Deel 2: Kasteel Amber

Dit werd een vreemde dag. Ik heb een aantal familieleden ontmoet, van wie ik voor deze dag het bestaan niet eens wist. Mijn vader… de man die ik zo noem, is dat zeker niet. Mijn moeder zal mijn moeder zijn en het is een raar idee dat ze dus een koekoeksjong het nest in heeft gesmokkeld en dat altijd verborgen heeft gehouden. Ik vraag me af of mijn vader weet dat hij dat niet is, ik ben er zeker van dat mijn broer niet weet dat ik maar half zijn zuster ben.
Mijn biologische vader ken ik nu ook. Dat zeg ik verkeerd. Ik heb hem ontmoet, met hem gesproken, hij heeft niet direct toegegeven dat hij mijn vader is, maar daar bestaan geen twijfels over. Bij niemand. Ik zal proberen te omschrijven wat er nog meer gebeurde die dag.

We liepen door een tunnel. Het mannetje was continu aan het mompelen. Op een gegeven moment hoorde ik hem iets zeggen over ‘troeven’ en voelde ik hoe de kaart uit mijn hand gegrist werd. Vervolgens werden we geduwd, zei het mannetje ‘dag!’ en buitelden we over elkaar heen op een tapijt in een grote hal.
Ik ging rechtop zitten en zag een sjiek geklede man met een dekschaal in zijn handen. Hij keek alsof het heel normaal was dat er plotseling een aantal vreemden in de hal lagen. Blijkbaar was dat ook zo, want hij zei in een vreemde taal, die ik toch wel begreep: “Hmm, gasten. Ik zal U aankondigen.” Hij liep weg door één van de deuren. Intussen bekeek ik de hal waar we waren aangekomen wat beter. Het tapijt was oranje met de afbeelding van een witte eenhoorn. Aan de wanden hingen portretten van allemaal deftige mensen.

Een jochie kwam naar ons toe en zei ons hem te volgen. We werden naar een zitkamer geleid waar we koffie kregen met een likeurbonbon. Hier hingen nog meer portretten. De jongen antwoordde op een vraag dat we in het paleis van de Koning van Amber waren op de berg Colvir. De koning was nog niet zo lang koning. King Random. Ronardo verwonderde zich erg over de naam, blijkbaar had het iets te maken met chaos. De jongen zei dat niemand van Chaos hield en dat de oorlog net voorbij was. Chaos had te maken met monsters.

Een jongedame met donker groenig haar, daar doorheen gouden draden geweven, lichtbruine ogen en een bleke huid kwam binnen. Ze stelde zich voor als Moyra. Ze zei dat we deel konden nemen aan de maaltijd en ging ons voor naar de eetkamer, waar een grote eettafel stond die gedekt was voor acht personen.
Met magie werd geregeld dat we de taal hier volledig zouden kunnen verstaan en ook spreken tijdens de maaltijd. Ze spraken Thari, legde ze uit. Ik vond het wat bekends hebben en kon het ook zondr magie redelijk volgen. Het leek op een mengeling van Gealic en Engels, maar zowel Ronardo als Rhexenor hadden er moeite mee.
Wij moesten aan de lange zijdes van de tafel zitten volgens een echte tafelschikking. Aan één kant Ronardo en ik met Moyra tussen ons in. Rhexenor zat tegenover Moyra.
We zaten nog maar net toen er een man binnenkwam. Deze was gekleed in kleding die ik wel normaal vond, het soort wat veel gedragen wordt waar ik vandaan kom. Donker haar, blauwe ogen, strakke blik. Laarzen met sporen en een zwaard aan de zij. Kalm ging hij tegenover mij zitten en zei geen woord. Hij rook naar hond en paard, geen onprettige lucht.
Vervolgens werd er een blinde dame binnen geleid. Een hele mooie dame, ook al groenig haar. Ze werd voorgesteld als Koningin Vialle.
De kleine, vrolijke, blonde man met de aardige lach was de nieuwe koning. Hij en Vialle gingen ieder aan een hoofd van de tafel zitten.
Tijdens het opdienen van het eerste hoofdgerecht, ging de deur nog een keer open en Fiona maakte haar entree. Zeer opvallend en aanwezig, vuurrood haar, groene ogen, sproeten. Het meest opvallend vond ik de handschoenen die ze ook tijdens de maaltijd aan hield.
Ze noemde de man tegenover mij Julian, die stijfjes terug knikte. Al die tijd had hij tegen niemand een woord gezegd, zelfs geen begroeting kon eraf.
Intussen was het me opgevallen dat bijna al deze mensen hier aan tafel, met uitzondering van Vialle en Moyra, iets bekends hadden. Zoals die lijken in de toren eerder.

De maaltijd was van uitstekende kwaliteit, helaas hadden we te maken met de nieuwerwetse French Cuisine. Dat betekende dus een eindeloze rij aan eenhapsgerechten. Gelukkig had Rhexenor al eerder laten merken dat hij flinke trek had en had Moyra opdracht gegeven om een dozijn kippen te bereiden. Zo was de hoofdmaaltijd tenminste nog vullend.

Wat er besproken werd tijdens de maaltijd? Van alles en nog wat. De kabouter die ons hier heen bracht, noemden ze Opa Dworkin. En het was geen toeval dat we een kaart van hem vonden. Die kaarten noemden ze Trumps (Troeven). In feite zijn dat magische deuren. Iedereen in de familie heeft zo’n dek en iedereen staat daar op.
Deze wereld en het kasteel zijn Amber. Onlangs is Random door de eenhoorn aangewezen als Koning. Hij is de opvolger van Oberon, dat is de vader van Julian, Random en Fiona (ze hebben niet dezelfde moeders). En het zou goed kunnen dat we familie zijn, dat zouden ze gaan testen. Hoe? Door het patroon van Amber te overleven. Het was vooral Fiona die stond op deze testen, eigenlijk was ze het grootste deel van de tijd aan het woord.
Julian richtte plotseling het woord tot mij. Hij knikte naar Fillipien.
“Mooie valk.”
"Ze is heel bijzonder. Ik heb haar een jaar of 12 geleden gevonden, ze was gewond. Ik heb haar Fillipien genoemd."
Hij trok een wenkbrauw op en strekte zijn arm uit. Fillipien vloog naar hem toe en ging rustig op zijn arm zitten. Ze kende hem en vertrouwde hem.
“Gewond?” vroeg hij aan de valk. Ik realiseerde me dat dat inderdaad vreemd was. Ik bedoel, ze was wel eens gewond, maar nooit voor lang. Ze genas heel snel en zou me eigenlijk niet nodig gehad hebben om te verplegen.
“Schaduwwolf zeker,” zei Julian. Fillipien vloog terug naar mijn schouder.
Het viel me op dat Random probeerde om het gesprek vooral gezellig te houden, Julian niet meer zei dan hoognodig, Vialle verlegen en vriendelijk was en dat ze allemaal Moira niet mee vonden tellen. Julian en Fiona mochten elkaar niet, zoveel was ook duidelijk. Wat een familie! Er speelde nogal veel.
Vialle was van het paleis van Rebma, dat onder water was. Het probleem met ademhalen was geregeld, glimlachte ze op mijn vraag. En Moyra was familie van haar. Verder had Random een zoon Martin, geen zoon van haar. En de verschillende werelden noemden ze Schaduwen.
Er waren nog veel meer familieleden. Allemaal zonen en dochters van Oberon. Ene Bleys, goed in wapens, werd genoemd; Corwin had iets met beesten en Gerard met monsters. Martin ging om met de verkeerde personen en dankzij hem hadden ze bijna de oorlog verloren.
Dworkin had met behulp van een instrument (uit de oogkas van het serpent uit de hoven van Chaos) een patroon gecreëerd op de Basiswerelden. Het patroon van Amber was het dichtst bij het oorspronkelijke. Bepaalde krachten werken niet goed in Amber, de regels zijn hier strakker. Verder weg is het gemakkelijker om dingen te veranderen en heel ver weg is er Chaos. Chaos is het best uit te leggen als zichzelf steeds veranderende situaties van oerkrachten en wezens die van vorm kunnen veranderen.
In de kelder is het Patroon, het Doolhof van Macht. Af en toe verschijnt er een patroon in het paleis Tir Nan Ocht. Ergens zou er nog een Vuurpatroon moeten zijn.
De meeste familieleden hebben dat in de kelder gelopen. Bloed van een Amberiet op het patroon veroorzaakt een beschadiging in de wereld zoals Martins bloed op het patroon dat heeft veroorzaakt. Daar schijnt Brand voor verantwoordelijk te zijn, die inmiddels is uitgeschakeld.
Het symbool van hier is de Eenhoorn, dat van Chaos is het Serpent. Ook in Chaos is zoiets als een patroon, dat de Logrus genoemd wordt.
Vialle verzocht ons met zachte stem haar nog eens op te zoeken.
Het tafelen is klaar. Random verzoekt ons om op audiëntie te komen straks, zegt dat Julian en ik een afspraak hebben over valken en Ronardo en Fiona over bijzondere voorwerpen waar ze heel veel van weet.

Dat is me de familie wel. En wat ik begreep, nog maar een klein gedeelte er van. Ze gooien met termen waar ik niets van weet, reizen tussen verschillende werelden terwijl ik tot vandaag dacht dat dat niet mogelijk was en hebben allemaal hun eigen agenda. Van deze mensen sprak Julian me eigenlijk het meest aan, iemand die duidelijk niet hield van allerlei plichtplegingen. Fiona is een sterke persoonlijkheid, het grootste deel van het tafelgesprek was door haar gevoerd en ik denk dat ze een bron is van veel antwoorden maar van nog meer vragen. Dan heb je Moyra en Vialle, erg lief en vriendelijk. En de koning…. Random is een geschikte vent, maar ik vind hem erg druk en hij heeft het constant over details waar ik geen verstand van heb (ik bedoel maar: wat zijn fries and burgers bij the Mac? Eén of andere Schotse clan?). En waarom heeft hij een vrouw zoals Vialle?

Aan Rhexenor (die trouwens goed over eten kon praten met Random) en Ronardo werd een gastenkamer gewezen. Ik bleef achter met Julian, die er op stond om meteen een gesprek met me te hebben. Blijkbaar hield hij niet van uitstel. Maar hij vond het heel moeilijk om het gesprek te starten, hij ijsbeerde wat heen en weer. Tenslotte zei ik hem in het Engels dat Fillipien blijkbaar zijn valk was.
“Niet meer. Ze is jouw valk,” antwoordde hij accentloos in dezelfde taal. “Kun je paardrijden?”

Hij ging me voor naar de stallen, waar een enorm paard stond. Een prachtig beest. Een stuk of 12 wolfsachtige honden, van de afmeting kalf, begroetten hem enthousiast. Daarna werd ik door de beesten nieuwsgierig besnuffeld. Blijkbaar had ik een bekende lucht, want ze waren tevreden.
“Hellehonden,” legde Julian uit.
Inmiddels verwonderde ik me nergens meer over. Ik merkte dat ik heel veel over me heen liet komen nu. Was het gisteren dat ik nog gewoon thuis was? In minder dan een dag tijd was ik overmeesterd, in een kooi opgesloten, bevrijd, had ik twee lijken moeten begraven, had ik nieuwe vrienden leren kennen die waarschijnlijk tot ‘de familie’ behoorden, was ik van mijn geboortewereld naar een tussenwereld gereisd en vandaar naar mijn ‘familiewereld’. En mijn echte vader ontmoet. Want tijdens de maaltijd had ik vaag mijn vermoedens, door de begroeting van die honden wist ik het eigenlijk zeker. Verder leek Julian me niet iemand die zomaar aangewaaide familieleden mee uit rijden nam.

Intussen was het paard gebracht dat ik mocht berijden. Met enig ontzag bekeek ik het. Een prachtig wit beest, maar ook al zo groot. Desondanks ging het erop klimmen en het rijden me goed af en kon ik Julian aardig volgen, het bos in.

Nah ja, bos is absoluut het verkeerde woord. Dit was een WOUD. Met hele grote bomen. En oeroud, voelde ik. Hierbij vergeleken was het bos bij mijn ouderlijk huis niet meer dan een struikgewas. Ik vroeg me af of alles in Amber zo was. Zo groot, zo oer en zo natuurlijk. Op de één of andere manier voelde ik me thuisgekomen, waren veel puzzelstukjes op hun plaats gekomen. Ik was het buitenbeentje van de familie in het Peak District, hier was dat zeker niet het geval. Sterker nog, afgaande op de verhalen die ik tijdens de maaltijd had gehoord, zou ik eerder tot de saaie tak van de familie horen.

Ik probeerde wat te praten met Julian. Dat was nog best lastig, het is een man van weinig woorden en hij moet mijn oeverloze gezwam (tja, ik was toch een beetje zenuwachtig en durfde DE vraag niet te stellen) vast irritant hebben gevonden, al liet hij dat niet merken. Ik weet niet eens meer precies waar ik allemaal over kletste, ik geloof iets over de manier waarop ik hier was gekomen. Ik vroeg hem naar de naam van zijn paard en het woud. Morgenstern en het Woud van Arden. Hij is Wachter van dit Woud. Ik vergat te vragen naar de naam van mijn paard, wat duidelijk aangeeft dat ik niet echt in mijn normale doen was. Ook Julian heeft een valk, met de naam Ajax. Een enorm beest ook weer. Op een gegeven moment leken zijn honden iets op het spoor te zijn en vroeg Julian me of ik met een kruisboog kon omgaan. Eh, nee. Ik had nooit leren omgaan met wapens, mijn vader vond dat niet gepast voor een meisje en eerlijk gezegd heb ik er nooit veel belangstelling voor gehad. Julian fronste zijn wenkbrauwen. Of ik dan wel verstand van jagen had? Ja, dat natuurlijk wel. Nee, ik had geen wapens, zelfs geen mes. Hij duwde me een mes in de hand, om mezelf te verdedigen. Fascinerende optie.
De honden waren in gevecht met een enorme beer. Julian steeg van zijn paard af, liep bedaard met getrokken zwaard naar de beer en in een paar houwen was het beest dood. Nog nooit eerder had ik iemand zo snel een beer zien verslaan, dus ik was behoorlijk onder de indruk.

Een paar van de honden waren gewond, eentje had een gebroken poot. Dit was meer mijn terrein en ik verzorgde hen en zette een poot. Ik had het idee dat deze honden snel zouden herstellen van hun schade. Blijkbaar was dat iets Amberiets, Fillipien was ook nooit lang gewond. En nu ik er over nadacht, ik ook niet. Tot nog toe was ik altijd veel sneller van alles hersteld, ziektes en verwondingen, dan wie dan ook in mijn omgeving. Dat werd toegeschreven aan mijn ‘sterke gestel’, nu begreep ik waar dat vandaan kwam.

Gelukkig putte Julian zich niet uit in bedankjes voor het verzorgen van zijn honden. Dat zou ik ook heel vreemd hebben gevonden van hem, want hij is daar de man niet naar. Hij leek het heel gewoon te vinden dat ik dat deed, maar het had tevens zijn goedkeuring. De honden accepteerden mijn zorg volledig, ze bleven doen alsof ze me kenden.

Uiteindelijk schraapte ik al mijn moed bij elkaar en stelde de vraag waarop ik het antwoord al wist: “Bent U mijn vader?”
“Dat is wel een directe vraag,” was het antwoord. Tja, ik had er natuurlijk ook omheen kunnen blijven draaien, conform de etikette. Maar daar was ik nooit goed in geweest.
“Als ik je vader was, zou ik je een geluksamulet hebben gegeven,” zei hij.
“Zoals dit?” Ik haalde het amulet onder mijn kleding vandaan. Hij knikte.
“Zoiets ja.”

“Mijn vader, Oberon, heeft veel kinderen. Een aantal zijn erkend, daarnaast heeft hij ook nog een aantal bastaardkinderen. De kinderen van Oberon echter zijn niet bepaald gezegend met kinderen. Dus de kinderen die er zijn, groeien ergens in een Schaduwwereld op en hun ouder probeert er voor te zorgen dat hen niets overkomt. Random heeft dan een zoon Martin en die twee kunnen niet met elkaar overweg. Corwin heeft een zoon, Merlin, en ook die twee hebben zo onderling hun problemen.
Stel je voor, een aantal jaren geleden is er iemand die al een poos zijn valk niet heeft gezien. Hij besluit naar de valk op zoek te gaan en komt er achter dat hij een dochter heeft. Dan is het niet meer dan normaal om de valk bij haar te laten zodat hij weet dat zijn dochter iets meer beschermd is. Amberieten zijn zuinig op de kinderen die ze hebben, zoals ik al zei, veel zijn er niet en er zijn altijd machten/personen die er op uit zijn om Amber te dwarsbomen of te vernietigen.
Van mijn broers en zussen zijn er een aantal weg of dood. Daarom zijn nieuwe familieleden ook zo welkom.
Hee, er komt een meisje aan met een valk, laten we Julian uitnodigen voor het eten, moet Random gedacht hebben…
Gerard is een directe broer van mij, hij is de bevelhebber van de Vloot van Amber. Hij is erg sterk, er is niemand sterker dan deze broer. Bleys is één van de drie roodharigen. Dan is er Flora en zij heeft schaduwwolven. Flora zul je vast nog ontmoeten, iedereen of niemand in de familie heeft ruzie met haar. Ze heeft toen Corwin geholpen door hem te verstoppen en kreeg daardoor ruzie met Eric. Eric is dood, als een held gestorven in de oorlog.
Oberon is weg, maar werd door niemand gemogen. De manier waarop hij ons, zijn eigen kinderen opvoedde…. Hij zette ons tegen elkaar op.”

Het duizelde me aardig, al die informatie. Inmiddels was er een bediende komen waarschuwen dat de koning per direct zijn gesprek met mij wilde hebben, dat hij nu in alle staten was… enzovoort. Veel haast had ik echter niet. Julian begeleidde me rustig terug naar het kasteel en zei me dat ik te allen tijde contact met hem kon opnemen. Hij gaf me een kaart, zijn troef. Een nieuwe beveiligde versie. Ik moest vooral goed op mezelf letten, hij wilde me wel helpen met patroon lopen. En ook om te leren omgaan met die dolk. Oh, was dat nu een dolk. Ik bekeek het mes nog eens dat ik had gekregen.
Dat amulet was voor mij persoonlijk, er zat Ambermacht in. Het zou me geluk brengen. Toen nam hij afscheid en reed weg.

Mijn nieuwe vader is iemand om trots op te zijn. Ik zou veel tijd nodig gaan hebben om hem te leren kennen, maar tijd was iets waar ze hier in Amber genoeg van hebben. Ik bedoel maar, Julian ziet er niet echt uit alsof hij oud genoeg was om mijn vader te kunnen zijn, terwijl ik voel dat hij heel erg oud is. Ik vraag me af of ik, als kind van een Amberiet, ook ouder zal worden dan de gemiddelde mens? Ik denk dat het niet in jaren is uit te drukken. Interessant is het allemaal wel.

Oh ja, dat gesprek met Random. Is dat nu een koning? Hij springt van hak op de tak. En waarom was dat gesprek nu ineens zo dringend? Het enige waar hij over sprak was over ‘junkfood’, stelde hij de vraag of Ronardo stiekem van Fiona zou kunnen zijn. En had hij de vriendin van Corwin laatst zien lopen met een arm in het verband. Dat had vast iets te maken met hoe we hier gekomen waren. Oh ja, de vriendin van Corwin was hier niet meer.

No comments: