103. Scheiding

Hoe heb ik hem dit aan kunnen doen! Op het moment dat ik toestond dat Iestyn onder de hoede van Gramble kwam, wist ik dat dit een foute beslissing was. Alsof ik niet weet dat de verhouding tussen Mandor en Gramble slecht is, alsof ik er niet van doordrongen ben dat er in het verleden teveel dingen zijn gebeurd.

“Je vond het niet nodig dit te overleggen?” Van zijn gezicht was niets af te lezen, hij had zijn gevoelens volledig afgesloten voor mij, alleen aan zijn stem kon ik merken dat hij verstoord was.
“Dan is dat duidelijk,” zei hij zonder echt op een antwoord te wachten. “Ik zou dus gewoon één van onze kinderen met Brand mee kunnen sturen omdat hij dat zo vriendelijk vraagt.”
“Dat is geen vergelijk,” zei ik. “En ik had moeten overleggen met jou.”
Hij keek me een poos met een koele blik aan voordat hij iets terug zei.
“Dat wordt dan een scheiding. Ik kan je niet vertrouwen.”
De woorden kwamen aan als mokerslagen, ik voelde een koude optrekken vanuit mijn tenen en stamelde een soort van excuus. Hij onderbrak me.
“In Chaos worden nooit excuses aangeboden. Ik heb trouwens hier geen tijd voor.”
Voordat ik het goed en wel door had, was hij al weg via Troef. Ik voelde me verschrikkelijk leeg en vooral schuldig. De gedachte dat we uit elkaar zouden gaan, kon ik nauwelijks verdragen, maar hij had reden genoeg om dit door te zetten. Ons huwelijk was mede gebaseerd op wederzijds vertrouwen en ik had dat op een vreselijke wijze beschaamd. Wat had ik gedacht toen ik ‘ja’ zei tegen de plannen van Gramble? Was ik echt van mening dat Mandor in de loop der jaren milder over zijn vader was gaan denken? Dit alles was gewoon stom van me en er was geen enkele manier waarop ik dat terug zou kunnen draaien.

Een leeg, drukkend gevoel. Alleen. Niets lijkt meer zin te hebben, ik zou het liefst op mijn bed gaan liggen met de deur op slot en de dekens over mijn hoofd. Dit is zelfs te erg voor tranen, huilen kan ik niet. Ik zit met een verstikt gevoel in mijn lichaam. Ik zal me hier overheen moeten zetten en ik zie nu maar één manier. Door actief te worden, door dingen te doen en door vooral te proberen om de gedachten aan Mandor op de achtergrond te schuiven. Terwijl ik dit schrijf, weet ik al dat dit niet zal lukken. Maar ik kan het minstens proberen. Ik zal een bad nemen, schone kleren aantrekken en een vrolijk gezicht trekken. Hmm, dat laatste is te opvallend. Goed, gewoon nietszeggend dan, tenslotte ben ik een dochter van mijn vader en één van de dingen die ik van hem geërfd heb, is het vermogen om op anderen over te komen als stug en stoïcijns.

Gelukkig was er genoeg te doen in de toren. Genoeg om niet iedere keer aan Mandor te hoeven denken en de woorden die hij had uitgesproken. Hij had nog nooit eerder zoiets gezegd en het had me enorm gekwetst. Ergens op de achtergrond van mijn gedachten verwachtte ik ieder moment het papierwerk om de scheiding te regelen, maar in dat opzicht gebeurde er niets.
Owen keek me een paar keer onderzoekend aan tijdens de maaltijd die ik had met hem en Bryana in de schoolkantine, maar hij zei niets. Bryana babbelde over van alles en nog wat, al liet ze merken het jammer te vinden dat Merlijn’s lessen waren weg gevallen en ook dat er een paar lessen van Mandor zouden gaan uitvallen. Eigenlijk waren dat de enige twee leraren die genoeg uitdagende stof konden bieden aan onze dochter, de andere vakken waren behoorlijk onder haar niveau. Maar ze zat er niet echt mee, alle extra vakken maakten haar rooster in ieder geval vol. Owen zei dat hij de komende dagen hier nog wat rond zou hangen, hij had wat interessante dingen ontdekt die hij nader wilde bekijken. Ik vroeg niet wat hij dan had ontdekt, mijn hoofd stond er gewoon niet naar.

Ik kreeg het niet voor elkaar om de Toren dusdanig af te sluiten dat er niet meer steeds mee geklooid zou worden. Behalve mijn Macht, zat er meer in. Van Mandor, een beetje van Julia en dan ook nog behoorlijk veel andere Macht, ik vermoedde van Sand.
Ik ging naar Julia’s kantoor om met haar te overleggen.
“Waar is Mandor eigenlijk? Hij zou hier immers ook een aantal dingen regelen.” was haar eerste opmerking toen ik binnen kwam. “Hij heeft zonder nadere toelichting zijn lessen voor de komende paar weken gecancelled, hij zou mee beslissen over de toekomst van de Toren en…”
“Hij heeft het druk,” viel ik haar in de rede. “Ik stel voor dat jij me gaat helpen met het locken van deze plaats, in mijn eentje krijg ik het niet voor elkaar.”
Gelukkig vroeg ze niet verder, in plaats daarvan trachtte ze me de volgende dagen mee te helpen. Het had weinig nut, Julia is te zwak voor dit soort dingen. Niet dat ik dat tegen haar zei, ik vertelde haar alleen naar waarheid dat ik het gevoel had dat we werden tegengewerkt. Toen begon ze weer over Mandor, aan zijn hulp zou ik meer hebben.

Het ergert me. Iedere keer als ik probeer om alle gedachten aan hem zo diep mogelijk weg te stoppen, is er weer iets dat me juist extra aan hem doet denken. Niet alleen de opmerkingen van Julia, maar ook het feit dat de aanwezigheid van Bryana en Owen me iedere dag aan hem doen herinneren. Ik moet aan mezelf toegeven nog lang niet van hem af te zijn. Zelfs als de scheiding rond is, zal ik het niet kunnen verdragen dat ik verder moet zonder hem. Goeie God, hoe kan ik ooit ongedaan krijgen wat ik heb gedaan? Ik zie zo geen mogelijkheden. Als ik nu Iestyn terug zal halen, zullen hij en Gramble weten dat het vanwege Mandor is. Ik weet dat Mandor dat helemaal niet zal willen en dat ik hem door zo’n actie volkomen te kijk zet. Dat wil ik niet, ik hou van hem. Misschien hou ik niet genoeg van hem, want ik kan hem niet loslaten. Houden van is toch onvoorwaardelijk? Als je echt van iemand houdt, moet je toch juist in staat zijn om de ander het beste te gunnen, zelfs al zou dat inhouden dat je uit elkaar gaat Ik ben hier nog lang niet uit, weet alleen dat ik niet wil scheiden.
Er zijn echter nog steeds geen papieren binnen met een voorstel. Maar dat kan, alles wat Mandor doet gebeurt met grootse precisie. Hij zal tijd nodig hebben om alles goed uit te werken. Moet ik hem nu troeven met de vraag of we nog eens zullen praten? Of is dat ook een teken van zwakte?


Met nog meer verbetenheid wierp ik me op de toekomst van het instituut. Behalve dat ik het anderen onmogelijk wilde maken om te rommelen met deze plaats, wilde ik ook de tijd aanpassen naar het gemiddelde tijdsverloop van de twaalf werelden. Dat was een kwestie van vooral wat dingen uitzoeken en het gemiddelde kwam op ongeveer anderhalf keer zo snel als Amber. Het was tamelijk gemakkelijk om het tijdsverloop van de Toren daarop aan te passen. Ongeveer zo snel als Elysium, iets minder snel dan Gormenghast.
In die dagen gaf ik ook voor het eerst weer eens een gastlezing over uiteenlopende betekenissen van bepaalde symbolen binnen diverse culturen en over de mogelijkheden daarvan. De lezing werd matig bezocht, doch de reacties van alle aanwezigen achteraf waren verrassend positief.
Alle achterliggende administratie werd geregeld, ik haalde her en der boeken vandaan voor de bibliotheek die nog steeds te karig voorzien was naar mijn begrippen en troefde naar Sand. Ze was in een werkkamer in haar kasteel te Corrilane, haalde me door en de begroeting wederzijds was hartelijk. Terwijl ze wat te drinken liet brengen, vroeg ze naar wat algemeenheden. Hoe het met de kinderen ging die ze nog nooit gezien had en of ik nog steeds getrouwd was met dezelfde man.

Ik heb niets laten merken. Natuurlijk Sand, ik ben gelukkig getrouwd. Ons huwelijk staat op de helling, maar er zijn dingen die ik niet met je bespreek, met niemand eigenlijk. Bovendien weet ik niets van jouw privé-leven, je sluit jezelf in dat opzicht helemaal af.

“Ik heb al jaren niets van je gehoord,” zei ze terwijl ze de koffie in zwevende, gebloemde kopjes liet schenken. Er zweefde een dienblad naar me toe, vol met cake en sandwiches. Ik nam er werktuigelijk wat vanaf om de ergste honger te stillen, sinds het vertrek van Mandor had ik nergens meer echt trek in en at ik slechts minimaal.
Ze richtte haar bruine ogen op mijn gezicht en tastte het op die manier een beetje af, maar ik wist dat er niets van af te lezen was toen ik de verwachtte excuses aanbood. Wat ze zei klopte, maar die afspraak was ergens gemaakt vlak voordat mijn hele leven omgegooid werd door de komst van Owen. Ik was het zo’n beetje vergeten, ook had ik wel eens gedacht dat - als het zo belangrijk voor haar was - ze me een keer getroefd zou hebben.
Ik praatte haar een beetje bij over de laatste ontwikkelingen in de familie.
“Nu moet ik zeggen dat ik erg weinig contact heb met de meeste van hen en me niet zo bezig houdt met hun persoonlijke zaken,” voegde ik er eerlijk aan toe. “Als je meer concrete informatie wilt, zou je met Flora moeten praten.”
“Ik ga geen contact leggen met Flora,” zei ze geërgerd. Verder niets. Nog steeds was er een wrok tegen haar broers en zussen, al had ik nooit goed begrepen waar deze vandaan kwam. Uit eerdere gesprekken kon ik alleen maar opmaken dat er problemen waren met Oberon, maar wat was er gebeurd dat ze zich ook van haar zussen en broers gedistantieerd had? Ik had echter geen zin me hier in te verdiepen, vol als ik was van mijn eigen narigheid.
Ik legde haar de problemen bij de Toren uit. Ze knikte en keek nadenkend.
“Ik heb er belang in zitten,” zei ze toen, “en onder andere getracht om het gerommel ermee juist tegen te gaan. Maar het is wel vaker dat je dergelijke tussenwerelden niet alleen kunt hebben, dit soort situaties komen trouwens vooral voor als er iets is opgebouwd. Een aantal van mijn broers en zussen zijn te lui om er zelf moeite voor te doen, maar assimileren gretig als een ander dat heeft gedaan.”
“Is er voor eens en altijd iets aan te doen?” vroeg ik. “Jij hebt er een belang in, dat geldt ook voor Mandor, Julia en mij. Kunnen we ervoor zorgen dat alleen iemand van ons vieren werkelijk iets kan doen met die plaats?”
“Dat is lastig, maar niet onmogelijk,” zei ze. “Ik moet er alleen naar toe om er iets mee te kunnen doen.” Met die woorden liep ze de kamer uit, om even later nog netter gekleed terug te komen, ze zag er uit als een ware koningin.
Ik pakte de Troef die Mandor ooit voor me gemaakt had en zag dat Sand met een lichte frons naar de achterkant keek. Het Serpent, in die tijd was er nog geen sprake van Elysium. Ik concentreerde me op de afbeelding van de aankomsthal, de scherpe contouren vervaagden een tikje om daarna nog duidelijker te worden en samen met Sand, die me bij de schouder had, stond ik in de hal. Julia kwam haastig aanlopen en begroette Sand bijna onderdanig, iets waar ze de komende dagen een beetje in zou blijven hangen. Niet vreemd, de strenge blikken van Sand in haar richting in aanmerking genomen.

Gelukkig betrok Sand Julia wel in de protectie van de toren, hoewel Julia’s macht maar weinig bijdroeg. Met ons drieën was er in ieder geval genoeg power aanwezig om aan de slag te gaan, gelukkig hoefde Mandor hier niet bij betrokken te worden.

Ik mis hem zo, ik voel me zo leeg. Naar buiten toe lijkt er niets aan de hand te zijn, ik praat, ik eet en ik lach. Maar het is niet mijn werkelijke ik.
We kunnen nu bepalen wie er binnen komt, dat zal van nu af alleen nog maar gaan via speciale Troeven. Julia kan er een aantal maken, vooral het tijdelijke van zo’n Troef is voor haar geen probleem. Helaas moest ze alweer een opmerking maken over de afwezigheid van Mandor, hij zou immers ook Troeven kunnen maken.
Ik blijf stug volhouden dat hij momenteel zo druk bezet is, dat het maken van Troeven er bij in zal schieten. Julia gaat een paar tovenaars regelen die daarvoor kunnen zorgen. Dat is heel mooi.

Er zijn twaalf werelden die bij deze Toren horen. De meest moderne zal rond 1800 zitten, de minst moderne rond 1300. Allemaal magisch, maar ook dat gaat in niveaus. Ik heb ontdekt dat de wereld die rond 1550 zit, de meeste magiërs herbergt en dat de overige werelden er een beetje om verlegen zitten en blij zijn met iedere opgeleide magiër van onze school.
Ik heb een paar leerlingen gevraagd om toelichting op de magiërs in hun wereld, waar de sociëteit is opgebouwd uit allerlei kleuren magiërs. Helaas weten ze er eigenlijk niet genoeg vanaf, ik zal er zelf heen moeten. Het is de bedoeling om daar een paar leraren te werven voor de school, terwijl er in de andere werelden gezocht gaat worden naar goede leerlingen.

Nog steeds helemaal niets gehoord van Mandor. De nachten zijn het ergst, ik mis zijn aanwezigheid en de gesprekken die we samen hebben. Dit ga ik de rest van mijn leven toch niet volhouden? Of zou het allemaal slijten?


Owen was al die tijd gebleven. Heel af en toe volgde hij een les, zodanig opgesteld dat niemand hem zou zien en hij verrichte hier en daar hand en spandiensten.
Toen ik eindelijk het besluit had genomen om naar die ene wereld te gaan, zocht ik hem op met de bedoeling hem mee te vragen. Ik vond hem in een kamer met rare beesten in kooien. Ik deed hem mijn voorstel en hij knikte.
“Ik heb het hier wel gezien, alleen ben ik nog even bezig met deze wezens.” Hij maakte een wijds gebaar. “Ik heb het ze gevraagd, maar ze willen niet vrij.” Zijn stem klonk een tikje teleurgesteld, iets dat ik me goed kon voorstellen. Hij had een aantal magische en mythische wezens een goed voorstel gedaan en ze waren niet eens geïnteresseerd.
“Ze worden gebruikt als voorbeeldmateriaal bij bepaalde lessen,” wist ik. “Ik meen dat ze onder een bepaald contract staan.” Intussen zocht ik als een razende mijn geheugen af om me te herinneren wat Mandor daarover eens gezegd had - maar ik kon er niet meer opkomen.
“Het is zielig,” zei hij en wees naar een basilisk met een oogkapje voor. “Moet je die zien, hij moet steeds met een kapje voor zijn ogen lopen en dat vindt hij niet fijn. Hij hoort niet hier in een kooitje, maar hoort buiten vrij in de natuur rond te lopen.”
“Dat oogkapje heeft hij niet voor niets,” zei ik. “Met zijn ogen kan hij andere wezens verstenen.”
Owen keek stomverbaasd.
“Is dat zo? Maar dat heeft hij er helemaal niet bij verteld!” Hij boog zich over de kooi en sprak een aantal woorden met de basilisk, die iets terug kraste. Owen keek daarop naar mij. “Hij kan daar niets aan doen, dat is een eigenschap van hem. Maar het is niet fraai van hem om niets te zeggen, ik had al bijna dat kapje van zijn kop afgehaald.” Hij hief zijn vinger op naar de basilisk en keek streng. “Naughty of you!” De basilisk ging in een hoekje zitten.
Het was duidelijk dat mijn zoon dan wel kon praten met deze wezens, maar geen idee had waar de meeste van hen tot toe in staat waren. Zoals de kabouter met alleen een rad als speelgoed. Ik herkende het wezen als pestkabouter, Owen ging in gesprek met het wezen en was even later verontwaardigd: “Hij kan echt wel meer als alleen piepen als een muis. Hij verstaat me, maar doet net alsof hij achterlijk is.”
Daarop vertelde ik hem iets over de trollen, met hun overeind staande haren. Een bijzonder vervelend soort die vooral ’s nacht mensen het leven zuur maken.
“Jij weer! Ik had gezegd dat je bij die kooien vandaan moest blijven!” In de deuropening stond één van de leraren die ik tot nog toe alleen af en toe in de kantine gezien had en nog niet gesproken. Hij keek streng naar Owen die onschuldig terug keek.
“Ik heb er niet één vrij gelaten,” zei mijn zoon, “al ben ik het niet eens met de opsluiting van die driekoppige hond.”
“Je bent er teveel mee bezig, die hond spuugt en dat is behoorlijk giftig,” zei de man die nu de kamer binnenkwam, mij een hand gaf en zichzelf voorstelde als Sneak, leraar mytische wezens, terwijl hij me belangstellend bekeek. Ik stelde me ook voor en zei tegen hem dat Owen zich zorgen maakte over de bewegingsvrijheid van deze wezens. Sneak vertelde daarop aan Owen dat de wezens een tijd werden gebruikt om te dienen als showcase en dat ze na bepaalde tijd weer vrijgelaten werden door de leerlingen van de hogere klassen.
“Waarom vertel je me dat niet meteen,” vroeg Owen danig uit zijn humeur. “De meeste van deze wezens zijn niet blij.”
“Er zijn afspraken met hen gemaakt,” zei de leraar. “Zie dit als een soort ruil. En wezens zoals die trollen laat ik ’s nachts wel eens los als er lastige leerlingen zijn.”
Dat klonk als invloed van Mandor.

Er zijn zoveel zaken in deze toren die wijzen op zijn invloed. Een gedeelte van de boeken in de bibliotheek, een aantal regels en het gevoel dat er demonen zitten in de muren in bepaalde gedeeltes van de toren. Ik herken het gevoel inmiddels zo goed dat ik weet dat het waar is. Hij is hier duidelijk één van de meest belangrijke mensen, maar is nu zo vreselijk afwezig.

Daarop vroeg de man me naar de verzoeken die hij steeds opnieuw had ingeleverd en waar hij nooit antwoord op had gehad. Ondanks dat ik alle administratie had gedaan kon ik me geen verzoeken herinneren van deze Sneak. Het kwam erop neer dat de meeste te maken hadden met meer ruimte en uitbreiding, met dependances op de twaalf werelden, met mogelijkheden tot uitstapjes maken naar deze werelden. Op die manier was het misschien mogelijk om de school meer bekendheid te geven en mensen zou stimuleren om er heen te gaan. Op de wereld waar hij vandaan kwam, was een tekort aan magiërs, terwijl het daar wel vol zat met dit soort wezentjes, een ware plaag.
Die uitstapjes klonken me als een goed plan in de oren, over zijn andere ideeën zou ik moeten nadenken.
Owen zei dat hij het project met de wezentjes interessant vond, dat hij daar best bij wilde helpen. Sneak keek hem aandachtig aan.
“Je bent eigenlijk een beetje oud om hier nog les te gaan krijgen,” zei hij. “Maar je zult er wel een aantal moeten volgen over de aard van dit soort wezens.”
Owen keek een beetje benauwd, het idee om in een klas te moeten zitten waar dan ook meisjes waren, trok hem niet erg aan.
“Ik praat dan zelf wel met ze,” zei hij haastig.
Sneak’s belangstelling was op slag gewekt.
“Kun je met ze praten?” vroeg hij. “Zonder magie?”
Owen knikte, waarop ik vertelde dat Owen van kleins af aan al dit talent had en dat we hem een aantal keer mee hadden genomen naar een bepaalde Schaduw om deze gave te stimuleren. Sneak was beslist onder de indruk, ik zag de gretigheid in zijn ogen.
“Ik kan je een assistentschap aanbieden en je wat individuele lessen aanbieden,” zei hij snel voordat Owen zich zou bedenken. “Veel van die wezens liegen namelijk. Kun je lezen?”
“Natuurlijk,” zei Owen.
“Mooi. Er zijn stapels boeken over deze wezens, die zal ik je laten bezorgen. Hebben we een deal?”
Owen keek aarzelend naar mij, hij zou immers een poosje met mij mee gaan. Maar dit was voor hem een mooie gelegenheid voor hem om zijn kennis te verbreden, dus ik knikte.
“Je moet het alleen ook even met Mandor overleggen,” zei ik dringend.
Owen hield zijn hoofd een tikje scheef terwijl hij me aankeek.
“Waarom dat? Jij laat pap toch ook nooit iets weten?”
Dat kwam aan. Het hielp niet dat hij daarop toch de Troef van Mandor tevoorschijn haalde en zich er even op concentreerde. Daarna stopte hij de kaart weer weg.
“Geen contact,” zei hij. “Vreemd, normaal reageert hij altijd. Nou ja, hij zal me vast terug troeven.”

Geen contact, zei Owen. Ik zit hier met Mandor’s Troef voor me en deze voelt koud aan. Ik durf me echter niet te concentreren, bang in het geval ik wel contact met hem krijg, bang voor wat hij zal zeggen, bang voor wat hij van me vindt. Misschien heeft hij zich met opzet onbereikbaar gemaakt. Maar waarom is hij dan ook onbereikbaar voor zijn kinderen? Er zal toch niet echt iets aan de hand zijn? Of wel?
Nog altijd niets gezien wat wijst op een voorstel voor een echtscheiding. Ik weet niet wat ik ervan moet denken. Stiekem put ik er hoop uit, hou ik mezelf voor dat onze relatie wel iets kan hebben. Maar tegelijkertijd weet ik dat wat ik gedaan heb, onvergeeflijk is.
Morgenochtend ga ik naar de wereld die vol met magiërs is, hopelijk kan er daar een paar vinden die hier een waardevolle toevoeging kunnen en willen zijn. Daar zal ik ook gaan proberen om Mandor te bereiken, dit kan niet tussen ons blijven staan. Ik moet weten of hij die scheiding erdoor wil zetten, of hij dat echt meent. Het zit me vreselijk hoog. Natuurlijk kan het zijn dat hij me niet wil spreken, dat hij me niet meer wil zien. Nooit meer. De gedachte daaraan kan ik echter niet verdragen.


De zon stond helder en hoog aan de strakblauwe hemel toen ik door de magische poort stapte. Met die shift was ook mijn kleding aangepast aan deze wereld, ik droeg een aantal dure witte gewaden die over elkaar heen vielen en had een staf in mijn hand. Al mijn dieren had ik meegenomen, ze waren bij met de verandering na toch wel enkele weken toren.
De poort kwam uit op een ommuurd terrein met een wachtertoren. De wachters letten wel op me toen ik door de poort ging, maar hielden me niet tegen. Pas toen ik een eind van die poort af was en een buiten zicht, stopte ik en haalde de Troef van Mandor uit één van de vele zakken die mijn gewaad telde. Ik bekeek de man op de Troef aandachtig. Hij had zichzelf afgebeeld met Gormenghast op de achtergrond, tevens waren er in zijn buurt iets van schaduwen te zien. Hijzelf stond er ontspannen bij, met een arm op de oude waterput geleund, gekleed in een zwarte broek en een wit overhemd. Om zijn mondhoeken was een vage glimlach te zien. Ik begon me voorzichtig te concentreren op zijn gezicht, ieder detail in me opnemend.
Ik had niet verwacht dat er al zo snel contact zou zijn. Ik staarde hem aan, er was geheel niets van een glimlach te bespeuren. Met zijn ijzig blauwe ogen keek hij me koel aan.
“Morwenna.”
Hij was nog steeds boos. Ik voelde het en het weerklonk duidelijk uit iedere lettergreep die hij sprak. Ikzelf voelde me, behalve zenuwachtig, ook meer dan opgelucht dat hij gewoon bereikbaar was, dat er niets met hem aan de hand was.
Ik stamelde iets tegen hem, geen idee wat. Een soort van excuses geloof ik en ik liet tevens iets van mijn opluchting blijken. En maakte de opmerking dat ik het erg lastig vond om met hem via Troef te praten.
“Haal me maar even door,” zei hij daarop. “Maar zorg asjeblieft dat die beesten uit mijn buurt blijven.”
Op mijn verzoek verbrak hij het contact, ik kan nu eenmaal niet tegelijk Troeven en dieren opdrachten geven. Ik sprak ze even ernstig toe en ze luisterden allemaal, gingen ook een eind verderop staan of zitten. Alleen Fillipien was erg onrustig en loerde. Net toen ik van plan was om haar nog eens extra toe te spreken, troefde Mandor me.
“Ik ben er nu klaar voor,” zei hij en stak een hand uit die ik aannam. Even later stond hij al naast me en nam ik de tijd om Fillipien stevig uit te kafferen die al naar ons toe kwam vliegen. Ik wist dat ze altijd op een gelegenheid loerde om Mandor de ogen uit te pikken en ze voelde feilloos aan dat we woorden hadden. Dit vond ze blijkbaar een heel goede gelegenheid om haar plannen ten uitvoer te brengen, maar het lukte me om haar op andere gedachten te brengen. Ondertussen merkte ik dat mijn woorden tegen Fillipien Mandor goed deden. Ik keek hem aan.
“IK ben blij dat je door wilt komen, ik wil dit uitpraten,” zei ik nerveus.
Hij knikte langzaam.
“Dat kan. We kunnen ergens iets gaan eten, allicht dat er hier ergens een herberg is. Of praat je liever hier?”
“Een herberg is goed,” zei ik. Het feit dat hij met dat voorstel kwam betekende in ieder geval dat hij niet zo snel mogelijk van me af wilde zijn. Hij bood me een arm - deze keer louter uit hoffelijkheid, niet uit genegenheid - en begeleidde me naar het nabijgelegen stadje dat op ongeveer een half uur afstand lag. Daar aangekomen gingen we naar een heel dure herberg, Mandor snauwde naar de opgewekte waard dat we wilden eten en drinken en vooral ergens achteraf wilden zitten. De waard keek heel verontwaardigd, maar toen Mandor hem een goudstuk gaf, haastte de man zich om ons van dienst te zijn, liet ons plaats nemen aan een tafeltje in een erker en gaf ons een menukaart.
Echt trek had ik nog steeds niet, daarbij kwam dat ik niet bepaald voor mijn plezier hier zat. Ik bestelde lukraak een aantal gerechten die op de kaart stonde zonder te weten wat het allemaal precies was.
“Doe maar twee keer,” zei Mandor tegen de waard terwijl hij zijn menukaart weer neerlegde. “En een goede fles wijn. Alles in één keer graag, we wensen niet gestoord te worden tijdens het eten.”
Niet veel later werd alles al op en bij onze tafel gezet en kon ik zien wat we hadden besteld. Veel liflafjes, eten zoals gekonfijte vogeltjes. Het leek wel de Franse keuken! Ook Mandor fronste zijn wenkbrauwen en droeg de dienstmeisjes op iets stevigers te brengen, zoals maaltijdsoep en brood.
Toen we uiteindelijk van alles voorzien waren zette Mandor met een handgebaar een shield om ons heen, zodat we vrijuit konden praten. Echt heel soepel ging dat niet. Mandor is nu eenmaal een stug en weinig spraakzaam persoon en ik ben niet veel anders. Wat dat betreft zijn we een heel vervelende combinatie.
Nadat ik een aantal keren begonnen was, waarbij ik probeerde te vermijden om excuses aan te bieden, zei ik hem uiteindelijk het meer dan vervelend te vinden dat ik een besluit had genomen zonder hem erin te betrekken.
“Ik kan niet begrijpen dat je de dingen die onze kinderen betreffen niet met me afstemt,” zei hij koud terwijl hij wat doelloos in zijn soep zat te roeren.
“Ik weet niet wat met bezielde. Op dat moment leek het me een goed besluit, maar ik had je erover moeten troeven,” gaf ik toe.
Hij at een paar happen soep voordat hij antwoord gaf.
“We hebben het hier over mijn vader. Je geeft zomaar een kind van mij aan mijn vader.”
“Tijdens dat gesprek kreeg ik heel sterk de indruk dat Gramble het goed meende,” legde ik uit. “Ik had sterk het gevoel dat Iestyn bij hem in goede handen zou zijn, beter dan bij je broer.”
We zwegen beiden een poos. Af en toe nam ik een hap soep en wat brood, echt smaken deed het me niet. Af en toe gluurde ik naar Mandor van wiens gezicht niets af te lezen was, maar net zo min leek te proeven wat hij at.
“Ik moet toegeven,” zei hij ineens langzaam, “dat de relatie tussen mijn vader en mij slechter is geweest. Maar je weet hoe ik tegenover hem sta, ik heb je geen enkele reden gegeven om ervan uit te gaan dat alles koek en ei is tussen ons.”
“Je hebt gelijk,” zei ik zacht. “Tegen mij is je vader altijd aardig geweest en de vergissing die ik gemaakt heb is om op die korte ervaring af te gaan.”
“Mijn vader is altijd een tiran geweest,” zei hij. “Dat laat zich niet zomaar uitvlakken. Nu is hij de blije opa en de geschikte schoonvader, maar als vader was hij een enorme despoot. Misschien is hij echt veranderd, maar ik heb moeite om dat te geloven. Als hij over 100 jaar nog zo is zoals hij zich nu gedraagt, zal ik mogelijk in staat zijn om mijn mening over hem wat te herzien.”
Ik kauwde eindeloos op een stuk brood met kruidenboter wat hij aan me gegeven had en wist niet goed wat te zeggen. Alles wat ik kon verzinnen kwam op hetzelfde neer. Hij hervatte uiteindelijk het woord.
“Wat ik niet begrijp is dat jij niet ziet hoe hij werkelijk is.”
“Dat is wat je me hebt verteld,” probeerde ik hem uit te leggen. “En er zijn veel dingen die je me niet verteld hebt. Ik weet dat ik naïef ben, onervaren. Van wat er voor de Black Road Wars speelde heb ik niet veel meegekregen, alleen wat van de naweeën daarvan.”
“Je hebt wat van zijn praktijken gezien,” bracht Mandor me in herinnering.
Ik knikte. Hij had gelijk. Hoe zou ik ooit kunnen vergeten hoe Mandor eraan toe was geweest nadat hij zijn vader eens had gevraagd naar de reden van zijn bemoeienis met mij. Jaren geleden alweer, in het begin van onze verboden relatie toen Owen nog maar zes weken oud was.
“Ik weet het. Ik ben bijzonder nalatig geweest dit feit te negeren,” zei ik.
“Je doet altijd alles alleen. Je laat mij ook altijd alles alleen doen,” zei hij. Hij schoof een pasteitje, waar hij maar één hap van gegeten had, naar de rand van zijn bord. Hij pakte het schaaltje met gegratineerde zalm en verdeelde de inhoud tussen ons.
“Ik zou Gramble er niet bij hebben gehaald,” zuchtte hij toen.
Weer viel er een stilte waarin we af en toe wat aten en dronken. Het was een veeg teken dat het grootste deel van het eten nog onaangeroerd was en dat de fles wijn pas voor een derde leeg was. Ik keek naar de man tegenover me die er ongenaakbaar uitzag, aan bepaalde kleine details merkte ik echter dat hij niet helemaal zichzelf was. Ook de gevoelens die hij uitstraalde wezen daarop. Misschien daarom dat ik het aandurfde om hem te vragen naar wat me zo hoog zat.
“Hoe zit het met die scheiding? Heb je dat al geregeld?”
Hij keek me geschokt aan, leek zelfs een tikje uit balans.
“Je neemt dat toch niet serieus?”
Mijn hart maakte een sprongetje. Voor het eerst in weken voelde ik een sprankje warmte.
“Alles wat je zegt neem ik serieus.”
Hij keek me scherp aan en schudde toen in verbazing zijn hoofd.
“Ik vind het raar dat je je iets van die opmerking aantrekt,” zei hij verbijsterd.
“Dat is niet raar. Niet van mij. Ik ben heel fout geweest en kan me dan maar al te goed voorstellen dat je zoiets meent. Als je me niet kunt vertrouwen…”
Verder wist ik niet wat te zeggen. Ik wilde voorkomen dat ik in huilen uit zou barsten, dat ik dergelijke emoties de overhand zou laten nemen.
Hij staarde me lang aan voordat hij iets zei.
“Ja, je hebt het bont gemaakt. Ik begrijp dat je wil weten waarom ik dat zei.”
Ik knikte slechts en hij dacht een poos na voordat hij verder ging.
“Ik had dit van jou niet verwacht. Je hebt me daarmee pijn gedaan. Je kunt me pijn doen, jij kunt dat heel goed. Die opmerking was in feite een uiting van mijn pijn. Mijn kinderen zijn me heilig, ik heb ze heel hoog, ze zijn ontzettend belangrijk voor me. Daarmee zeg ik niet dat jij dat minder bent, dat ik minder om jou geef dan om de kinderen. Je zou meer begrip voor me kunnen hebben dan je nu hebt laten zien.”
“Het spijt me zo,” zei ik en voelde dat de tranen naar mijn ogen sprongen. Haastig veegde ik ze weg, dit was niet het goede moment om te gaan zitten janken, niet waar hij bij was. Er was nog helemaal niets opgelost, dit was zo vreselijk, het zou altijd tussen ons blijven staan.
“Dit zijn ook mijn kinderen. Je haalt iets bij me weg,” ging hij voort. “Je trekt je niets van me aan.”
“Dat doe ik wel,” zei ik. “Ik kan steeds opnieuw zeggen hoe erg ik het vind dat ik je dat heb aangedaan, het lost alleen niets op. Dat is het vervelende van deze hele situatie, ik heb mezelf door dit toe te staan met de rug tegen de muur geplaatst. Als ik nu naar je vader ga om te zeggen dat dit alles niet doorgaat, zet ik in feite jou te kijk. En dat is iets wat ik helemaal niet wil. Niet bij je vader en zeker niet bij Iestyn.” Ik haalde diep adem, dat hielp een beetje me mijn evenwicht weer terug te vinden. Een beetje maar.
“Ik weet niet wat ik hieraan moet doen,” zei ik terwijl ik hem recht aankeek. “Echt niet. Je zou me kunnen straffen…”
“Je straffen,” zei hij cynisch. “Alsof ik zo ben. Daar wordt helemaal niets mee opgelost. Ik moet je kunnen vertrouwen!”
“Ik kan natuurlijk zeggen dat ik er in het vervolg voor zal waken dat ik je met dit soort situaties opzadel,” zei ik ongelukkig. “Maar ook dat… het zegt eigenlijk zo weinig. Je vertrouwen in me is weg en dat is het ergste.”
Ineens greep hij, over de tafel heen, mijn hand en hield deze stevig omklemd.
“Ik moet je kunnen vertrouwen,” zei hij dringend. “Ik weet ook dat ik dat kan. Dit is echter gebeurd en het kan inderdaad niet meer teruggedraaid worden. Als je me getroefd had, zou ik wat andere familieleden getroefd hebben en ze de situatie met Iestyn hebben voorgelegd. Mocht dat niets hebben opgeleverd, zou ik naar mijn vader zijn gegaan en de voorwaarden hebben besproken waarop hij Iestyn zou kunnen begeleiden. In één ding ben ik het namelijk met je eens: mijn broer is geen goede begeleider voor een jongen van vijftien.”
“Tijdens dat gesprek met Gramble… het ging zo raar,” deed ik een poging tot een uitleg. “Hij deed dat voorstel en ik probeerde dat in eerste instantie te negeren, erop aan te dringen dat Iestyn bij iemand anders van de familie geplaatst zou worden. Maar je vader was nogal vastbesloten, zag er naar uit om dit zelf op zich te nemen.”
“Mijn vader kan erg hardnekkig zijn,” zei hij. “Maar er zijn grenzen en daar is hij in feite overheen gegaan met toestemming van jou.”
“Welke voorwaarden moeten er dan besproken worden?” vroeg ik.
“Niet van mij uit,” zei hij beslist. “Dat is steeds de fout die jij maakt, je doet alsof hij een gewoon mens is en dat is hij niet. Hij is een soort demoon. Hij kan geen eendjes gaan voeren met de kinderen in het park. Achter dit zit een bedoeling, ik weet alleen niet welke. Ik weet heel zeker dat mijn vader een heel goed leermeester zal zijn voor Iestyn, dat de jongen van hem werkelijk een gedegen opleiding zal krijgen. Maar ik weet niet wat de consequenties zullen zijn. Misschien niets, misschien is het inderdaad een keer de aardige opa die zijn kleinzoon graag iets wil leren. Maar Iestyn is erg beïnvloedbaar. Al onze kinderen zijn dat trouwens.”
“Dat is zo,” gaf ik toe. “Heeft Owen je trouwens nog getroefd?”
Ineens zag ik een warme blik in zijn ogen en met een glimlach keek hij me aan.
“Ik heb hem terug getroefd. Erg leuk dat hij zelf iets gevonden heeft om een poosje te gaan doen.”
“Sorry, het was niet mijn bedoeling om je van het onderwerp af te leiden,” zei ik.
Hij drukte mijn hand wat steviger.
“Dat doe je niet. Niet echt. Wil je nog iets eten, wat van die chocoladecake? Eigenlijk zou daar koffie bij moeten, maar ik heb geen zin om de barrière op te heffen.”
Hij sneed voor ons beiden een paar plakken van de cake en schonk nog eens wijn in. De cake was verrassend lekker, voor het eerst sinds lange tijd dat ik werkelijk iets proefde van wat ik at.
“Als je Iestyn daar nu weg haalt heeft het ook gevolgen,” zei Mandor nadat hij een stuk van zijn cake op had. “Ook als je hem laat zitten trouwens. Het probleem is dat ik het nu niet meer in de hand heb. Het kan heel goed zijn dat mijn vader dit heeft voorgesteld omdat hij gaat proberen om Iestyn ooit voor één van zijn smerige zaakjes te kunnen spannen. Het kan ook zijn dat hij verwacht dat jij hem terug haalt - hij weet dan heel goed dat je dat vanwege mij doet - en dat Iestyn er ons dan scheef op aan gaat kijken. Het kan echter ook dat mijn vader dat alleen maar doet omdat hij weet dat dit een wig tussen ons tweeën zou kunnen drijven, dat er in ieder geval een conflict tussen ons zou komen.”
“Wat ik zou kunnen doen,” stelde ik voor, “is binnenkort Gramble te bezoeken. Ik heb sowieso nog wat vragen voor hem, je weet wel, over de dood van mijn familieleden.” Ik zag hem knikken en ging verder. “Ik zal hem vragen naar Iestyn, naar zijn vorderingen en dergelijke, er is niets vreemds aan dat ik dat als moeder vraag. En ik kan hem vertellen dat we eigenlijk willen dat Iestyn een zo breed mogelijke opleiding gaat krijgen, dus dat we hem ook onder de hoede van andere Sawalls willen plaatsen nog. En natuurlijk zeggen dat we Iestyn regelmatig thuis willen zien, net als zijn broers en zusters uiteraard. Misschien dat we het op die manier een beetje kunnen volgen.”
“Je kunt het proberen,” zei hij met een schouderophaal en dronk zijn laatste restje wijn op. “Of het zal helpen is nog maar een tweede. Ik ga niet met mijn vader praten, je zult het dus alleen moeten doen. Om bepaalde redenen mag hij je, misschien dat jij iets kunt bereiken. Ik kan nu niets veranderen, ik zou mijn vader hooguit kunnen doden.”
“Ik denk dat we dan echt een probleem hebben,” zei ik nuchter.
“Je moest eens weten hoe kwetsbaar ik ben door jou en de kinderen,” zei hij met een wrange glimlach. “Dat is best een slechte zaak als je een bepaald imago hebt.”

Het gesprek was gedaan. Alles was gezegd wat er over gezegd kon worden, een echte oplossing was er niet en het geheel was niet meer terug te draaien. Ik wist dat Mandor er nog steeds mee zat, dat dit nog heel lang dwars zou zitten. Alles vergeven, dat wel, maar dit zou niet vergeten worden.
“Wat ben je eigenlijk van plan om de komende tijd te doen?” informeerde hij.
“Dat is nogal wat. Op zoek naar Lorrayne, uitzoeken of ik iets bij kan dragen aan het oplossen van het probleem met de poorten…”
“Dat lijkt me erg interessant, ik zou daar graag bij betrokken willen worden,” zei hij rustig.
“Dat zou ik prettig vinden. We doen te weinig samen, je hebt gelijk met te zeggen dat we teveel alleen proberen op te lossen. Dat is al eerder een beetje mis gegaan tussen ons.”
“Ons soort mensen heeft gewoon een heleboel problemen. Wij nog wat extra omdat we de brug vormen tussen Chaos en Amber en we daardoor dus fijn een heleboel naar ons toegeschoven krijgen.”
“Dat is zo. En ik denk niet dat dat de komende jaren beter zal worden,” beaamde ik. “Maar om terug te komen op wat ik op korte termijn van plan ben: hier ga ik op zoek naar een Groene Magiër, die me zou kunnen helpen om de geschikte leraren voor de toren te vinden. Het is hoog tijd dat daar goed orde op zaken wordt gesteld. Je wordt er trouwens gemist, niet alleen door mij.”
“Ik ben ervan overtuigd dat je dat nu goed aan het regelen bent.” Hij aarzelde even. “En je weet het, jij kunt te allen tijde een beroep op me doen.”
“Dat klinkt redelijk,” zei ik tevreden. “Ik zou dus nu op zoek kunnen gaan naar leerkrachten en je dan uiteraard later betrekken in de aannameprocedure. Ik zou echter ook eerst met een man naar bed kunnen gaan.”
“Ik denk niet dat ik kan toestaan dat jij met een vent naar bed gaat die tien keer zo oud is als jij,” zei hij met een grijns. “Tenzij ik die man ben.”
“Dat klinkt wel heel bezitterig,” zei ik lachend. “Maar het is al goed, ik wil met jou naar bed. Waar? Thuis, toren, Elysium, huis in Brighton?”
“Iets teveel keuze,” vond hij. “Omslachtig ook. We zijn tenslotte in een herberg.”
Met een resoluut handgebaar verbrak hij de magische barrière, wenkte de waard en droeg hem op om onmiddellijk de beste kamer die hij had in orde te maken. De waard boog onderdanig, niet veel later kwam hij terug met een sleutel die hij aan Mandor overhandigde.
Deze stond op, hielp mij galant uit mijn stoel en begeleidde me naar de betreffende kamer. Flo ging niet mee naar binnen, maar bleef in de gang voor deur liggen. In bepaalde dingen is ze toch een beetje opgevoed.
Toen Mandor de deur achter ons sloot, verdween al zijn hoffelijkheid. Hij greep me beet en terwijl hij me overal bedekte met kussen, rukte hij me de prachtige jurk van het lijf en wierp me op het bed. Ik liet me helemaal gaan, iets dat hij ook deed. We waren uren bezig, hadden meerdere hoogtepunten en het was vooral erg intiem. Toen trok hij me stevig tegen zich aan en zo vielen we in slaap.

Geen scheiding dus. In plaats daarvan heb ik het gevoel dat we juist dichter bij elkaar zijn gekomen en dat heeft niets te maken met de seks, hoewel dat natuurlijk weer fantastisch was.
Het was heerlijk om de hele nacht in zijn armen door te brengen, ik heb dat vreselijk gemist. Mijn rug schrijnt nu helemaal vanwege de krassen die zijn nagels hebben getrokken, ik heb net gezien dat het met zijn rug niet veel beter is. Seks is voor ons beiden tevens een uitlaatklep.
Vanmorgen zaten er twee pestkabouters aan de muur geplakt. Mandor zegt dat één van zijn demonen vond dat we teveel werden gestoord tijdens onze korte nachtrust en er korte metten mee hebben gemaakt. Zo-even heb ik ze overhandigd aan Owen, die ze geweldig vond en blij was dat ze met zijn tweeën waren. De wezens zelf waren nogal boos en verongelijkt.

No comments: