik heb de Wachtster gevraagd om me meteen buiten te zetten, zodat ik haar locatie goed in gedachten kon houden. Vervolgens heb ik mezelf meteen daarheen begeven, er was geen tijd om je te waarschuwen. Ze was in een Schaduw in Chaos, waar ze was opgesloten, temidden van een heleboel demonen. Ik heb haar bevrijd, de rest weet je.”
“Ik miste je onmiddellijk,” zei ik. “De anderen vonden dat ik overdreef, maar ik wist gewoon dat er iets aan de hand was. Ik was al bezig om door middel van Patroon naar je toe te gaan, toen je me troefde. Ik had je daardoor bijna gemist. Het spijt me.”
Hij bracht mijn hand naar zijn mond en drukte er een vlinderlichte kus op.
“Ik ben blij dat je bij me bent,” zei hij.

Die nacht sliepen we samen, al was het niet bij elkaar in bed. Mijn bed stond tegen het zijne aan en ik kon hem in ieder geval aanraken of zijn hand vasthouden. We sliepen geen van beiden echt goed, hij had waarschijnlijk al genoeg geslapen de afgelopen dagen en ik leed altijd aan slapeloosheid. Het was prima zo, af en toe praatten we wat of streelden we elkaar.

De volgende dag schuifelde Mandor zelf het eindje naar de badkamer, maar wilde hij nog wel geholpen worden met het douchen en aankleden. Hij wilde ook weer gewone kleding aan, hij was niet van plan om overdag in pyjama rond te lopen. Gelukkig had ik ook een gemakkelijk zittende broek met bijpassend overhemd voor hem besteld. Na een stevig ontbijt gingen we kijken bij Ariane.
Ik bracht hem erheen in een rolstoel die ik op de gang parkeerde en met behulp van een paar krukken strompelde hij de kamer binnen. Ik liep achter hem aan, de lynx nam plaats in een hoek en ging daar liggen.
Ariane lag met gesloten ogen op bed, haar ademhaling was slechts oppervlakkig. We vroegen de aanwezige assistent de kamer te verlaten. Ze legde nog even uit dat ze een aantal scans hadden gedraaid, maar er nog steeds nier achter waren wat er met haar aan de hand was. Ze had absoluut zeker nergens verwondingen, dus daar kon het niet aan liggen.
Ik keek naar de vrouw. Rood haar, hetzelfde rood als mijn roodharige tante en ooms. Ik wist van wat ik eerder had gezien dat ze dezelfde grijze ogen zou hebben als Gramble. En ze was knap. Blijkbaar schuilt er waarheid in het gezegde dat ‘lelijke eendjes uitgroeien tot een knappe zwaan’. Van een zogenaamde koele schoonheid, iets wat ik direct herkende van onze oudste dochter. Mandor en ik keken elkaar aan.
“Ik heb geen flauw idee wat er met haar is,” bekende ik.
“Ik ook niet echt. Het lijkt iets met magie te maken te hebben, maar wat? Omdat het nog steeds werkt, lijkt het dat iemand er Macht in gestopt heeft. Ik denk dat we er een betere magiër bij moeten gaan halen.”
“Ik ken er maar twee die echt goed zijn,” zei ik.
Hij knikte en dacht even na.
“Dan toch beter mijn vader dan Despil,” zei hij met een zucht.
“In dit geval is dat ook een stuk passender,” vond ik. “Ze is tenslotte zijn dochter.”
Mandor pakte de Troef van zijn vader en begon zich te concentreren. Gramble stond vrijwel meteen in de kamer en keek met verwondering naar Ariane. Daarna keek hij minstens zo verbaasd naar Mandor.
“Je ziet er niet goed uit,” zei hij en klopte hem op de schouder. Vervolgens begroette hij mij met een kus op beide wangen. Mandor keek verstoord. Gramble zag toen pas de lynx in de hoek van de kamer, ergerde zich overduidelijk, iets dat Mandor weer deed glimlachen. Daarna legde hij kort uit aan zijn vader waar hij Ariane gevonden was en hoe het nu was met haar gezondheidstoestand. Gramble knikte kort, keek nog eens ontstemd naar de lynx, boog zich toen over zijn dochter en begon met zijn onderzoek. Op dat moment kwam er een dokter binnen.
“Nu even niet!” riepen we in koor.
De dokter keek verschrikt en haastte zich weg.

No comments: