De Hoedster

Hier en daar een praatje. Steeds opnieuw zeggen tegen mensen die ik nauwelijks kende dat het toch zo verschrikkelijk leuk was dat ze gekomen waren. Iedere keer moeten aanhoren hoe geweldig dit alles was – het kasteel, de verloving, het duel, de catering - niet noodzakelijk in die volgorde. Inmiddels was er een orkestje wat achtergrondmuziek aan het spelen, een wat vreemd aandoende combinatie van een doedelzak, een soort piano en een harp. Desondanks klonk het helemaal niet slecht.
“Dat was een fantastisch gevecht!” Neef Rhexenor stond vrij plotseling voor me, zijn blauwe ogen straalden. “Echt, je hebt je geweldig verweerd!”
“Oh, dat,” zei ik flauwtjes. “Het ging wel, denk ik.”
“Ik wilde je even zeggen dat je broer boven in de eerste kamer links slaapt,” zei hij. “Hij had te veel gedronken, veroorzaakte wat moeilijkheden en liep tegen Gilva’s vuist op.”
Ik was ineens weer helemaal bij. Oleg die zich had misdragen? Hier, op mijn verloving? Ik schaamde me rot, maar liet daar niets van merken aan mijn neef.
“Is hij bewusteloos?” vroeg ik alleen.
“Ja, maar hij lijkt geen ernstige schade te hebben opgelopen. William en ik hebben hem netjes op bed gelegd.”
“Bedankt daarvoor. Ik zal straks bij hem gaan kijken.” Misschien dat ik hem dan ook stevig de waarheid zou zeggen, maar dat zei ik niet tegen Rhexenor. In plaats daarvan veranderde ik het onderwerp.
“Ik hoorde van Benedict dat jij een leger van hem had getraind in Eregnor, maar dat het daar overbodig was geworden. Zou je dat leger hier willen stationeren en trainen?”
Hij grijnsde.
“Natuurlijk wil ik daarvoor zorgen, dat lijkt me leuk. Dan zal ik jou ook meteen een beetje instrueren.”
“Je bedoelt om legers te commanderen? Dat lijkt me niet nodig,” zei ik haastig.
Hij keek diep teleurgesteld, gelukkig kwamen op dat moment Jurt en Julia naar me toe om afscheid te nemen.
“Want we hebben nog veel te doen,” legde Julia uit. Jurt keek echter alsof hij nog lang niet weg had gewild. Ik bedankte hen voor hun aanwezigheid. Daarna liepen ze naar Mandor.
Ik schonk mezelf nog een glas wijn in en bood er Rhexenor ook één aan.
“Ik vraag me af waarom jij je met die droogkloot hebt verloofd,” zei hij en keek me scherp aan. “Politiek gezien zou het heel goed zijn voor Amber, maar ik kan me niet voorstellen dat jij je daarvoor opoffert.”
Ik keek hem neutraal aan, dit was absoluut niet het moment en de plaats om uit te gaan wijden over de werkelijke reden. Op zich is Rhexenor een heel goede neef van me en zou ik het niet erg vinden als hij iets van de waarheid zou weten, maar dat zou op een ander tijdstip onthuld moeten worden.
“Het belang van Amber is ook mijn belang. Als ik dat kan dienen door een politiek huwelijk aan te gaan, zal ik dat doen.”
Hij schudde verbaasd zijn hoofd.
“Ik vind het raar. Ik ken je al jaren en je bent volgens mij het type niet dat zover gaat met trouw zijn aan Amber. Daarbij is die Mandor is ongelooflijk saaie vent! En jij wilt je daar voor eeuwig aan gaan binden? Ik denk dat je broer wel gelijk heeft met zich daarover op te winden.”
“Ik vind het aardig van je dat je aan mijn welzijn denkt,” antwoordde ik. “Je hoeft je echter geen zorgen te maken. Dit voorgenomen huwelijk zal zeker geen kwaad kunnen en Mandor en ik zullen elkaar niet in de weg lopen. Ik kan volledig mijn eigen gang gaan.”
Zijn ogen werden groot van verbazing. Ietsje verderop stond Mandor de inhoud van zijn wijnglas te bestuderen, ik wist echter dat hij mee stond te luisteren.
“Luister Morwenna,” zei Rhexenor wat ongeduldig. “Als je zo nodig moet trouwen, waarom niet met iemand anders? Die Herman bijvoorbeeld, die leek me wel geschikt.”
Ik verslikte me zowat in mijn wijn. Goeie griezels, hoe kwam hij ineens op die engerd! Mandor keek op, zijn ogen vernauwden zich iets.
“Je bedoelt dat ventje dat eens op zo’n feest in Amber was? Rhexenor, dat was al jaren geleden! Daarbij is hij helemaal niet van mijn stand, een gewoon achterbaks ambassadeurszoontje! Ik heb nog wel wat smaak! Ik kan Amber helpen door deze stap te zetten. Ik doe dat voor Amber en in het belang van de vrede.”
Rhexenor mompelde iets en liep richting Dyenne. Mandor kwam naar me toe en nam me iets terzijde.
“Herman?” siste hij.
“Eén of ander fatje dat een huwelijksaanzoek heeft ingediend toentertijd bij de koning,” zei ik zacht. “Daar zijn er meer van geweest, zo schijnt het. Mijn vader keek er niet eens naar.”
Ik vertelde hem wat ik met Rhex had afgesproken over het leger en hij knikte. Mijn neef kwam weer op ons toe, nu met vrouw, dochter en kindermeisje
“We moeten gaan, de baby wordt moe,” zei hij. “Het was een interessant feest.” Dyenne knikte en mompelde iets. Het kindermeisje staarde brutaal naar Mandor, wat een ongelooflijke trien! Ik moest daar echt iets op gaan verzinnen.
“Dank je,” zei Mandor, die ervoor waakte om Rhexenor de hand te schudden. “Uiteraard ben je hier altijd welkom. Ik hoorde net dat je de legers wilt komen trainen, dat stel ik zeer op prijs.”
“Ik zei al tegen Morwenna dat ik daar een begin mee kan maken en jullie instructies zal geven hoe dat verder te doen.”
Mandor slikte even.
“Dat lijkt me onnodig,” zei hij afgemeten. “Bovendien heb ik geen verstand van legers.”
“Dat kun je leren,” drong Rhexenor aan. “En anders Morwenna. Ze is de dochter van Julian, dus ze kan dat gemakkelijk leren. Ik kan hier toch niet altijd zijn?!”
Ik zag dat mijn verloofde zich ergerde.
“Ik zal het even duidelijk maken,” zei hij kortaf. “Ik heb geen tijd om legers te trainen en Morwenna ook niet. Bij deze is het dus afgesproken dat jij het komt doen. Als je weinig tijd hebt, train dan iemand die orders kan geven.” Hij glimlachte in de richting van Dyenne die wat beteuterd stond te kijken en keek daarna mijn neef weer aan.
“Het was in ieder geval leuk je weer eens te zien, vooral je lieflijke dame.” Hij gaf Dyenne een handkus, die haar deed blozen en ze maakte dat ze weg kwam. Daarna knikte hij naar het kindermeisje dat zich vreselijk stond aan te stellen om zijn aandacht te trekken. Zelfs toen het gezelschap wegliep, presteerde ze het om zich nog eens om te draaien en liefjes naar Mandor te glimlachen, die zijn gewone afstandelijke zelf was. Ik vroeg me af of hij dat geflirt wel had opgemerkt, tegelijkertijd broedde ik op een plan om dat secreet eens goed op haar plaats te zetten. Dood was een mooie oplossing, maar nog te mild. Ze kon natuurlijk een ongelukje krijgen… Of een aandoening waarbij dat hele sletterige gezicht niet meer om aan te zien was. Hmm…

“Eigenlijk heb ik er aardig genoeg van,” zei Mandor zachtjes naast me. “Stom gedoe dit… een ambtskasteel, hoe halen ze het in hun hoofd! Nog wijn?” Ik liep met hem mee naar de drankentafel, alwaar hij onze glazen bijvulde.
“Ik zie ernaar uit om straks weer samen thuis te zijn,” zei hij onhoorbaar voor anderen in mijn oor. “Ik moet nu even met mijn neef gaan praten,” zei hij daarna wat luider en liep in de richting van een lange, blonde jongeman, die zich eerder aan mij had voorgesteld als Ramses Sawall. Er waren enkele neven en nichten van Mandor aanwezig, ik had nog nooit zoveel Sawalls bij elkaar gezien. De meeste bleken opvallend blond te zijn, eigenlijk zo goed als wit. Blijkbaar een dominante eigenschap in de familie, echter niet doorgegeven aan Owen en ook een broer van hem zal dat niet meekrijgen.
Zelf liep ik naar Fiona, die alleen aan een tafeltje afwezig voor zich uit zat te kijken. Ik vroeg toestemming om even aan te mogen schuiven, waarop ze lichtelijk verwonderd keek.
“Uiteraard,” zei ze. Daarna niets meer, ze leek totaal in gedachten verzonken te zijn. Ik besloot om maar meteen tot de kern van de zaak te komen.
“Kan ik een keer – als je tijd hebt uiteraard – een gesprek met je hebben?”
Ze schrok op uit haar gedachten en keek me aan alsof ze me nu pas zag.
“Waarover?” vroeg ze bot.
“Patroon,” zei ik. “Ik heb een vraag die ik je nu wil stellen – niet hier tussen al die mensen – en een aantal dingen meer later.”
Ze haalde haar schouders op en zuchtte licht.
“Dan moet dat maar,” zei ze. “Weet je een plaats waar we kunnen praten?”
Even later sjouwden we al die trappen op naar boven. Ik vroeg me intussen af of dit wel zo’n goed moment wat om een gesprek met haar te beginnen. Ze was vermoeid, ik voelde me ook aardig uitgeput. Maar de vraag – of liever het antwoord – was belangrijk genoeg om niet langer uit te stellen.
Eenmaal boven keek Fiona wat om zich heen en toen doordringend naar mij. Onder haar blik voelde ik me nerveus worden en ik voelde me toch al niet zo geweldig. Niet na de woordenwisseling met Oleg, niet na het duel en al helemaal niet sinds het gesprek met Benedict.
“Wat is je vraag?” kwam ze meteen ter zake.
“Ik heb vragen over Patroon,” zei ik. Ik ben altijd geneigd tot ontwijken van vragen als ik me geagiteerd voel. Iets waar ik me toch overheen zal moeten leren zetten.
“Over Patroon.” Ze stootte een kort lachje uit. “En hoe komt het dat je daar plotseling vragen bij hebt?”
“Ik heb gemerkt dat ik redelijk ver ben in Patroon…” begon ik, maar werd onderbroken.
“Dat betwijfel ik.”
Ik slikte. Natuurlijk, dat had ik kunnen verwachten. Iemand die zo machtig is als Fiona ergert zich aan mensen die denken dat ze iets kunnen. Ze weet wel beter.
“Hoe werkt Patroon als je zwanger bent?” vroeg ik toen.
Weer die priemende blik. Toen liep ze wat op en neer, bleef staan en keek me opnieuw strak aan.
“Dat is nog maar de vraag. Wat heb je al gedaan met Patroon?”
Ik vroeg me in stilte af waarom ze dat wilde weten, waarom het niet mogelijk was dat ze me gewoon een antwoord gaf op de vraag. Desondanks verborg ik mijn ergernis en vertelde dat ik, behalve Schaduwreizen, mezelf afschermen en Schaduwen manipuleren, ik ook in staat was om een Schaduw om te vormen en tijd te beïnvloeden. Ik vertelde zelfs over de staf die ik ooit had gebruikt als Vrouwe van een bepaalde Wereld. Op haar vraag gaf ik ook een beschrijving van de staf. En toen… het bleek weer zover te zijn. Dingen vertellen, mezelf laten uithoren en vervolgens kreeg ik zelf niets te horen. Al die zaken waar ik mee bezig was geweest, waar ik moeite voor had gedaan… Fiona vond het nog minder dan niets.
“Je weet er dus niets van,” zei ze snijdend. “Helemaal niets. Je hebt nog helemaal niets uitgezocht. Wat weet je van Patroon zelf?”
Ik haalde diep adem om mezelf tot rust te krijgen en trachtte zo stoïcijns mogelijk te kijken terwijl ik antwoordde.
“Ik besef heel goed dat ik er nog maar weinig van weet. Ik heb vier Patronen gelopen, een Gebroken Patroon en het Oerpatroon. Maar echt veel ervan weten doe ik niet. Daarom ook dat ik je die vraag stel.”
“Zozo,” zei ze sarcastisch. “Je hebt het al gelopen? Tjonge zeg. Zelfs het Oerpatroon. Nou nou. Je bent al die tijd aan het rommelen en je denkt er niet aan om advies te vragen aan iemand die er wel verstand van heeft?” Ze had een misprijzende trek op haar gezicht en ik voelde de verontwaardiging naar boven komen. Waarom luisterde ik altijd en eeuwig naar anderen? Je moet beslist eens met Fiona praten, uitspraken van zowel mijn vader als Mandor. Ik wist zonder meer zeker dat Fiona over uiterst veel kennis beschikte, dat ze neerkeek op de geringe kennis van haar familieleden, maar ik hoefde niet te accepteren dat ze me behandelde als een lastig insect. Toch slikte ik alweer en probeerde verder te gaan.
“Ik maak inderdaad gebruik van Patroon en weet niet altijd precies wat ik doe. Het is echter handig om te beheersen.”
“Ik stel je een vraag, Morwenna,” zei ze opnieuw scherp. “En je geeft me geen afdoende antwoord. In plaats daarvan zeg je dat Patroon handig is in gebruik. Dat heb ik eerder gehoord van een paar broers van me. En die klooien er ook maar wat op los. Als je niet verder komt dan dat soort uitspraken, stel ik voor dat je ophoudt met rommelen en klooien.”
“Ik stop niet met het gebruik van Patroon,” zei ik ingehouden. “Ik stelde je gewoon een vraag en het enige dat ik wil is daar een antwoord op. Niet dat ik me in allerlei bochten moet wringen en op mijn knieën moet smeken om een antwoord.”
“Ik heb anders nog niets gehoord dat bevestigt dat je een expert bent,” zei ze.
“Ik heb nooit gezegd dat ik dat ben. Ik weet zelfs dat ik dat niet ben.”
“Oh nee? Je beweert anders ‘ver te zijn in Patroon.’ Intussen weet je nergens van? Dan moet je ophouden met Patroongebruik en dat aan echte experts overlaten. En antwoord geven op mijn vraag. Je kunt niet gewoon maar wat aanklooien.”
Ik had het gehad. Echt helemaal gehad die dag. Ik kon geen goed doen blijkbaar, ik moest er echt mee stoppen. Ik kon het ook niet helpen dat ik overal een beginneling in ben. Dat ik nog geen honderden jaren aan ervaring en onderzoek heb waar ik op terug kan vallen. Ik had genoeg van die rotfamilie die me zo duidelijk liet merken dat ik een dom en naïef kind was en zij superieur. Ik draaide me om en liep richting trap, zonder nog iets te zeggen.
“Hee, jongedame!” riep ze me na. “Draai me niet de rug toe. Ik heb je een vraag gesteld!”
Ik keerde me weer naar haar, besloot toch tot een soort van verklaring.
“Hier heb ik geen zin in. Ik heb jou ook een vraag gesteld, maar krijg geen antwoorden. Zo hoeft het voor mij niet. Had dan meteen gezegd dat je geen tijd hebt. ”
Haar ogen vernauwden zich en ze keek bepaald grimmig.
“Je kunt niet zomaar weglopen. Dit zijn heel gewone vragen waar je ooit antwoord op zal moeten geven. Probeer het nog eens. Voor iemand die zo ambitieus is, komt er maar weinig uit.”
Nu was ik het die even honend lachte.
“Ambitieus zeg je? Afgezien daarvan heb ik je gezegd dat ik er weinig van weet, daarom kom ik ook naar je toe. Maar dit… ik heb geen zin om keer op keer antwoorden uit mijn ooms en tantes te moeten trekken, om iedere keer weer een vorm van dat afschuwelijke rotspel te moeten spelen. Zo ben ik niet en ik wens er niet aan mee te doen. Als je alleen maar met tegenvragen komt, gecombineerd met een heleboel verwijten, houdt het voor mij op. Dan zoek ik het inderdaad maar beter zelf uit.”
“Morwenna,” zei Fiona bars, “uit degene van wie ik les heb gekregen was geen zinnig antwoord te krijgen. Maar ik gaf niet op. Ik heb ervoor gevochten om dingen aan de weet te komen.”
“Goed van je. Ik ben waarschijnlijk anders. Heel vervelend voor je dat jij zo’n moeite hebt moeten doen, ik begrijp nu in ieder geval beter waarom ik niet gewoon een antwoord krijg.”
“Ik zal proberen het je uit te leggen. Vrouwen worden niet hoog aangeslagen binnen de familie. Wij, jij en ik, moeten harder knokken om iets te bereiken dan je ooms en je neven.” Ik vroeg me af waarom ze haar zussen buiten beschouwing liet. Sloeg ze deze mogelijk zelf niet hoog aan? Of, dat was waarschijnlijker, hadden deze zich in een totaal andere richting ontwikkeld dan zij en waren ze daardoor minder tegenstand tegengekomen? Meteen wist ik dat het in ieder geval niet gold voor Deirdre, die zich staande had moeten houden tussen indertijd alleen maar broers.
“Ook heb ik dan nog twee broers die vinden dat ze beter zijn dan een vrouw. Dat is een heel moeilijke start, Morwenna!”
Ik keek haar aan. Van haar gezicht was niets af te lezen. Ondanks haar relaas was ik niet overtuigd dat ze het goed met me meende en zei dat ik beter kon gaan. Ze deed een paar stappen naar voren tot ze vlak bij me stond en keek naar me op. Fiona is een heel kleine vrouw, zeker zo’n 15 cm kleiner dan ik.
“Is dat wat je wilt? We zijn tenslotte toch hier, waarom geef je een antwoord? Kom op, je hebt toch wel wat wilskracht als je dit soort vragen stelt?!”
“Dat heb ik wel Fiona, maar ik hou niet van dit soort conflicten. In dat geval kies ik, als het mogelijk is, ervoor om weg te gaan. Dat is geen zwakheid, maar om mezelf te beschermen.
Goed, ik zal het nog eens proberen, echter zodra ik het weer uit de hand vind lopen, ben ik weg.”
Ze knikte en deed een stap naar achteren.
“Ik zei je al dat ik weinig weet van Patroon zelf, behalve dat ik er een aantal gelopen heb.”
“Waaronder het Oerpatroon. Dat is toch wat me verbaast, het Oerpatroon kan alleen gelopen worden door hen die het werkelijk kunnen en is gevaarlijk. Dat moet vast heel moeilijk zijn geweest voor je.”
“Het was niet moeilijk. Kort tevoren had ik een ander Patroon gelopen, misschien dat dat hielp?”
Ze schudde haar hoofd.
“Dat heeft er niets mee te maken. Ik begrijp dat je het Oerpatroon liep zonder te weten dat het gevaarlijk is? Zeker als je niet voldoende weet van Patroon. En je wilt daarop doorgaan, maar je hebt niet genoeg doorzettingsvermogen om uit te zoeken wat je precies aan het doen bent,” dramde ze toch weer.
Ik zweeg en haalde mijn schouders op. Ik besefte ineens dat Ronardo vaak ook zo oeverloos doorzeurde. Geen twijfel over mogelijk van wie hij dat had.
“Hoe kwam je bij het Oerpatroon?”
“Via Ronardo. Hij had ook van tevoren een Patroon gelopen en wilde uitkomen bij het oorspronkelijke Amber. Hij kwam daar terecht en had een gesprek met Dworkin. Ik was eerst ergens anders naar toe gegaan en moest daar heel dringend weg. Ronardo haalde me toen door.”
“Ronardo heeft het Oerpatroon anders niet gelopen,” zei ze stellig.
“Klopt. Ronardo is weggestuurd door Dworkin, deze heeft nog wat met me gepraat en als ik zo graag wilde, moest ik dat Patroon maar lopen.”
“Geen bewaker ontmoet?”
“Dworkin zei het zelf te zijn, maar liep me niet in de weg. Of het moet die griffioen van Dworkin zijn, die had ik in een kooi gestopt,” zei ik.
Ze fronste verwonderd haar wenkbrauwen.
“Hoogst eigenaardig,” zei ze. “Wat zei Dworkin?”
“Niets bijzonders,” zei ik terughoudend. Ze hoefde niets te weten van zijn vraag over mijn relatie tot Mandor. En zijn advies om Dara te vermoorden om zo koningin van Chaos te worden.
“En je vond het Oerpatroon niet moeilijk?”
“Het was veel gemakkelijker om te lopen dan de andere Patronen. Ik moest alleen zorgen op het paadje te blijven, in de gaten ertussen leken monsters te zitten die gevaarlijk waren en jaloers leken te zijn op mij. En verder heb ik bij het middelpunt mensen ontmoet.”
“Dat kan niet,” zei ze beslist. “In Tir-na n’Oght kun je mensen zien. Ik zou dat meteen wantrouwen. Dat is ontzettend gevaarlijk!”
Wederom haalde ik mijn schouders op en wijdde niet uit over de mensen die ik er zag. In plaats daarvan vertelde ik wat ik wel wist van Patroon. Dat het helpt je vorm te behouden, door Schaduw te reizen en deze eventueel te manipuleren, dat het Patroon iets heeft met bloed van Amberieten en je herkent als Amberiet. En dat ik het gevoel had dat Patroon iets leek te willen, maar ik geen idee had wat precies.
“Op het moment dat je niet voorbereid bent op wat het Patroon wil, loop je ernstige risico’s. Was dit nu zo moeilijk? Ik snap niet dat je me eerst wil spreken en vervolgens geen antwoord geeft op vragen.”
“Misschien komt dat omdat je zo duidelijk laat merken dat je geen tijd hebt om je bezig te houden met de vragen van domme nichtjes,” zei ik vermoeid.
Ze zuchtte, liep weer wat op en neer, bleef uiteindelijk bij de kantelen staan en tuurde een poosje in de verte. Zelf zou ik het gesprek het liefst meteen hebben beëindigd, het leek er niet op dat het enig nut had. Dat wat ik totnogtoe had gehoord, had ook kunnen wachten tot een andere keer.
Ze draaide zich weer naar me toe.
“Het feit dat we hier nu staan is niet voor niets. Over een week ga je trouwen met Mandor Sawall en het voelt aan als gemanipuleer van Patroon. Dat trouwen van jullie is uitermate vreemd te noemen, het grenst zelfs aan een grote onwaarschijnlijkheid.”
Ik zweeg terwijl ik me afvroeg wat daar nu zo vreemd aan was. Er waren eerder combinaties geweest van Amberieten en Chaosieten, ook zonder Patroon. Waarom zouden Mandor en ik nu een vreemdere combinatie zijn dan die andere paren?
Fiona keek me weer doordringend aan, ik zei echter niets. Ik wist niet zeker of ze bepaalde dingen al wist of dat ze enorm aan het vissen was.
“Er is daar iets gebeurd bij dat Oerpatroon, ook al wil je er niets over zeggen. Er is daar iets gebeurd en daarom staan we hier nu. Het feit dat je er personen hebt gezien is uiterst vreemd.”
Dat kon. Het zou toch iets te maken kunnen hebben met mijn afkomst via Lorrayne en ook wist ik inmiddels dat er tevens iets was met mijn vader. Maar dat waren onderwerpen waar ik het niet over wilde hebben met Fiona op dat moment.
“Het Patroon kan je in gevaarlijke toestanden brengen, in feite ben je een verlengstuk van het Patroon zelf. Als jij Patroon loopt en je staat daar open voor, heb je een groot risico dat je gemanipuleerd wordt door Patroon. Andersom is ook mogelijk.”
Hee, dat was informatie waar ik iets aan had. Kleine stukjes en beetjes, vooral niet alles in één keer. Eigenlijk vond ik dat niet zo heel erg.
“Niemand heeft onderzocht wat het Patroon met je doet. Oppervlakkig gezien is dat wat je zegt over het bloed van Amberieten waar. Als een niet-Amberiet het Patroon loopt, wordt deze vernietigd, gewist of deze ontploft. Het Patroon doet iets, het daagt je uit. Waarom is er geen ander ritueeltje om iemand te herkennen als familielid? Iets dat een stuk eenvoudiger is en minder zwaar? Wat is het Patroon eigenlijk? Het is destijds gemaakt om ervoor te zorgen dat Schaduw niet nog verder versplinterde. Er was iets bezig dat ervoor zorgde dat alles uit elkaar viel en Patroon en Logrus zorgden voor een bepaalde veiligheid.”
Ziedaar! Dat zou een verklaring kunnen zijn dat Patroon en Logrus over restanten van de Oorspronkelijke Wereld zouden liggen.
“Een heleboel dingen verklaart het echter niet, alleen de Macht die Patroon heeft over Schaduw. Het is levend en het heeft een eigen intelligentie. Het werkt samen met de Eenhoorn. Of is dat een manifestatie van Patroon? Anderen zeggen dat Dworkin dat is. Dan kunnen we gaan denken over de afkomst van mijn vader… zou deze werkelijk zijn voortgekomen uit die manifestaties?”
“Inmiddels heb ik daar iets anders over gehoord,” zei ik, enigszins blij dat ik misschien iets zinnigs kon toevoegen. Maar ze luisterde niet eens, ging gewoon verder met haar monoloog.
“Sommigen denken dat het lekker gemakkelijk is, het gebruiken van Patroon. En zo zal het wel zijn voor hen die het lopen zonder er bij na te denken wat het echt doet, wat zij aan het doen zijn. Dan kan ik daarmee terug komen op je vraag. Ongeboren kinderen kunnen zich niet verweren tegen de invloed van Patroon.”
“Dank je. Het lijkt erop om het beter niet te lopen in geval je zwanger bent.” Intussen kwam in me op dat je als vrouw toch een extra beperking had zo. Een man hoefde zich hier totaal niet druk over te maken.
“Dat is niet wat ik zeg. Het Patroon maakt tevens een soort kopie, ik vraag me af wie daar nu opdracht voor heeft gegeven. Je kunt er natuurlijk gebruik van maken, als je iets zou gebeuren, kun je terugkeren naar het moment dat je net Patroon liep. Dat zou wel rare situaties opleveren als je toen zwanger was.”
Ik grinnikte bij de gedachte daaraan, al vroeg ik me in stilte af hoe je dan terug kon keren naar dat moment. Het deed me denken aan die spelletjes die ik mijn neven wel eens had zien spelen. Als het karakter dood ging, gingen ze verder vanuit een gesaved moment in het spel.
“Het Patroon heeft een eigen realiteit,” ging ze verder. “Als je dat aan je op laat dringen, gebeuren er dingen waar je geen vat op hebt. Misschien vind je sommige dingen prettig, er kunnen echter ook dingen gebeuren die je niet kan overzien. Ik denk dat dat met jou gebeurd is.”
“Dat kan,” zei ik nog steeds op mijn hoede. Het klopte wat ze zei, ik had inderdaad naar aanleiding van het gebeuren op het Oerpatroon een keuze gemaakt. Sindsdien had ik vaak het gevoel gehad dat mijn leven niet meer van mij was, dat er veel gebeurde wat ik niet in de hand had. Mijn keuze had op zijn zachtst gezegd enorme consequenties met zich meegebracht, niet alleen voor mezelf, maar zeker ook voor Mandor.
“Ik heb daar een eigen theorie over,” zei ze, intussen me weer scherp aankijkend. “Het Patroon is bezig om bepaalde mensen te koppelen. Ik weet niet waarom, maar dat is wel het geval. Het kan zijn dat het Patroon op zoek is naar iets, naar een bepaalde familielijn of naar een persoon die kwijt is.”
Hier schrok ik toch een beetje van en dacht aan de zoon die volgens Brand een sleutelfiguur zou zijn. Hoe lang was Patroon al hier mee bezig? Wie of wat was dit begonnen? Lorrayne, mijn moeder, mijn vader. En ook mijn zoon? Was er al een eerdere poging gedaan door mijn overgrootmoeder aan mijn overgrootvader te koppelen?
“Het is dus niet uitgesloten dat je het loopt,” zei Fiona terwijl ze me van hoofd tot voeten opnam. “Als je het loopt zul je een ongeboren kind moeten beschermen tegen de invloed van Patroon.”
Dat snapte ik. Voor zover dat mogelijk was, wilde ik dat het kind een eigen keuze kon maken als het ouder was en niet al beïnvloed zou zijn door wie of wat dan ook.
“Hoe doe je dat?”
“Dat is moeilijk. Ooit heb ik een soort van tip gehad van Dworkin. Stel je een schaakbord voor en zorg ervoor dat je zelf niet de pion bent. Pionnen worden uitgeruild, geslagen en dergelijke.”
Ik glimlachte flauwtjes, denkend aan al die keren dat ik mezelf een pion voelde. En tevens aan de schaakspelletjes die ik had gedaan met zowel mijn vader als met Mandor. Alle keren had ik verloren.
Ik bedankte haar voor het antwoord en vertelde alvast waar ik een volgende keer met haar over wilde spreken. Toen ik iets zei over Overschaduw trok ze een afwerend gezicht en zei dat ze het daar niet over wilde hebben. Over Logrus versus Patroon wilde ze echter meteen al iets zeggen, vooral toen ik zei niets van Logrus te weten, behalve dat ik het eens gezien had.
“Er zijn twee helften van een balans, opbouwende en erosiekrachten. Logrus staat voor het laatste, Patroon voor het eerste. Het is een mix, een balans, een geheel. Ik denk dat, doordat er teveel Patronen zijn, de Logrus overcompenseert. Ik denk dat de Logrus dus juist gevaarlijker is geworden en daardoor het Patroon afzwakt. Hoe kom je erbij dat het anders is?”
“Mijn vader had dat idee,” zei ik rustig.
“Julian? Die heeft daar niet zoveel verstand van,” dacht ze.
Ik was het niet met haar eens, maar dat zei ik haar niet. Mijn vader mag dan geen wetenschappelijke kennis hebben van Patroon, maar hij heeft een band met Arden en had het over een speciale plaats daar, iets dat met de oorsprong te maken had van Amber. Ik denk dat mijn vader veel meer kennis bezit dan zijn zussen en broers vermoeden, dan dat hij ze laat merken.
“Ik denk dat het gevolgen heeft voor bepaalde Schaduwen die al onstabiel waren. Ik denk dat deze nu nog extremer zijn geworden, maar er zullen duizenden jaren overheen gaan voordat de effecten merkbaar zijn.”
“Ik kom regelmatig op werelden die op het punt staan vernietigd te worden, eigenlijk bezig zijn om vernietigd te worden,” zei ik. “Mogelijk heeft dat er mee te maken.”
“Ik denk het niet. Helaas zal mijn broer daar meer van weten.”

Ik bedankte haar voor de antwoorden en we gingen weer naar beneden. Terwijl zij terug keerde naar de feestzaal, nam ik eerst de gelegenheid om te kijken hoe het met Oleg was. Hij lag bewusteloos op bed, op zijn hoofd was zich een grote blauwe plek aan het vormen. Ik zuchtte, geen enkele kans nu om hem op zijn gedrag aan te spreken, wellicht kon ik dat beter helemaal laten.
Eenmaal beneden had ik het een poos druk met handjes schudden van een aantal gasten die weer gingen, gelukkig begon dit hele feest op haar einde te lopen. Mijn ouders leek het wel wat om in het kasteel te blijven overnachten, maar ik zei hen dat het nog niet bewoond werd, dat ze een andere keer konden komen logeren.
“Maar wat moeten we dan?” vroeg mijn moeder verschrikt. “Die neef van je is al weg, ze hebben ons niet eens gevraagd om mee terug te gaan!”
“Rhexenor is vergeetachtig,” troostte ik haar. “Dat is niet opzettelijk gebeurd, dat weet ik zeker.” Toch was het wel weer erg slordig van mijn neef. “Je kunt in paleis Amber overnachten of mogelijk wat langer blijven als je dat leuk vindt. Anders ga je morgen naar Antioch terug, dat wordt dan door Deirdre geregeld.”
Natuurlijk vond Deirdre het geen enkel probleem dat mijn ouders in paleis Amber zouden verblijven.
“Jij kunt natuurlijk ook blijven,” zei ze. “Je rustig voorbereiden op je huwelijk.”
“Dank je, ik heb een aantal dingen te doen echter.”
Ze knikte en begeleidde mijn ouders persoonlijk over de weg richting Amber, nadat ze afscheid hadden genomen.
Mandor kwam naar me toe en maakte een buiging.
“Het wordt tijd om te gaan,” zei hij vormelijk. “We zullen elkaar binnenkort echter weer zien.”
“Het was me een genoegen,” zei ik. “Tot binnenkort.” Ik stak hem mijn hand toe, waar hij een kus op drukte. Daarna ging hij weg.
Voor mij was het ook tijd om te gaan. Ik liep wederom naar de kamer waar Oleg nog steeds bewusteloos lag, vergeten door vrijwel iedereen. Met een vaag gevoel van medelijden tilde ik hem op en droeg hem naar beneden, waar een jonge wachter op me toe schoot.
“Prinses, u hoeft hem niet te dragen,” zei hij geschokt en nam Oleg van me over. “Daar zijn we ook voor, om u te helpen,” legde hij uit terwijl hij naast me op de weg liep in de richting van de mist.
Bij de heuvels van Amber stonden een aantal koetsen gereed om mensen naar het paleis te voeren. De jonge soldaat legde mijn broer op een bank in een koets, zelf nam ik tegenover hem plaats en bedankte de wachter voor zijn goede zorgen. Hij maakte een diepe buiging en keerde terug naar Elysium.
De rit naar paleis Amber duurde niet erg lang. Daar aangekomen was er weer een wachter die zich over Oleg ontfermde en hem naar een gastenkamer bracht. Al die tijd was mijn broer niet bij bewustzijn gekomen. De combinatie van veel drank en een welgerichte klap had ervoor gezorgd dat hij effectief voor langere tijd was uitgeschakeld. Ik voelde me schuldig, dit had hij toch niet verdiend!

Ik ging naar de koffiekamer om te kijken of mijn ouders nog op waren. Ze waren er allebei. Mijn stiefvader zat op zijn gemak een krant te lezen, mijn moeder was aan het praten met Corwin, die na mijn binnenkomst meteen opstond en de kamer verliet. Ik keek hem verwonderd na.
“Hij is toch niet ook al boos op mij?” vroeg ik me hardop af.
“Natuurlijk niet,” zei mijn moeder. “We hebben wat nagepraat over het feest en hij zei dat hij nog wat dingen te doen had.”
Ik ging zitten op één van stoelen en nam de kop thee aan die mijn moeder me aanbood. Mijn stiefvader liet de krant zakken en keek me aan.
“Dat was een uiterst bijzonder feest,” zei hij opgewekt. “Dat gevecht stal zondermeer de show, dat deed me denken aan de tijd dat ik in Afrika was. De verbintenissenceremoniën daar zijn heel anders dan in Engeland. Gevechten, competitie… dat is daar heel normaal. Ik moet zeggen dat je je bijzonder goed hebt weten te verweren trouwens. Ik heb altijd wel gedacht dat je je niet alleen maar met opgravingen bezig hield tijdens je reizen, alhoewel je vechttechniek me niet bekend voorkwam.”
“Mijn vader heeft me getraind,” zei ik. Hoewel ik zeker wist dat hij het hele duel af zou hebben gekeurd, vond ik het toch jammer dat hij niet gezien had dat ik wel degelijk iets van hem had opgestoken. Het was echt de hoogste tijd dat ik eens een poos met hem zou optrekken, wat kenden we elkaar nu!
Mijn moeder keek bedenkelijk.
“Ik blijf erbij dat vechten voor een dame geen pas geeft,” zei ze afkeurend. “En dan die verloving… er waren een heleboel vreemde lieden aanwezig. Zoals die onhandige jongeman die wijn morste over mijn jurk. En dan was er zijn broer die probeerde te sjansen met alle vrouwelijke aanwezigen… dat is toch ongehoord! En hun moeder, die volgens jou koningin zou zijn… ze gedroeg zich als een rebels schoolmeisje!”
Hmm, het was maar goed dat Xeena niet aanwezig was geweest. Martin was er wel, maar deze had er netjes uitgezien en zich ook zo gedragen. Net als Random trouwens.
“Ik heb wel wat leuke gesprekken gehad met een paar van je familieleden,” ging mijn moeder verder. “Bleys was alleraardigst en informeerde naar mijn gezondheid. Hij was zeer meelevend toen ik hem vertelde over de brand op Larenian. Hij vertelde dat hij moeite had gedaan om jullie een mooi kasteel te maken, ik hoop dat je hem dankbaar bent. Het is ontzettend attent van hem om zich al die moeite voor jou te getroosten. Ook heb ik gesproken met die ene tante van je, Flora. Wat een allerhartelijkste dame is dat! En ze weet zich zo goed te kleden! Ik geloof dat ze jou echt mag!”
“Er zijn niet veel nichtjes binnen de familie,” zei ik. “Tenminste niet veel die zich ook met Amber bezig houden. Ze heeft het van het begin af geweldig gevonden dat ik mijn opwachting maakte.”
“Ik ben blij voor je dat ze je zo goed heeft opgevangen binnen de familie. Ze is heel anders dan je vader, die heeft helemaal niets tegen me gezegd! Wat gedroeg hij zich weer afstandelijk en stug. Schandalig van hem om zo vroeg weg te gaan van jouw verloving!”
“Ik heb daar geen problemen mee,” loog ik. Het vroege weggaan van Julian en ook diens kortaffe houding naar mij toe zat me echter heel hoog. Wat moest ik een teleurstelling voor hem zijn! Was het een wonder dat hij had besloten afstand te nemen en zich bezig te gaan houden met jonge Amberieten die zich wel normaal opstelden? Het was gewoon mijn eigen schuld en ik zou dat nooit meer echt goed kunnen maken.
Ik zette mijn lege kopje naast me op tafel, ik kon me niet eens herinneren dat ik het leeg had gedronken.
“Ik moet gaan,” zei ik tegen mijn ouders en stond op. Met name mijn moeder keek teleurgesteld.
“Nu al!” zei ze dan ook. “Waarom blijf je de komende week niet gewoon bij ons? Ik kan je dan helpen om voorbereidingen te treffen voor je huwelijk, je advies geven over een passende bruidsjurk – daar moeten we morgen meteen achterheen!”
“Mijn excuses. Die bruidsjapon komt echt in orde, misschien dat ik je om advies kom vragen, het ligt er echt aan hoeveel tijd ik vrij kan maken. Ik heb heus een heleboel te doen de komende dagen.” Ik dacht aan Owen, die ik niet te lang alleen wilde laten. Aan het feit dat ik nog een aantal mensen moest spreken. Nog maar zes dagen om iets te vinden tegen totale onvruchtbaarheid. Ik had behoefte aan de omarming van Mandor. Allemaal zaken die ik mijn moeder niet kon uitleggen.
Ik omhelsde haar kort, gaf mijn stiefvader een hand en ging naar mijn kamer in het paleis. Daar pakte ik de troef van de waterput uit mijn deck en concentreerde me. Nog maar even, dan zou ik de stevige armpjes van Owen weer om mijn nek voelen…

Ergens halverwege werd ik ergens anders naar toe getrokken en kwam uit bij een waterput. Uiteraard. Ik zuchtte diep en stopte de troef alvast terug in mijn deck. Voordat ik een andere troef pakte, keek ik om me heen. Deze keer leek er geen sprake te zijn van een wereld die bezig was vernietigd te worden. Ik stond gewoon bij de waterput van een kleine nederzetting. Het was avond, er waren wat huisjes te zien en ook een herberg waar licht brandde.
Ik besloot om eerst te gaan kijken waar ik was uitgekomen. Ik merkte bovendien dat de tijd ten opzichte van Amber vele malen sneller ging, dus heel veel oponthoud zou dit niet eens geven.
De herberg was klein en ouderwets en straalde een gezellige sfeer uit. De waardin, een mollige kleine vrouw met een schort voor, maakte een beleefde kniks en vroeg in het Engels of ze me ergens mee kon helpen.
Ik vroeg om wat warme wijn, ze vroeg of ik er misschien ook iets bij wilde eten? Echt honger had ik niet, dus ik vroeg meer uit beleefdheid om wat brood. Ze wees me een tafeltje bij het raam en maakte het brandschone blad nog eens schoon voordat ik ging zitten. Even later bracht ze me brood en een kan wijn. Er waren meer gasten in de herberg. Nadat ze me een poos hadden zitten aanstaren, kletsten ze onderling weer verder.
Ik dronk wat van de uitstekende wijn en at van het verse brood, me intussen afvragend of ik met iemand een praatje zou moeten aanknopen. Eerlijk gezegd had ik wel even genoeg gesprekjes gehad die dag.

Ineens viel iedereen stil en keek men vol ontzag naar de man die net binnen was gekomen. Inderdaad iemand die een bepaalde indruk maakte. Hij was gekleed in een lange witte mantel, in zijn hand had hij een staf. Een grijze baard en grijs halflang haar. Met een onderzoekende blik bekeek hij alle aanwezigen in de gelagkamer en iedereen kreeg het ineens druk met vooral niet naar hem te kijken. De man knikte, keek toen naar mij en kwam mijn richting uit.
Ik was zeker niet op de wereld waar ik indertijd was geweest toen ik op zoek was naar een wereld om Owen geboren te laten worden. Toch was dit zonder meer een druïde en het leek erop dat hij mijn aanwezigheid hier verwacht had. Ik maakte een gebaar naar de stoel tegenover mij.
“Alstublieft, ga toch zitten,” zei ik in het Engels. De man maakte eerst een buiging alvorens plaats te nemen.
“Een goedenavond,” zei hij met een welluidende diepe stem in dezelfde taal. “Ik zie dat u reeds bent gearriveerd. Hierbij wil ik mijn excuses aanbieden dat ik niet op tijd was om u op gepaste wijze te ontvangen.”
Even was ik met stomheid geslagen. Deze keer was het anders gegaan dan in een cirkel van druïden uit te komen, toch deed dit daar wel heel erg aan denken.
“Het is niet zo eenvoudig om de sterren nauwkeurig af te lezen,” verduidelijkte de man.
“Geen probleem,” zei ik. “Eerlijk gezegd wist ik niet eens dat ik verwacht werd. Ik ben Morwenna.”
Ik bood hem wat te drinken aan en brood, wat hij accepteerde. De waardin kwam haastig een kroes voor hem brengen.
“Ik ben Garn, de plaatselijke druïde hier. U heeft zelf uw komst aangekondigd immers.”
Dat was een lastige situatie. Zeggen dat ik niet was die hij voor zich hield was een mogelijkheid, maar niet zo’n heel goede. Eerder had ik namelijk al eens bewijzen gezien dat ik ergens geweest zou zijn waar ik nooit was geweest. De gedachte begon in me op te komen dat ik mogelijk toch die ene eigenschap had die mijn vader ook heeft, reizen naar een bepaalde plaats en uitkomen op het tijdstip, bij de gebeurtenis die je wilde bereiken. Goed, dit was niet precies hetzelfde, maar eraan verwant. En als ik dan dacht aan de eigenschappen die mijn overgrootmoeder Lorrayne had, leek het erop dat er wat was gecombineerd en op mij overgedragen. Dan was er nog iets dat met beïnvloeding te maken had. Steeds sterker begon het gevoel in me op te komen dat ik het zelf was die troeven kon beïnvloeden op een bepaalde manier, alleen wist ik nog niet hoe. De troef die extra in mijn deck zat, kon ook wel eens van mezelf zijn. Maar alweer tastte ik volledig in het duister wat betrof het ‘hoe en waarom’.
De stem van Garn haalde me uit mijn gedachten.
“Dat u nu hier bent, bewijst dat het nodig is, u bent hier niet voor niets weer terug.”

Mijn hemel, wat was het wat mijn vader ooit zei? Ik ontmoette je moeder voordat ik haar voor de eerste keer ontmoette.

“Ik wil U graag helpen, helaas kan ik me niet meer zo goed herinneren hier eerder geweest te zijn,” probeerde ik toch maar.
De man trok een wenkbrauw op.
“Ik kan U vertellen dat we al die jaren uw opdrachten hebben uitgevoerd en hebben gewacht op uw terugkomst. Dit alles is opgetekend in het Boek van de Eik.”
Hmm, een typische druïdentitel. Ik zou het zelf bedacht kunnen hebben.
“En u bent inderdaad teruggekeerd op het tijdstip dat u zelf heeft aangegeven. Ik moet zeggen dat ik niet helemaal verwacht had dat het zo onopvallend en gedistingeerd zou zijn, doch het past bij wie u bent. Ik voelde echter meteen uw aanwezigheid, de macht.”
“Ik heb veel gereisd en ik kan me niet alles meer goed herinneren,” probeerde ik aan meer informatie te komen. “Ik zou het op prijs stellen als u me kunt vertellen waarom ik hier ben. Misschien verwart u me zelfs met iemand anders.”
Garn keek uiterst verbaasd.
“U bent immers de Hoedster van deze wereld. U weet wat er aan de hand is en waarom u terug bent gekomen.” Hij keek me met een bezorgde blik aan. “Ik denk dat u een lange reis heeft gemaakt, het is beter dat u een nachtje rust voordat ik u bij de anderen breng, zodat er zaken besproken kunnen worden. Ik denk dat veel beter is, gezien uw toestand moet u uzelf in acht nemen.”
Dat een druïde op de hoogte was van een zwangerschap verwonderde me helemaal niets. Ook niet dat ik een bepaalde band heb met druïden. Jaren geleden, voordat ik een fascinatie kreeg voor Egyptologie, was ik gebiologeerd geweest door de Keltische geschiedenis, de druïden en hun mystiek. Ik had in die tijd vele plaatsen gezien, behalve Stonehenge en Avebury was ik ook naar de Hebriden geweest. Helaas was er erg weinig terug te vinden over druïden, laat staan dat er veel over geschreven was, behalve door Romeinse en later Christelijke schrijvers. Mede daarom had ik me uiteindelijk gespecialiseerd in het wat meer opgetekende Egyptologie.
Het liefst had ik me meteen naar ‘de anderen’ laten brengen, omdat ik me schuldig voelde naar Owen toe. Aan de andere kant was het zeker waar dat ik na deze lange en vermoeiende dag rust kon gebruiken. Ik concentreerde me wat sterker op het tijdsverloop hier en herademde. Zo’n 20 keer sneller dan in Amber, dat was 7 keer ten opzichte van Gormenghast. Als ik hier zou overnachten, ontbijten en de anderen zou ontmoeten, zou dat waarschijnlijk maar een uur of drie, vier voor Owen betekenen.
“Goed,” zei ik. “Ik zal doen wat u me aanraadt.”
Hij knikte en stond op van zijn stoel om iets tegen de waardin te zeggen. Ze knikte heftig. Garn kwam weer terug naar mijn tafel en maakte weer een beleefde buiging.
“Men zal hier goed voor u zorgen, uiteraard zal u niets in rekening worden gebracht. Morgen kom ik u halen.” Daarop verliet hij het pand.

Hij had niets teveel gezegd, er werd uitstekend voor me gezorgd. Ik kreeg het beste van het beste eten, de beste fles wijn werd opengemaakt en men gedroeg zich zeer beleefd. Ik liet deze verzorging me welgevallen, ik was zo moe dat ik daar behoefte aan had.
Tijdens de maaltijd kwam er een speelman binnen, een stevige man met grijs krullend haar. Hij begeleidde zijn liederen met een luit. Het had wel wat, achtergrondmuziek tijdens het eten en ik luisterde niet echt. Tot ik een passage hoorde over dat ‘alles goed kwam tussen twee geliefden dankzij de Vrouwe.’ Ik grijnsde in mezelf.
De speelman had een heel repertoire, van melancholische liederen tot vrolijk. Er was een lied tussen dat ging over een stad in de wolken, de stad die verscheen bij maanlicht. Na dit lied ging ik even naar buiten en keek omhoog naar de heldere sterrenhemel. De maan stond bijna vol aan de hemel, maar er was geen stad te zien.
Daarna ging ik weer naar binnen. De speelman was inmiddels begonnen aan een heel vrolijk lied. Ik vroeg aan de waardin of het mogelijk was dat mij mijn kamer werd gewezen. Ze begeleidde me persoonlijk naar een kamer waarvan ik geloofde dat het de mooiste was met het beste bed. Ik kan niet anders zeggen dan dat ik vreselijk in de watten werd gelegd. Er werd een bad voor me gevuld, er waren genoeg handdoeken en ze bood me nog een glas warme honingwijn aan dat ik gretig accepteerde.
Eenmaal liggend in bad, gleden de spanningen van de afgelopen dag weg. Het was in ieder geval een heel vreemde afloop zo. Ik liet de gebeurtenissen nog eens voorbij komen. Was het wel zo’n goed idee geweest om Navrashi in leven te laten? Ik wist zeker dat Flora nooit en te nimmer een rivale vrij zou laten rondlopen. Waarheid was dat ik lichtelijk medelijden voelde met haar. Ik heb nog steeds geen idee wat haar werkelijke gevoelens voor Mandor zijn, ik wist alleen de feiten van zijn kant van het verhaal. Hij was verliefd op haar geweest, ze hadden een relatie gehad en een dochter gekregen. Zijn verliefdheid ebde weg en er kwam niets anders voor in de plaats. Zijn aanname was dat dit met haar ook het geval was, maar was dit wel zo? Hoe kun je staan tegenover een man die naderhand nooit een poging heeft gedaan om je te zoeken? Zou haar gedachte zijn geweest dat – als hij haar niet wilde hebben – hij ook geen ander zou hebben? Wie zou degene zijn die me zou gaan vergiftigen over enkele dagen? Ik legde mijn hand op mijn buik, waar het begin van de zwangerschap goed voelbaar was. Ik geloofde niet dat het Navrashi zou zijn, ze zou trouwens niet op de gastenlijst staan. Mandor had gelijk, het moest iemand zijn die absoluut niet wilde dat er kinderen voort zouden komen uit dit huwelijk. En er waren er meerdere die daarvoor een reden zouden hebben, niet alleen binnen de Huizen van Chaos.
Uiteindelijk klom ik het bad uit, droogde mezelf af, sloeg een badjas om die voor me klaar hing en schreef nog wat in mijn dagboek. Daarna kroop ik in bed.
Het duurde lang voordat ik in slaap viel. Ik voelde me wat alleen, op een vreemde wereld in een vreemd bed. Slapen deed ik naderhand ook niet zo heel goed, maar sinds Dark End was er geen sprake meer geweest van een goede nachtrust. Hoewel het deze keer niet de nachtmerries waren die mijn slaap verstoorden. In plaats daarvan hoorde ik steeds stemmen in mijn hoofd. Ik kon echter net niet horen waar ze over spraken. Wel kwam het besef in me naar boven dat er iets was dat ik zou moeten weten, maar dat ik dat gewoon vergeten was. Ik wist niet eens zeker of het iets was dat ik als Hoedster van deze wereld moest weten of als Morwenna.

Weer was ik blij dat het de volgende ochtend was. Ondanks de vrijwel slapeloze nacht voelde ik me toch uitgerust. De wonden op mijn armen staken niet langer en waren aan het dichttrekken, van de andere verwondingen was er niet veel meer te zien.
Ik kleedde me in mijn verlovingsjapon, op de één of andere manier reisde ik nog altijd zonder al te veel bagage. Ik dacht aan Fillipien, die ik had achtergelaten bij Amber, net als Boudicca. Tenslotte was het mijn bedoeling geweest om maar één dagje naar huis te gaan en dan terug te gaan naar Amber om allerlei dingen te gaan regelen. Ik had beter moeten weten.
Ik pakte de troef van Mandor en probeerde contact te leggen. Dat mislukte, het leek erop dat hij nog niet in Gormenghast was. Daarna probeerde ik zijn andere troef. Dat had iets meer resultaat, maar er zat zoveel storing op dat we elkaar niet echt hebben gesproken. Ik zag hem even, hij was nog in de Hoven. Het leek erop dat hij op het punt stond om naar Gormenghast te gaan. Ik heb hem wel gezegd dat er van mijn kant wat oponthoud zou zijn, maar weet niet of hij dat gehoord heeft.
Daarna zat ik nog even met de troef van Julian in mijn handen, maar borg deze weer op zonder contact te zoeken. De kans op storing vanwege het tijdsverschil was erg groot en bovendien zou ik hem alleen maar lastig vallen, hij had wel andere dingen te doen. Ik vroeg me af waar Ronardo hem voor nodig had gehad.

Eenmaal beneden werd ik onthaald op een uitgebreid ontbijt met alles erop en eraan. Aan een andere tafel zat de waardin te eten met haar gezin. Haar man zag eruit als een boerenarbeider, hun twee jongens waren ongeveer zes en acht jaar. De kinderen keken telkens tersluiks mijn richting uit, ik hoorde hun moeder keer op keer sissen dat ze voor zich moesten kijken. Niet veel later gingen vader en de oudste zoon weg, beiden met een lunchemmertje. De zoon had bovendien nog een boekentas onder zijn arm, ik vermoedde dat hij naar school ging.
Vlak na hun vertrek kwam Garn binnen. Ik stond op van tafel, bedankte de waardin voor haar goede zorgen en ging met de druïde mee naar buiten. We wandelden de weg af en kwamen aan bij een steencirkel. Op de plek in het midden groeide niets, daar was iets mee. Garn begeleidde me naar de kale plek en met zijn staf trok hij een cirkel om ons heen.

Toen het gevoel van reizen, ergens naartoe getrokken worden. Om ons heen was het donker. Weer hoorde ik stemmen, dezelfde die ik vannacht in mijn dromen hoorde. Rare geluiden die ik niet kon thuisbrengen. Uiteindelijk werd het weer licht en stonden we in het midden van een echte steencirkel. Om ons heen waren een aantal druïden in witte mantels gekleed en allen hadden een staf.
De steencirkel was gelegen in een heuvelrijke omgeving, het geheel deed middeleeuws aan. Hier en daar waren bossen te zien. Ik voelde dat de aanwezigen allemaal een vorm van magie hadden. Er werden diepe buigingen naar me gemaakt en ik werd vol ontzag begroet. Het was gewoon heel vreemd om al die mensen zich zo te zien gedragen en ik voelde me nogal opgelaten. Ik wist dat we tamelijk ver weg waren geteleporteerd, naar een ander continent. Hier was het tegen de avond, de zon was net onder gegaan.
Een oude man kwam naar voren en ook hij toonde me het diepste respect. Ik bleef me afvragen waar ik dat aan verdiende, doch ik begroette hem ook vol eerbied.
“Wellicht is het een idee als ik u even meeneem op een wandeling,” zei hij, “zodat we wat kunnen praten. Ik ben de aartsdruïde, de Merlijn.”
“Het is me een genoegen u te ontmoeten,” zei ik en wandelde met hem mee. De omgeving was prachtig, vrijwel ongerept. De bossen zagen er gezond uit, de lucht was fris. Dit was een omgeving naar mijn hart.
“Vergeef me mijn onbegrip,” zei ik toen we buiten gehoorsafstand waren van de anderen. “Ik weet echter niet precies waarom ik hier ben. Ik zou graag willen weten waar dit is bijvoorbeeld.”
Ook hij keek me verbaasd aan. Ik begon steeds meer het idee te krijgen dat het werkelijk ik was die hier hoorde te zijn en niet mijn voormoeder, aan wie ik ook nog dacht. Maar hoe dit allemaal kon?
“Vertelt u me eerst hoe het met u is,” zei de Merlijn lichtelijk bezorgd.
“Wel goed, dank u. Een beetje verward dus.”
“En hoe is het met het kind?”
Ik vroeg me af hoe hij wist van Owen.
“Dat gaat ook prima, hij ontwikkelt zich goed,” zei ik aarzelend. “Hoe weet u eigenlijk van het kind?”
De man glimlachte.
“U bent toch zwanger?”
“Eh… ja. Die doet het ook goed,” wist ik zeker.
De Merlijn knikte tevreden en zwijgend liepen we een poosje naast elkaar door het hoge gras naast de bosrand. Toen hervatte hij het woord.
“We hebben gedaan wat u zei en de wereld gelaten zoals deze is, zoals u deze gemaakt heeft en voor u beheerd zoals u gezegd heeft.”
Ik haalde diep adem. Dat klonk inderdaad alsof ik dat zo had gedaan. Hoeveelste generatie zou deze druïde zijn?
“We hebben ons best gedaan om ons niet te bemoeien met gewone mensen en we zijn streng opgetreden tegen hen die erop tegen waren dat de wereld zou blijven zoals deze geschapen is. We hebben ons bemoeid met iemand die een machine ontwikkelde die sneller bomen om zou zagen en dat project is niet doorgegaan. Zo zijn er wel meer zaken waar we ons in hebben moeten mengen. Om het evenwicht te bewaren hebben we ons met oorlogen bemoeid en in Brtittanica hebben we de cirkel onderhouden die gebruikt zou worden om u terug te laten keren. Mag ik zeggen dat we heel blij zijn dat u terug bent?”
Hij keek me met een doordringende en sympathieke blik in zijn grijsblauwe ogen aan, ik wist dat hij het meende. Ondanks zijn vergevorderde leeftijd was de man bijzonder helder van geest. En uit wat hij zei kon ik opmaken dat ik hier al generaties lang niet geweest was. Ja, inmiddels raakte ik er meer en meer van overtuigd dat ik inderdaad de Hoedster was van die wereld, al wist ik nog niet hoe ik alles aan elkaar kon passen. Eigenlijk deed dat er niet toe. In toeval geloofde ik allang niet meer, ook wist ik zeker dat ik zelf de oorspronkelijke Hoedster was van die andere wereld die ik herschapen had.

Inmiddels kwam er een grote witte maan op. En – bijna tegelijkertijd – zag ik Tir-na n’Oght aan de avondhemel verschijnen. Ik glimlachte. Dit was mijn Lot. Ik kon het ontlopen, maar het moest zo zijn. Ik zou eerst Tir-na n’Oght bezoeken voordat ik verder met de druïden sprak. Er was mogelijkheid dat ik daar iets meer te weten zou komen over het waarom ik hier was. Het Patroon daar zou gevaarlijk kunnen zijn, maar eventueel ook datgene kunnen onthullen dat ik vergeten was.
Ik keerde me naar de Merlijn.
“Ik wil vannacht deze stad gaan bezoeken. Kunnen jullie erop toezien dat er geen wolken zijn vannacht?”
Hij knikte alsof hij dit al had verwacht.
“Tir-na n’Oght. U moet erheen gaan Vrouwe, het zal een wolkenvrije nacht zijn. We zullen nu teruggaan naar de anderen en u zal begeleid worden door één van ons naar de trap. Over de andere dingen zullen we praten als u terug bent.”
We keerden terug naar de anderen en de Merlijn wees een jonge druïde aan die me naar de trap zou brengen. Samen met deze jongeman, die zich had voorgesteld als Aiden, liep ik in de richting van een heuvel, alwaar de trap begon. Veel werd er niet gezegd onderweg, ik was me maar al te goed bewust van de sfeer die er hing, alsof er iets zou gaan gebeuren. Aiden tuurde naar de licht, ik zag daar een stipje dat steeds dichterbij kwam. Een enorme valk die ik zou moeten kennen, maar het was niet één van de valken die ik kende. Hij cirkelde een paar keer om ons heen en landde uiteindelijk bij een boom. Ik liep naar hem toe en krauwde hem in zijn nek, wat hij geduldig toeliet, want tenslotte hadden we een soort band samen. Deze ging niet zo diep als die met Fillipien, zo wist ik niet wat zijn naam was. Ik keek om naar de druïde die op beleefde afstand was blijven staan en weer terug naar de valk die me met een rustige blik aankeek. Ik merkte dat deze al vrij oud was. Ik stak mijn arm uit en hij kwam daar bedaard op zitten.
Met zijn drieën gingen we verder naar de trap, alwaar we werden opgewacht door een zwarte grote Hound, met rode ogen en blikkerende tanden. Een Barghest. Ik werd enthousiast door het oude beest begroet en ik merkte blij te zijn hem te zien. Ook met hem had ik een soort band en ik vroeg me af hoe mijn vader op het idee was gekomen om een stel Barghest voor me op te halen uit ‘één of andere Schaduw’.
Aiden bleef aan de onderkant van de trap staan.
“Veel succes, Vrouwe,” zei hij.
“Bedankt voor het brengen,” zei ik en begon de treden van de trap op te klimmen. De valk vloog op van mijn arm en fladderde voor me uit, de Barghest volgde me op de voet. Zo waren we bijna compleet.
Het was een vreemde trap, alsof deze bestond uit heel veel heel kleine sterretjes. Een detail dat me de eerste keer dat ik de stad bezocht niet was opgevallen. Mijn voetstappen en die van de Barghest maakten een soort twinkelend, metaalachtige geluid.
Na een uur klimmen waren we bovenaan de trap en zagen we de enorme stad voor ons liggen. Deze deed me een beetje denken aan Amber-stad. Aan de andere kant zag ik een heuvel, alwaar een soort paleis was. Die richting gingen we uit.

Het was uiterst bizar om weer in de stad te lopen. Een stad die als het ware een vergane glorie uitstraalt en geheel verlaten is. De gebouwen wierpen rare schaduwen, toen ik er op lette, merkte ik dat ze de schaduw wierpen van een ander gebouw. Zo liet een hoog en langwerpig pakhuis de schaduw zien van een vierkant huis met een rond dak.
Ook met mijn eigen schaduw was er iets, ik zag mezelf lopen met een kind aan de hand. Een jongetje, dacht ik, een vrij tenger ventje van ongeveer anderhalf jaar. Onwillekeurig legde ik een hand op mijn nog platte buik. Dus daarin zat een klein jongetje geborgen. Ik was niet echt verrast, ook niet dat het blijkbaar toch geen tweeling was.
We liepen verder. De gebouwen wierpen steeds weer andere schaduwen. Er was hier iets vreemds aan de hand. Soms zag ik vanuit mijn ooghoeken iets bewegen, maar het kwam steeds niet echt binnen zicht. Ook hoorde ik soms geluiden, zoals het lachen vanuit een huis met de schaduw van een herberg. Uiteraard ging ik daar even binnen kijken, er was niemand te zien. Ik had hier eerder gelopen, wist ik. Ook met de Barghest en de valk. Dit was niet de eerste keer en ook niet pas de tweede keer.
Op het midden van een plein was een fontein waar ik omheen liep. Met iedere stap die ik nam, zag de fontein er anders uit. Dit leek een Oerfontein te zijn waarvan alle fonteinen waren afgeleid. Er zou een waterstraal moeten zijn, maar ik voelde geen water, hoewel ik onder bepaald licht wel water zag.
Aan het plein was een kerk gebouwd die de schaduw van een tempel liet zien.
Uiteindelijk verlieten we de stad in de richting van het paleis. We gingen over een weg die afwisselend recht en kronkelig was. Iedere keer als ik achter me keek zag de stad er anders uit dan de vorige keer.
Langs me heen zag ik af en toe de snelle flits van een menselijke schaduw, gewoon niet te bevatten. Alles ging heel erg snel.
Ik stond stil en concentreerde me wat op Patroon. Ik wist niet of het mogelijk was, of dat dit al eerder geprobeerd was, maar ik vroeg me af of het mogelijk was om de stad wat meer substantie te geven, om dingen wat minder snel te laten gaan. Ik trachtte de tijd wat langzamer te zetten.

Ik werd als het ware teruggezogen naar de stad, samen met de valk en de Barghest en kwam uit op een plein. Om me heen was het een drukte van belang en het was lawaaierig. Mensen in Romeinse kleding liepen rond, sommigen probeerden hun waren aan de man te brengen. De bouwstijl van alle gebouwen deed Romeins aan, de schaduwen die de gebouwen wierpen waren zoals ze hoorden te zijn. Ik was er gewoon, mensen zagen me ook en liepen langs me heen in plaats van door me heen. Mijn schaduw was gewoon die van mezelf. De straat was vies, overal hingen etensluchtjes. Er waren straatlantaarns.
Om de stad heen waren bergen en heuvels. Op de plaats waar ik eerder het paleis had gezien, was nu een Romeinse stijl paleis zichtbaar. Ik ging opnieuw die kant op, me intussen afvragend wat ik nu precies had gedaan en in hoeverre ik de boel op die manier verpest had. Eigenlijk was het vrij gemakkelijk gegaan, dus ik kon me niet voorstellen dat geen van mijn illustere familieleden dit nooit gedaan had. Toch… ik had er nimmer iets over gehoord.
Voor de trappen van het paleis stonden wachters op wacht die ons met een knikje door lieten gaan. Intussen probeerde ik verder te interpreteren wat er aan de hand was. Deze stad had een bepaalde vastigheid, de stad waar ik eerder had gelopen, was overal en nergens. Toch voelde het niet aan alsof ik in een Schaduw was. Deze stad lag op dezelfde plaats als Tir-na n’Oght, doch was niet dezelfde stad. Deze Romeinse stad was een aspect van Tir-na n’Oght. Ik concentreerde me op het tijdsverloop. Daar kon ik maar weinig van maken, al was het alsof Amber ten opzichte van deze stad stil stond.
Zonder dat iemand me iets in de weg legde, liep ik de paleis binnen. Ook daar was het een komen en gaan van allerlei mensen. En het Patroon was hier overduidelijk aanwezig.
Niet gewoon Patroon, maar het Patroon der Patronen. Ik liep die kant op, kwam eerst in een rustiger gedeelte van het paleis en toen uit bij een grote binnentuin.


Lieve Mandor,

Ik heb geen idee of deze brief je ooit of op tijd zal bereiken of dat ik je op een andere manier te spreken zal krijgen tussen de verloving in en de paar dagen daarna. Op het moment lijkt het echter dat er geen contact mogelijk is.
Hoe krijg ik dit alles goed uitgelegd… In feite is het een nog grotere puinhoop dan de vorige keer toen ik besloot om in mijn eentje een kind te krijgen. Geloof me, deze keer is het geen vooropgezet plan, al heb ik het idee dat er nu wel wat puzzelstukjes in elkaar zijn gevallen. Waarschijnlijk herinner je je nog dat ik je vertelde over wat Flora had gezien in Tir-na n’Oght. Je vroeg je af of het mogelijk was om uit te zoeken hoe dat zat. Ik zei in mijn onschuld dat ik van plan was ‘binnenkort’ naar Tir-na n’Oght te gaan, ook omdat ik hoopte meer over mijn overgrootmoeder aan de weet te komen.

Tja. Tir-na n’Oght… ik had kunnen weten dat ik daar niet meteen mee klaar zou zijn, zeker niet gezien mijn afkomst. Maar wat moet ik dan doen? Nergens meer op af gaan, niets meer uitzoeken, rustig mijn dagen slijten als kasteelvrouwe en vooral zelf niet in beweging komen om het risico te vermijden dat ik verkeerd uitkom, naar bepaalde gebeurtenissen of omstandigheden wordt getrokken? Dat is niet zoals ik ben.

Ik weet nu hoe het kan dat ik daar met twee jongetjes liep die weinig met elkaar scheelden in leeftijd, maar geen tweeling waren. Ook weet ik zeker nu niet in verwachting te zijn van een tweeling. Toch denk ik nog steeds dat we de waarschuwing van Morwenna in de Spiegelzaal serieus moeten nemen. Ze had het dus niet over mijn huidige zwangerschap, maar doelde op andere kinderen. Die tweeling zullen we blijkbaar in de toekomst krijgen, dat betekent dat we nog steeds voorzorgsmaatregelen zullen moeten treffen zodra ik weer terug ben om te voorkomen dat het niet uitmaakt dat ik dat gif toegediend krijg. Ik weet niet of ik het je toen gezegd heb, maar ze zei me ook nog dat ik me zou moeten gedragen of er niets aan de hand was. Maar goed, dat is iets om ons druk over te maken zodra ik weer terug ben.

Ik zal er alles aan doen om zo snel mogelijk terug te zijn na onze verloving, tenslotte is er niet echt heel veel tijd tot aan het huwelijk. Het is waardeloos als het uitgesteld zal moeten worden wegens afwezigheid van de bruid.

Onze tweede zoon zal hier geboren gaan worden en een poosje opgroeien, dat lijkt nu de allerveiligste en beste oplossing. Echter niet de meest geweldige optie. Ik weet nog niet hoe lang ik hier zal moeten blijven, de beste manier om hier weg te komen is door middel van Patroon, echter niet op dit moment.
Voor jou zal het waarschijnlijk op zijn hoogst maar enkele dagen zijn dat ik weg ben. Voor mij zal het gaan om vermoedelijk een tweetal jaar.
Waar ik ontzettend tegenop zie is dat ik alweer een zwangerschap en bevalling zal meemaken zonder dat jij erbij bent. Dat onze zoon de eerste tijd van zijn leven zal doorbrengen zonder zijn vader en zijn broer. Dat ik je opnieuw plotseling zal confronteren met een kind. Deze keer mag je dan weten dat ik zwanger ben, je zal echter niet verwachten dat de tussentijd van twee maanden zwanger naar een peuter maar enkele dagen zal zijn.
Natuurlijk besef ik heel goed dat dit de erkenningszaak zo mogelijk nog lastiger en complexer zal maken. En dan Owen… hij zal plotseling met een broertje te maken gaan krijgen. Toch denk ik dat het voor de kinderen goed zal zijn om elkaar te hebben.

Als ik het bovenstaande nog eens doorlees, zie ik dat het een wat verwarrend geheel is. Hoe maak ik dat nu weer goed? Ik kan proberen het wat duidelijker te omschrijven, precies te vertellen wat er gebeurde nadat ik in Tir-na n’Oght de tijd wat manipuleerde met Patroon. Hmm, weet je nog niet hoe ik er zo kwam. Ik zal je dat uitgebreider vertellen als ik weer bij je ben, in het kort komt het erop neer dat ik alweer misstapte toen ik de troef van onze waterput gebruikte. Gek is dat eigenlijk, toen ik net in verwachting was van Owen, kwam ik via de Zwarte Weg op een wereld waar ik de Hoedster was. Daar heb ik je over verteld. Nu ik opnieuw zwanger ben, kom ik weer op zo’n soort Schaduw uit… maar daarover later. In ieder geval was daar een toegang tot Tir-na n’Oght, het zou een wolkeloze nacht worden en ik zou daar toch nog heen om te proberen wat meer duidelijkheid te krijgen. En ja, daar heb ik gerommeld met Patroon waardoor Tir-na n’Oght vaster werd. Misschien dat het daardoor ook duidelijker was welke beslissing ik moest nemen, want ik had de keuze.
Nu loop ik weer vooruit op het gebeuren. Ik zal eerst omschrijven wat er gebeurde en waarom ik heb besloten hier een tijdje te blijven. Ik kan alleen maar hopen dat je er begrip voor op kunt brengen.

Via een deur bereikte ik de binnenplaats van het paleis. Zeer Romeinse stijl, vierkant, galerij met zuilen en in het midden de tuin. In het maanlicht lichtte het Patroon blauw op. Al eerder had ik gemerkt dat dit aanvoelde als het Patroon der Patronen, een heel apart gevoel. Dit Patroon lichtte nog veel meer op dan het Oerpatroon.
Ik was niet alleen op de galerij, er liep daar ook een dame rond, die mijn richting uitkwam. Ik was heel verrast haar te zien, het was even alsof ik naar mezelf keek. Je weet dat ik niet op mijn moeder lijk en ook niet heel veel op mijn vader. Eigenlijk was ik nog nooit eerder iemand tegengekomen op wie ik wel lijk, tot die dag. Nee, ik ben niet sprekend zij, maar de familietrekken waren overduidelijk aanwezig.
Natuurlijk wenste ik haar een goedenavond. Ze lachte vriendelijk naar me en het was of ze me kende.
“Jij moet Morwenna zijn,” zei ze zelfs. Nee, ik heb haar toen niet meteen gevraagd hoe ze dat wist, ze wist trouwens wel meer van me. En ondanks de gelijkenis, wist ik niet meteen wie ze was. Ik dacht even aan Lorrayne, maar deze was eerder door ene Herbert Sawall omschreven als een dame met gitzwart haar, felblauwe ogen en een flinke boezem. En zoals ik al zei, de vrouw met wie ik stond te praten, was meer zoals ik. Ongeveer dezelfde lengte, wel boezem, maar zeker niet enorm. We hebben dezelfde bouw en ook haar haarkleur is ongeveer als dat van mij. Haar ogen zijn heel donkerbruin, het was meteen duidelijk van wie Caine dat heeft.
Ze leek wat verrast te zijn dat ik niet wist wie ik voor me had, want in tegenstelling tot haar dochter, wist zij wel waar ze was. Ja, ik heb Dulcimea ontmoet, mijn over- overgrootmoeder. Ik zei over haar gehoord te hebben, ze hoopte niets dan goeds. Tja, wat kon ik daar op zeggen. Ik heb naar waarheid gezegd dat ik pas onlangs van haar gehoord had. Lorrayne is haar dochter met Oberon, blijkbaar heeft ze meer dochters.
Dulcimea is echt een heel mooie vrouw. Het is niet goed in woorden te omschrijven hoe het is om je eigen over- overgrootmoeder te ontmoeten. En om erachter te komen van wie je bepaalde uiterlijke familietrekken hebt. Het verklaart ook een beetje waarom Caine een soort van zwak voor me heeft, ik lijk op zijn moeder. Een moeder, die naar haar ietwat getinte huid te oordelen, vrij veel buiten komt. Ze ziet eruit als een jaar of 35, maar ze is uiteraard veel ouder.
Ik was verbaasd toen ze zei het leuk te vinden dat ‘wij’ haar met een bezoek kwamen vereren. Ze bedoelde niet de Valk of de Barghest en er waren geen andere personen aanwezig. Over die dieren leg ik je ook later meer uit.
“Jij en je zoon,” verduidelijkte ze. Mijn vragende blik moet haar zijn opgevallen. Het is toch een beetje vreemd om nu zeker te weten dat er weer een zoon onderweg is. Ik vind dat overigens wel heel leuk, op de één of andere manier past het uitstekend bij het gezin dat we nu vormen.
Ze hoopte dat we een tijdje zou blijven en ook dat het ons zou bevallen. Natuurlijk twijfelde ik. Het aanbod was uiteraard een geweldige mogelijkheid om echt kennis te maken met een aspect van Tir-na n’Oght, om de stad te leren kennen en zeker niet in de laatste plaats mijn grootmoeder. En dat alles terwijl de tijd in Amber als het ware stilstaat ten opzichte van hier. Buitenkans. Maar voor mij zou alles gewoon verder gaan en ik wilde je niet alweer een zwangerschap en geboorte onthouden, ik had gehoopt dit wat meer samen te kunnen doen. Bij Owen heb ik dat toch ook erg gemist.
Maar het kan niet zo zijn, Dulcimea legde me uit hoe het zat. Als ik meteen Patroon zou gaan lopen, zou ik daardoor een aantal gebeurtenissen aan het Patroon overlaten zonder daar zelf enige invloed op uit te kunnen oefenen. Daardoor zouden er dingen veranderd gaan worden.
Mandor, ik heb genoeg fantasie om me voor te kunnen stellen welke dingen dat zouden kunnen zijn, dingen die met ons te maken hebben. Kun je je voorstellen dat we Owen daardoor misschien niet zouden hebben? Of elkaar zelfs nooit zouden hebben ontmoet?
Een andere mogelijkheid was dus om hier te blijven en het Patroon later te lopen, zodat ik de kans zou krijgen om gebeurtenissen te beïnvloeden. Zij zal me daarbij gaan helpen.
De consequentie is echter dat ik dus langere tijd zal blijven, onze zoon zal hier geboren worden en hij zal een poosje zonder jou moeten opgroeien.
Oh ja, ik had uiteraard een mogelijkheid kunnen zoeken om weg te gaan zonder het Patroon te lopen, maar ik heb het gevoel dat dat de minst verstandige optie is.

Ik hoop dat je kunt begrijpen waarom ik deze keus heb gemaakt. Zelf had ik het liever anders gezien, misschien had ik beter moeten weten dan naar Tir-na n’Oght te gaan. Toch heb ik het idee dat het allemaal zo hoort te zijn. Ik zal jullie ontzettend gaan missen in de komende tijd. Ik ga proberen om een manier te vinden dat je deze brief ontvangt voor ik weer terug ben, ik zal je later ook nog proberen te bereiken. Mocht dit alles niet lukken, dan zul je deze brief pas ontvangen als ik weer terug ben en ik alles hopelijk heb kunnen uitleggen. Ik zal het begrijpen als je boos op me bent, maar geloof me als ik zeg dat ik dit alles niet met opzet zo heb bedacht.

Een opmerking van Dulcimea die ik je niet wil onthouden: “Je beide zoons zullen later ook wel goed liggen bij de dames.” Weet je, ik kan me dat nauwelijks voorstellen als ik aan Owen denk, met zijn onafscheidelijke afgekloven dinosaurus tegen zich aangeklemd. En van zijn ongeboren broer kan ik me helemaal geen voorstelling maken. Dat is raar, ik heb in de stad een schaduw gezien van mezelf met een tenger jochie aan de hand. En ik heb hem gezien als jongeman. Ja, ik vond hem wel knap. En vooral aardig. Wat me toen ook opviel was zijn opvallende kalmte, het deed me een beetje denken aan mijn vader. Owen is ook rustig, maar op een andere manier, meer ingetogen, meer zoals jij bent. De jongen die ik ontmoette leek wat minder ingetogen te zijn.
En dan moet het joch een naam hebben. Wat vind je ervan als ik hem de naam geef waarvan jij laatst zei dat je die wel mooi vond? Randall? Ik weet het, we hebben het nauwelijks over namen gehad. Waarom zouden we ook, we hadden immers nog maanden de tijd om te beslissen. Ik hou het dus op Randall, ik denk dat de naam bij hem past. Owen heeft een tweede naam, Randall krijgt die ook. Aangezien ik de eerste naam voor Owen heb bedacht en jij zijn tweede, zal ik het deze keer andersom doen. Ik denk erover om hem als tweede naam Harailt te geven.
Mijn liefste, ik zal proberen om alle ontwikkelingen zoveel mogelijk bij te houden. Misschien is er in de stad iets te vinden waarmee er filmpjes en/ of foto’s gemaakt kunnen worden. Mijn dagboeken houd ik altijd bij, dus die kun je ten zijner tijd lezen, ook ga ik je meer brieven schrijven. Ik beloof je dat ik goed voor Randall zal zorgen en hem tot vervelens toe zal vertellen over zijn vader en zijn broer. Ik zal hem voorbereiden op het Patroon, zodat dat op hem geen invloed zal kunnen uitoefenen.

Liefs, Morwenna.

Toen ik de pen neerlegde, bedacht ik ineens dat ik een dwaas was. Meteen uitgaan van het feit dat er geen contact mogelijk was, hoe kon ik zo kortzichtig zijn! Contact zou pas niet mogelijk zijn als alle pogingen daartoe vruchteloos zouden blijken. Doch ik had nog geen enkele poging gedaan. Ik pakte het deck met troeven, deze voelden koud aan. De troef van Mandor lag nog steeds bovenop, daar direct onder was de thuistroef van Mandor. Ik kon proberen om hem toch op die manier te bereiken. Het tijdsdifferentieel zou een probleem zijn, maar gezien het feit dat Mandor erg goed is met troef, was het misschien mogelijk dat hij dat kon bijsturen. Bovendien zou het contact via een troef gaan die hij zelf had gemaakt, dat zou misschien ook helpen. Heel misschien was het zelfs mogelijk dat hij een poosje hier kwam, al zou hij dan een andere manier moeten vinden om weg te komen. Via Patroon zou niet mogelijk zijn voor hem.

No comments: