Aildith van Larenian

Ik troefde naar het landhuis van Rhexenor en kwam weer uit op de oprijlaan. Er was zo niemand te zien en ik liep naar een plek tussen de bomen. Daar pakte ik de troef van Mandor en niet veel later keek ik in zijn wat strenge gezicht dat meteen oplichtte toen hij me zag.
“Leuk dat je troeft! Hoe is het?”
“Prima? En met jou?”
“Goed, zeker nu ik je spreek en zie.”
“En Owen?”
Zijn lach verdiepte zich wat.
“Ook goed. Hij wordt steeds beter met conjuration. Vandaag zat hij ineens op een soort hobbelpaard. Dat verdween weer en hij was teleurgesteld. Hij had zo’n paard gezien in een boekje en wilde het blijkbaar hebben. ”
“Fantastisch! Die doet het straks beter dan ik!”
“Of als wij bij elkaar,” grinnikte hij. Toen keek hij weer ernstig.
“Dat beest is trouwens lastig!”
“Je bedoelt die valk?”
“Ja! Wat moet ik ermee!”
“De valk is van Owen. Ik heb je gezegd dat ik hem wil gaan trainen.” Intussen vroeg ik me af wat er aan de hand was. Waren Owen en Malfoy bezig om elkaar meer te benaderen en stond Mandor daar misschien tussen? Tijdens mijn verblijf hadden Owen en ik wel met de valken opgetrokken, maar van een training was er geen sprake geweest.
“Ik weet dat het beest van Owen is, maar die is daar veel te klein voor. Wat moet dat joch met zo’n enorm beest!”
“Hij kan hem beschermen. Het is goed voor Owen om met de valk om te gaan.”
“Belachelijk en onnodig. Ik vind het niet prettig.”
“Dat weet ik. Maar Owen is ook mijn kind en heeft ook iets van mij weg. Geloof me, hij heeft Malfoy echt nodig. Niet alleen als bescherming.”
“Hmm. Ik ben het er niet mee eens en zie nog steeds de noodzaak niet.”
Ik zuchtte. Verschil tussen ons zou er altijd blijven, zeker waar het de dieren betrof.
“Ik heb een paar dingen waar ik het even met je over wil hebben,” zei ik terwijl ik hem scherp aankeek. “Ten eerste ben ik bij Flora geweest en heb daar een zwangerschapstest gedaan. Volgens de test zou ik zwanger zijn, maar volgens de bijsluiter zou een positieve uitslag in een enkel geval kunnen betekenen dat je niet zwanger bent.”
“Wat moet ik daar nu weer mee?” zei hij met een halve glimlach. “Ben je nu wel zwanger of niet?”
“Ik denk het wel, maar weet het niet zeker. En die test maakt me niet echt wijzer zo.”
“Daar heb ik niets aan. Of probeer je me voor te bereiden?”
“Waarschijnlijk. Dat je niet al te verrast bent als het zo mocht zijn. Als ik het zeker weet, laat ik het je meteen weten.”
Hij fronste zijn wenkbrauwen.
“Wanneer is dat huwelijk nu precies? Het is één en al onduidelijkheid wat dat betreft. De verloving is binnen een paar dagen toch?”
“Ik zal het je laten weten als dat feest nabij is. Het zou leuk zijn als je erbij zou zijn. Een paar dagen zei je?”
Ik rekende snel en schrok. Het ging echt om nog maar enkele dagen in Ambertijd!
“Luister, ik zal zo snel mogelijk met Deirdre gaan praten. Ik bedoel, over wat die datum voor het huwelijk betreft. Het is beter als er zoveel mogelijk vaart achter gezet gaat worden, we hebben lang genoeg gewacht.”
Zijn gezicht stond zorgelijk en bedrukt.
“Ik heb er helemaal geen zin in,” bekende hij.
“Dat gedoe er omheen? Ik ook niet. Ik heb geen idee wat ons te wachten staat.”
“Ik wel. Officieel, gearrangeerd, uitgehuwelijkt, politiek. Ik kijk er niet naar uit.”
“We kunnen alles afblazen, zeggen dat het een vergissing was…” stelde ik voorzichtig voor.
“En er samen vandoor gaan,” knikte hij. “Met ons gezin. Dat lijkt me wel wat.”
We glimlachten naar elkaar, beiden wetend dat dat zowat onmogelijk was. Niet het er vandoor gaan op zich, wel om dan ook jaren weg te blijven zonder lastig gevallen te worden.
“Praat er maar over met Deirdre en probeer haar ervan te overtuigen om op te schieten met dat huwelijk,” zei hij met een zucht.
“Doe ik. Ander punt is dat ik iemand binnen mijn familie heb gevonden die de boel bij ons verder af kan schermen. Tegen… je weet wel.”
De frons werd dieper.
“Dat is toch niet iemand die een hekel heeft aan Chaosieten?”
“Ja. Heel erg zelfs. Maar hij heeft ook enorm de schurft aan die persoon. Hij zei dat hij je hulp kon gebruiken om een wereld af te schermen tegen Logrus.”
“Ik weet niet of ik die iemand wel iets schuldig wil zijn.”
“Dat ben je niet. Hij is mij iets schuldig en die schuld wordt daarmee vereffend. Hij kan ook de blokkade bij Owen weghalen.”
“Morwenna, ik ben er niet blij mee. Ik denk dat het nodig is, maar ik baal hier enorm van.”
“Dat begrijp ik. Ik wilde hem hier helemaal niet bij betrekken, hij lijkt echter de enige afdoende oplossing te zijn.”
Ik keek naar hem zoals hij daar stond bij het haardvuur in de zitkamer. Ontegenzeggelijk een knappe man met rechte en ietwat harde trekken. Nu stond zijn gezicht bedrukt, zijn ogen straalden somberheid uit, zijn hele houding was wat neerslachtig. Dit moest voor hem niet gemakkelijk zijn. Mandor, die bekend stond als de schrik van Chaos, waar men het diepste ontzag voor had, was eigenlijk niet eens in staat om zijn zoon zelf afdoende te beschermen, had steeds weer de hulp van anderen hierbij nodig. Dat schepte niet alleen verplichtingen, maar het legde in feite ook een paar zwakke plekken bloot. Dat moest voor een man als hij ontzettend vervelend zijn. Ik zuchtte, er was niet veel dat ik eraan kon doen.
“Het derde is dat ik je advies nodig heb. Ik wil een familielijn van me uit laten zoeken die waarschijnlijk in Chaos loopt. Door wie kan ik dat het beste laten doen zonder dat het algemeen bekend wordt?”
Hij keek me vragend aan.
“Heb jij familie in Chaos?”
“Ik heb je verteld van mijn overgrootmoeder. Inmiddels heb ik aanwijzingen dat mijn overgrootvader een Chaosiet was.”
“Dus jij bent een … ik zou dat kunnen uitzoeken. Anders Merlijn of Jurt. Jurt is in dat opzicht te vertrouwen, Despil niet, die kletst teveel.”
Van dat laatste schrok ik. Had Despil mogelijk iets laten vallen over onze wereld tegen derden?
“Ik heb het vermoeden dat het om een Sawall gaat,” zei ik. “Eigenlijk vanwege dat stuk familie-erfenis dat ik heb gekregen.”
Hij schrok zichtbaar.
“Dat is heftig! Dus wij zijn incestueus bezig?”
“Volgens mij niet. Ik ben al vierde generatie, het zou een verre oom ofzo van je kunnen zijn.”
Hij herademde iets.
“Dat is waarschijnlijk zo. Vraag dit aan Merlijn, misschien moet je dat maar snel doen trouwens.”
“Zal ik doen.” Waarom snel? Zou hij bang zijn dat er iemand bezig was sporen uit te wissen? Alles was mogelijk natuurlijk.
“Owen mist je,” zei Mandor plotseling. “Hij heeft het steeds over je, vooral als hij iets niet mag. Dan beweert hij dat het van jou wel mag en kan hij echt vervelend worden.”
“Dat vind ik toch leuk om te horen,” zei ik blij. “Hij deed dat ook toen jij weg was. Zeuren om jou en als ik dan streng deed begon hij te gillen: ‘ik wil pappa!’”
Hij lachte.
“Dat is nu hetzelfde, behalve dat hij om jou roept.”
“Geef hem maar een knuffel namens mij. Ik spreek je nog.”
“Uiteraard. Mis je,” zei hij.
“Ik jou ook,” zei ik zacht en verbrak het contact. Ik legde de kaart werktuigelijk terug op het troevendeck terwijl ik nadacht. Dat huwelijk moest er inderdaad maar zo snel mogelijk doorkomen, zeker nu. Het viel me al erg mee dat het oriënterende gesprek dat Mandor en ik officieel zouden hebben, was overgeslagen, dat was mogelijk te danken aan de invloed van bepaalde mensen. Nu zou er meteen een verloving zijn. Was het de bedoeling zijn dat ik dan gevraagd zou worden, of zouden we gewoon ‘pats boem’ verloofd zijn? Wat was de minimale tijd die er moest zijn tussen een verloving en huwelijk? Of stond dat niet vast? Hoe dan ook, er was zo weinig tijd en er moest nog zoveel gedaan worden! Ik moest naar huis om de valkentraining te starten, door Mandors opmerkingen had ik de indruk dat het dringend aan het worden was. Maar eerst wilde ik nog wat gesprekken hebben. En naar Tir-na n’Oght gaan, niet alleen vanwege het Patroon. Op zich hoefde dat alles niet zolang te duren. Natuurlijk zouden er dingen voor die verloving geregeld moeten worden, zoals kleding. En ik moest erop toezien dat mijn ouders werden uitgenodigd. Het was ook raar dat Ronardo geen uitnodiging had gehad, zouden er meer mensen niet op de lijst staan?
En daarna… vooral die erkenning van Owen was belangrijk. Ik moest daarover toch met Caine praten. Misschien was dat zijn plan ook, bedacht ik ineens. Was het niet zo dat men het steeds had over ‘iets’ dat ze van zijn plan wisten? Hij had niemand zijn gehele plan verteld.
Ik zocht de troef van Merlijn, hield deze in mijn hand en stopte de andere kaarten weg. Ik concentreerde me en had vrij snel contact. Hij zat in een soort werkkamer die volgestouwd was met allerlei computers. Hij zag er wat onverzorgd uit, had een baard van een paar dagen en moest zich even focussen op mij.
“Morwenna,” riep hij. “Leuk! Dat is al even geleden!”
“Hoi Merlijn,” zei ik. “Hoe is het ermee?”
“Druk druk druk,” grijnsde hij.
“Ik wil je vragen iets voor me uit te zoeken.”
“Goed. Wil je dat via de troef bespreken?”
“Liever niet. Heb je tijd?”
Hij stak een hand uit en haalde me met een ferme ruk door. Even later stond ik in een luxe appartement dat werkelijk vol stond met allerhande apparatuur. Dat, waarvan ik in eerste instantie gedacht had dat het een werkkamer was, bleek in werkelijkheid een gedeelte van de woonkamer te zijn. Ergens in het midden stond een sofa, bedolven onder een aantal platte computers en boeken, de salontafel stond ook vol. Hier en daar was een geluidsbox te zien en er lagen stapels platte doosjes met een zilverkleurige disk erin.
“Ga zitten,” zei hij joviaal en maakte de sofa vrij. “Wat drinken? Bier, jus, up, coke?”
“Heb je iets als vruchtensap?” vroeg ik.
“Jus dus. Prima.”
Hij liep naar de keuken, ik hoorde hem daar een koelkastdeur openen en weer sluiten. Even later zette hij een blikje voor me neer op de salontafel. Er stond de afbeelding op van wat sinaasappelen, dus hoogstwaarschijnlijk zat er sinaasappelsap in. Zelf trok hij een blikje bier over, keek hoe ik mijn blikje bestudeerde.
“Je moet aan het lipje trekken,” zei hij.
“Weet ik, ik ben wel eens bij Martin thuis geweest.”
“Die heb ik al een poos niet meer gezien. Wil je er een glas bij?”
Even later schonk ik het sap in een glas en wilde vertellen waar ik hem voor nodig had. Hij hief een hand op en schudde zijn hoofd.
“Even wachten, ik heb eerst een vraag aan jou. Hok je met Mandor?”
Ik was stomverbaasd. Waar sloeg dit op?
“Waarom wil je dat weten?” vroeg ik dan ook.
“Je kunt gewoon ja of nee zeggen.”
“Okay. Ik woon samen met Mandor.”
“Wow! Jullie durven! Laat Dara het maar niet horen!”
“Ik ga het haar niet vertellen.”
“Van mij zal ze het ook niet te weten komen.”
Vervolgens greep hij een soort apparaatje van tafel dat hij openklapte.
“En nu jouw vraag: je wilde me iets laten uitzoeken. Even wachten, dan maak ik een entry aan.” Hij begon wat in te toetsen en nadat het apparaatje piepte, keek hij me aan.
“Er loopt een familielijn van mij in Chaos. Kun jij erachter komen hoe die in elkaar zit?”
“Ik heb wat meer informatie nodig,” zei hij voorzichtig.
“Dat snap ik. Het gaat om mijn overgrootvader via mijn moeders kant, ik heb het vermoeden dat dat een Sawall was.”
“Mijn god, jouw overgrootvader een Sawall? Dat is niet misselijk. Maar dat betekent dat jij een demoon bent!”
“Waarschijnlijk. Al kan ik niet van vorm veranderen.”
“En je moeder… Morwenna, dat bestaat niet! Jouw vader zou nooit met je moeder iets zijn begonnen als ze afstamt van een Chaosiet. Dan zou hij bij haar vandaan gebleven zijn!”
“Hij was haar grootvader. Ik weet niet in hoeverre die eigenschappen dan nog waarneembaar zijn. En er is zonder meer toch flink geklooid daar.”
“Oh wacht, jouw moeder is dus de kleindochter van een Chaosiet, derde generatie. Misschien dat hem dat niet meer opvalt.”
“Er is meer, daarom dient dit ook met grote voorzichtigheid onderzocht te worden. Mijn overgrootvader had een relatie met een Amberiet.” Ik vertelde in grote lijnen over Lorrayne, over haar afstamming, weer liet ik Caine erbuiten. Intussen typte hij wat gegevens in. Toen ik vertelde dat ze de Spiegelzaal had gemaakt, keek hij ineens op.
“Dat is toevallig,” zei hij. “Ik ben daar een keer iemand tegen gekomen met die naam.”
“Vertel op! Hoe zag ze eruit?”
“Ik geloof wel mooi, ouderwets. Met zo’n jurk aan, je weet wel, met een decolleté. Flinke boezem.”
“En verder? Hoe lang was ze, kleur haar en ogen? Zei ze nog iets?” Typisch voor Merlijn om alleen naar de omvang van haar boezem te kijken.
“Eh… ik denk dat ze wel knap was, donker haar geloof ik… hoewel, misschien was het blond. Ze kwam uit een spiegel zetten. Ik wist meteen dat het iemand was met spiegelmacht. Misschien is Jasra aan haar verwant, die heeft dat toch ook op een bepaalde manier? Leuk, dan ben je familie van Rinaldo. Ook via je moeder dan.”
“Kan zijn. Llewella heeft toch ook iets met spiegels?”
“Klopt. Rebma en spiegels. Ach, wie weet hoe Jasra eraan komt.”
Ja, wie weet. Of hoe ze het geleerd had. Als Jasra werkelijk afstamde van Lorrayne, zou ze toch minstens Gebroken Patroon moeten kunnen lopen. Mandor had eens gezegd dat ze dat nooit gedaan had, wel dat velen waren gestorven die ze bestudeerde tijdens het lopen van zo’n gebroken Patroon. Maar niets was vreemd binnen deze familie.
Hij vroeg naar de namen van mijn moeders familie en ik gaf ze allemaal voor zover ik ze wist. “Lastig dat je geen naam hebt van je overgrootvader.”
Ik ga zo met mijn moeder praten, ik hoop dat zij de naam weet.”
“Troef me dan. Dit kan het beste zo snel mogelijk onderzocht worden,” vond hij ook al. “Geef dan alleen de naam, verder niets. Dan kan ik verder.” Hij begon me uit te leggen hoe algoritmes werkten en dat het daarom belangrijk was om te weten of het Larenian komma van was in plaats van Vanlarenian. Dat begreep ik.
“Al die gegevens voer ik straks aan Ghostwheel,” legde hij uit. “Ghostwheel is een soort van experimentje van me geweest dat een beetje goed gelukt was. Ik bedacht dat zoiets ook een eigen intelligentie moest hebben en uiteindelijk bleek ik een computer te hebben gebouwd met een eigen macht. Dat is wat je dan krijgt, Ghostwheel werd bewust en dat werd toch wel een probleem. Dat soort experimenten gaan dan een eigen leven leiden en ik had er nauwelijks controle meer over, anderen begonnen zich ermee te bemoeien.
Maar het is me gelukt om hem weer onder mijn hoede te krijgen. Brand was één van die lui die zich ermee bemoeide en nu ben ik bezig om zijn aantekeningen te regroeperen en te droogronden. Hij heeft aardig zitten zooien, dit alles kost me heel veel tijd. Gelukkig vindt Ghostwheel me aardig.”
“Dus dat is waar al die computers voor zijn? Voor het in orde brengen van één?”
“Niet helemaal. Ik bedoel, ze helpen,maar Ghostwheel is eigenlijk geen computer meer echt. Meer een entiteit inmiddels.”
“Oh, juist.” Ik dronk mijn glas leeg en zette het neer op tafel. “In ieder geval alvast bedankt voor de hulp.”
“Geen probleem. Ghostwheel kan bladeren in Schaduwen. Hij is zelfs erg goed in het in kaart brengen van de familielijn. Toch zal die ene naam enorm helpen.”
“Ik doe mijn best. Als ik iets voor jou kan doen?”
“Ik heb nog een vraag. In Tir-na n’Oght woont toch niemand? Hoe kan de moeder van Lorrayne daar dan vandaan komen?”
“Ik ben er nog maar één keer geweest en heb ook geen mensen daar gezien.”
“Ik een keer of drie. De stad is verlaten. Je ziet af en toe wel wat bewegen in je ooghoek, maar meer niet. Ook in het paleis is er niemand. Nou ja, je ziet er wel dingen, maar geen echte ontmoetingen.”
“Heb je er Oberon ooit gezien?”
“Nee, dat heeft niemand. Ja, je ziet wel eens dingen van hem, maar Oberon zelf… nee.”
“Ik heb hem er ontmoet en gesproken zelfs.” Er trok een huivering langs mijn ruggengraat. “Dat was niet echt geweldig.”
“Wat gemeen! Ik zou hem juist graag eens een keer spreken! Ik heb wel wat vragen voor hem. Bijvoorbeeld vragen hoe hij aan die power komt om iedereen te manipuleren. Weet je wel wat voor geweldige power dat zou moeten zijn!”
Ik had mijn vermoedens. Mijn moeder kan dat, Lorrayne had dat talent ook. Maar dat zei ik niet tegen Merlijn. Ik vroeg me af hoeveel manipulatietalent in mijn moeder nog meer verscholen was.
“Heb jij Lorrayne gesproken?” vroeg ik hem, want zo’n gesprek vond ik juist boeiender dan met Oberon.
“Nee, was niet veel te zeggen. De Spiegelzaal heeft een spiegelende vloer en een spiegelend plafond. Overal staan spiegels en als je er langs loopt, zie je dingen veranderen. Soms jezelf of bepaalde situaties. Ik was wat verrast toen die dame uit de spiegel stapte. Jaar of 25, misschien jonger. Ze keek erg bezorgd en vroeg me waar ze was en wanneer. ‘Hoezo,’ heb ik toen gezegd, ‘wie ben je eigenlijk?’ ‘Lorrayne,’ zei ze.”
“Heb je haar antwoord gegeven op haar vraag?”
“Ik geloof het wel. Toen was ze meteen weer weg. Ik weet niet hoe, er waren geen deuren. Ik kan me trouwens niet herinneren hoe ik er zelf kwam of er weer weg kwam.”
Hmm, dat klonk precies als wat Flora vertelde. Wellicht was deze er toch ooit eens geweest.
Merlijn leegde zijn blikje en krabde zich toen even peinzend over zijn baard.
“Als ik meer weet of je ergens voor nodig heb, laat ik het je weten. Je weet hoe je jezelf onbereikbaar kunt maken?”
“Door ergens te zijn waar troef niet werkt. En anders door ze gewoon niet aan te nemen.”
“Er zijn meer manieren. Het is niet erg moeilijk om je eigen troef af te stellen op een troef die eigenlijk van niemand is.”
“Je bedoeld een dode troef?”
“Dat kan. Dan voelt je eigen troef niet dood aan, je bent alleen niet te bereiken.”
“Bedankt. Komt vast eens van pas,” dacht ik. “Ik zal weer gaan. Binnenkort hoor je van me.”
“Nog een blikje voor onderweg?” vroeg hij en duwde me een ander koud blikje sinaasappelsap in mijn handen.

Weer stond ik op de oprijlaan voor het landhuis. Ik voelde even de neiging in me bovenkomen om mijn vader te troeven voor Fillipien en Boudicca, maar deze duwde ik weer weg. Mijn moeder was nu eenmaal niet bepaald dol op dieren, bij Julian waren ze in goede handen. En als ik ze echt nodig had, kon ik ze zo bij me hebben.
Ik liep naar het witte landhuis toe. Nog steeds stijlvol, doch het leek ook wat netter dan eerder. Ook de oprijlaan zag er goed onderhouden uit, de vorige keer was dat toch anders geweest. Deze keer kwam er iemand van het personeel me al tegemoet lopen, ook dat was heel anders dan je aan te laten bellen. Er werd zelfs aangeboden om mijn tas voor me te dragen, een aanbod dat ik afsloeg. Ik was niet van plan om lang te blijven.
“Wie kunnen we waarschuwen, prinses?” vroeg een andere bediende zodra we de hal binnen kwamen.
“Ik zou graag Aildith en Ashwin willen spreken.”
“Vrouwe Aildith kunnen we voor U halen, Heer Ashwin is de landerijen aan het inspecteren, dus het kan even duren eer hij hier is,” zei het meisje beleefd.
“Geen punt, het is niet nodig om iemand voor hem uit te sturen, dan zie ik hem later wel.”
Niet veel later kwam mijn moeder aanlopen, ze rende op me af toen ze me zag en omhelsde me.
“Je bent inderdaad gekomen! Wat fijn dat je er bent!”
Ik bekeek haar eens goed, ze was veranderd. Het leek onwaarschijnlijk, maar ze zag er jonger uit dan ooit. Ik wist onmiddellijk de oorzaak, ze was in de buurt van Amber. Gramble Sawall had dus de waarheid gesproken over haar afkomst.
“Je ziet er een stuk jonger uit,” grijnsde ik tegen haar. Zelfs de paar grijze haren die ze eerder had, waren verdwenen zag ik.
“Nee toch!” zei ze half verschrikt. “Ben je me nu aan het vleien?”
“Je weet dat ik dat nooit doe. Het is waar. Kunnen we ergens praten?”
“Waar wil je, wandelen in de tuin of ergens in een kamer?”
“Een kamer is beter.”
“Wat wil je dat ik laat halen? Thee? Het is nog niet helemaal theetijd eigenlijk.”
“Doe maar,” zei ik, ook al had ik dat blikje nog steeds in mijn handen.
Ze nam me mee naar een gezellig ingerichte serre, met uitzicht op de tuinen, ook al prachtig onderhouden. Intussen gaf ze een meisje opdracht om voor een uitgebreide thee te zorgen.
Ik liet me op een stoel zakken, het blikje stopte ik in mijn tas.
“Hoe bevalt het jullie hier?” vroeg ik.
Mijn moeder ging tegenover me zitten en glimlachte.
“Je vader bevalt het hier heel goed. Het klimaat is een stuk aangenamer en hij is een stuk minder stijf, heeft veel minder last van reumatiek. Nadat hij een aantal boeken had uitgelezen, is hij naar buiten gegaan en zich gaan bemoeien met de pachters. Om dit landgoed heen staan een aantal pachtboerderijen en er zijn wijngaarden. Maar ze hebben de boel aardig laten versloffen de afgelopen jaren. Hij is bezig ze weer in het gareel te krijgen en dat bevalt hem erg goed, nu voelt hij zich ook nuttig.”
“Ik ben blij om het te horen. En hoe gaat het met jou?”
“Prima eigenlijk. Het is hier echt een zooitje,” er verscheen een frons tussen haar wenkbrauwen. “Ik weet het niet hoor. Je neef woont hier echt prachtig, mooi huis en prachtige omgeving, maar hij is er maar zelden. Als hij er is bemoeit hij zich niet met de mensen die hier wonen. Oh, hij is aardig voor ze, maar laat alles op zijn beloop. Dat is zonde. Je hebt het zelf gezien de vorige keer, het was hier vies, het personeel hondsbrutaal, er was niets op voorraad, in de meeste kamers lagen er lakens over het meubilair omdat er volgens het personeel toch niemand kwam. Het rook er muf en stoffig. De kelder was één grote puinhoop. Het meeste in huis is nu enorm verbeterd. Maar dan dat vieze beest naast het huis! Met al die karkassen in het veld! Het stinkt, het trekt ongedierte aan en er is logischerwijs niemand die daar wil gaan opruimen. Je neef interesseert het gewoon niet en zijn vrouw weet niet wat ze ermee aanmoet.
Dan hebben ze een monster van een kind. Ze weet ook al niet hoe ze daarmee om moet gaan en ze is er de hele dag mee bezig. Ik heb begrepen dat ze een aantal adviezen heeft gehad van ene Dara, maar daar doet ze helemaal niets mee. Het wordt tijd dat ze haar verantwoordelijkheden neemt als landsvrouwe, maar ik krijg het niet voor elkaar om haar ook maar iets te leren, om iets over te dragen. Ze heeft het druk met het kind en lijkt het zo wel gemakkelijk te vinden.”
Er werd op de deur geklopt en een dienstmeisje kwam binnen met een theewagentje. Daarop een pot thee, twee kopjes met schoteltjes, zelfs een suikerpot en een kannetje melk. Ook was er een schaal met muffins en één met sandwiches. Het meisje zette alles netjes neer en vroeg of ze in moest schenken.
“Nee, bedankt, dat doen we zelf,” zei mijn moeder. Het meisje verliet de serre, ze sloot de deur zachtjes achter zich.
Mijn moeder schonk thee en bood me een sandwich aan. Ik nam er één met ei, het leek wel of het eten bij Flora alweer uren geleden was geweest.
“Ik kan eens kijken naar het kind,” zei ik. “Al weet ik zo niet wat ik er aan kan doen. Maar wie weet kom ik op een idee. En wat die draak betreft zal ik Rhexenor eens vragen of hij geen andere oplossing weet. Zo is het voor niemand leuk, ook voor de draak niet. Weet je of ze een kindermeisje hebben overwogen voor Cathrynn?”
“Ik heb werkelijk geen idee,” zei mijn moeder. “Het is eigenlijk wel verschrikkelijk voor die ouders om zo’n kind te hebben. Maar dat zal jij pas ten volle beseffen als je zelf een kind hebt.”
“Ongetwijfeld,” zei ik uitdrukkingsloos. “Bedoel je dat het kind veranderlijk is?”
“Dat is zacht uitgedrukt. Ik heb de indruk dat die neef van je dat nog leuk vindt ook, dus daar is weinig hulp van te verwachten.”
Tja, dat was een moeilijk geval. Blijkbaar werden de adviezen van Dara in de wind geslagen, daar zou vast een reden voor zijn. Het was het beste als ik er eerst zelf zou zien wat er speelde. Dat het kind niet stabiel was, was niet verwonderlijk. Rhex zelf was dat ook niet bepaald en hij had ook eigenlijk niets van Patroon in zich.
“Het komt erop neer,” zei mijn moeder, “dat ik nog steeds alle beslissingen neem. We zijn voorlopig dus nog niet weg, maar het is eigenlijk ook niet mijn bedoeling om tot in de lengte der dagen hier de scepter te zwaaien. Het is mijn landhuis niet.”
“Zou je een landhuis willen hebben in een warmer gebied? Zoiets als hier, of een ander land in de buurt van Amber?”
Ze dacht even na en knikte toen.
“Eerlijk gezegd lijkt me dat wel wat. Al mis ik mijn eigen gedoe en mijn spullen in Larenian soms wel. ’s Zomers is het daar heerlijk toeven, maar in de winter minder. Het zou wat zijn als we hier zoiets als een winterwoning zouden hebben.”
“Dan ga ik dat voor jullie regelen,” zei ik. Dat kon gemakkelijk. Ik had nog steeds een claim op een landgoed, ik zou dat aan mijn moeder laten toewijzen. Dat moest kunnen. Er waren meer Gouden Cirkellanden met een goed klimaat.
“Jij bent toch een prinses van Amber?”
Ik knikte.
“Ik hoor daar best veel over hier. Veel roddel denk ik. Maar laatst zei iemand dat jij de dochter van de koning zou zijn. Jouw vader is toch geen koning?”
“Nee, hij is prins. Nooit koning geweest zelfs. En Amber heeft een koningin, Deirdre. De moeder van Rhexenor, niet de mijne.”
“Dat weet ik, ik ben je moeder,” zei ze met een lachje. “Ze hadden het over de vorige koning denk ik.”
“Dat was Random. Julian is een broer van hem.” Dit was belachelijk. Ik wist dat er veel geroddeld werd, maar hoe ter wereld was die roddel er gekomen? Over mijn mogelijke vaders had ik uitsluitend gepraat met Julian, Mandor en Flora en bij hun is dat geheim veilig.
“Wat idioot,” zei mijn moeder verontwaardigd. “Random is toch die ene oom die we toen hebben ontmoet vlak na de brand? Die had ik nog nooit eerder gezien, laat staan…”
“Dat weet ik,” zei ik. “Er wordt zoveel gekletst. Het is hier net zo erg als in de Peak.”
“Ongelooflijk, waar halen ze het vandaan,” mopperde ze. “Die man had absoluut geen fatsoen, een enorme drinkebroer. Net als die andere oom van je, die dan ook nog alles moest slopen. Jouw vader is zo anders dan die twee, hoe komen ze op het idee dat ik iets zou hebben gehad met zo’n onbeschoft iemand! Weet je wie pas een nette jongeman was: Connor. Die was leuk en had gevoel voor humor.”
“Dat is Corwin,” zei ik. “Hij gebruikte daar een andere naam. Hier is hij bekend onder de naam Corwin, dus dan weet je over wie ze het hebben als die naam wordt genoemd.”
“Wat raar, Corwin klinkt toch veel leuker dan Connor?”
“Mee eens. Er zijn echter meer familieleden die hun naam veranderen zodra ze buiten Amber zijn.”
“Dan heb je ook nog die oom van je met dat rode haar. Die mocht ik niet,” zei ze beslist. “Het is alsof ik hem ergens van ken, maar ik vond hem niet aardig. Hij deed alsof, maar hij was het niet.”
“Dat is Brand,” zei ik alleen. Het was hoogst eigenaardig dat ze hem niet mocht. Op de meeste kwam Brand juist heel sympathiek over, toen hij na de brand met mijn moeder praatte, deed hij ook heel vriendelijk. En toch mocht ze hem niet. Hmm.
“En dat zijn allemaal broers van je vader? Hoe kan hij dan zo anders zijn? Hij is tenminste wel beleefd en heeft manieren. Hij zou nooit zo achterlijk veel gaan zitten drinken als die ooms van je.”
“Niet al zijn broers zijn zo,” verzekerde ik haar. “Maar nu even iets heel anders: hoe heette je oma eigenlijk?”
Haar ogen werden groot van verbazing.
“Sinds wanneer interesseer jij je daarvoor?”
“Dat is een merkwaardig verhaal. Eigenlijk begon ik pas echt geïnteresseerd te raken in jouw afkomst omdat er iets aan de hand is met mijn bestaan.”
“Klets niet zo raar!”
“Ik weet dat het vreemd klinkt. Ik heb een aantal maanden geleden te horen gekregen dat er omtrent het vaderschap meerdere mogelijkheden zijn. Julian is mijn oorspronkelijke vader, hij is ook degene die me erkend heeft, maar dat weet je.”
“Hij had het eens moeten wagen je niet te erkennen,” zei ze wat boos. Dat verbaasde me iets, nog niet eerder had ze iets dergelijks opgemerkt.
“Hij heeft er nooit aan getwijfeld dat ik zijn dochter ben, wat hem betrof was die erkenning niet meer dan logisch,” zei ik rustig.
“Morwenna, het is een raar verhaal! Je kunt maar één vader hebben, wat is dit nu weer!”
“Helemaal mee eens. Toch heb ik dit gehoord, ook dat ik ooit vast kan leggen wie mijn vader is. Toen ik met dat verhaal bij Julian kwam, zei hij dat er iets met jou moest zijn, waardoor er meerdere mannen zich tegelijkertijd tot je aangetrokken voelden. Zijn broers en hij dus.” Met opzet noemde ik de naam Random niet één keer, ik wilde haar niet verder in verwarring brengen. Zonder Random was het toch al een ondoorzichtige brei.
“Niet lang daarna hoorde ik uit zeer belangrijke bron meer over jouw grootmoeder. Vandaar mijn vraag.”
Ze keek me een poosje vorsend voor ze antwoordde.
“Als kind heb ik eens een oude brief gevonden, geschreven in een mooi handschrift. Het was gericht aan ene Lora en het was een zeer hartstochtelijke liefdesbrief. Ik weet niet meer precies waarom, maar ik dacht dat die Lora mijn oma was, de moeder van mijn moeder. Duidelijk geschreven door iemand die heel erg verliefd was.”
“Was de brief ondertekend?” vroeg ik gespannen.
“Ja. Door ene Herbert. Niet echt een romantische naam.”
“Vroeger zei je wel eens dat ik op mijn oma zou lijken, maar blijkbaar heb je haar nooit gezien.”
“Nee. Ik had wel eens dat gevoel ja. Herbert bezong in de brief haar gitzwarte haar, haar felblauwe ogen en andere fantastische eigenschappen. En hij was blijkbaar ook nogal weg van haar flinke boezem. Het was een vurige brief.”
“Hmm, de boezem en de haarkleur heb ik zeker niet van haar. En felblauwe ogen…”
“Dat kan wat overdreven zijn gesteld natuurlijk. Mijn moeder heeft de brief afgepakt en was erg boos.”
“Weet je niet meer van haar? Of van je opa?”
“Nee, hoezo?”
“Ik heb je wel eens verteld dat mijn opa, de vader van mijn vader, heel veel kinderen heeft bij veel vrouwen. Eén van zijn kinderen was Lorrayne. Ze had wat bijzondere eigenschappen en is gestorven bij een experiment. Hoogstwaarschijnlijk was dat jouw moeders moeder.”
Ze trok wit weg en leek even niet te weten wat ze moest zeggen.
“Maar dat betekent dat jouw vader en zij broer en zus waren. En dat hij en ik…”
“Ze was zijn halfzus. Hij wist helemaal niets van haar, want Lorrayne is niet alleen gestorven, maar ook uit alle archieven gewist. Mijn vader is veel jonger dan zij. Jij bent dus de kleindochter van zijn halfzus. Misschien wat dichtbij, maar niet te dicht.”
Er viel even een stilte, mijn moeder schonk nog eens thee en bood me weer een sandwich aan. Deze keer nam ik er twee, het leek haar niet eens op te vallen, ze was in gedachten verzonken. Ik at op mijn gemak de sandwiches op en dronk wat van de thee, die prima gezet was, precies de goede sterkte.
“Kun je me iets vertellen over je ouders?” vroeg ik toen.
“Allebei mijn ouders waren tamelijk lang, zowel mijn moeder als mijn vader. Mijn vader had donker haar, mijn moeder donkerblond.”
Mijn moeder is ook donkerblond. Maar ze is niet lang. Ik probeerde in gedachten een beeld te schetsen van mijn overgrootvader. Die zou wel eens lang geweest kunnen zijn, misschien is dat een Sawall eigenschap. En waarschijnlijk blond.
Ik excuseerde me en troefde even naar Merlijn om de naam van mijn overgrootvader te noemen.
“Geweldig, hier kan ik wat mee!” riep Merlijn en ik hoorde hoe hij de gegevens intoetste. Ik verbrak het contact en hervatte het gesprek met mijn moeder.
“”Wat voor iemand was je vader?” vroeg ik.
“Ik weet niet veel van hem. Hij was er vrijwel nooit, liet de opvoeding aan mijn moeder over. Hij zat in het leger ofzo. Mijn ouders zijn aan een ziekte gestorven.”
“Wat voor ziekte?”
Ze dacht een poosje na en keek me toen lichtelijk verbaasd aan.
“Weet je dat ik er geen idee van heb? Er gaan zoveel mensen dood aan allerlei ziektes. Maar ik kan me alleen maar herinneren dat ze beiden wekenlang verpleegd werden, dat er veel mensen over de vloer kwamen, dat er niemand was die iets kon doen. Toen kwam er iemand van de kerk langs, dan weet je wel hoe laat het is. Ze gingen dood, bijna tegelijkertijd.”
“Hoe oud was je toen?”
“Een jaar of vijf. Mijn zus nam me onder haar hoede.”
“Je zus?” vroeg ik onthutst.
“Lenore, jouw tante dus.”
“Wacht even,” zei ik, in verwarring gebracht. “Dat was toch de zus van je moeder?”
Ze keek me stomverbaasd aan.
“Hoe kom je daar nu bij? Lenore was vier jaar ouder dan ik. Natuurlijk kwamen we eerst bij een voogd terecht, een pleeggezin dus.”
Ik schonk haastig nog eens thee in en verbrandde zowat mijn tong toen ik begon te drinken. Ik was compleet in de war. Mijn moeder sprak de waarheid, dus nu was het mijn geheugen dat me in de steek liet. Ik kon me herinneren dat mijn moeder het ooit had over Lenore als de zus van haar moeder en haar echtgenoot, van wie alle kinderen jong gestorven waren. En nu bleek het haar zus te zijn? Had ik wat dingen door elkaar gehaald? Waren de drie jonggestorven kinderen mogelijk die van de voogd geweest? Maar ik herinnerde me tante Lenore nog als een stokoude dame. Wat hoe dan ook raar was, ook in geval ze een tante van mijn moeder was.
“Tante Lenore was toch stokoud? En maar vier jaar ouder dan jij?”
Mijn moeder begon te lachen.
“In de perceptie van een kind misschien oud. Maar ze was pas 28 toen ze stierf.” Ik nam een plak cake van de schaal, begon deze gedachteloos op te eten en dacht na. Mijn geheugen had een loopje met me genomen. Wie was het dan die ik me herinnerde als stokoud? Want de dame die ik voor de geest had, was zeker 60 geweest, had rimpels en was grijs. Of - ineens kwam de mogelijkheid bij mij naar boven - zou het kunnen dat er ook met mijn herinneringen was geklooid? Met welke reden dan?
“We zijn door die voogd opgevoed tot mijn zus achttien was en Larenian onder haar beheer viel,” vervolgde mijn moeder. “Lenore had niets met het landgoed en zodra ik de leeftijd had, heb ik haar uitgekocht en heeft ze het landhuis in Brighton gekocht.”
“Mijn erfenis,” begreep ik. Waarom was dit verhaal ook altijd zo vaag geweest?
“Uiteraard. Je was haar favoriete nichtje tenslotte. Ze hield nogal van feesten, van uitgaan, was erg populair bij de mannen.” Ik zag dat er een wat verbitterde trek op haar gezicht verscheen. “Lenore gedroeg zich tamelijk losbandig, waaierde van het ene vriendje naar het andere.”
“Er was toch sprake van ene Richard?” kwam ineens bij mij naar boven. Was het die oude dame geweest die de naam ooit had genoemd? Of iemand anders?
“Ze had geen vaste vriend, laat staan een echtgenoot. Ze feestte en ze dronk, daarom woonde ze ook in Brighton. Daar is het leven nu eenmaal mondainer dan in de Peak. Op een nacht is ze, waarschijnlijk stomdronken, van de kliffen gevallen en daarbij omgekomen.”
“Is ze begraven in de familietombe?”
“Ja. Allemaal. Mijn hele familie.”
“Vind je het goed dat ik daar wat dingen over uit ga zoeken?”
“Waarom wil je dat uit gaan zoeken?”
“Mam, er kloppen dingen niet. Er zijn wel wat erg veel familieleden overleden. Je ouders aan een ziekte… ben jij ooit ziek?”
“Eh… nee, niet echt. Maar zoiets kan zomaar opkomen.”
“Wat je vader betreft mogelijk wel. Maar je moeder? Ze was derde generatie Amberiet, dat ben ik ook. Ik ben nooit ziek.”
“Laatst wel toch?”
“Dat is iets anders geweest, daar kom ik nog op terug. Wat ik bedoel,” ik keek haar doordringend aan, “wij Amberieten zijn eigenlijk nooit ziek. Er is geen Amberiet die van ouderdom gestorven is. We worden heel erg oud. Men gaat ofwel gewelddadig dood of verdwijnt, maar we gaan niet dood van ouderdom, ook niet aan ‘zomaar een ziekte.’ Er zit meer achter en ik wil weten wat.
Hoe is het nu eigenlijk met de migraine? Daar heb je toch ook altijd last van gehad?”
“Dat heb ik nog steeds, hier minder trouwens. Mijn zus had het ook, dat is vast erfelijk. Misschien dat ze daarom zoveel dronk. Ik geloof niet dat ik het als klein kind had.”
“Denk je dat het begonnen is na de dood van je ouders?”
“Volgens mij wel.”
“Wat ik denk is dat er geklooid is met zowel jou als met je zuster. Ik heb heel sterk het vermoeden dat die migraine een oorzaak heeft, het kan een bijeffect zijn van blokkades. Daarbij kun je denken aan het onmogelijk maken je bepaalde dingen te herinneren tot aan het maken van valse herinneringen toe. Ik weet iemand die ernaar zou kunnen kijken, als je dat wilt tenminste.”
“Wat gebeurt er dan?”
“Niets waarschijnlijk. Dan weten we alleen of je dat hebt en mogelijk hoe sterk het is.”
“Maar waarom zou iemand dan mijn geheugen willen blokkeren?”
“Diverse redenen. Ik vermoed dat je verwantschap met Lorrayne er een heleboel mee te maken heeft, waarschijnlijk heeft het ook iets te maken met je grootvader, die lijn laat ik op dit moment door een neef uitzoeken.”
“Het komt er dus op neer dat ik op meer manieren aan je verwant ben,” zei ze nadenkend. “Wil je me wat meer vertellen over de familie van je vader?”
Dat deed ik, zonder al te veel in detail te treden. Ik vertelde over Oberon, diens vrouwen en kinderen.
“Dus die Oberon is ontzettend los met vrouwen,” zei ze hoofdschuddend. “Dat heeft je vader zeker niet van hem geërfd.”
“Ik geloof het ook niet,” zei ik glimlachend.
“Hij was ontzettend beleefd,” zei ze mijmerend. “We hebben elkaar wel op een vreemde manier ontmoet natuurlijk. Het was donker en hij struikelde over me heen. We vielen beiden, hij heeft me overeind geholpen. Hij was uiterst vriendelijk. Van het één kwam uiteindelijk het ander, maar ik geloof nooit dat hij van de ene vrouw naar de andere ging. Eigenlijk vreemd dat hij later deed of hij me niet herkende. Ja, zo kan ik dat ook natuurlijk, ik deed ook maar of ik hem niet had gezien.”
“Misschien had hij je nog niet eerder ontmoet,” zei ik aarzelend. “Wat hem betrof dan. Er is ontzettend geklooid en gemanipuleerd indertijd.”
“Het is raar Morwenna. Zo doe je toch niet tegen iemand met wie je een paar dagen opgesloten hebt gezeten?!”
Ik was even met stomheid geslagen. Eerder wist ze zich niets te herinneren, alles rond de tijd van mijn verwekking leek voor haar een grote waas te zijn, en nu kwam ze ineens met iets concreets!
“Eigenlijk was het wel lachwekkend,” zei ze lachend om mijn verbaasde gezicht. “Het is wonderlijk, maar ik herinner het me nu weer heel helder en ik denk dat je het moet weten. Ik was op reis, om nieuws van je vader te krijgen moest ik in Londen zijn. Onderweg bleef ik slapen in zo’n landhuis waar ook kamers werden verhuurd. ’s Nachts was er een hoop lawaai en tumult en ik ging kijken wat er aan de hand was. Het was nogal druk, de herrie leek uit de kelder te komen. Ik ging daar dus heen, kwam min of meer in botsing met iemand die over me heen struikelde, we vielen de kelder in en achter ons sloeg de deur dicht. Hij was vriendelijk en beleefd, zoals ik al zei, hielp me overeind en probeerde vervolgens de deur open te krijgen.”
Ze begon hartelijk te lachen, ik zag dat haar ogen schitterden bij de herinnering.
“Hij kreeg die deur dus niet open en is daar echt een poos mee bezig geweest. Hij heeft ook staan bonzen en roepen, niemand die wat hoorde. Hij baalde enorm. Ik vond het minder erg, want er waren voorraden genoeg. Hij mopperde over de honden die niet naar binnen konden. Julian was netjes en beleefd… de eerste dag dan. Daarna was hij dus wat minder afstandelijk en erg aardig. Ja, ik vond hem toen een heel aardige man,” zei ze licht peinzend.
“Hoe kwamen jullie eruit?”
“Uiteindelijk was er toch iemand die wijn moest hebben,” zei ze met een lachje. “De deur ging gewoon open. Het was wel een toestand hoor, ik in mijn nachthemd, hij ook in zijn hemd. Hij wist niet hoe snel hij weg moest komen, dat vond ik toch wat vervelend. Al met al hebben we er een week gezeten en in die week ben jij dus verwekt. Wat vreemd hè, dat ik dat vergeten was!”
Niet vreemd. Wel heel vervelend, maar het was niet haar schuld. Er was gerommeld en geklooid. Eindelijk had ik datgene gehoord wat Julian me al eerder vertelde, mijn moeder wist wel degelijk wie mijn vader was. Inwendig moest ik vreselijk lachen om het verhaal, vooral als ik dacht aan de uitspraak van die ene Barimen:
“Heeft Julian nog een dochter? Hoe is dat gebeurd? Hebben ze hem gedwongen?” Nu wist ik het antwoord, er leek inderdaad veel moeite te zijn gedaan om hem zover te krijgen. ‘Gaat het niet vanzelf, dan sluiten we hem maar op met haar’. De afgesloten deur… ik wist dat er Amberieten waren die gedaan zouden hebben of de deur afgesloten was. Maar mijn vader is zo niet, dus hij kon echt niet weg. Hoogstwaarschijnlijk was de boel daar ook nog afgeschermd geweest tegen troef en leek het zelfs voor zijn dieren onmogelijk geweest te zijn om daar te komen. Er was heel veel moeite gedaan. Met welke reden precies? Toch niet om een eigenwijze meid op de wereld te laten komen?
“Ik ben verder gereisd naar Londen, je vader zag ik later nog eens op een feest op een nabij gelegen landgoed, jij was toen een paar weken oud. Ik lachte naar hem en hij deed of hij me niet zag. Nou ja, als hij me niet wilde kennen, dan niet. Ik kon je ook alleen wel groot krijgen, besloot ik toen. Maar het was raar, het was echt of hij me totaal niet herkende.”
“Wat me opvalt,” zei ik nadenkend, “is dat jij het hebt over een ontmoeting nadat jullie samen zijn geweest. Hij zegt dat hij je al heeft ontmoet voordat hij iets met je kreeg.”
“Ach welnee,” zei ze verwonderd. “Dat moet ik me toch kunnen herinneren dan?”
“Het hoeft niet. Jouw grootmoeder had iets met oorzaak en gevolg, soms omgedraaid. Mijn vader heeft een dergelijke eigenschap, niet helemaal hetzelfde. Jij mogelijk ook. En ik zei al dat er gerommeld is.”
“Het klinkt als niet logisch.”
“Daar ben ik het mee eens.”
“Mijn zus zei ook wel eens rare dingen. Over dat ze iets al mee had gemaakt voordat ze het meemaakte ofzo. Ze was vaak dronken, ze werd zelfs dronken wakker.”
“Dat is raar,” besefte ik. “Je zus was ook een Amberiet, het is echt moeilijk voor een Amberiet om echt dronken te worden, zeker op regelmatige basis.”
“Nou, als ik me die ooms van je herinner…”
“Die waren flink aan het zuipen, maar nog steeds niet dronken,” zei ik. “En ze hadden ruimschoots voldoende op om een delirium te krijgen zelfs. Dat is wat ik bedoel. Er klopt iets niet. Kun je je herinneren of er bij jullie vaak vreemde mensen over de vloer kwamen?”
“Meestal niet. Bij mijn ouders trouwens wel.”
“Weet je daar nog iets van?”
Ze wreef over haar voorhoofd.
“Nee, helemaal niets,” zei ze met een zucht.
Ik verdeelde het laatste restje thee uit de theepot en dronk meteen mijn kopje leeg.
“Luister,” zei ik toen tegen mijn moeder. “Ik denk dat het goed is als er iemand onderzoekt of je blokkades hebt en zo ja, wat voor soort. Dan is het nog vroeg genoeg om te beslissen of ze weg gehaald moeten worden of niet. Verder weet ik dat Julian graag een keer met je wil praten, zou jij dat ook willen?”
“Eigenlijk wel. Maar als hij zo terughoudend blijft… hij doet echt houterig. Ik heb hem nu twee keer ontmoet weer en beide keren deed hij ontzettend afstandelijk. Net of hij me liever niet ziet.”
“Dat is me niet zo opgevallen,” zei ik.
“Vast niet. Het is een eigenschap die hij aan jou heeft doorgegeven. Ik wil graag met hem praten, we hebben tenslotte samen een kind. Dit is gewoon een belachelijk situatie zoals hij zich gedraagt! Zo stug en zo koeltjes, alsof hij me liever niet ziet.”
“Ik denk dat hij zich wat verlegen voelt met de situatie. Hij kwam er pas na jaren achter dat hij een dochter had, jij bent getrouwd… wat moet hij doen? Hij is niet vreselijk goed in communiceren. Desondanks kan ik hem vragen of hij aardig wil doen tegen je.”

No comments: